Regeling vervallen per 05-01-2015

Verordening of de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2014

Geldend van 30-12-2013 t/m 04-01-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van Afvalstoffenheffing 2014

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 november 2013, nr. RVB13-0105;

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

mede gelet op het advies van de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking West-Brabant;

BESLUIT:

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN

INVORDERING VAN

AFVALSTOFFENHEFFING 2014

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder gebruik maken: het gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Vrijstelling

  • Voor belastingplichtigen door wie blijkens kopie van een afleverbon/factuur/recept of schriftelijke verklaring van huisarts of medisch specialist als gevolg van een chronische ziekte of handicap extra afvalstoffen worden aangeboden, en voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen gebruik maken van:

    • a.

      restafvalcontainers wordt in afwijking van onderdeel 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel de aldaar genoemde vermindering berekend over het positieve verschil tussen het werkelijke aantal ledigingen en 10

    • b.

      een ondergrondse afvalcontainers wordt in afwijking van onderdeel 4 van de bij deze verordening behorende tarieventabel de aldaar genoemde vermindering berekend over positieve verschil tussen het werkelijk aantal inworpen (tot een maximum van 182) en 70 (waarbij het te betalen bedrag aan toeslag vastrecht nooit meer zal bedragen dan het in onderdeel 2.3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel maximum totaal van € 97,50)

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Naast de heffing van een vastrecht conform onderdeel 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel bestaat de maatstaf van heffing uit de frequentie waarin de afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden. Het aantal ledigingen per perceel, niet zijnde een groep van percelen waarvoor gebruik wordt gemaakt van een verzamelcontainer, wordt vastgesteld met behulp van containerherkennings- en de registratieapparatuur op de inzamelauto. Voor de berekening van de belasting wordt uitgegaan van het aantal malen dat een inzamelcontainer ter lediging wordt aangeboden zoals is vastgesteld met behulp van de containerherkennings- en registratieapparatuur op de inzamelauto.

  • 3. De frequentie waarin de afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden bedraagt de som van het aantal malen dat gedurende het belastingjaar op een perceel door middel van een container restafval wordt aangeboden, dan wel het aantal malen dat gedurende het belastingjaar afvalstoffen in een ondergrondse container worden gedeponeerd.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1. De belasting berekend naar het tarief als bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 4 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De belasting bedoeld in de onderdelen 5 en 6 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting berekend naar het tarief in de onderdelen 1 tot en met 4 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht als bedoeld in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 4 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 4 van de tarieventabel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

  • 5.

    De belasting berekend naar het tarief in de onderdelen 5 en 6 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 6.

    Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke heffingen meer bedraagt dan € 10.000,00 dat dit bedrag uiterlijk moet worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke heffingen € 100,00 of meer doch niet meer dan € 10.000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. De in het vierde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend, indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen 56 dagen na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.

  • 5. De belasting moet worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 7, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na dagtekening van de kennisgeving.

  • 6. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de afvalstoffenheffing wordt kwijtschelding verleend tot een maximumbedrag van € 284,20 voor de heffing als bedoeld in de onderdelen 1.1, 1.2, 2.1, 2.2, en 2.3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 11 Nadere regels

Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking West-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1. De ‘Verordening afvalstoffenheffing 2013’, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2012, RVB12-0108, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening afvalstoffenheffing Bergen op Zoom 2014’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van …. ………………………. 2013.

De griffier,

De voorzitter,

C.J.M. Terstappen

Bijlage 1 Tarieventabel Afvalstoffenheffing

Tarieventabel afvalstoffenheffing 2014