Regeling vervallen per 01-07-2011

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010

Geldend van 18-01-2010 t/m 30-06-2011

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010

Het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom, gelet op artikel 15 en 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de hierbij behorende nadere regelen en artikel 1.3, vierde lid en vijfde lid, artikel 2.4, tweede lid, artikel 3.4, tweede lid, artikel 3.7artikel 3.8, vierde lid, artikel 3.12, onder b,artikel 3.17, eerste lid, artikel 4.4, tweede lid, artikel 5,4, artikel 6.1, derde lid en artikel 7.6, artikel 8.2 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

besluiten vast te stellen het volgende:

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Norminkomen: het inkomen als bedoeld in hoofdstuk 3, artikel 20 t/m 30 van de Wet, Werk en Bijstand;

  • c.

    Inkomen: het netto inkomen vermeerderd met de vakantietoelage wat de ondersteuningsvrager per maand ontvangt;

  • d.

    Verzamelinkomen: het totaal aan inkomen uit Box 1, 2 en 3 van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001;

  • e.

    Normbedrag: een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding;

  • f.

    Ondersteuningsvrager: persoon met een aantoonbare lichamelijke beperking, een chronisch psychisch probleem en/of psychosociaal probleem, of diens wettelijke vertegenwoordiger;

  • g.

    Voorziening: een voorziening in de vorm van huishoudelijke verzorging, een vervoersvoorziening, een woonvoorziening of een rolstoelvoorziening;

  • h.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een niet uitvoerige toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een ondersteuningsvrager ondervindt;

  • i.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • j.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • k.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de ondersteuningsvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven;

  • l.

    Huishoudelijke verzorging: een voorziening gericht op het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een ondersteuningsvrager dan wel van de leefeenheid waartoe deze persoon behoort;

  • m.

    Rolstoelvoorziening: een voorziening gericht op het opheffen van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning waarvan het rijden een primaire functie is;

  • n.

    Budgethouder: een ondersteuningsvrager, dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger, aan wie ingevolge de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het College verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd kan zijn;

  • o.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de ondersteuningsvrager;

  • p.

    Eigen bijdrage: een door het College vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget, voor rekening van de ondersteuningsaanvrager komt en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • q.

    Eigen aandeel: een door het College vast te stellen eigen aandeel in de kosten, dat bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor rekening van de ondersteuningsaanvrager komt en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • r.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruik van een ondersteuningsvrager behorend;

  • s.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor de ondersteuningsvager als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • t.

    Gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse ondersteuning die partners en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van een huishouden;

  • u.

    Mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit een sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

  • v.

    Woningaanpassing: ingreep van bouw- of woontechnische aard die is gericht op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen die een ondersteuningsvrager ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte. Tevens vallen hieronder de aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten die noodzakelijk zijn om de individuele woning van de ondersteuningsvrager te kunnen bereiken;

  • w.

    Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de ondersteuningsvrager vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken; en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de ondersteuningsvrager gebruik moet kunnen maken;

  • x.

    Hoofdverblijf: de woonruimte waar de ondersteuningsvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de ondersteuningsvrager in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven;

  • y.

    Tweede verblijf: de woonruimte in de gemeente Bergen op Zoom waar de ondersteuningsvrager regelmatig verblijft naast zijn hoofdverblijf in een AWBZ-inrichting;

  • z.

    Woonwagen: voor woning ingerichte wagen,die is geplaatst op een standplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

  • aa.

    Standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

Hoofdstuk 2. Bijzondere bepalingen inzake persoonsgebonden budget:

Artikel 2.1 Verstrekking persoonsgebonden budget.

De ondersteuningsvrager die een indicatie heeft voor een bepaalde voorziening, ontvangt op verzoek, de verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget.

Artikel 2.2 Besteding persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget kan alleen worden besteed aan de inkoop van de volgende individuele voorzieningen, waarvoor de ondersteuningsvrager een beschikking heeft ontvangen:

    • a.

      huishoudelijke verzorging;

    • b.

      woningaanpassing

    • c.

      woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard;

    • d.

      woonvoorzieningen in de vorm van onderhoud, keuring en reparatie;

    • e.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

    • f.

      een open elektrische buitenwagen;

    • g.

      een ander verplaatsingsmiddel;

    • h.

      een rolstoel;

    • i.

      sportvoorziening

  • 2. Het persoonsgebonden budget wordt alleen besteed aan die individuele voorziening, waarvoor het budget is toegekend.

Artikel 2.3 Langdurig adequaat

Een verstrekking als persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen, rolstoelvoorzieningen en sportvoorzieningen vindt alleen plaats wanneer uit onderzoek blijkt dat een voorziening langdurig adequaat is.

Artikel 2.4 Ingangsdatum en datum van beëindiging

  • 1. Het persoonsgebonden budget wordt verleend, met ingang van de dag waarop, op de aanvraag van de ondersteuningsvrager is beschikt.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor de voorziening huishoudelijke verzorging eindigt met ingang van de dag dat de indicatie voor de voorziening zijn geldigheidsduur verliest.

Artikel 2.5 Vaststelling eigen bijdrage

De eigen bijdrage wordt vastgesteld met inachtneming van de leden van het artikel 3.2 van dit besluit.

Artikel 2.6 Verantwoording

  • 1. De budgethouder dient op verzoek van het College een verantwoording te kunnen overleggen;

  • 2. De verantwoording van het persoonsgebonden budget vindt in ieder geval plaats, wanneer bij beschikking zes uur per week of meer aan huishoudelijke verzorging is toegekend;

  • 3. De verantwoording vindt binnen drie maanden na de datum van de verstrekking van de voorziening plaats, dan wel bij de voorziening huishoudelijke verzorging binnen 8 weken na afloop van elk kwartaal.

Hoofdstuk 3. Voorziening in de vorm van huishoudelijke verzorging

Artikel 3.1 Omvang van de huishoudelijke verzorging

De omvang van de voorziening in de vorm van huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in uren en minuten (afgerond naar 15 minuten) per week.

Artikel 3.2. Eigen bijdrage

  • 1. De maximale eigen bijdrage voor huishoudelijke verzorging wordt per periode van vier weken vastgesteld aan de hand van artikel 4.1 van de AmvB (Hoofdstuk 4 Eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen);

  • 2. De maximale bijdrage voor zorg bedraagt nooit meer dan de kostprijs van de voorziening, maximaal € 13,00 per uur.

Artikel 3.3 Persoonsgebonden budget

  • 1. De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van huishoudelijke verzorging plaats door middel van het beschikbaar stellen van een bedrag per uur. Voor huishoudelijke verzorging, categorie 1 wordt een bedrag van € 12,20 per uur beschikbaar gesteld. Voor huishoudelijke verzorging, categorie 2 geldt een bedrag van € 17,25 per uur.

  • 2. Bij het verlenen van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging worden de ondersteuningsvrager de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de ondersteuningsvrager gebruikt het budget uitsluitend voor de betaling van huishoudelijke verzorging, als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

    • b.

      de huishoudelijke verzorging, die de ondersteuningsvrager inkoopt, is kwalitatief verantwoord;

    • c.

      de ondersteuningsvrager sluit een schriftelijke overeenkomst met de zorgverlener of zorgverlenende instantie, waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen:

      • 1e

        declaraties voor de verleende huishoudelijke verzorging worden niet betaald, wanneer zij niet binnen zes weken na de maand waarin de zorg is verleend bij de ondersteuningsvrager zijn ingediend;

      • 2e

        een declaratie van een zorgverlener bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het Burger Service Nummer en de naam en het adres van de zorgverlener en wordt door de zorgverlener ondertekend;

      • 3e

        een declaratie van een zorgverlenende instantie bevat het BTW-nummer van die instantie, een overzicht van dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, dagdelen of etmalen en de naam en het adres van de zorgverlenende instantie en wordt, namens de zorginstantie, ondertekend.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 4.1 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en (her)inrichting

De financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting als bedoeld onder artikel 3.1, onder a, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2042,00 .

Artikel 4.2 Hoogte financiële tegemoetkoming bezoekbaar maken tweede verblijf.

De financiële tegemoetkoming in de kosten verbonden aan het bezoekbaar maken van een tweede verblijf, zoals bedoeld onder artikel 3.8 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt maximaal: € 6.800,00.

Artikel 4.3 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassing

  • 1. Een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing bestaat uit een volledige vergoeding van de in aanmerking komende kosten minus het eigen aandeel;

  • 2. Het eigen aandeel wordt berekend voor de ondersteuningsvrager, die een inkomen geniet 2,5 maal boven het norminkomen.

  • 3. Het eigen aandeel wordt vastgesteld aan de hand van het in artikel 4.1, eerste lid, genoemde categorieën a t/m d van het Besluit maatschappelijke ondersteuning vermenigvuldigd met 39 perioden van vier weken;

  • 4. Het eigen aandeel bedraagt nooit meer dan de kostprijs van de voorziening.

Artikel 4.4 Uitbetaling financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget

  • 1.

    • a.

      Na de voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening, als bedoeld in artikel 3.1, onder b en g van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan burgemeester en wethouders dat de werkzaamheden zijn voltooid.

    • b.

      De gereedmelding als bedoeld onder 1.a. van dit artikel gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget is verleend.

  • 2. De gereedmelding is tevens een verzoek om definitieve vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

  • 3. De uitbetaling van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing vindt bruto plaats. De inning van het eigen aandeel wordt achteraf verricht door het CAK.

  • 4.

    • a.

      De tegemoetkoming in de kosten genoemd in het artikel 3.1 onder b,d,f en g van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, kan worden uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte of kan worden uitbetaald aan de aannemer, die de woningaanpassing heeft gerealiseerd.

    • b.

      Degene aan wie de tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 3.1 onder b en g, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning wordt uitbetaald, dient gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

  • 5. De financiële tegemoetkoming in de kosten, genoemd in artikel 3.1 onder a, c en e van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning wordt in principe aan de hoofdbewoner van de woonruimte of de leverancier van de verleende diensten uitbetaald.

Artikel 4.5 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering

  • 1. De basishoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningsanering als onderdeel van de woonvoorzieningen, als bedoeld in artikel 3.1, onder c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, wordt gebaseerd op de richtprijzen van het Nibud.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningsanering is afhankelijk van de leeftijd van de te vervangen vloerbedekking;

    • a.

      indien de te vervangen vloerbedekking 0 tot 2 jaar oud is bedraagt de tegemoetkoming 100% van de basishoogte;

    • b.

      indien de te vervangen vloerbedekking 2 tot 4 jaar oud is bedraagt de tegemoetkoming 75% van de basishoogte;

    • c.

      indien de te vervangen vloerbedekking 4 tot 6 jaar oud is bedraagt de tegemoetkoming 50% van de basishoogte;

    • d.

      indien de te vervangen vloerbedekking 6 tot 8 jaar oud is bedraagt de tegemoetkoming 25% van de basishoogte.

  • 3. Het persoonsgebonden budget is gelijk aan de bedragen, welke in het eerste lid van dit artikel zijn vastgesteld.

Artikel 4.6 Maximale vergoedingen van kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld onder artikel 3.1 onder d van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

  • 1. Alleen de werkelijk gemaakte kosten van onderhoud, keuring en reparatie van de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming:

    • a.

      stoelliften;

    • b.

      rolstoel- of sta-plateauliften;

    • c.

      trapliften;

    • d.

      hefplateauliften;

    • e.

      balansliften;

    • f.

      de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • g.

      elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

  • 2. De vergoeding van de gemaakte kosten uit het eerste lid worden gebaseerd op de door de ondersteuningsvrager daadwerkelijke gemaakte kosten.

  • 3. Het persoonsgebonden budget is gelijk aan de bedragen, welke in het tweede lid van dit artikel zijn vastgesteld;

  • 4. De verantwoording van het persoonsgebonden budget geschiedt door middel van het overleggen van een betalingsbewijs van de aanschaf van de voorziening, of bij huur van de voorziening, het overleggen van een huurovereenkomst.

Artikel 4.7 Stallingskosten

Wanneer een scootermobiel, driewielfiets of pendelscooter niet door de ondersteuningsvrager adequaat kan worden gestald, kan de ondersteuningsvrager in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming tot een maximaal bedrag van € 6.800,00 in de kosten van het realiseren en / of het aanpassen van de stalling voor de voorziening.

Artikel 4.8 Woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woningtechnische aard

  • 1. De kosten voor een woonvoorziening van niet bouwkundige of woningtechnische aard, als bedoeld in artikel 3.1 onder c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, worden volledig vergoed;

  • 2. De verstrekking kan zowel in natura, in een financiële tegemoetkoming, als in een persoonsgebonden budget geschieden;

  • 3. De hoogte van het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming wordt vastgesteld aan de hand van de richtprijs van de voorziening in natura;

  • 4. De verantwoording van het persoonsgebonden budget geschiedt door middel van het overleggen van een bewijsstuk van de aanschaf van de voorziening of door middel van het overleggen van een huurovereenkomst bij huur van de voorziening.

Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen

Artikel 5.1 Verstrekking collectief aanvullend vervoer

  • 1. Het College verstrekt aan de ondersteuningsvrager, die ergonomische belemmeringen ervaart bij het gebruik van het openbaar vervoer als bedoeld in artikel 4.2 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning het recht op gebruik van de Deeltaxi binnen het vastgestelde vervoersgebied. Binnen het interne vervoersgebied kan onbeperkt worden gereisd. Binnen het externe vervoersgebied kan alleen vanuit het interne vervoersgebied naar de plaats van bestemming worden gereisd en vice versa. Het aantal ritten dat kan worden gemaakt is onbeperkt. De rechthebbende betaalt per zone een bedrag gelijk aan het openbaar vervoertarief overeenkomstig het landelijke openbaar vervoertarief.

  • 2. De ondersteuningsvrager aan wie een vervoersvoorziening is toegekend als bedoeld in artikel 4.1, lid 1, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is een betaling verschuldigd voor het vervoer van de Deeltaxi, waarbij het tarief is gebaseerd op het reizigerstarief van het openbaar vervoer tot een afstand van maximaal 5 zones. De ondersteuningsvrager is het vrije reizigerstarief verschuldigd indien er 6 zones of meer wordt gereisd.

  • 3. De betaling van de ondersteuningsvrager wordt door de vervoerder in ontvangst genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.

  • 4. Het College verstrekt aan de ondersteuningsvrager geen vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 4.1, lid 1, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, indien het inkomen van de ondersteuningsvrager meer bedraagt dan 1,5 x het norminkomen.

Artikel 5.2 Gemaximeerde financiële tegemoetkoming voor het gebruik van (bruikleen)auto en (rolstoel)taxi.

  • 1. Aan de ondersteuningsvrager, die ergonomische beperkingen ondervindt bij het gebruik van de Deeltaxi verstrekt het College een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer als bedoeld in artikel 4.1 lid 4 onder a,b en c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning van maximaal:

    • a.

      voor gebruik eigen auto of taxi € 991,00 per jaar met dien verstande dat de tegemoetkoming niet meer dan 1,5 maal een enkele voorziening wordt toegekend, indien de vervoersbehoefte van de echtgenoot niet samenvalt.

    • b.

      voor gebruik rolstoeltaxi € 1.487,00 per jaar;

    • c.

      voor gebruik eigen auto of taxi in combinatie met gebruik van een open elektrische buitenwagen (scootermobiel), handbike (of tracker), driewielfiets of ander verplaatsingsmiddel met een gelijkwaardige actieradius, € 496,00 per jaar;

  • 2. Voor de ondersteuningsvrager, die nog beschikt over een, op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet verstrekte, bruikleenauto bedraagt de vergoeding maximaal € 614,00 per jaar.

  • 3. Het College verstrekt aan de ondersteuningsvrager geen vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 4.1, lid 4 onder a, b en c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, indien het inkomen van de ondersteuningsvrager meer bedraagt dan 1,5 x het norminkomen.

Artikel 5.3 Persoonsgebonden budget

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een vervoersvoorziening, zoals bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning wordt vastgesteld aan de hand van de richtprijs van de voorziening in natura.

  • 2. De verantwoording van het persoonsgebonden budget geschiedt door middel van het overleggen van een betalingsbewijs van de aanschaf van de voorziening of door middel van het overleggen van een huurovereenkomst bij huur van de voorziening.

Hoofdstuk 6. Rolstoelvoorziening

Artikel 6.1 Rolstoel

De hoogte van het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een rolstoelvoorziening, wordt vastgesteld aan de hand van de richtprijs van de voorziening in natura.

Hoofdstuk 7 Sportvoorzieningen

Artikel 7.1. Aanspraak op een sportvoorziening

  • 1. Een sportvoorziening wordt verstrekt in de vorm van een financiele tegemoetkoming tot een maximaal bedrag van € 2.281,71.

  • 2. Uit het totale bedrag van € 2.281,71 dient de aanschaf, het onderhoud, alsmede accessoires van de sportvoorziening te worden bekostigd.

  • 3. De financiële tegemoetkoming in de kosten van een sportvoorziening wordt in ieder geval voor een periode van drie jaar verstrekt.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Aanpassingen van bedragen

De genoemde bedragen kunnen worden aangepast, indien de indexeringen daartoe aanleiding geven.

Artikel 8.2 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan ten gunste van de ondersteuningsvrager worden afgeweken van hetgeen bij of krachtens dit besluit is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8.3 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit kan worden aangehaald als: ‘Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010.

  • 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van 18 januari 2010.

Ondertekening

secretaris,

Mevr. mr. A.C. Spindler

burgemeester,

Drs. J.M.M. Polman

Toelichting op het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010

Naast de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is er ook een Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels, waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het College is opgenomen in het besluit ingevuld.

Artikelsgewijze toelichting op het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In dit artikel worden een aantal begrippen omschreven.

b, c, d en e.

Onder deze begripsbepalingen is aangegeven welke soort inkomsten van de ondersteuningsvrager meegenomen moeten worden in de berekening van het eigen aandeel, zoals dat geldt voor een voorziening in de vorm van een woningaanpassing.

Ook bij de aanvraag voor een vervoersvoorziening in de vorm van een Deeltaxi zijn de inkomsten van de ondersteuningsvrager een graadmeter voor toekenning of afwijzing. Immers als het inkomen meer bedraagt dan 1,5 maal het norminkomen zoals bedoeld in art. 1.1 sub b dient de aanvraag afgewezen te worden.

Daarbij moet wel rekening gehouden worden met eventuele extra kosten die de ondersteuningsvrager moet maken in het kader van zijn beperking. Het gaat hier veelal om de eigen bijdrage voor verblijf in een AWBZ instelling

Bij de begripsbepaling “verzamelinkomen”, vastgesteld door de Belastingdienst wordt gekeken naar:

  • -

    inkomsten uit werk (Box 1)

  • -

    inkomsten uit een uitkering (Box 1)

  • -

    inkomsten uit aandelen en dividenden (Box 2)

  • -

    opbrengsten uit beleggingen (Box 2)

  • -

    opbrengsten uit spaargeld (Box 3)

Gerekend wordt met het verzamelinkomen van de definitieve belastingaanslag van het peiljaar.

Het betreft gegevens over het jaar, 2 jaar voorafgaand aan het lopende jaar waarin de aanvraag wordt ingediend. Bij een aanvraag in 2007 dient rekening gehouden te worden met het verzamelinkomen van 2005.

f. Ondersteuningsvrager

Gekozen is om het begrip ondersteuningsvrager in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning op te nemen, omdat dit begrip nauw aansluit bij de compensatieverplichting, genoemd in artikel 4 van de WMO. Niet alleen personen met een functionele beperking kunnen een beroep doen op de individuele voorzieningen, maar ook personen met een chronisch psychisch of met een psychosociaal probleem kunnen in aanmerking komen voor de voorziening, beschreven in deze Verordening. Dit komt overeen met het doel van de WMO, namelijk het bieden van ondersteuning aan personen, die in hun zelfredzaamheid en bij hun maatschappelijke participatie problemen ondervinden.

Het begrip “compenseren” wordt omschreven als het treffen van een voorziening, die de beperkingen van een ondersteuningsvrager bij het kunnen participeren in de maatschappij zo veel mogelijk opheft en waarbij wordt uitgegaan van de zelfredzaamheid van de ondersteuningsvrager.

De ondersteuningsvrager komt pas in aanmerking voor een individuele voorziening, wanneer hij niet meer in staat is zichzelf te redden, hij geen ondersteuning (meer) krijgt vanuit zijn omgeving en voor hem geen algemene voorzieningen, bijvoorbeeld voorzieningen op gemeentelijk of wijkniveau, beschikbaar zijn. Bij de beoordeling van het recht op een individuele voorziening wordt nadrukkelijk naar deze drie elementen gekeken en wordt het verlenen van individuele voorzieningen hierop afgestemd. Voorts wordt bij de beoordeling bekeken welke individuele voorzieningen een bijdrage leveren aan het zelfstandig functioneren van de ondersteuningsvrager en welke voorzieningen moeten worden ingezet om zijn participatie in de samenleving mogelijk te maken.

h. Algemene voorziening

In een aantal gevallen kan de ondersteuningsaanvrager gebruik maken van een algemene voorziening. Het gaat hier om direct of uit voorraad beschikbare voorzieningen, die met een minimum aan bureaucratie kunnen worden verstrekt. Daarbij valt te denken aan een scala van reeds bestaande of nog te ontwikkelen voorzieningen zoals scootermobielpools, algemene woonvoorzieningen als klussendiensten en voorzieningendepots, rolstoelpools en vrijwilligersdiensten. Daarbij is het kenmerk van algemene voorzieningen dat zij altijd in natura worden verleend en nooit als financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget.

Aan de ondersteuningsvrager wordt wel een beschikking afgegeven, zodat rechtsbescherming gewaarborgd is.

Bovendien kan in de beschikking aangegeven worden dat deze algemene voorziening een voorliggende voorziening is en dat is een weigeringsgrond voor een individuele voorziening.

Collectief vervoer (Deeltaxi) is een bijzondere loot in dit geheel. Het is géén individuele voorziening, maar wordt in de beoordeling en verstrekking wel toegespitst op het individu. Er vindt een onderzoek plaats op het niveau van de ondersteuningsvrager of deze voldoet aan de criteria voor toekenning en er wordt een financieel onderzoek in de vorm van een inkomenstoets gehanteerd.

j. Voorziening in natura

Een voorziening in natura is een voorziening, die niet in de vorm van enigerlei financiële tegemoetkoming wordt verstrekt. Daarbij kan worden gedacht aan verstrekking in huur, in bruikleen, in eigendom of in de vorm van dienstverlening.

k. Persoonsgebonden budget

Onder het Persoonsgebonden budget wordt verstaan een geldbedrag dat de ondersteuningsvrager onder door het College van burgemeester en wethouders bepaalde voorwaarden ontvangt en mag besteden aan die soort voorziening waarvoor de indicatie is gesteld. Daardoor ontstaat er een keuzevrijheid voor de ondersteuningsaanvrager. Nadere uitwerking omtrent de relatie tussen diverse compenserende voorzieningen en daarbij behorende persoonsgebonden budgetten vindt plaats in dit Besluit.

o. Financiële tegemoetkoming

Een financiële tegemoetkoming is een geldbedrag dat is bedoeld om een bepaalde voorziening te verwerven,waarbij de hoogte van de vergoeding afgestemd kan worden op het inkomen van de ondersteuningsvrager.

Het is niet persé een kostendekkende vergoeding, maar een bedrag, bedoeld als tegemoetkoming in de kosten.

p.en q. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Het nuanceverschil zit in de soort voorziening.

De eigen bijdrage die de ondersteuningsvrager verschuldigd is bij verstrekking van een voorziening, wordt door het College vastgesteld. Dit kan een inkomensafhankelijke bijdrage zijn (voor huishoudelijke verzorging) of een zogenaamde besparingsbijdrage die niet inkomensafhankelijk is (fiets enz.). De voorziening kan verstrekt worden in natura of als persoonsgebonden budget.

Eigen aandeel is dat deel van de kosten van de voorziening, dat voor rekening van de ondersteuningsaanvrager komt en is inkomensafhankelijk. Hiervan is sprake bij woningaanpassingen, mits het inkomen meer bedraagt dan 2,5 maal het norminkomen.

Voor de Deeltaxi is het eigen aandeel (1,5 maal het norminkomen) een weigeringsgrond.

r. Algemeen gebruikelijk

Evenals onder de Wet voorzieningen gehandicapten het geval was, is het ook onder de Wet maatschappelijke ondersteuning niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt, waarover de ondersteuningsvrager, gezien zijn individuele situatie, ook zonder functionele of psycho-sociale beperking, zou kunnen beschikken. Er zijn voorzieningen die als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Wat in een concrete situatie als algemeen gebruikelijk te beschouwen is, hangt af van de geldende maatschappelijke normen van het moment van de aanvraag. Het begrip “algemeen gebruikelijk” is geconcretiseerd in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Het begrip heeft vaak voor verwarring gezorgd, omdat algemeen gebruikelijke voorzieningen soms wel specifiek voor een handicap worden aangeschaft, maar vanwege hun algemeen gebruikelijke karakter toch niet vergoed worden. Om duidelijk te maken wat in de wet verstaan wordt onder dit begrip is de begripsomschrijving vanuit de jurisprudentie in de Verordening opgenomen.

Het gaat daarbij om voorzieningen:

  • -

    die in de reguliere handel verkrijgbaar zijn;

  • -

    die niet speciaal voor de ondersteuningsvrager met zijn beperking bedoeld zijn;

  • -

    die niet aanzienlijk duurder zijn dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel.

s. Meerkosten

Het begrip “meerkosten” hangt nauw samen met het begrip “algemeen gebruikelijk”. Deze twee begrippen zijn elkaars tegenhangers. De meerkosten zijn de kosten, die in een direct oorzakelijk verband staan met het compenseren van de ondervonden beperkingen van de ondersteuningsvrager in zijn participatie in de samenleving. Een met de persoon als de ondersteuningsvrager vergelijkbaar persoon, zonder die beperkingen, heeft deze meerkosten per definitie niet, omdat daarvoor in diens situatie geen noodzaak is. Mede op de bestrijding van deze meerkosten, die voor een ondersteuningsvrager met zijn beperking, niet algemeen gebruikelijk zijn, is de wet gericht.

u. Mantelzorg

Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger zelf aangeeft in staat te zijn deze ondersteuning te verlenen.

v. Woningaanpassing

Er zijn verschillende soorten woningaanpassingen, te verdelen in bouwkundige en nagelvaste aanpassingen,

Bij een bouwkundige woningaanpassing worden wijzigingen aangebracht in de vaste elementen van de woning. Het verbreden van doorgangen, het verwijderen van ligbaden, het aanbrengen van een douche, het aanleggen van leidingen, het bouwen van een aanbouw aan de woning enz. zijn enkele voorbeelden.

Nagelvaste woningaanpassingen zijn voorzieningen die verankerd worden aan de vloer en/of wanden van de woning. Een voorbeeld is een opklapbaar douchezitje.

Nagelvaste woningaanpassingen worden na verstrekking meestentijds eigendom van de eigenaar van de woning.

Er zijn echter een aantal woningaanpassingen die dusdanig hoge kosten met zich meebrengen dat deze voorziening wordt gekocht door de gemeente en in bruikleen wordt verstrekt aan de ondersteuningsaanvrager. Als de voorziening niet meer noodzakelijk is kan het middel worden verwijderd, eventueel in een depot worden geplaatst en later elders worden ingezet. Voorbeelden hiervan zijn: traplift en was-föhn installaties voor het toilet.

Daarnaast kunnen losse woonvoorzieningen worden verstrekt.

Voorbeelden zijn tilliften, losse douchestoelen, toiletstoelen en badplanken.

In principe worden losse woonvoorzieningen gehuurd door de gemeente en in bruikleen verstrekt aan de ondersteuningsaanvrager. Er wordt altijd gekozen voor goedkoopst adequaat en daarom wordt een voorziening waarvoor verhoudingsgewijs een hoge huur moet worden betaald, in eigendom verstrekt.

Het eigen aandeel van de woningaanpassing wordt berekend, indien is gebleken dat de ondersteuningsvrager een inkomen heeft dat hoger uitvalt dan 2,5 maal het norminkomen. De regels hiervoor zijn vastgesteld in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

w. Gemeenschappelijke ruimte

Onder gemeenschappelijke ruimte wordt verstaan die ruimte die technisch gezien niet tot de woonruimte van de ondersteuningsvrager wordt gerekend, maar waarvan hij wel gebruik kan en moet maken.

Het betreft veelal schuurtjes en opslagruimte, maar ook de centrale hal of andere toegangsmogelijkheid om in de eigen woning te kunnen komen.

Bij de toekenning van een aanpassing zal steeds gekeken moeten worden of de voorziening via de Wmo verstrekt kan worden of dat de woningstichting hierin haar verantwoordelijkheid moet nemen.

Voorbeelden van toe te kennen aanpassingen zijn deurdrangers, drempelaanpassingen betreffende de directe toegang tot de eigen woning, scootermobiel- en rolstoeldoorgankelijk maken van deuren naar ruimtes om de ergonomische belemmering van de ondersteuningsvrager op te heffen.

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen inzake persoonsgebonden budget

Artikel 2.1 Verstrekking persoonsgebonden budget.

De ondersteuningsvrager zal een PGB verstrekt krijgen, wanneer hij hierom heeft verzocht en voor de gevraagde voorziening een indicatie heeft gekregen.

Artikel 2.2. Besteding persoonsgebonden budget

Het PGB kan alleen aan de in dit artikel genoemde voorzieningen worden besteed. Het is niet mogelijk om een PGB, welke voor de toegekende voorziening wordt verstrekt, te besteden aan een andere voorziening. Uitruil van de voorziening is niet mogelijk.

Artikel 2.3 Langdurige adequaat

De voorziening, die met een PGB wordt aangeschaft moet langdurige adequaat kunnen worden gebruikt. Deze bepaling is opgenomen om kapitaalsvernietiging tegen te gaan.

Langdurige adequaat houdt in dat er bij de aanschaf van de voorziening rekening moet worden gehouden met de gebruiksduur en de afschrijftermijn. Bij de meeste hulpmiddelen is er sprake van een afschrijvingstermijn voor vijf jaar. Het verstrekte budget wordt afgestemd op de aanschaf van een hulpmiddel, dat in principe vijf jaar dient mee te gaan. Wanneer bijvoorbeeld uit onderzoek blijkt de ondersteuningsvrager, door zijn progressieve ziekte, slechts het hulpmiddel maar een jaar kan gebruiken, wordt, op grond van dit artikel, hem het PGB geweigerd en aan hem een voorziening in natura geboden.

Artikel 2.4 Ingangsdatum en beëindiging

Het PGB wordt pas verleend, wanneer er op de aanvraag is besloten. Het PGB voor een voorziening huishoudelijke verzorging eindigt wanneer zijn indicatiebesluit zijn geldigheid verlies.

Artikel 2.5 Vaststelling eigen bijdrage

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 2.6 Verantwoording

De budgethouder dient altijd op verzoek van het College een verantwoording te kunnen overleggen. Dit betekent voor de budgethouder de plicht heeft om een administratie bij te houden, die hij op verzoek van het College kan overleggen.

Wanneer de budgethouder een beschikking heeft ontvangen, waarin hem een voorziening huishoudelijke verzorging is toegekend van zes uur of meer, dient hij binnen acht weken na afloop van elk kwartaal een verantwoording van het budget aan het College te overleggen. Wanneer een budgethouder een voorziening in de vorm van een persoongebonden budget heeft onvangen, niet zijnde een voorziening huishoudelijke verzorging, vindt de verantwoording plaats binnen drie maanden na de datum van de verstrekking van de voorziening.

Hoofdstuk 3. Voorziening in de vorm van huishoudelijke verzorging

Artikel 3.1 Omvang van de huishoudelijke verzorging

De omvang van de voorziening huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in het aantal uren per week, afgerond naar 15 minuten.

Artikel 3.2 Eigen bijdrage

Op grond van artikel 16 van de wet is bepaald dat het CAK de eigen bijdrage vaststelt en int. De eigen bijdrage voor de voorziening huishoudelijke verzorging wordt volledige gebaseerd op de bepalingen uit hoofdstuk 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning. Op grond van dit besluit zal het CAK de inkomensafhankelijke eigen bijdrage berekenen, vaststellen en vervolgens bij de ondersteuningsvrager, innen. De eigen bijdrage voor de voorziening huishoudelijke verzorging zal nooit meer bedragen dan € 13,00 per uur.

Artikel 3.3. Persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget voor de voorziening huishoudelijke verzorging vindt plaats door middel van het beschikbaar stellen van een maximaal bedrag per uur. Voor de voorziening huishoudelijke verzorging, categorie 1, wordt een maximaal bedrag van € 12,20 per uur beschikbaar gesteld. Met dit bedrag kan een alpha-hulp worden ingeschakeld. Voor een voorziening huishoudelijke verzorging, categorie 2, wordt een bedrag van € 17,25 per uur beschikbaar gesteld. Het bedrag van € 17,25 stelt de budgethouder in staat om gespecialiseerde hulp in te kopen, die de regie van het huishouden van de ondersteuningsvrager kan overnemen.

In het tweede lid van dit artikel staan de voorwaarden voor de verlening van het PGB genoemd.

  • a)

    De ondersteuningsvrager mag het budget alleen aanwenden voor de betaling van de huishoudelijke verzorging en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten. Met deze verplichting wordt voorkomen dat de ondersteuningsvrager het budget aan andere voorzieningen besteed dan aan de voorziening huishoudelijke verzorging. Bij de betaling van de zorg noodzakelijke kosten dient bijvoorbeeld gedacht te worden aan bemiddelingskosten. Wanneer een budgethouder bijvoorbeeld voor het vinden van een zorgaanbieder een derde inschakelt en deze derde voor de bemiddeling betaalt, kunnen deze bemiddelingskosten onder “noodzakelijk met betaling van de zorg verbonden kosten” worden geschaard.

  • b)

    De huishoudelijke verzorging, die de ondersteuningsvrager inkoopt dient kwalitatief verantwoord te zijn. Kwalitatief verantwoord wil zeggen dat de ingekochte huishoudelijke verzorging overeen moet komen met de kwaliteitseisen, die aan de voorziening in natura worden gesteld. Mocht de ingekochte huishoudelijke verzorging niet voldoen aan deze kwaliteitseisen, dan kan de PGB-voorziening, op grond van artikel 6.6 van de Verordening worden ingetrokken en vervolgens, op grond van artikel 6.7 van de Verordening worden teruggevorderd. Aan de ondersteuningsvrager wordt dan een voorziening in natura toegekend.

  • c)

    De ondersteuningsvrager dient een zorgovereenkomst af te sluiten met een zorgverlener of een zorgverlenende instantie. In deze zorgovereenkomst wordt vermeld hoeveel aantal uren huishoudelijke zorg wordt gegeven en de afgesproken prijs. Deze zorgovereenkomst moet door de ondersteuningsvrager en de zorgverlener worden ondertekend. Daarbij moet de ondersteuningsvrager, onder andere, met de zorgverlener afspreken dat, wanneer de declaratie niet binnen zes weken na de maand waarin de zorg wordt verleend, bij de ondersteuningsvrager is ingediend, deze declaraties niet door de ondersteuningsvrager worden betaald. Verder moeten op de ondertekende declaratie de volgende gegevens staan:

    • *

      de dagen waarop is gewerkt;

    • *

      het uurtarief;

    • *

      het aantal te betalen uren;

    • *

      de naam en het adres van de zorgverlener;

    • *

      het BTW-nummer, het inschrijvingsnummer bij de kamer van Koophandel of het sofi-nummer van de zorgverlener.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 4.1 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en (her)inrichting

Deze bepaling spreekt voor zich. Voor een verhuizing naar een aangepaste of makkelijker aanpasbare woning wordt een financiële tegemoetkoming van € 2.042,00 verstrekt.

Artikel 4.3 Hoogte financiële tegemoetkoming bezoekbaar maken tweede verblijf

Deze bepaling spreekt voor zich. Voor het bezoekbaar maken van een tweede verblijf wordt een maximale tegemoetkoming van € 6.800,00.

Artikel 4.3 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing.

De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing is gebaseerd op een volledige vergoeding van de kosten van de woningaanpassing. Over de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing wordt wel een eigen aandeel berekend.

Bij de berekening van het eigen aandeel wordt uitgegaan van de in het artikel 4.1., eerste lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Algemene maatregel van Bestuur) genoemde inkomenscategorieën.

Artikel 4.4 Uitbetaling financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget

In dit lid wordt ook geregeld dat de woningaanpassing binnen een bepaalde termijn wordt gereedgemeld. De gereedmelding vindt plaats door degene aan wie de financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget wordt uitbetaald. De gereedmelding dient binnen een bepaalde termijn na het verlenen van de financiële tegemoetkoming plaats te vinden, dit om te voorkomen dat het treffen van de voorziening te lang op zich laat wachten. Een andere reden voor het opnemen van een gereedmeldingstermijn is te voorkomen dat onnodig lang een verplichting tot uitbetaling van de tegemoetkoming te lang blijft openstaan.

De gemeente controleert of aan de voorwaarden bij het verlenen van de financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget is voldaan. Om te voorkomen dat iedere voorwaarde daadwerkelijk dient te worden gecontroleerd is er voor gekozen om een verklaring te vragen. Indien laten alsnog zou blijken dat niet aan alle voorwaarden is voldaan, kan de tegemoetkoming of persoonsgebonden budget alsnog worden ingetrokken en eventueel worden teruggevorderd. Op grond van deze gegevens kan de financiële tegemoetkoming worden vastgesteld en vervolgens worden uitbetaald.

De financiële tegemoetkoming kan worden uitbetaald aan de eigenaar of aan de aannemer, die de woningaanpassing heeft gerealiseerd.

De termijn bedoeld in het derde lid, onder b, wordt gesteld op vijf jaar. Deze termijn sluit aan op de normaal geldende verjaringstermijn, binnen vijf jaar is het mogelijk om subsidies, belastingen etc. terug te kunnen vorderen.

In principe wordt de tegemoetkoming in de kosten uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte. In de praktijk kan het echter voorkomen, dat op basis van gemaakte afspraken, de tegemoetkoming rechtstreeks aan de uitvoerder c.q. leverancier wordt uitbetaald.

Artikel 4.5 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering

De bepaling spreekt voor zich. In dit artikel zijn de maximale tegemoetkomingen van de woningsanering vastgelegd. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gelijk aan de hoogte van de financiële tegemoetkoming, zoals deze in dit artikel is vastgelegd.

Artikel 4.6 Maximale vergoedingen van kosten van onderhoud, keuring en reparatie ex artikel 3.2,lid 1, onder b van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

In dit artikel zijn de maximale vergoedingen voor onderhoud, keuring en reparatie vastgelegd. De hoogte van de financiële vergoeding of het persoonsgebonden budget wordt gebaseerd op de door de ondersteuningsvrager daadwerkelijk gemaakte kosten. De verantwoording van het persoonsgebonden budget geschiedt door middel van het overleggen van een betalingsbewijs van de aanschaf van de voorziening of bij huur, het overleggen van een huurovereenkomst.

Artikel 4.7 Stallingskosten

Wanneer een ondersteuningsvrager een scootermobiel, of een driewielfiets of een pendelscooter heeft toegekend gekregen en dit middel niet bij hem adequaat kan worden gesteld, kan de ondersteuningsvrager in aanmerking komen voor een vergoeding van de door hem voor dit middel gemaakte stallingskosten. De vergoeding van de kosten zal nooit meer bedrag dan € 6.800,00.

Artikel 4.8 Woonvoorziening van niet-bouwkundige of woontechnische aard

De kosten voor een roerende woonvoorziening worden volledig vergoed. De hoogte van het PGB wordt bepaald aan de hand van richtprijzen, welke worden gehanteerd voor de voorzieningen in natura. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor de voorziening komt overeen met de prijs, die het College met de leverancier van de voorziening in natura heeft afgesproken. Mocht nu een PGB worden aangevraagd voor een dusdanige voorziening, die niet in het pakket van voorzieningen in natura zit, dan wordt de hoogte van het PGB vastgesteld aan de hand van de prijs van de voorziening in natura, die gelijkwaardig is aan de voorziening, waarvoor een PGB wordt aangevraagd.

De verantwoording van het PGB geschiedt door het overleggen van een bewijsstuk van de aanschaf van deze voorziening of bij huur, door middel van het overleggen van een huurovereenkomst.

Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen

Artikel 5.1 Verstrekking collectief aanvullend vervoer

In deze bepaling is beschreven dat er met de collectieve vervoersvoorziening binnen het vastgestelde vervoersgebied kan worden gereisd. De meerkosten van dit collectief aanvullend vervoer worden vergoed. De reisafstand is begrensd tot vijf zones. Wanneer er verder dan vijf zones wordt gereisd, dient de ondersteuningsvrager vanaf de zesde zone het normale tarief te betalen.

Wanneer het netto inkomen van de ondersteuningsvrager boven 1,5 maal het norminkomen uitkomt, worden de kosten van vervoer algemeen gebruikelijk geacht. De ondersteuningsvrager heeft dan geen recht op deze vervoersvoorziening.

Artikel 5.2 Gemaximeerde financiële tegemoetkoming voor het gebruik van (bruikleen)auto en (rolstoel)taxi

Wanneer de ondersteuningsvrager geen gebruik kan maken van het collectief aanvullend vervoer, dan kan hij in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer. De bedragen van deze financiële tegemoetkomingen zijn in dit artikel vastgelegd.

Wanneer het netto inkomen van de ondersteuningsvrager boven 1,5 maal het norminkomen uitkomt, worden de kosten van vervoer algemeen gebruikelijk geacht. De ondersteuningsvrager heeft dan geen recht op een vervoersvoorziening.

Artikel 5.3 Persoonsgebonden budget

De hoogte van het PGB wordt bepaald aan de hand van richtprijzen, welke worden gehanteerd voor de voorzieningen in natura. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor de voorziening komt overeen met de prijs, die het College met de leverancier van de voorziening in natura heeft afgesproken. Mocht nu een PGB worden aangevraagd voor een dusdanige voorziening, die niet in het pakket van voorzieningen in natura zit, dan wordt de hoogte van het PGB vastgesteld aan de hand van de prijs van de voorziening in natura, die gelijkwaardig is aan de voorziening, waarvoor een PGB wordt aangevraagd.

De verantwoording van het PGB geschiedt door het overleggen van een betalingsbewijs van de aanschaf van deze voorziening of bij huur, door middel van het overleggen van een huurovereenkomst.

Hoofdstuk 6. Rolstoelvoorziening

Artikel 6.1 Rolstoel

De hoogte van het PGB wordt bepaald aan de hand van richtprijzen, welke worden gehanteerd voor de voorzieningen in natura. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor de voorziening komt overeen met de prijs, die het College met de leverancier van de voorziening in natura heeft afgesproken. Mocht nu een PGB worden aangevraagd voor een dusdanige voorziening, die niet in het pakket van voorzieningen in natura zit, dan wordt de hoogte van het PGB vastgesteld aan de hand van de prijs van de voorziening in natura, die gelijkwaardig is aan de voorziening, waarvoor een PGB wordt aangevraagd.

De verantwoording van het PGB geschiedt door het overleggen van een bewijsstuk van de aanschaf van deze voorziening of bij huur, door middel van het overleggen van een huurovereenkomst.

Hoofdstuk 7 Sportvoorzieningen

Het College is van mening dat het aangaan van sociale verbanden ook de sportbeoefening behoort. Onder de sportvoorziening valt in ieder geval de sportrolstoel, die onder de Wet voorzieningen gehandicapten werd verstrekt. Mocht de ondersteuningsvrager een andersoortig sporthulpmiddel verzoeken, dan kan hij op grond van deze bepaling in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming van maximaal € 2.281,71. Deze sportvoorzieing wordt voor maximaal 3 jaar verstrekt.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Aanpassingen van bedragen

Deze bepaling spreekt voor zich. Wanneer daartoe aanleiding bestaat, kunnen de bedragen in dit besluit worden geïndexeerd.

Artikel 8.2 Hardheidsclausule

Artikel 8.2 bepaalt dat het College in bijzondere gevallen ten gunste van de ondersteuningsvrager kan afwijken van de bepalingen van dit Besluit. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van de ondersteuningsvrager met beperkingen of de eigenaar van de woonruimte. Er is met nadruk gemeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet worden beschouwd als een uitzondering en niet als regel. Het College moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk aangeven waarom in een bepaalde situatie van het Besluit wordt afgeweken.

Artikel 8.3 Citeertitel; inwerkingtreding

Deze bepaling spreekt voor zich.