Regeling vervallen per 01-01-2013

Handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ 2010

Geldend van 01-07-2010 t/m 31-12-2012

Intitulé

Handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ 2010

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, de Wet investeren in jongeren, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom;

    • b.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet investeren in jongeren (WIJ), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    • c.

      bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

    • d.

      algemene bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 5, sub b van de WWB;

    • e.

      bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 5, sub d van de WWB;

    • f.

      werkleeraanbod: het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling waaronder begrepen scholing, opleiding of sociale activering alsmede ondersteuning bij arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 5, lid 1 van de WIJ;

    • g.

      inkomensvoorziening: de inkomensvoorziening als bedoeld in artikel 5, lid 1 van de WIJ;

    • h.

      uitkering: het verschil tussen de grondslag en het inkomen als bedoeld in artikel 5 van de IOAW of de IOAZ;

    • i.

      maatregel: het verlagen van de bijstand, inkomensvoorziening of uitkering op grond van artikel 18, lid 2 van de WWB, artikel 41 van de WIJ dan wel artikel 20 van de IOAW of de IOAZ.

Artikel 2. Fraudepreventie

  • 1. Het college voert een actief fraudepreventiebeleid. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college belanghebbenden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand, het verkrijgen van een werkleeraanbod en/of een inkomensvoorziening dan wel uitkering zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.

  • 2. Ter controle van de aanvraag wordt onder meer gebruik gemaakt van bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de samenloopsignalen die daaruit voortkomen.

Artikel 3. Controle

  • 1. Het college doet stelselmatig onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand, het werkleeraanbod en/of de inkomensvoorziening dan wel de uitkering en kan daarbij gebruikmaken van huisbezoeken, risicoprofielen en bestandsvergelijkingen alsmede de samenloopsignalen die daaruit voortkomen. Het college onderzoekt daarnaast overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand, een werkleeraanbod en/of een inkomensvoorziening dan wel uitkering.

  • 2. Het college doet onderzoek naar de reden van de beëindiging van de bijstand, het werkleeraanbod en/of de inkomensvoorziening dan wel de uitkering en neemt op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de verstrekte voorzieningen alsmede de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

Artikel 4. Verlagen van de bijstand / inkomensvoorziening / uitkering

Indien belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van invloed zijn of kunnen zijn op het recht op bijstand, een werkleeraanbod en/of inkomensvoorziening dan wel uitkering verlaagt het college de bijstand, inkomensvoorziening dan wel uitkering conform hetgeen hierover is bepaald in de Maat-regelenverordening Wet werk en bijstand 2009, de Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren 2009 en de Maatregelenverordening IOAW / IOAZ 2010, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de ten onrechte verleende bijstand, tot intrekking van het werkleeraanbod alsmede tot terugvordering van de ten onrechte verstrekte inkomensvoorziening dan wel uitkering.

Artikel 5. Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 4 leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheden als in eerder vermeld artikel gesteld, aangifte bij het Openbaar Ministerie,in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ”Handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ 2010”.

Artikel 8. Ingangsdatum

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Artikel 9.

De ”Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2009”, vastgesteld in de openbare vergadering van 24 september 2009, vervalt op 1 juli 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 4 februari 2010.

De griffier
De voorzitter

Algemene toelichting

Met deze verordening wordt invulling gegeven aan de in artikel 8a van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 12 van de Wet investeren in jongeren (WIJ), het nieuwe artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeids-ongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en het nieuwe artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) gegeven opdracht om regels te stellen met betrek-king tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van deze wetten.

Het behoort tot de gemeentelijke beleidsvrijheid om daarin eigen beleidskeuzes te maken.

Mede gelet op de grote verwantschap tussen voormelde wetten en de toepasbaarheid wordt het gemeentelijk beleid over misbruik en oneigenlijk gebruik in één Handhavingsverordening vastgelegd.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1.

Voor de gehanteerde begrippen wordt, tenzij anders is vermeld, verwezen naar de Wet werk en bijstand, de Wet investeren in jongeren, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2.

Hierin krijgt het college de opdracht beleid te ontwikkelen ter voorkoming van fraude.

Binnen onze gemeente wordt hieraan uitvoering gegeven middels de methodiek van “Hoogwaardig Handhaven”.Hoogwaardig handhaven houdt in, dat bij de uitvoering van de regelgeving fraude zo effectief en efficiënt mogelijk wordt voorkomen en bestreden.

Instrumenten die inhoud geven aan hoogwaardig handhaven zijn:

  • -

    Voorlichting: het goed en vroegtijdig informeren van cliënten over hun rechten en plichten alsmede handhaving, bijvoorbeeld door middel van de cursus “In en uit de bijstand”;

  • -

    Poortwachter: het nagaan of aanvrager ook daadwerkelijk recht heeft op een voorziening en of de hoogte daarvan correct wordt vastgesteld, waarbij het uitgangspunt "werk boven uitkering" voorop staat;

  • -

    V erificatie en validatie: het controleren van de noodzakelijke gegevens aan de hand van bewijsstukken die door de klant worden overgelegd, teneinde zekerheid te krijgen omtrent de volledigheid van de gegevens en inlichtingen door controle bij externe instanties;

  • -

    Risicoprofielen: cliënten indelen in trajecten aan de hand van risicoprofielen;

  • -

    Afspr aken met partners in de keten: afspraken met partners (UWV en re-integratiebedrijven) om de gemeente te informeren wanneer de cliënt zich niet houdt aan zijn/haar verplichtingen;

  • -

    S tatusformulier: het maandelijks inleveren van een statusformulier, bij een wijziging vindt dan eventueel een onderzoek plaats;

  • -

    Signaalsturing (controle op maat): het volgen van cliënten indien zaken opvallen die zouden kunnen duiden op frauduleus gedrag;

  • -

    Risicoanalyse (controle op maat): het extra controleren van cliënten met een verhoogd risicoprofiel;

  • -

    Themacontrole: een thematisch onderzoek naar groepen cliënten waarbij vermoeden bestaat op een verhoogd risico van onrechtmatig gedrag;

  • -

    Bestandsvergelijkingen: koppeling van het cliëntenbestand aan die van andere instanties, hierdoor is maandelijks te zien welke klanten inkomsten hebben waarover belasting en premies worden geheven, waarmee witte fraude zeer snel wordt ontdekt en grotendeels voorkomen. Ook worden via het inlichtingenbureau gegevens beschikbaar gesteld aan UWV, andere gemeenten, zorgverzekeraars en de InformatieBeheerGroep (studiefinanciering).

  • -

    Sancties: snel en kort na geconstateerd verzuim daadwerkelijk sanctioneren;

  • -

    Fraudealert personeel: investeren in de fraudealertheid van de klantmanagers, gericht op kennis, houding en vaardigheden.

Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële klant een beroep doet op een voorziening. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat klanten ten onrechte een voorziening krijgen.

De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over het fraudebeleid van de gemeente.

Artikel 3.

Tijdens de looptijd van een voorziening wordt fraude eveneens bestreden. Middelen die hiervoor worden ingezet, zijn de bestandkoppelingen. Een voorbeeld hiervan is het Inlichtingenbureau.

Ook worden bij de bestrijding risicoprofielen ingezet. Aan de hand hiervan kan beter worden ingeschat of een cliënt fraudegevoelig is. Zodoende kunnen voor de koppeling klanten worden geselecteerd die passen binnen een risicoprofiel.

Artikel 4.

Als belanghebbende niet aan zijn (inlichtingen)verplichtingen voldoet, wordt conform de Maatregelenverordeningen een sanctie opgelegd, onverminderd de mogelijkheden van terugvordering van bijstand, inkomensvoorziening dan wel uitkering.

Artikel 5.

Bij benadeling van de gemeente dient met inachtneming van de richtlijnen van het ministerie aangifte van fraude te worden gedaan bij het Openbaar Ministerie.

Artikel 6 t/m artikel 9.

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.