Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing

Geldend van 18-01-2010 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening Op De Heffing En Invordering Van Rioolheffing

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2009, nr. RVBO9-0125;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet

BESLUIT:

vast te stellen de

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING

Artikel 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke rioIering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2. AARD VAN DE BELASTING

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3. BELASTBAAR FEIT EN BELASTINGPLICHT

  • 1.

    De belasting wordt geheven: van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel — niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 — voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4. ZELFSTANDIGE GEDEELTEN

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5. MAATSTAF VAN HEFFING

  • 1. Het recht wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 2. Het aantal kubieke meters afgevoerd afvalwater wordt vastgesteld overeenkomstig de door het Waterschap Brabantse Delta in het kader van de verontreinigingsheffing oppervlaktewateren vastgestelde hoeveelheid afvalwater in het kalenderjaar voorafgaande aan het belastingjaar.

Artikel 6. BELASTINGTARIEVEN

  • 1. Het gebruikersdeel bedraagt per jaar:

    a.

    voor de eerste 1.000 m3 afgevoerd water

    € 298,32

    b.

    per 100 m3 daarboven

    € 25,56

  • 2. Voor de berekening van het gebruikersdeel wordt de hoeveelheid afgevoerd water steeds naar boven afgerond op veelvouden van 100 m3.

Artikel 7. BELASTINGJAAR

Het belastingjaar is gelijk aan het kaIenderjaar.

Artikel 8. WIJZE VAN HEFFING

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. VOORLOPIGE AANSLAG

Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 10. ONTSTAAN VAN DE BELASTINGSCHULD EN HEFFING NAAR TIJDSGELANG

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 5,-- worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde belastingen enlof heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 11. TERMIJNEN VAN BETALING

  • 1. De aanslagen, berekend over een hoeveelheid afgevoerd water dat minder bedraagt dan 1.000 m3, moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden na het vervallen van de eerste.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval:

    • a.

      het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen (of als het aanslagbedrag maar één aanslag bevat het bedrag daarvan) niet minder dan €45,38 bedraagt en

    • b.

      de termijnbedragen per termijn niet groter zijn dan € 2.000,-- en

    • c.

      de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, de aanslagen worden betaald in zoveel gelijke termijnen als na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven, met dien verstande, dat het aantal betalingstermijnen steeds minimaal 4 telt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, elk van de volgende termijnen vervalt telkens een maand later.

  • 3. De aanslagen die (mede) zijn berekend naar het tarief van artikel 6, lid 1, sub b, moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12. NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordeng van de rioolheffing.

Artikel 13. INWERKINGTREDING EN CITEERARTIKEL

  • 1. De Verordening rioolrecht 2005, vastgesteld bij raadsbesluit van 9 november 2004, nr. SM/0/09, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt inwerking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel Verordening rioolheffing 2010

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 december 2009

De griffier

F.P. de Vos

De voorzitter