Regeling vervallen per 01-01-2011

Subsidieverordening Kunst en Cultuur Bergen op Zoom 2007

Geldend van 01-05-2007 t/m 31-12-2010

Intitulé

Subsidieverordening Kunst en Cultuur Bergen op Zoom 2007

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

gezien het voorstel van het college van 13 maart 2007, nr. SROB/07/030

gelet op het coalitieprogramma 2006-2010, de bepalingen van de gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht

besluit

1. met ingang van 1 mei 2007 in te trekken de bestaande subsidieverordening Kunst en Cultuur Bergen op Zom;

2. Vast te stellen de navolgende

Subsidieverordening Kunst en Cultuur Bergen op Zoom 2007

I BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: een organisatie of groepering van personen zonder winstoogmerk, die subsidie vraagt voor prestaties van lokaal belang op het terrein van de cultureel-sociale of kunstzinnige ontplooiing van personen en groepen.

  • b.

    Gebruikers: personen en groepen die voor hun cultureel-sociale of kunstzinnige ontplooiing gebruik maken van de diensten van een aanvrager.

  • c.

    Beleidsregel: een besluit van het college waarin is opgenomen een samenhangend geheel van regels voor het uitvoeren van de subsidieverlening op het terrein van de cultureel-sociale of kunstzinnige ontplooiing. De beleidsregel omvat tenminste:

    • -

      een gemotiveerde beschrijving van activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen;

    • -

      de subsidievormen;

    • -

      de subsidievereisten;

    • -

      de grondslagen voor de subsidieberekening en voorschotverlening.

  • d.

    Uitvoeringsovereenkomst: een overeenkomst met de subsidieontvanger waarin afspraken zijn opgenomen met betrekking tot het realiseren van activiteiten, producten en diensten ter uitvoering van een subsidiebesluit van het college.

  • e.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom.

II REIKWIJDTE VAN DE VERORDENING

Artikel 2

Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die door het college kunnen worden verleend op het terrein van de cultureel-sociale of kunstzinnige ontplooiing.

Artikel 3

Subsidie kan slechts worden verleend:

  • a.

    ter noodzakelijke aanvulling van de eigen inkomsten van een in de gemeente Bergen op Zoom werkzame instelling voor het verrichten van prestaties die bijdragen aan het realiseren van het gemeentelijk beleid op het terrein van de culturele-sociale of kunstzinnige ontplooiing;

  • b.

    voor zover in de begroting van de gemeente dan wel in de geëigende subsidievoorzieningen de benodigde gelden zijn opgenomen;

  • c.

    indien is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

III ALGEMENE SUBSIDIEVOORWAARDEN

Artikel 4

  • 1. De aanvrager dient tenminste te voldoen aan de volgende algemene voorwaarden:

    • a.

      de aanvrager bezit de rechtspersoonlijkheid van een stichting of vereniging; een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid is in elk geval ingeschreven in het verenigingsregister van een Kamer van Koophandel en Fabrieken;

    • b.

      de aanvrager vraagt van de gebruikers een passende financiële bijdrage.

  • 2. Het college kan de aanvrager in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van in het eerste lid gestelde voorwaarden.

IV SUBSIDIEGRONDSLAGEN

Artikel 5

Subsidie kan worden verleend in de vorm van:

  • a.

    een budgetsubsidie, waarbij de definitief vastgestelde subsidie voor de aanvrager gelijk is aan de verleende subsidie, indien de gesubsidieerde prestaties daadwerkelijk zijn gerealiseerd binnen de voorwaarden van deze verordening; ter uitvoering van een budgetsubsidie kan de gemeente een uitvoeringsovereenkomst sluiten met gesubsidieerde;

  • b.

    een waarderingssubsidie, waarbij de subsidie voor de aanvrager direct wordt vastgesteld in de vorm van een bepaald bedrag; het college kan besluiten een waarderingssubsidie voor meerdere jaren toe te kennen, doch ten hoogste voor de gehele lopende raadsperiode;

  • c.

    een projectsubsidie met een maximum van 4 jaar, bedoeld om meerjarig voorzienbare subsidiabele activiteiten mogelijk te maken, waarbij vanaf aanvang reeds vaststaat wanneer de te bereiken doelstelling dient te zijn gerealiseerd; ter uitvoering van een projectsubsidie kan de gemeente een uitvoeringsovereenkomst sluiten met gesubsidieerde;

  • d.

    een eenmalig subsidie, bedoeld om eenmalige activiteiten mogelijk te maken, alsook om achteraf calamiteiten te kunnen opvangen; een eenmalig subsidie kan worden verleend in de vorm van een budgetsubsidie of een garantiesubsidie; bij een garantiesubsidie wordt de subsidie pas definitief vastgesteld aan de hand van de exploitatiegegevens van de aanvrager tot ten hoogste het bedrag van de verleende subsidie.

Artikel 6

  • 1. Het college stelt beleidsregels vast ter uitvoering van de subsidieverlening op het terrein van de cultureel-sociale of kunstzinnige ontplooiing.

  • 2. Het college kan de beleidsregels jaarlijks bijstellen, onder meer in relatie tot de prijsontwikkeling voor en de omvang van de te leveren prestaties, het advies van de vereniging van Nederlandse Gemeenten en het gemeentelijke beleidskader.

V SUBSIDIEAANVRAGE

Artikel 7

  • 1. Als regel dient een aanvraag voor een subsidie vóór 1 september in het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak schriftelijk bij het college te worden ingediend, vergezeld van een beknopt activiteitenplan en een sluitende begroting voor dat subsidietijdvak.

  • 2. Als regel dient een aanvraag voor een eenmalige subsidie uiterlijk 6 weken voor de startdatum van de activiteit schriftelijk bij het college te worden ingediend. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie om een calamiteit op te vangen dient uiterlijk binnen twee weken na het plaatsvinden daarvan te worden ingediend.

  • 3. Het college kan nadere richtlijnen voor de inrichting van de subsidieaanvraag geven of verstrekt aanvraagformulieren.

VI SUBSIDIEVERLENING EN BEVOORSCHOTTING

Artikel 8

  • 1. Het college verleent de subsidie overeenkomstig de vastgestelde beleidsregels.

  • 2. Indien de subsidieverlening personele gevolgen kan hebben voor een aanvrager, wordt vóór de vaststelling door het college overleg gevoerd met betrokken organisaties van werkgevers en werknemer.

  • 3. Het college kan de verleende subsidie geheel of gedeeltelijk bij voorschot uitbetalen. Het college kan de verleende subsidie voorlopig verrekenen met de bij de gemeente openstaande vorderingen.

  • 4. De op grond van dit artikel te nemen beslissingen en de wijze van voorschotverlening maakt het college schriftelijk aan de aanvrager bekend.

VII AANVRAAG TOT SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 9

  • 1. De aanvrager aan wie een budgetsubsidie of een projectsubsidie is verleend, is gehouden uiterlijk binnen vijf maanden na afloop van het subsidietijdvak ter aflegging van rekening en verantwoording aan het college in te zenden:

    • a.

      een beknopt rapport over de gesubsidieerde prestaties, zowel kwantitatief als kwalitatief;

    • b.

      een beknopte exploitatierekening over het tijdvak waarover subsidie is verleend, vergezeld van de balans op de laatste dag van dat tijdvak, beide voorzien van een toelichting; voorts een staat van investeringen en afschrijvingen. Instellingen met personeel in dienst dienen deze stukken vergezeld te doen gaan van een accountantsverklaring, zijnde geen samenstellings- of beoordelingsverklaring;

    • c.

      andere bescheiden, die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders voor een juiste beoordeling van de subsidiebesteding nodig zijn.

  • 2. De aanvrager aan wie een meerjarige waarderingssubsidie is verleend, is gehouden:

    • a.

      jaarlijks vóór 1 juni een jaarverslag en, in het geval het een vereniging betreft, een meest recente lijst van actieve leden in te dienen;

    • b.

      uiterlijk binnen vijf maanden na afloop van het subsidietijdvak ter aflegging van rekening en verantwoording een financiële eindbalans bij het college in te dienen.

  • 3. De aanvrager aan wie een eenmalige subsidie is verleend, is gehouden uiterlijk binnen drie maanden na afloop van de activiteit ter aflegging van rekening en verantwoording aan het college in te zenden:

    • a.

      een beknopt rapport over de gesubsidieerde prestaties, zowel kwantitatief als kwalitatief;

    • b.

      een beknopte exploitatierekening van de activiteit waarvoor subsidie is verleend;

    • c.

      andere bescheiden, die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders voor een juiste beoordeling van de subsidiebesteding nodig zijn.

  • 4. Dit artikel is niet van toepassing op aanvragen voor een eenmalige subsidie voor het opvangen van een calamiteit.

  • 5. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de in dit artikel gestelde bepalingen.

VIII DEFINITIEF SUBSIDIEBEDRAG

Artikel 10

  • 1. Aan de hand van de ingediende stukken en bescheiden als bedoeld in artikel 9 neemt het college binnen 3 maanden een besluit over het definitieve subsidiebedrag.

  • 2. Indien het eigen vrij besteedbare vermogen/risicofonds van de aanvrager waaraan subsidie is verleend meer bedraagt dan 10% van de werkelijke uitgaven in het boekjaar kan het college de subsidie naar verhouding lager vaststellen.

  • 3. Binnen vier weken na het besluit genoemd in lid 1 gaat het college over tot uitbetaling van het definitieve subsidiebedrag met verrekening van voorschotten.

  • 4. De op grond van dit artikel te nemen besluiten maakt het college schriftelijk bekend aan de aanvrager.

IX TOEZICHT EN CONTROLE

Artikel 11

  • 1. De aanvrager waaraan subsidie is verleend, is gehouden desgevraagd alle inlichtingen te verstrekken aan het college die nodig zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de door haar verrichte werkzaamheden voor de verleende subsidie.

  • 2. Hij volgt de aanwijzingen van het college op en verleent volledige medewerking aan alle maatregelen in het belang van een goede controle op een doelmatig financieel beheer en een goede administratie. Hiertoe behoren in ieder geval de volgende aanwijzingen:

    • a.

      de administratie wordt gebaseerd op algemeen aanvaarde boekhoudkundige grondslagen;

    • b.

      het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar;

    • c.

      roerende en onroerende bezittingen voor zover eigendom van de aanvrager, zijn verzekerd tegen het risico van brand, diefstal en inbraak, op basis van nieuwwaarde; vrijwilligers zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid en ongevallen verzekerd.

  • 3. Het college kan verlangen, dat de financiële verslagen vergezeld gaan van een accountantsverklaring, alsook van een accountantsrapport.

  • 4. De aanvrager waaraan subsidie is verleend, is verplicht het college te allen tijde inzage te geven van zijn boeken en overige bescheiden.

Artikel 12

  • 1. Het vormen van bestemmingsreserves vergt de voorafgaande goedkeuring van het college.

  • 2. De vervreemding of bestemmingswijziging van vermogen en van eigendommen die grotendeels met subsidiegelden zijn verkregen of in stand gehouden behoeft de toestemming van het college.

X INTREKKING SUBSIDIE

Artikel 13

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken, waarbij terugbetaling van voorschotten kan worden verlangd, indien:

    • a.

      de aanvrager deze verordening niet naleeft;

    • b.

      de subsidie niet uitsluitend is of wordt gebruikt voor het doel waarvoor deze is toegekend;

    • c.

      de aanvrager onjuiste en/of onvolledige gegevens of inlichtingen verstrekt;

    • d.

      de aanvrager middelen aanwendt, die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang.

  • 2. De gehele of gedeeltelijke intrekking geschiedt zodanig, dat de aanvrager haar op grond van verleende subsidies redelijk aangegane verplichtingen naar behoren kan beëindigen.

  • 3. Het besluit tot gehele of gedeeltelijke intrekking wordt, met redenen omkleed, schriftelijk aan de aanvrager ter kennis gebracht.

XI WIJZIGING STATUTEN EN OPHEFFING VAN DE INSTELLING

Artikel 14

  • 1. De aanvrager dient onmiddellijk schriftelijk kennis te geven aan het college van wijzigingen in de rechtsvorm, in de statuten, in huishoudelijke reglementen en in de samenstelling van het bestuur van de instelling.

  • 2. De aanvrager dient onmiddellijk schriftelijk kennis te geven van opheffing van de instelling aan het college.

  • 3. Het met subsidie verworven batig liquidatiesaldo van de aanvrager dient een bestemming te krijgen, die is onderworpen aan de goedkeuring van het college.

XII SLOT- en OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 15

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet en in overgangssituaties beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 16

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel "Subsidieverordening Kunst en Cultuur Bergen op Zoom 2007".

Artikel 17

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 mei 2007.

  • 2. Voor subsidies die zijn verleend vóór 1 mei 2007 blijft de oude subsidieverordening Kunst en Cultuur Bergen op Zoom van kracht.

Toelichting op de verordening

De verordening is geheel afgestemd op hetgeen gesteld is in de derde tranche van de Algemene Wet Bestuursrecht over subsidieverlening en beleidsregels, alsook op de nieuwe rolverdeling tussen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders in het duale stelsel. Vanuit praktisch oogpunt zijn in de subsidieverordening alleen rechtsregels en technische regels met betrekking tot het proces van subsidiëring opgenomen.

Krachtens de Algemene Wet Bestuursrecht vormt de verordening de wettelijke grondslag voor de subsidieverstrekking op cultureel-sociaal of kunstzinnig terrein. Met het in de verordening gehanteerde begrip cultureel-sociale of kunstzinnige ontplooiing wordt bedoeld het culturele leven in al zijn uitingen en vormen aan te duiden, zoals dat in de gemeentelijke cultuurnota van 2001 wordt beschreven vanuit de 4 onderkende hoofdfuncties van cultuur:

  • -

    Cultuur heeft een intrinsieke waarde. In culturele uitingen geven we vorm aan ons bestaan, aan opvattingen en inzichten, waarden en normen. Hiermee wordt cultuur een middel ter bevordering van de geestelijke ontwikkeling en speelt het een rol binnen het beschavingsideaal.

  • -

    Cultuur heeft een sociale waarde. Cultuur verbindt mensen en verhoogt het gemeenschapsgevoel. Hiermee biedt cultuur de mogelijkheid tot socialisatie en integratie van individuen.

  • -

    Cultuur heeft een recreatieve waarde. Het genieten van cultuur wordt gezien als zinvolle vrije tijdsbesteding. Hiermee wordt cultuur ook tot toeristisch product, waarbij het een impuls kan geven aan de plaatselijke economie.

  • -

    Cultuur heeft tenslotte ook een extensieve waarde. Het geheel aan culturele voorzieningen bepaalt voor een goed deel het woon-, leef- en vestigingsklimaat en speelt een rol in het voorzieningenniveau.

Op grond van de verordening kan bezien worden of een aanvrager in principe in aanmerking komt voor een gemeentelijke subsidie.

De verordening geeft antwoord op vragen als:

  • -

    aan welke voorwaarden moet een aanvrager voldoen om in aanmerking te komen voor een subsidie;

  • -

    welke soorten subsidies kunnen worden verstrekt;

  • -

    hoe verloopt de procedure met betrekking tot het aanvragen, verstrekken, vaststellen en intrekken van een subsidie;

In de subsidieverordening worden geen uitspraken gedaan over de uitvoering van de subsidieverlening, bijvoorbeeld hoeveel subsidie kan worden verkregen voor welke prestaties. Deze zogenaamde beleidsregels van het college waarmee het subsidiebeleid wordt uitgevoerd, worden in principe vastgelegd voor de lopende raadsperiode. Het vastleggen van een aantal zaken voor de lopende raadsperiode houdt niet in dat het beleid gedurende de raadsperiode niet aangepast kan worden. Bijstelling van het cultuurbeleid kan gebeuren in de gemeentelijke beleidskadernota die vóór de zomer in het voorafgaande jaar door de gemeenteraad wordt vastgesteld. Het college vertaalt dat vervolgens in een bijstelling van de beleidsregels.

In de subsidieverordening worden ook geen uitspraken gedaan over inspraak voorafgaande aan de besluitvorming en over het maken van bezwaar tegen een genomen subsidiebesluit. Deze zaken zijn uitputtend geregeld in de Algemene Wet Bestuursrecht.

Voor de praktijk van de subsidieverlening betekent een en ander het volgende. Op de subsidieaanvrage reageert het college met een concept-subsidietoekenningsbesluit. De subsidievrager heeft vervolgens een maand de tijd om zijn zienswijze daarover kenbaar te maken aan het college. Met inachtneming van die zienswijze en, indien vereist na een overleg met organisaties van werkgevers en werknemers neemt het college na de vaststelling van de gemeentebegroting een definitief subsidietoekenningsbesluit. Tegen dit besluit kan de subsidievrager bezwaar maken binnen een termijn van 6 weken.

Deze verordening biedt de mogelijkheid te komen tot een meer outputgerichte subsidiëring. Dit gebeurt enerzijds door het begrip 'prestatie' centraal te stellen, anderzijds biedt ook de vorm van budgetsubsidie meer mogelijkheden om met instellingen te overleggen over de te leveren prestaties en aldus te komen tot outputgerichte sturing.

Artikelsgewijze toelichting

In de artikelen 2, 3 en 4 worden de randvoorwaarden en de financiële reikwijdte van de subsidieverordening afgebakend. Randvoorwaarden om voor een subsidie in aanmerking te kunnen worden gebracht zijn de volgende:

  • -

    de subsidie dient ter noodzakelijke aanvulling op de eigen inkomsten van de instelling;

  • -

    de instelling moet werkzaam zijn in de gemeente Bergen op Zoom;

  • -

    de instelling dient prestaties te verrichten die bijdragen aan het gemeentelijke beleid.

De financiële reikwijdte wordt afgebakend in artikel 3 lid b met de formulering van het subsidieplafond: een aanvraag kan slechts worden gehonoreerd indien in de begroting of de geëigende voorzieningen de benodigde gelden zijn opgenomen. Het uitgeput zijn van de gereserveerde gelden is altijd een grond om een aanvraag af te wijzen.

In artikel 4 wordt daarnaast nog een aantal eisen gesteld aan de aanvrager. De aanvrager dient aan te tonen dat hij rechtspersoonlijkheid bezit en een passende financiële bijdrage van de gebruikers vraagt.

Het onderscheiden van verschillende subsidievormen in artikel 5 biedt de mogelijkheid flexibel in te spelen op verschillende aanvragen. Door met aanvragers in een uitvoeringsovereenkomst afspraken te maken over de te realiseren prestaties, kan de gemeente sturing geven aan cultureel-sociale en kunstzinnige processen.

Bij een budgetsubsidie kan een aanvrager zelf bepalen hoe het toegekende budget ingezet wordt, zolang hij de overeengekomen prestaties maar realiseert.

Met een waarderingssubsidie wil de gemeente haar waardering uitspreken voor bepaalde activiteiten, zonder dat zij deze naar aard en inhoud wil beïnvloeden. Een waarderingssubsidie wordt verstrekt in de vorm van een bepaald bedrag en kan voor meerdere jaren worden toegekend tot ten hoogste de lopende raadsperiode.

Bij een eenmalig subsidie kan een budgetsubsidie of een garantiesubsidie worden toegekend voor onvoorziene activiteiten enerzijds en kunnen calamiteiten achteraf worden opgevangen.

Artikel 6 bepaalt dat het college beleidsregels vaststelt ter uitvoering van het subsidiebeleid. Bij wijziging van het subsidiebeleid door de raad via de beleidskadernotitie in het voorjaar kan het college zonodig de beleidsregels jaarlijks bijstellen.

In artikel 7 wordt bepaald dat een aanvrager als regel vóór 1 september van het voorafgaande kalenderjaar een aantal stukken indient (waaronder in elk geval een activiteitenplan en begroting) aan de hand waarvan het college van burgemeester en wethouders het subsidieverzoek beoordeelt.

Het college verstrekt de subsidies op grond van de verordening en overeenkomstig de vastgestelde beleidsregels. De aanvrager wordt van deze beslissing op de hoogte gesteld middels een subsidiebeschikking. Hierin wordt ook aangegeven of de subsidie door middel van voorschotten wordt uitbetaald (artikel 8).

Op grond van artikel 9 dienen aanvragers aan wie een budget- of projectsubsidie is verstrekt, uiterlijk binnen vijf maanden na afloop van het tijdvak waarover subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college van burgemeester en wethouders. In het eerste lid is geregeld welke stukken bij deze aanvraag gevoegd moeten zijn.

In artikel 10 is geregeld dat het college vervolgens binnen drie maanden een besluit neemt over het definitieve subsidiebedrag. Dit besluit wordt schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld.

Het in artikel 10 genoemde vrij besteedbaar vermogen/risicofonds maakt onderdeel uit van de vermogenspositie van een instelling die bestaat uit:

  • a.

    de hoeveelheid liquide middelen;

  • b.

    het totaal aan nog te betalen posten;

  • c.

    het totaal aan nog te ontvangen posten;

  • d.

    het vermogensdeel gestoken in accommodatie, inventaris en duurzame goederen;

  • e.

    de bestemmingsreserve(s);

  • f.

    Het vrij besteedbaar vermogen/risicofonds.

Bestemmingsreserves zijn bedoeld voor het financieren van bepaalde uitgaven of investeringen bijvoorbeeld op het gebied van onderhoud accommodatie, inventaris, duurzame goederen en jubilea. Op grond van artikel 12 dient over het vormen van bestemmingsreserves overleg gevoerd te worden met het college.

Met betrekking tot de accountantsverklaring merken wij het volgende op:

  • -

    het indienen van een accountantsverklaring op grond van artikel 9 is verplicht gesteld voor instellingen met personeel in dienst. Het college kan na overleg met de instelling in bijzondere gevallen van deze bepaling afwijken.

  • -

    het college kan op grond van artikel 11 ook van andere instellingen in voorkomende gevallen verlangen dat zij een accountantsverklaring overleggen.

Het college zal dit uiteraard pas doen na overleg met de betrokken instelling.

  • 1.

    Het toetsingskader rechtmatigheid aan te passen conform de bij dit besluit behorende bijlage.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 april 2007

De griffier,

wg

F.P. de Vos

De voorzitter,

wg

J.M.M. Polman