Regeling vervallen per 06-10-2016

Havenverordening voor de Gemeente Bergen op Zoom

Geldend van 01-04-1994 t/m 05-10-2016

Intitulé

Havenverordening voor de Gemeente Bergen op Zoom

SOB/8

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

gelet op de artikelen van de Gemeentewet en de Algemene Wet Bestuursrecht;

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 23 november 1993;

overwegende dat het wenselijk is om regels te stellen voor de goede orde en veiligheid in en om de Theodorushaven alhier;

besluit vast te stellen de navolgende:

HAVENVERORDENING VOOR DE GEMEENTE BERGEN OP ZOOM

Hoofdstuk I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze Verordening en de daarop rustende besluiten wordt verstaan onder:

  • a.

    Schip

    Elk vaartuig met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als middel van vervoer te water.

  • b.

    Type schip

    Voor het begrip van het onderscheidelijk aan te geven type vaartuig wordt verwezen naar de betreffende definitie in het Binnenvaartpolitiereglement 1983 Stb.683.

    Deel I Hoofdstuk I.

  • c.

    Tankschip

    Een schip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading in zijn laadruimten.

  • d.

    Schipper

    De gezagvoerder van een schip of degene die deze vervangt; voor zover geen schipper aanwezig is, wordt de eigenaar of gebruiker aangemerkt als schipper.

  • e.

    Directeur

    De directeur van de Dienst Stadsontwikkeling en -beheer van de Gemeente Bergen op Zoom.

  • f.

    Havenmeester

    Degene die door het college van burgemeester en wethouders als zodanig is aangesteld of bij diens afwezigheid de waarnemend havenmeester.

  • g.

    Ambtenaren Havendienst

    Ambtenaren van de Havendienst zijn: de directeur, de havenmeester, de waarnemend havenmeester, de havenbediende(n), alsmede de overige ambtenaren die als zodanig en zonodig met een beperkte taak in de uitvoering van deze verordening door burgemeester en wethouders zijn aangewezen.

  • h.

    Haven

    Het openbare en voor de scheepvaart openstaande water van de Theodorushaven zoals dat bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening nr. 10.500-22 met blauwe kleur is aangegeven.

  • i.

    Beheersgebied

    Het gebied van de Gemeente Bergen op Zoom, zoals dit op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening nr.10.500-22 met blauwe en rode kleur is aangegeven.

  • j.

    Gevaarlijke stoffen

    Stoffen, die gevaar voor explosies, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de International Maritime Dangerous Good Code, de International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk, dan wel in het Reglement voor het vervoer van Gevaarlijke Stoffen over de Rijn (ADNR), alsmede elke andere stof die door burgemeester en wethouders als gevaarlijke stof is aangewezen en bekend gemaakt.

  • k.

    Afvalstoffen

    Stoffen, afkomstig van het schoonmaken van een schip of voertuig, alsmede olierestanten, oliehoudende mengsels, resten van onverpakte vloeibare gevaarlijke stoffen en van elke andere stof die door burgemeester en wethouders is aangewezen en bekend gemaakt.

  • l.

    BPR

    Het Binnenvaartpolitiereglement 1983 Stb.683.

  • m.

    Vaste ligplaats

    Een daartoe aangewezen ligplaats voor een schip in het openbare water van de haven, welke uitsluitend mag worden ingenomen met een vergunning zoals bedoeld in artikel 20 van deze verordening.

Artikel 2. Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op de haven, de haven- en industrieterreinen en de tot genoemde gebieden behorende oevers en taluds, grond- en kunstwerken, inrichtingen, wegen, gebouwen en verder toebehoren voor zover die haven, terreinen, werken, inrichtingen en wateren staan onder het beheer van en zijn gelegen in het beheersgebied van de Gemeente Bergen op Zoom.

Hoofdstuk II VERBODSBEPALINGEN

Artikel 3. Verkeerstekens

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de orde en veiligheid in de haven tekens doen plaatsen welke zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement (1983, Stb.682) en de tekens doen voorzien van nadere aanduidingen.

  • 2. Het is verboden zonder toestemming van burgemeester en wethouders te handelen in strijd met een teken en de daarbij behorende nadere aanduiding als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4. Verbod tot het nemen van een ligplaats

  • 1. Het is verboden zonder toestemming van burgemeester en wethouders met een schip ligplaats in te nemen, tenzij dit geschiedt in overeenstemming met de in artikel 3 lid l bedoelde tekens en nadere aanduidingen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning een vaste ligplaats in te nemen.

Artikel 5. Gebruik ligplaats voor bijzondere doeleinden

Het is verboden een schip op een ligplaats te gebruiken als opslagplaats, magazijn, expositieruimte of voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf, tenzij het gebruik van een schip gebonden is aan de aard van het beroep of bedrijf of indien gehandeld wordt met vergunning van burgemeester en wethouders.

Artikel 6. Onvoldoend bemande schepen

  • 1. Het is verboden een schip op een ligplaats te laten liggen dat niet is bemand of dat onvoldoende is bemand om het te kunnen verhalen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde betreffende bemanningseisen in hogere wetgeving is het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing, indien het een stilliggende duwbak betreft of indien gehandeld wordt met toestemming van burgemeester en wethouders.

Artikel 7. Voorzieningen in de haven

  • 1. Het is verboden voorzieningen of voorwerpen in, onder of boven het water te hebben, onverminderd het bepaalde in de Visserijwet betreffende het aanbrengen of doen aanbrengen van fuiken of enig ander los of vast vistuig, tenzij het betreft:

    • a.

      schepen;

    • b.

      trossen, draden, kettingen of ander soortgelijke voorzieningen, die dienen om een schip te meren, te ankeren, te slepen en of te assisteren en die als zodanig in gebruik zijn;

    • c.

      planken en andere soortgelijke voorwerpen, niet zijnde vaste voorzieningen, die dienen om de toegang van of aan boord mogelijk te maken en die als zodanig in gebruik zijn;

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt met vergunning.

Artikel 8. Toegang en gebruik van kaden, steigers en overige werken en inrichtingen

  • 1. De toegang tot de kaden, steigers, oevervoorzieningen, haventerreinen, kunstwerken, gebouwen en overige werken en inrichtingen, welke voornoemde plaatsen zijn gelegen in het toepassingsgebied van deze verordening en in het beheer van de Gemeente Bergen op Zoom, is verboden voor een ieder, die daar niet uitsluitend uit hoofde van zijn of haar beroepswerkzaamheden hoeft te vertoeven, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders.

  • 2. De toegang tot de onder beheer van de Gemeente Bergen op Zoom zijnde taluds is zonder vergunning verboden.

  • 3. Het betreden van de genoemde plaatsen en of niet afgesloten gedeelten daarvan geschiedt geheel voor risico van de betreder en of betreders.

  • 4. Het betreden en gebruik van de gemeentelijke loswal is zonder toestemming van burgemeester en wethouders verboden.

Artikel 9. Gebruik van ankers

  • 1. Het is de schipper van een schip verboden:

    • a.

      een anker te gebruiken om een schip te stoppen;

    • b.

      met een aan de grond slepend anker te varen;

    • c.

      ten anker te gaan of ten anker te gaan liggen.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt:

    • a.

      ter voorkoming van aanvaring of aandrijving;

    • b.

      met toestemming van burgemeester en wethouders.

Artikel 10. Recreatievaart in de haven en verbod zwemmen

  • 1. Het is verboden zonder toestemming van burgemeester en wethouders in de haven met schepen te spelevaren, zeilen, roeien en/of kanoën, tenzij voor het bereiken middels de kortste vaarroute van de binnen- of buitenhaven.

  • 2. Het is verboden in de haven te zwemmen.

Artikel 11. Verontreiniging van lucht, stank of hinder veroorzakende stoffen

  • 1. Het is verboden rook, roet, dampen, gassen, stof of stoom op een zodanige wijze uit een schip of voertuig te laten ontsnappen dat daardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in hogere wetgeving kunnen burgemeester en wethouders stoffen aanwijzen die stank of hinder kunnen veroorzaken. Zij maken de aangewezen stoffen bekend.

  • 3. Het is verboden zonder vergunning de krachtens het tweede lid aangewezen en bekend gemaakte stoffen in of uit een schip of voertuig te laden of te lossen of onderling in de voornoemde vervoermiddelen in de haven overslag te plegen.

Artikel 12. Verrichten van herstellingen

  • 1. Het is verboden zonder toestemming van burgemeester en wethouders om aan of op een schip herstellingswerkzaamheden te verrichten of te doen verrichten.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing met betrekking tot:

    • a.

      schepen liggend op of aan het terrein van een herstellingsinrichting, waarvoor een vergunning op grond van de Hinderwet is verleend;

    • b.

      schepen, die geen gevaarlijke stof aan boord hebben of van die stof zijn schoongemaakt, mits:

      • -

        bij die herstellingswerkzaamheden geen vuur wordt gebruikt en geen vuur kan ontstaan;

      • -

        tijdens de herstellingswerkzaamheden de bedrijfsgereedheid van het schip niet wordt belemmerd;

      • -

        de herstellingswerkzaamheden geen gevaar, schade of hinder opleveren of kunnen opleveren;

      • -

        voor die werkzaamheden een geldig certificaat krachtens het Veiligheidsbesluit Tankschepen is afgegeven.

Artikel 13. Ernstig gevaar, schade of hinder opleverende schepen en voertuigen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ter voorkoming van gevaar, schade of hinder, hieronder mede begrepen ordeverstoring, de schipper van een schip een verbod opleggen om met zijn schip de haven binnen te komen, alsmede een ligplaats in te nemen of op een ligplaats te verblijven, alsmede de bestuurder van een voertuig een verbod opleggen om met zijn voertuig het gebied van de haventerreinen binnen te komen of een staanplaats op die terreinen in te nemen en of te verblijven.

  • 2. Het verbod als bedoeld in het eerste lid wordt pas opgelegd, nadat gebleken is, dat geen uitvoering is of kan worden gegeven aan de maatregelen die in het onderhavige geval door burgemeester en wethouders zijn of worden opgelegd, of indien naar hun oordeel geen maatregelen mogelijk zijn ter voorkoming of ter beëindiging van ernstig gevaar, schade of hinder.

Artikel 14. Regeling van de vaarsnelheid

Onverminderd het bepaalde in artikel 6.20 van het Binnenvaartpolitiereglement is het verboden om met een schip in de haven met een grotere snelheid van 6 km per uur te varen.

Artikel 15. Verbod toegang haven

Het is verboden zonder toestemming van burgemeester en wethouders de haven binnen te varen of in de monding van de haven te gaan stilliggen, indien bij de havenmonding des daags een rode vlag is geplaatst of des nachts twee onder elkander geplaatste rode lichten worden getoond.

Artikel 16. Verplichting assistentie door ander schip

  • 1. Op aanwijzing van burgemeester en wethouders moet de schipper van een schip zijn schip doen assisteren door een ander schip.

  • 2. De schipper van een schip is verplicht aan de in lid l bedoelde aanwijzing gevolg te geven.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde andere schip moet als zodanig zijn uitgerust en over voldoende vermogen tot voortstuwing beschikken om aan het in het eerste lid aangewezen schip naar behoren te kunnen assisteren, zulks ter beoordeling aan burgemeester en wethouders.

  • 4. Het is verboden aan de vaart in de haven deel te nemen indien aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing geen gevolg kan worden of is gegeven.

  • 5. Het is verboden aan de schipper van een schip assistentie te verlenen aan een ander schip zonder uitdrukkelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

Artikel 17. Ontgassen van tankvaartuigen

Het is verboden een tankvaartuig, liggende of varende in de haven te ontgassen of daaraan herstellingen te verrichten in de ladingzone, ongeacht of het schip een geldig schoonmaakcertificaat heeft zoals bedoeld in het Veiligheidsbesluit Tankschepen.

Artikel 18. Eigenmachtig verhalen

Het is verboden zonder toestemming van de schipper enig schip los te maken, te verleggen, te verhalen of daarvan de afmeermiddelen te kappen of los te gooien, tenzij gehandeld wordt door of op last van burgemeester en wethouders.

Artikel 19. Verbod sluis- en brugdoorvaart

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 6.24, 6.26, 6.28 en 6.28a van het BPR is het de schipper van een schip verboden buiten de door burgemeester en wethouders vastgestelde doorvaart- en bedieningstijden van de Burgemeester Peterssluis met ophaalbrug te naderen, door en voorbij te varen of af te meren op een afstand van minder dan 25 meter van voornoemd kunstwerk.

  • 2. Voornoemd verbod is niet van toepassing op kleine schepen als bedoeld in artikel 1.01 onder i. van het BPR, indien buiten de in lid l bedoelde bedieningstijden nabij het rode licht en of rode lichten op het in het eerste lid genoemd kunstwerk het bord E 16 uit bijlage 7 van het BPR wordt getoond.

  • 3. Het is de schipper van een klein schip als bedoeld in lid 2 verboden de sluis in te varen en of de brug te naderen, indien de beschikbare onderdoorvaarthoogte van de brug voor zijn schip onvoldoende is. Voornoemde hoogte wordt aangegeven door een nabij de doorvaartopening van de sluis opgestelde hoogteschaal zoals bedoeld in artikel G 5.1 uit bijlage 7 van het BPR.

Hoofdstuk III VERGUNNINGEN MADATERINGEN EN BEROEP

Artikel 20. Vergunningen

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vergunningen als bedoeld in deze verordening te verlenen.

  • 2. Aan een vergunning kunnen beperkingen en voorschriften worden verbonden ter bescherming van het belang waarvoor de vergunning is verleend.

  • 3. Een vergunning wordt schriftelijk gegeven.

  • 4. Een vergunning wordt in ieder geval niet verleend, indien redenen van orde en veiligheid in het beheersgebied zich daartegen verzetten.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken indien:

    • a.

      redenen van orde en veiligheid in het beheersgebied daartoe aanleiding geven;

    • b.

      een daaraan verbonden beperking of voorschrift niet wordt nageleefd;

    • c.

      zich na de verlening een zodanig feit of omstandigheid voordoet dat, indien het feit of de omstandigheid ten tijde van de verlening bekend was geweest, de vergunning niet of niet in die vorm zou zijn verleend.

Artikel 21. Verplichting van de houder van een vergunning

  • 1. De houder van een vergunning is verplicht deze op eerste vordering van een opsporingsambtenaar of van een toezichthoudende ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.

  • 2. De houder van een vergunning is verplicht om bij gebruik van de vergunning de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 22. Mandatering van bevoegdheden en het instellen van Beroep

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de uitvoering van bepalingen van deze verordening, voor zover die uitvoering tot hun bevoegdheden behoort, mandateren aan de directeur, de havenmeester en andere ambtenaren van de Havendienst.

  • 2. Bij burgemeester en wethouders ingekomen aanvragen om het geven van een toestemming, een aanwijzing, of een opdracht worden, voor zover nodig, geacht bij de betrokken ambtenaar ingekomen te zijn.

Artikel 23. Bestaande vergunningen, toestemmingen, ontheffingen, aanstellingen en aanwijzingen

  • 1. Vergunningen, toestemmingen, ontheffingen, aanstellingen van personen of bedrijven verleend of gegeven op grond van de Havenverordening voor de Gemeente Bergen op Zoom 1967 en 1991 en verdere wijzigingen verliezen hun geldigheid niet door in werking treden van deze verordening, onverminderd het tweede lid.

  • 2. De in het 1ste lid bedoelde vergunningen, toestemmingen,ontheffingen, aanstellingen van personen of bedrijven worden geacht vergunningen, toestemmingen, ontheffingen, aanstellingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 3. De aanstelling van personen en de aanwijzing van bedrijven kunnen worden vervangen door een aanstelling of aanwijzing op grond van deze verordening.

Hoofdstuk IV GEBRUIK VAN DE HAVEN

Artikel 24. Maatregelen bij ijsgang

Bij ijsgang of toegevroren water in de haven is de schipper van een schip verplicht:

  • a.

    indien hij met dat schip een ligplaats wenst in te nemen of te verlaten danwei daartoe opdracht van burgemeester en wethouders ontvangt, voor zijn rekening en risico zonodig het ijs te breken of een sleepboot te gebruiken;

  • b.

    zodanige maatregelen te nemen, dat met zijn schip geen schade kan worden toegebracht aan andere schepen of aan kunstwerken, zoals oeververdedigingen, steigers, remmingwerken en sluisdeuren.

Artikel 25. Verplichting reinigen kaden, steigers, terreinen en wegen

  • 1. Gebruikers van de in artikel 8 lid l en 2 genoemde voorzieningen zijn verplicht, ten genoege van burgemeester en wethouders, restanten lading, emballage, garnering, vuilnis of andere daarmee gelijk te stellen stoffen die tengevolge van de door hen of door op hun last verrichte werkzaamheden op de voorzieningen terecht zijn gekomen na afloop van de werkzaamheden van de voorziening te verwijderen en die voorziening behoorlijk te reinigen. Indien de werkzaamheden langer dan een dag duren dienen de voorzieningen ten minste een maal per dag behoorlijk te worden gereinigd.

  • 2. Indien de in lid l bedoelde verplichting niet binnen een door burgemeester en wethouders redelijk gestelde termijn wordt voldaan, dan kunnen burgemeester en wethouders op kosten van degene die het reinigen heeft nagelaten de daartoe nodige werkzaamheden laten verrichten.

  • 3. Burgemeester en wethouders oefenen de bevoegdheid als bedoeld in lid 2 niet uit, dan nadat zij de gebruiker hebben gewaarschuwd. Artikel 26. Doorvaart- en bedieningstijden Burgemeester Peterssluis met ophaalbrug

Artikel 26. Doorvaart- en bedieningstijden Burgemeester Peterssluis met ophaalbrug

De tijden van doorvaart en de bediening van de ophaalbrug van de Burgemeester Peterssluis worden geregeld bij afzonderlijk besluit van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk V OPERATIONELE MELDINGEN EN INZAGE MEETBRIEF EN LADINGDOCUMENTEN

Artikel 27. Operationele meldingen

  • 1. De schipper van een schip, niet zijnde een klein schip als bedoeld in het BPR, is verplicht tijdens de door burgemeester en wethouders vastgestelde doorvaarttijden van de Burgemeester Peterssluis met ophaalbrug voor het binnenvaren van de haven of voor vertrek van zijn schip van de ligplaats, dit voornemen te melden hetzij telefonisch,hetzij via de marifoon met de aanroeping "Havendienst Bergen op Zoom" of "Burgemeester Peterssluis".

  • 2. De aanwijzingen, die naar aanleiding van de in lid l genoemde melding worden gegeven, dienen te worden opgevolgd.

  • 3. De schipper van een schip is verplicht aan burgemeester en wethouders opgave te doen van de lading in verband met de aanwezigheid van het schip in de haven, in het bijzonder indien het schip is beladen of zal worden beladen met een gevaarlijke stof of indien zijn schip nog niet van die gevaarlijke stof is schoongemaakt.

  • 4. De schipper van een schip is verplicht op eerste vordering en te allen tijde aan burgemeester en wethouders inzage te verstrekken van de meetbrief van het schip en van de ladingdocumenten.

Hoofdstuk VI VEILIGHEID IN DE HAVEN

Artikel 28. Regels voor schepen met gevaarlijke stoffen of schepen die gevaar, schade of hinder kunnen opleveren

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de Wet (Vervoer) Gevaarlijke Stoffen, kunnen burgemeester en wethouders regels geven in het belang van de veiligheid en ter voorkoming van schade en hinder, alsmede in verband met de aanwezigheid in de haven van schepen die geladen zijn, geladen worden of geladen zijn geweest en daarvan niet zijn ontgast, alsmede de schepen die gevaar, schade of hinder kunnen opleveren.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op onder meer:

    • a.

      de over teleggen bescheiden omtrent schip en lading;

    • b.

      het nemen van een ligplaats;

    • c.

      het bewaken en het toezicht;

    • d.

      het voorkomen van brand en andere calamiteiten en het bestrijden daarvan;

    • e.

      werkzaamheden, waarbij gevaar,schade of hinder kan ontstaan;

    • f.

      het laden en lossen;

    • g.

      het melden van incidenten.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde regels kunnen verschillend zijn naar gelang de eigenschappen van de stoffen en type schip.

Artikel 29. Stilligende duwbakken

  • 1. De schipper van een duwbak is verplicht er voor te zorgen dat de duwbak die stilligt zodanig is verankerd of gemeerd en des nachts zodanig is verlicht dat geen gevaar, schade of hinder ontstaat.

  • 2. Een gelijke verplichting als bedoeld in het eerste lid rust op de eigenaar, de beheerder en de gebruiker van de duwbak, ieder afzonderlijk.

Artikel 30. Verhalen van schepen

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een schip te verhalen of te doen verhalen naar een andere ligplaats, indien de orde en veiligheid dit naar hun oordeel dringend noodzakelijk maken.

  • 2. Van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid wordt, behoudens in een spoedeisend geval en in het geval van een onbekende eigenaar, beheerder of gebruiker, geen gebruik gemaakt dan nadat burgemeester en wethouders de eigenaar, de beheerder of gebruiker van het schip schriftelijk hebben opgedragen om het schip voor een in de opdracht vermeld tijdstip te verhalen naar een andere ligplaats en nadat is gebleken dat geen gevolg is gegeven aan de opdracht.

Artikel 31. Verplichting melding van de op de oevers, taluds, of in het water terechtgekomen voorwerpen of stoffen waardoor de veiligheid in gevaar wordt gebracht

Degene door wiens toedoen een stof of voorwerp op de oevers, taluds of in het water van de haven terecht komt, waardoor de veiligheid en het milieu in de haven in gevaar wordt gebracht, is verplicht er voor te zorgen dat:

  • a.

    daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan burgemeester en wethouders;

  • b.

    de stof of voorwerp binnen een door burgemeester en wethouders aangewezen termijn van die oever(s), talud(s) of uit het water van de haven wordt verwijderd;

  • c.

    onverminderd het bepaalde in de Wrakkenwet, zijn burgemeester en wethouders bevoegd, stoffen en voorwerpen voor rekening en risico te verwijderen van degene, die binnen de onder lid b aangewezen termijn weigert of nalaat de stof, stoffen, voorwerp en of voorwerpen te verwijderen.

Hoofdstuk VII SLOT- EN STRAFBEPALINGEN

Artikel 32. Aanwijzingen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzingen geven in het belang van de orde en veiligheid in de haven, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer en het nemen van een ligplaats en ter voorkoming van gevaar en hinder.

  • 2. Degene tot wie een aanwijzing is gericht, zoals bedoeld in lid l, is verplicht de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

Artikel 33. Bevoegdheden

  • 1. Als bevoegde plaatselijke autoriteit zoals bedoeld in de uitvoeringsbesluiten van de wetgeving betreffende het vervoer gevaarlijke stoffen, wordt de havenmeester van de Gemeente Bergen op Zoom aangewezen.

  • 2. Als bevoegde autoriteit, zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid onder c. van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement (Stb.1983/682) wordt de havenmeester van de Gemeente Bergen op Zoom aangewezen.

Artikel 34. Toezichthoudende ambtenaren

  • 1. Als toezichthoudende ambtenaren met betrekking tot het in deze verordening bepaalde zijn de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de havendienst als bedoeld in artikel l onder g.

  • 2. De in het eerste lid aangewezen ambtenaren zijn bevoegd inzage te vorderen en afschrift te nemen van bescheiden voor zover dat redelijkerwijs voor de uitvoering van hun taak nodig is.

Artikel 35. Verplichting tot medewerking en verschaffen van inlichtingen

Een ieder is verplicht aan de in artikel 33 eerste lid bedoelde ambtenaren desgevraagd alle medewerking te verlenen en de inlichtingen te verschaffen, die naar hun redelijk oordeel voor de uitoefening van de bij deze verordening verleende bevoegdheden nodig zijn.

Artikel 36. Opsporingsambtenaren

  • 1. Naast degene aan wie ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering opsporingsbevoegdheid toekomt, zijn belast met het opsporen van overtredingen van deze verordening de havenmeester en andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren of groepen van ambtenaren van de Gemeente Bergen op Zoom aan wie door burgemeester en wethouders opsporingsbevoegdheid voor overtredingen van deze verordening is toegekend.

  • 2. Krachtens het eerste lid aangewezen personen leggen in handen van de burgemeester of met machtiging van deze in handen van de chef van het gemeentelijke politiekorps, indien deze hoofdcommissaris of commissaris van politie is, de volgende eed of belofte af:

    "Ik zweer (beloof) dat ik mijn functie als opsporingsambtenaar met alle ijver en zonder aanziens des persoons zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig. (Dat beloof ik. ) "

Artikel 37. Betreden van ruimten en plaatsen

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en het geven van de in artikel 30 eerste lid bedoelde aanwijzingen dit vereisen, wordt hierbij aan hen die daarmee zij belast of daaraan moeten medewerken, de last verstrekt al dan niet afgesloten ruimten of plaatsen - woningen en schepen daaronder begrepen - te betreden of binnen te treden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, zulks voor zover het woningen betreft met inachtneming van de Wet van 31 augustus 1853 (Stb.nr.83).

Artikel 38. Strafbepaling

Overtreding van de artikelen 3, lid 2, - 4, lid l en 2, - 5, - 6, lid l, - 7, lid l -, 8, lid l, 2 en 4, - 9, lid l onder a,b, en c, - 10, lid l en 2, - 11, lid l en 3, - 12, lid l, - 13, lid l, - 14, - 15, - 16, lid 4 en 5, - 17, - 18, - 19, lid l en 3, alsmede de bij voornoemde artikelen gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van het gerechterlijk vonnis.

Artikel 39. Naam van deze verordening

Deze verordening kan worden aangehaald als:

"Havenverordening voor de Gemeente Bergen op Zoom 1994".

Artikel 40. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag nadat zij is bekendgemaakt.

Artikel 41. Slotbepaling

Met ingang; van de datum van inwerkingtreding van deze verordening trekken wij de Havenverordening voor de Gemeente Bergen op Zoom 1991, zoals vastgesteld bij besluit van 26 september 1991, in.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 december 1993.

de secretaris
de voorzitter

TOELICHTING VERSCHEIDENE ARTIKELEN

Toelichting verscheidene artikelen.

Artikel 1

Voor de omschrijving van diverse begrippen is, waar het mogelijk was, aansluiting gezocht bij reeds bestaande wettelijke definities, maar voorop stond de wens de omschrijvingen zodanig te kiezen dat zij binnen het kader van de te regelen materie een passende betekenis zou hebben.

De begripsomschrijvingen worden in een eerste artikel geplaatst, hetgeen de leesbaarheid van de verordening verhoogt.

Artikel 2

Het toepassingsgebied beperkt zich niet alleen tot de haven omschreven vaarwater doch strekt zich eveneens uit over alle in het havengebied gelegen bouwwerken,kaden en andere kunstwerken. Het is duidelijk dat ook vanaf de wal de orde en veiligheid in de haven ongunstig kan worden beïnvloed. Het zou niet practisch zijn indien in dergelijke gevallen bijvoorbeeld met behulp van de Algemene Plaatselijke Verordening moeten worden opgetreden. Artikel 3

Sinds de inwerkingtreding van Het Binnenvaartpolitiereglement bestaat op nagenoeg alle binnenwateren een uniform systeem van verkeerstekens. Voornoemd reglement geeft in artikel 5.02 eerste lid, onder c., het Gemeentebestuur de bevoegdheid om in het belang van de veiligheid of de goede orde van de scheepvaart verkeerstekens te plaatsen die een gebod of verbod bevatten. Door middel van nadere aanduidingen kan het verkeersteken in zijn betekenis worden aangevuld.

Artikel 4

Dit verbod dient, voor zover het betrekking heeft op zaken betreffende de veiligheid of de goede orde van de scheepvaart, te worden beschouwd als een voorschrift gegeven op basis van artikel 5.08 van het BPR. Indien het gaat om zaken met betrekking tot de orde en veiligheid in de haven heeft het verbod een zelfstandig karakter.

Artikel 5

Het is mogelijk dat in de haven van ligplaatsen gebruik wordt gemaakt door schepen, waarvan aan boord activiteiten plaatsvinden, waarvoor het gebruik van een schip, goed beschouwd, niet noodzakelijk is.

Te denken valt bijvoorbeeld aan horeca-uitoefening uitbating, werkplaatsen, kantoorruimten, langdurige opslag van goederen en overige schepen, die niet aan de reguliere vaart deelnemen tot het vervoer van goederen en of passagiers.

Artikel 6

Het komt in de haven voor, dat schepen worden aangetroffen die niet bemand zijn om snel te kunnen verhalen. Het betreft hier dikwijls schepen, waarvan de bemanning zich tijdelijk niet aan boord bevindt. Bij gevaarlijke situaties in de haven dient in beginsel elk afgemeerd schip te allen tijde in staat te zijn op eigen kracht of met behulp van andere schepen onmiddellijk van ligplaats te veranderen.

Het tweede lid opent de mogelijkheid om, voor speciale gevallen, toestemming te krijgen een schip niet of onvoldoende bemand te laten liggen. Deze toestemming is er voornamelijk op gericht om op de hoogte te zijn van deze bijzondere omstandigheid en tevens gegevens te verkrijgen omtrent de bereikbaarheid van de bemanning.

Artikel 7

De havenbeheerder dient in verband met een veilig gebruik van de haven op de hoogte te zijn van alle voorzieningen die in, onder of boven het water worden aangebracht en die van een min of meer permanent karakter zijn. Zo kan o.a. de plaatsing van vistuigen (fuiken) op vele plaatsen in de haven gevaar op leveren voor de scheepvaart. Uitgezonderd zijn schepen en voorzieningen of voorwerpen, die voor het directe gebruik en onderhoud van een schip of ten behoeve van een aan de haven gevestigd bedrijf noodzakelijk zijn.

Artikel 8

Dit artikel is noodzakelijk, omdat in publiekrechtelijke zin aan de gebruikers en betreders van de genoemde gedeelten van de haven geen nadere regels worden opgelegd dan middels deze verordening.

Artikel 9

In verband met de orde in de haven is het niet acceptabel, dat zonder toestemming van burgemeester en wethouders willekeurig ten anker wordt gegaan. Een algemeen ankerverbod is dan ook alleszins gerechtvaardigd.

Het tweede lid geeft een limitatieve opsomming van omstandigheden waarin ankeren wordt toegestaan. Toestemming tot ankeren betekent geen vrijwaring tegen aanspraken dezer gemeente voor eventuele schaden.

Artikel 10

Het komt frequent voor, dat voornamelijk jeugdigen met kleine vaartuigen zonder bekwaam toezicht spelevaren. Gezien de laatste jaren een sterke toename in de schaalvergroting van de beroepsvaart is te constateren en mede de toch al beperkte vaarruimte in de haven voor deze categorie schepen beschikbaar is, is uit oogpunt van veiligheid spelevaren met kleine schepen en dergelijke niet gewenst. Het BPR voorziet hierin voldoende met regels voor een onderling veilig verkeer van beide categorieën scheepstypen, nl. schepen en kleine schepen.

Het verbod tot het zwemmen in de haven vindt zijn oorsprong in de bescherming van de betrokkene zelf voor de scheepvaart, alsmede dat de schipper van een schip de betrokken zwemmer(s) meestal niet tijdig ziet en deze kan overvaren. Het is duidelijk, dat gezien het beschikbare wateroppervlak in de haven voor de scheepvaart zwemactiviteiten niet verdraagt.

Artikel 11

Bij besluit kunnen door burgemeester en wethouders stoffen worden aangewezen, die op zichzelf niet schadelijk zijn of waarvan geen toxische werking uitgaat, doch die bij overslag een zeer hinderlijke of stinkende werking hebben. In het verleden is verscheidene malen gebleken, dat bij verspreiding van dergelijke stoffen in de buitenlucht door de omgeving scherp wordt gereageerd. Indien een vergunning is verleend op grond van de Hinderwet dan wel de Wet inzake luchtverontreiniging vindt het eerste of derde lid geen toepassing. Hiermede valt een groot aantal handelingen buiten de sfeer van dit artikel. Het begrip "inrichting" in genoemde wetten leidt er namelijk toe, dat een groot aantal schepen en voertuigen onder de werkingsfeer van deze voornoemde wetten valt. Aangaande de toestemming tot het laden en lossen van de in het tweede lid bedoelde stoffen, niet vallende onder voornoemde wetten wordt nog het volgende opgemerkt. Behalve dat aan de toestemming voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden is de havenmeester op de hoogte van het feit dat de onderhavige stoffen worden geladen of gelost. Hij kan derhalve zonodig direct ingrijpen of desgevraagd opheldering verschaffen omtrent de als gevolg van dat laden en lossen ontstane stank of hinder.

Artikel 12

Het verrichten van reparaties is inherent aan de aanwezigheid van schepen in een haven. Reparaties van grotere omvang vinden, voor wat Bergen op Zoom betreft, momenteel niet plaats in deze haven. Geringe reparaties echter worden, vaak door eigen bemanning of eigen in dienst zijnde personeel verricht op de laad-, los- of ligplaats. Indien de reparatiewerkzaamheden plaatsvinden, waarvoor krachtens de Hinderwet een vergunning is verleend, is geen reden aanwezig om op grond van de orde en veiligheid in de haven nog nadere regels te stellen. Toestemming is dan ook niet vereist. Dit is anders, indien reparaties plaatsvinden op de in de haven aanwezige laad- of losplaats zelve en aan de gemeentelijke loswal.

Artikel 13

De bescherming van de havenbelangen houdt in, dat ten aanzien van schepen en voertuigen, die ernstig gevaar, schade of hinder kunnen opleveren (zinken, breken, brand, explosie of vrijkomen van gevaarlijke stoffen), maatregelen moeten worden genomen van min of meer ingrijpende aard.

Deze kunnen variëren van het treffen van noodvoorzieningen aan boord van een schip of aan een voertuig tot - in het uiterste geval - het verbieden van de binnenkomst van het schip in de haven of het oprijden of verblijven van een voertuig op de haventerreinen. De verantwoordelijkheid van het Gemeentebestuur voor de veiligheid van andere schepen, voertuigen, haveninrichtingen en installatie, van opslagplaatsen en bebouwingen in het havengebied laat het nemen van risico's met dergelijke schepen en of voertuigen niet toe.

Artikel 16

Dit artikel beoogt een veilige vaart in de haven en de doorvaart van brug en sluis. Gezien deze haven door vrij grote koppelver banden van scheepseenheden wordt aangedaan (w.o. duwstellengekoppelde samenstellen) is assistentie bij bepaalde weersomstandigheden en of overige omstandigheden in de haven door middel van onder andere een sleepboot met voldoende vermogen en als zodanig is uitgerust een vereiste. Lid 5 benadrukt lid 3, gezien de praktijk heeft aangegeven, dat assisterende schepen over voldoende vermogen dienen te beschikken en op die wijze als zodanig daarvoor ook dienen te zijn uitgerust. Assisterende schepen met onvoldoende vermogen en niet als zodanig zijn ingericht zijn zelfs een gevaar voor het te assisteren schip, vaarweg en het door te varen kunstwerk.

Artikel 20

Aan het verlenen van een vergunning door Burgemeester en Wethouders ligt de behoefte ten grondslag om bepaalde activiteiten in de haven, die mogelijk op zich niet verwerpelijk zijn, onder controle te houden om misstanden te kunnen voorkomen en tegengaan.

De bevoegdheid tot het verbinden van beperkingen en voorschriften aan een vergunning of toestemming wordt vermeld om te voorkomen dat het ontbreken van een wettelijke grondslag voor die bevoegdheid aanleiding kan zijn tot twijfel omtrent die bevoegdheid.

Artikel 25

Omdat het toepassingsgebied van deze verordening zich niet beperkt tot het "natte" havengedeelte, dienen ook regels gesteld te worden ten behoeve van het "droge" gedeelte van de haven zoals de gemeentelijke loswal en onder andere de aan- en afvoerwegen van de onder deze verordening van toepassing zijnde gebieden.

Artikel 29

Het BPR bevat specifieke regels voor het voeren van lichten en voor het ligplaats nemen door stilliggende schepen en voorwerpen (artikelen 3.20 e.v.,7.01 e.v. BPR). Deze regels zijn gericht op de veiligheid van de scheepvaart.

Het voorgestelde artikel beoogt met betrekking tot duwbakken het voorkomen van gevaar, schade of hinder ten behoeve van de havengebruiker in het algemeen.

Het geeft tegelijkertijd aan wie daarvoor de zorgverplichting heeft, zodat de toezichthoudende amtenaar of opsporingsambtenaar meer gericht en effectiever kan optreden.

Artikel 30

In het eerste lid is sprake van een bijzondere vorm van ingrijpen door de havenbeheerder. Schepen die niet bemand of onvoldoende bemand op een ligplaats verblijven, ook al liggen zij daar met een vergunning of toestemming, moeten onmiddellijk kunnen worden verhaald indien de orde of veiligheid in de haven dit dringend noodzakelijk maakt. Van deze schepen kan niet gezegd worden, dat zij in in strijd handelen met deze verordening.

Het tweede lid beschermt de havengebruiker tegen al te haast optreden. Onder spoedeisende gevallen worden begrepen die situaties waarin onmiddellijk gevaar voor de orde en veiligheid is te vrezen en uitstel van handelen niet langer verantwoord is.

Artikel 31

Gezien de werkingssfeer van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, het bepaalde in het BPR (artikel 1.15), bestaat geen behoefte aan een zelfstandig verbod op het water doen geraken van stoffen of voorwerpen. Wel is in verband met de veiligheid, milieu en eventuele belemmeringen in de haven van belang dat, indien stoffen of voorwerpen te water of te kunnen doen geraken, hiervan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester.

Vanzelfsprekend dient de stof of voorwerp, indien mogelijk, onmiddellijk te worden verwijderd.

Artikel 32

De bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen worden aan burgemeester en wethouders verleend binnen het kader van de verordening.

Uiteraard gelden hierbij de toepassingsgebieden van hogere regelingen, onder meer de Hinderwet, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Wet inzake geluidshinder, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet Gevaarlijke Stoffen, de Wet chemische afvalstoffen en de Arbeidsomstandighedenwet. (De betreffende bevoegdheden, welke burgemeester en wethouders rechtstreeks ontlenen aan wettelijke regelingen blijven hierbij onverlet).

Een ambtenaar van de Havendienst, die krachtens mandaat aanwijzingen geeft op grond van deze verordening dient zich niet te begeven in voornoemde wettelijke regelingen.