Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening eigen bijdragen maatschappelijke opvang

Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening eigen bijdragen maatschappelijke opvang

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2001, nr. SMD/36 ;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de hiernavolgende Verordening eigen bijdragen maatschappelijke opvang

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    passantenverblijf: een voorziening voor nachtopvang van personen zonder onderdak;

  • b.

    voorziening voor residentiële opvang: een voorziening die onderdak, slaapgelegenheid, voeding en begeleiding biedt aan personen met psychosociale en/of maatschappelijke problemen;

  • c.

    voorziening voor maatschappelijke opvang: een voorziening bedoeld onder a en b;

  • d.

    cliënt: een natuurlijk persoon die gebruik maakt van een voorziening voor maatschappelijke opvang;

  • e.

    instelling: een niet-natuurlijk persoon, die een voorziening voor maatschappelijke opvang aanbiedt;

  • f.

    eigen bijdrage: de financiële bijdrage van de cliënt aan de instelling vanaf de start van de dienstverlening;

  • g.

    kostprijs: de toegerekende kosten (voor onderdak, slaapgelegenheid, voeding en begeleiding) aan het verblijf van een cliënt in een voorziening voor maatschappelijke opvang;

  • h.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom;

  • i.

    Abw: de Algemene bijstandswet;

  • j.

    cliënt met een eigen huishouden: een cliënt die doorlopende lasten heeft in verband met het aanhouden van zelfstandige woonruimte met een eigen inboedel;

  • k.

    voltijdsverblijf: het aanbieden van verblijfsruimte gedurende 24 uur per etmaal.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. De verordening is van toepassing op de door de gemeente gesubsidieerde voorzieningen voor maatschappelijke opvang.

  • 2. Bij de inwerkingtreding is deze verordening van toepassing op de volgende maatschappelijke opvangvoorzieningen:

    • de bed-/bad-/broodvoorziening van stichting de Zuidwester (passantenverblijf);

    • de algemene crisisopvang van stichting de Zuidwester (residentiële opvang);

    • de begeleide opvang 'De Paraplu' van stichting de Zuidwester (residentiële opvang).

Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen

Artikel 3 Verschuldiging en inning van de eigen bijdrage

  • 1. De instelling die de voorziening voor maatschappelijke opvang aanbiedt, dient de cliënt gedurende het verblijf in de voorziening een eigen bijdrage in de kosten van opvang in rekening te brengen over elke dag van verblijf, te berekenen vanaf de dag van aanvang van de dienstverlening tot de dag van de beëindiging van de dienstverlening.

  • 2. De instelling int de eigen bijdrage.

Artikel 4 Eigen bijdrage bed-/bad-/broodvoorziening

De bijdrage per overnachting van een cliënt van de bed-/bad-/broodvoorziening wordt jaarlijks na overleg met de instelling door het college vastgesteld.

Artikel 5 Eigen bijdrage algemene crisisopvang en begeleide opvang De Paraplu

  • 1. De bijdrage per maand die aan de cliënt van 21 jaar en ouder in rekening wordt gebracht, is gelijk aan de uitkomst van de formule: A+B-C, waarbij A staat voor de voor de cliënt toepasselijke bijstandsnorm ingevolge artikel 30 Abw; B voor de toepasselijke toeslag ingevolge artikel 33 Abw en C voor bijstandsnorm ingevolge artikel 31 Abw.

  • 2. De bijdrage per maand die aan de cliënt jonger dan 21 jaar in rekening wordt gebracht is gelijk aan de uitkomst van de formule: A - C, waarbij A staat voor de toepasselijke bijstandsnorm ingevolge artikel 30 Abw en C staat voor de bijstandsnorm ingevolge art. 31 Abw, met dien verstande dat de cliënt per maand ten minste het bedrag ingevolge de bijstandsnorm art. 31 Abw tot zijn beschikking moet hebben.

  • 3. Indien een bijdrage over een gedeelte van de maand is verschuldigd, bedraagt de berekende bijdrage per maand, gedeeld door 31, vermenigvuldigd met het aantal dagen waarover de bijdrage is verschuldigd.

  • 4. Een cliënt aan wie op grond van artikel 31 Abw een uitkering wordt verstrekt, betaalt geen eigen bijdrage.

Artikel 6 Eigen bijdrage van cliënten met een eigen huishouden

  • 1. De eigen bijdrage van een cliënt met een eigen huishouden in een voorziening voor maatschappelijke opvang die voltijds verblijf aanbiedt, wordt vastgesteld overeenkomstig de door het college vastgestelde tabel(len) "eigen bijdrage voor cliënten met een eigen huishouden".

  • 2. De cliënt die langer dan zes maanden gebruik heeft gemaakt van een voorziening, wordt bij de toepassing van deze regeling geacht geen eigen huishouden meer te hebben.

Hoofdstuk 3 Overige en slotbepalingen

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden

  • 1. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, stelt de instelling de hoogte van de eigen bijdrage vast na advies van het college.

  • 2. De instelling dient bij de vaststelling van de eigen bijdrage rekening te houden met het advies van het college.

Artikel 8 Hardheidsclausule

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. Voorafgaande van de toepassing van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders deskundig advies vragen.

Artikel 9 Intrekking oude regeling

De Subsidieregeling algemeen crisisopvangcentrum (SO/20, 22-12-1994), zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 22-12-1994 en welke in werking is getreden op 1 januari 1994, wordt ingetrokken op het moment dat deze verordening in werking treedt.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002.

Artikel 11 Overgangsbepalingen

Voor cliënten die voor de inwerkingtreding van deze verordening gebruik maakten van één van de in deze verordening opgenomen voorzieningen, worden de eigen bijdragen in de periode van 01-01- 2002 t/m 28-02-2002 geheven conform de systematiek zoals die voor de inwerkingtreding van de deze verordening werd gehanteerd.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening eigen bijdragen maatschappelijke opvang.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 november 2001.

De secretaris
De burgemeester

Toelichting op de verordening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de voorzieningen voor residentiële opvang en het passantenverblijf. Een voorziening voor residentiële opvang biedt onderdak, slaapgelegenheid, voeding en begeleiding bij psychosociale en/of maatschappelijke problemen. Zowel de algemene crisisopvang voor volwassenen als de begeleide opvang 'De Paraplu' vallen onder deze noemer. Het passantenverblijf is gericht op het bieden van bed-, bad- en brood. Voor de residentiële voorzieningen worden de eigen bijdragen op eenzelfde wijze bepaald. Het maakt m.a.w. niet uit of de cliënt in de algemene crisisopvang dan wel in de begeleide opvang verblijft; de eigen bijdrage wordt op dezelfde manier vastgesteld. Het passantenverblijf kent een andere wijze van vaststellen van de eigen bijdrage, namelijk een vaste bijdrage per nacht (jaarlijks vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders).

Met het begrip 'voltijds verblijf wordt gedoeld op een product binnen een voorziening. Het gaat hierbij om het bieden van onderdak gedurende 24 uur per etmaal. Begeleiding, het aanbieden van zorg of voeding zijn andere producten die geboden kunnen worden binnen één voorziening. Alle voorzieningen die gedurende 24 uur per etmaal verblijfsruimte aanbieden, hebben het product voltijds verblijf aan de cliënt.

Artikel 2 Reikwijdte

In dit artikel wordt bepaald op welke maatschappelijke opvangvoorzieningen in de regio Westelijk Noord-Brabant het gestelde in de verordening van toepassing is.

Artikel 3 Verschuldiging en inning van de eigen bijdrage

De instelling die de voorziening voor maatschappelijke opvang aanbiedt, dient de cliënt gedurende het verblijf in de voorziening een eigen bijdrage in de kosten van opvang in rekening te brengen. In dit artikel wordt geregeld over welke dagen een bijdrage verschuldigd is. De bijdrage is verschuldigd over elke dag van de periode waarover de dienstverlening zich uitstrekt. Niet relevant is daarbij of gedurende al deze dagen ook daadwerkelijk van de geboden dienstverlening gebruik wordt gemaakt.

Artikel 4 Eigen bijdrage bed-/bad/-broodvoorziening

De cliënten van de bed/bad-/broodvoorziening zijn een eigen bijdrage per overnachting verschuldigd. Dit betreft een bijdrage in de kosten van 'bed, bad en brood'. De bijdrage wordt jaarlijks, na overleg met de instelling, door het college vastgesteld.

Artikel 5 Eigen bijdrage algemene crisisopvang en begeleide opvang De Paraplu

De eigen bijdrage is zo vastgesteld dat (1) deze uit een bijstandskering kan worden betaald, en (2) dat er altijd minimaal een bedrag wordt vrijgelaten voor persoonlijke uitgaven (C). Dit laatste bedrag komt overeen met het normbedrag voor bijstand bij verblijf in een inrichting ingevolge artikel 31 Abw. De hoogte van de eigen bijdrage van personen van 21 jaar of ouder is direct gerelateerd aan de voor de cliënt toepasselijke bijstandsnorm (A) plus de toepasselijke toeslag (B). Degenen die een nettoinkomen hebben boven de toepasselijke bijstandsnorm plus toeslag, mogen het meerdere behouden. Er worden geen eigen bijdragen geheven voor minderjarige kinderen van cliënten die in de maatschappelijke opvangvoorzieningen verblijven.

Toepasselijke bijstandsnorm (A)

De toepasselijke bijstandsnorm is de basisnorm van toepassing op de cliënt (ongeacht het feitelijke inkomen) gezien zijn leefvorm. De bijstandswet maakt bij personen van 21 jaar en ouder een onderscheid tussen:

  • a.

    de gehuwdennorm (100% van het minimumloon);

  • b.

    de alleenstaande-oudernorm (70% van het minimumloon);

  • c.

    de alleenstaandennorm (50% van het minimumloon);

Toepasselijke toeslag (B)

De toepasselijke toeslag heeft betrekking op de toeslag die van toepassing is op de cliënt, ongeacht het feitelijk inkomen, gezien de persoonlijke situatie. Op grond van artikel 33 Abw kan wanneer een alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft dan waarin de basisnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander, een toeslag worden verleend. De toeslag bedraagt maximaal 20% van het netto-inkomen.

Lid 2

Ook voor personen jonger dan 21 jaar geldt het uitgangspunt dat de hoogte van de eigen bijdrage zo wordt vastgesteld dat (1) deze uit een bijstandsuitkering kan worden betaald en dat (2) er altijd minimaal een bedrag wordt vrijgelaten voor persoonlijke uitgaven.

De eigen bijdrage voor personen jonger dan 21 jaar, dient te worden berekend volgens de formule A - C, waarbij A staat voor de bijstandsnorm ingevolge artikel 30 Abw en C staat voor de bijstandsnorm ingevolge artikel 31 Abw. Indien toepassing van de formule er toe leidt dat de cliënt een maandinkomen overhoudt dat lager ligt dan de bijstandsnorm ingevolge artikel 31 Abw, moet de eigen bijdrage dusdanig worden verlaagd dat de cliënt in ieder geval de beschikking houdt over een bedrag voor persoonlijke uitgaven (het zgn. zak- en kleedgeld, welke gelijk is aan de bijstandsnorm ingevolge artikel 31 Abw).

Feit is weliswaar dat zowel artikel 30 als 31 Abw betrekking hebben op een belanghebbende van 21 jaar of ouder, maar in de uitvoeringspraktijk wordt in het kader van de verlening van bijzondere bijstand aan personen die jonger zijn dan 21 jaar ook aangesloten bij de bedragen genoemd in deze artikelen.

Voor degenen die studiefinanciering ontvangen geldt dat het hierbij behorende normbedrag voor levensonderhoud op gelijke wijze vastgesteld moet worden als geformuleerd in artikel 48 Abw.

Lid 3

In dit lid wordt geregeld over welke dagen de cliënt een bijdrage verschuldigd is, namelijk over elke dag van de periode waarover de dienstverlening zich uitstrekt. Niet relevant is daarbij of gedurende al deze dagen ook daadwerkelijk van de geboden dienstverlening gebruik wordt gemaakt. Zo is bijvoorbeeld ook een bijdrage verschuldigd over de dagen dat een cliënt op familiebezoek is en derhalve tijdelijk geen gebruik maakt van de voorziening.

Lid 4

Lid 4 bepaalt dat cliënten die op grond van artikel 31 van de Abw een bijstandsuitkering ontvangen geen eigen bijdrage hoeven te betalen. De reden hiervoor is dat de Abw voor cliënten die verblijven in een inrichting aparte normbedragen kent. Deze normbedragen zijn vastgelegd in artikel 31 Abw. De reden voor het hanteren van aparte normbedragen voor personen in inrichtingen is dat personen die ter verpleging of verzorging in een inrichting verblijven niet worden geconfronteerd met een aantal belangrijke bestaanskosten. In voeding, huisvesting, verwarming, onderhoud en dergelijke wordt voorzien door de inrichting. Het normbedrag is afgestemd op de beperkte uitgaven die voor eigen rekening komen van de cliënt en biedt derhalve geen ruimte voor de afdracht van een eigen bijdrage.

Artikel 6 Eigen bijdrage van cliënten met een eigen huishouden

Dit artikel heeft betrekking op cliënten met een eigen huishouden die verblijven in een voorziening die voltijds verblijf aanbiedt en die te maken hebben met doorlopende vaste lasten. Deze cliënten kunnen vanwege de doorlopende kosten i.v.m. het aanhouden van de eigen woning slechts een klein deel van het inkomen besteden aan de opvang. In het verlengde van artikel 5 wordt ook van cliënten met een eigen huishouden een vaste bijdrage geheven.

Uitgangspunt bij de bepaling van de eigen bijdrage voor cliënten met een eigen huishouden is dat het verblijf in een voorziening die voltijds verblijf biedt een besparing oplevert. De onderstaande (door het Nibud opgestelde) tabel geeft aan wat de gemiddelde besparing per maand is aan energie en voeding naar grootte van het huishouden en hoogte van het inkomen bij verblijf in een residentiële voorziening die voorziet in huisvesting en voeding.

Inkomen

1 pers.

2 pers.

3 pers.

4 of meer pers.

Fls

euro

fls

euro

fls

euro

fls

euro

fls

euro

Energie:

150

68

225

102

250

113

300

136

Voeding:

1000

454

220

100

370

168

410

186

540

245

1250

567

220

100

370

168

410

186

540

245

1500

681

220

100

370

168

410

186

540

245

1750

794

300

136

370

168

410

186

540

245

2000

908

300

136

370

168

410

186

540

245

2250

1021

300

136

380

172

410

186

540

245

2500

1134

320

145

430

195

430

195

540

245

2750

1248

370

168

460

209

460

209

550

250

3000

1361

390

177

440

200

490

222

570

259

3250

1475

410

186

450

204

520

236

590

268

Meer dan

3500

1588

410

186

490

222

550

250

610

277

De hoogte van de eigen bijdrage zoals bedoeld in lid 1, komt overeen met de bespaarde kosten tijdens het verblijf in een voorziening. Voor cliënten met een eigen huishouding gelden de volgende vaste bijdragen per maand:

Vaste bijdrage per maand van cliënten met een eigen huishouden van een voorziening voor residentiele opvang naar grootte van het huishouden.

Gulden

Euro

1 persoon

370

168

2 personen

595

270

3 personen

660

299

4 personen

840

381

Het college stelt de desbetreffende tabel "eigen bijdrage voor cliënten met een eigen huishouden" jaarlijks vast.

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden

Dit artikel heeft betrekking op onvoorziene omstandigheden waarvoor in deze verordening geen bepalingen zijn opgenomen. De toepassing van dit artikel blijft beperkt tot individuele gevallen. Indien zich een dergelijke onvoorziene omstandigheid voordoet, stelt de instelling de hoogte van de eigen bijdrage vast, nadat hierover advies is gevraagd aan het college. Uiteraard dient de instelling bij de vaststelling van de eigen bijdrage rekening te houden met het advies van het college.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Op grond van dit artikel kan het college van burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 11 Overgangsbepalingen

De verordening is van toepassing op alle cliënten die vanaf 1 januari 2002 instromen in één van de genoemde voorzieningen voor maatschappelijke opvang. Voor cliënten die al voor de inwerkingtreding van de verordening gebruik maakten van één van de genoemde voorzieningen geldt een overgangstermijn van twee maanden (01-01-2002 t/m 28-02-2002), waarin de eigen bijdragen worden geheven volgens de systematiek zoals die voor de inwerkingtreding van de verordening werd gehanteerd.