Regeling vervallen per 06-01-2011

Verordening op het verlenen van standplaats- en ventvergunningen en het innemen van standplaatsen 1999

Geldend van 01-01-1999 t/m 05-01-2011

Intitulé

Verordening op het verlenen van standplaats- en ventvergunningen en het innemen van standplaatsen 1999.

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 november 1998, nr SROB/112, inzake de uitgifte en het innemen van standplaats- en ventvergunningen en het innemen van standplaatsen;

gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor het uitgeven van standplaats- en ventvergunningen en het innemen van standplaatsen;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening;

Verordening op het verlenen van standplaats- en ventvergunningen en het innemen van standplaatsen 1999.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers, de tot de wegen behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden; de -al dan niet met enige beperkingvoor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten, aanlegplaatsen voor vaartuigen; de voor het publiek toegankelijke trottoirs, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn; andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare trottoirs, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen,- de afsluitbare slechts gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten;

    • b.

      openbaar water: alle wateren die -al dan niet met enige beperking- voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;

    • c.

      standplaats: een plaats van waaruit voor een te bepalen periode met een mobiele verkoopinrichting, zoals een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel waarmee standplaats kan worden ingenomen, op of aan de weg of openbaar water danwei op een andere - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats, in de uitoefening van ambulante handel, goederen te koop worden aangeboden, verkocht of verstrekt, diensten worden aangeboden danwel verricht, goederen of waren van het publiek worden aangekocht of in ontvangst worden genomen of reclame of propaganda wordt gemaakt ten behoeve van een commercieel, sociaal, liefdadig, cultureel, politiek of folkloristisch doel;

    • d.

      vaste standplaats: de standplaats die voor de periode van één jaar voor één of meer dagdelen ter beschikking wordt gesteld aan de vergunninghouder;

    • e.

      seizoenstandplaats; de standplaats die voor een door het college nader vast te stellen periode met een maximum van 3 maanden voor één of meer dagdelen ter beschikking wordt gesteld aan de vergunninghouder;

    • f.

      grondstandplaats; de standplaats die voor een door het college nader vast te stellen periode in een jaar voor één of meer dagdelen ter beschikking wordt gesteld aan de vergunninghouder waarbij de standplaats wordt ingenomen zonder een in artikel l, lid c, nader omschreven middel;

    • g.

      incidentele standplaats: de standplaats die voor een door het college nader vast te stellen periode van maximaal één week op één locatie voor één of meer dagdelen ter beschikking wordt gesteld aan de vergunninghouder ;

    • h.

      ideële standplaats: de standplaats die voor een door het college nader vast te stellen periode van maximaal één jaar voor één of meer dagdelen ter beschikking wordt gesteld aan de vergunninghouder uitsluitend voor het uitdragen van ideële en/of levensbeschouwelijke gedachten;

    • i.

      standplaatsvrij e zone: een nader door het college aangewezen en op de gemeentepagina gepubliceerd gebied, waarbinnen het verboden is een standplaats in te nemen;

    • j.

      venten: het door een natuurlijke persoon, in de uitoefening van de kleinhandel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan huis danwel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven. Onder venten wordt niet begrepen:

      • 1.

        het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet;

      • 2.

        het aan de huizen van vaste afnemers afleveren van goederen door -of door huisgenoten of personeel van- hem die dit mede ter exploitatie van zijn winkel, bedoeld in artikel l van de Winkeltijdenwet 1996 is toegestaan;

      • 3.

        het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op een standplaats of op (snuffel) markt, braderie en dergelijke;

    • k.

      vergunninghouder: degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats of een ventvergunning is verstrekt;

    • l.

      toezichthouder; de als zodanig door het college aangewezen ambtenaar;

    • m.

      rayon; de door het college aan te geven verdeling van het grondgebied;

    • n.

      verkoopinrichtino: datgene, waarmee het de standplaatshouder is toegestaan standplaats in te nemen;

    • o.

      het college: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2. Vergunning voor het innemen van een standplaats.

  • 1. Voor het innemen van een standplaats of voor het venten is een vergunning van het college vereist;

  • 2. het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college een standplaats wordt ingenomen;

  • 3. een standplaats kan aan meer dan één standplaatshouder worden vergund op niet gelijk vallende dagen of dagdelen;

  • 5. het bepaalde in het eerste lid is ten aanzien van het venten niet van toepassing voor het verspreiden van drukwerk als bedoeld in artikel l lid j. sub 2.; het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op de plaats die is aangewezen voor het houden van een door de gemeenteraad ingestelde markt, zulks gedurende de tijden waarop de markt wordt gehouden;

  • 6. bij evenementen als bedoeld in artikel 2.2.1 respectievelijk bij collecten als bedoeld in artikel 5.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Bergen op Zoom.

Artikel 3. Vereisten voor het verkrijgen van een vergunning.

  • 1. Het verzoek om vergunning dient op het daartoe bestemde formulier schriftelijk te worden ingediend bij het college;

  • 2. een aanvraag om een vaste- of seizoenstandplaatsvergunning dient vóór l november, voorafgaand aan het nieuwe kalenderjaar worden ingediend;

  • 3. een standplaatsvergunning wordt alleen aan natuurlijke personen verleend;

  • 4. om voor een standplaatsvergunning in aanmerking te komen is vereist dat de aanvrager een handelingsbekwaam natuurlijk persoon is en aantoont dat hij heeft voldaan aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie en persoonlijk voldoet aan de bij de toepasselijke vestigingsregeling gestelde eisen ter verkrijging van een vestigingsvergunning als bedoeld in de Vestigingswet Bedrijven of de Vestigingswet Detailhandel en tevens het bewijs overlegt van registratie van het Centraal Registratiekantoor;

  • 5. indien in de verkoopinrichting gebruik wordt gemaakt van gasflessen is een brandveiligheidsverklaring van de brandweer vereist die te allen tijde moet kunnen worden getoond;

  • 6. om voor een ventvergunning in aanmerking te komen is tenminste vereist dat de aanvrager het bewijs van registratie van het Centraal Registratiekantoor overlegt;

  • 7. bij een aanvraag om ventvergunning voor de verkoop van melk, melkprodukten, boter, kaas, eieren, margarine, poelierswaren, vis, gebruikte en ongeregelde goederen moet tevens aan het gestelde in lid 4 worden voldaan.

Artikel 4. Inhoud van de vergunning.

In de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

  • 1.

    naam en voornamen, geboortedatum en -plaats, alsmede woonplaats en adres van aanvrager;

  • 2.

    een duidelijke omschrijving van de toegewezen standplaats (met vermelding van de afmetingen van de standplaats) of rayon;

  • 3.

    een omschrijving van de verkoopinrichting waarmee standplaats wordt ingenomen;

  • 4.

    de artikelen of de groep artikelen die door de standplaatshouder of de venter op de hem toegewezen standplaats casu quo rayon mogen worden verkocht;

  • 5.

    de dag of de dagen, het tijdvak en de tijden waarop de standplaats in gebruik mag worden genomen casu quo mag worden gevent.

Artikel 5. Weigeren vergunning.

  • 1. Een vergunning voor het venten moet worden geweigerd:

    • a.

      als het, ingevolge artikel 9, door het college bepaalde maximum aantal vergunningen is verleend;

    • b.

      wanneer dit vereist is in het belang van de openbare orde ;

    • c.

      wanneer dit vereist is in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;

    • d.

      wanneer dit vereist is in het belang van het voorkomen en/of beperken van overlast;

    • e.

      wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

  • 2. Een vergunning voor een standplaats moet worden geweigerd:

    • a.

      als het, ingevolge artikel 10, door het college bepaalde maximum aantal vergunningen is verleend;

    • b.

      als de aangevraagde locatie niet als zodanig is aangewezen op het in artikel 8, lid 2 bedoelde plan;

    • c.

      als aan één van de belangen, als bedoeld in het eerste lid, onder b. tot en met e., worden aangetast,-

    • d.

      in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • e.

      wanneer niet wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand.

Artikel 6. Intrekken van de vergunning.

  • 1. Een vergunning kan worden ingetrokken als:

    • a.

      de in artikel 5 bedoelde belangen daartoe aanleiding geven;

    • b.

      de vergunninghouder handelt in strijd met het bij of krachtens deze verordening bepaalde;

    • c.

      wanneer bij herhaling is geconstateerd, door de in artikel 18 genoemde ambtenaren, dat standplaats wordt ingenomen of wordt gevent in afwijking van de door het college verleende vergunning.

  • 2. een vergunning kan voorts worden ingetrokken:

    • a.

      op verzoek van de standplaatshouder casu quo venter;

    • b.

      bij overlijden van de standplaatshouder casu quo de venter, tenzij binnen twee maanden door de rechtverkrijgende onder algemene titel is aangegeven dat de standplaats casu quo de ventvergunning op diens naam moet worden overgeschreven en op voorwaarde dat, voor zover van toepassing, wordt voldaan aan alle overige bepalingen inzake de Vestigingswetgeving;

    • c.

      indien gedurende een periode van 3 maanden, anders dan wegens overmacht, geen of nagenoeg geen daadwerkelijk gebruik is gemaakt van de vergunning;

    • d.

      indien de rechthebbende niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor het gebruik van de standplaats voldoet.

Artikel 7. Categorieën waarvoor standplaatsen en ventvergunningen kunnen worden uitgegeven.

Vaste standplaatsen en ventvergunningen worden, met inachtneming van de bepalingen van deze verordening, toegewezen voor de verkoop van één of meer artikelen uit de volgende categorieën:

  • a.

    aardappelen, groente en fruit;

  • b.

    brood, koek en banket;

  • c.

    bloemen en planten;

  • d.

    zuivelprodukten;

  • e.

    zachte horeca in de zin van de verkoop van frites, snacks en loempia’s en daarmee verwante artikelen;

  • f.

    ijs;

  • g.

    vis- en visproducten;

  • h.

    textiel, stoffen, schoeisel en daarmee verwante artikelen;

  • i.

    overige.

Artikel 8. Vaststellen lokaties en maximaal uit te geven standplaatsen.

  • 1. Het college stelt lokaties vast voor de gemeente inzake het maximaal aantal uit te geven standplaatsen;

  • 2. de lokaties worden vastgelegd op een stippenplan;

  • 3. het eerste lid is niet van toepassing voor seizoenstandplaatsen en incidentele standplaatsen.

Artikel 9. Vaststellen maximaal uit te geven ventvergunningen.

Het college stelt het maximaal aantal te verlenen ventvergunningen vast.

Artikel 10. Vaststellen maximaal uit te geven standplaatsvergunningen.

Het college stelt het maximaal aantal te verlenen standplaatsvergunningen vast.

Artikel 11. Toewijzing standplaatsen en ventvergunningen.

  • 1. Een standplaatsvergunning wordt verleend voor maximaal de duur van één kalenderjaar;

  • 2. een ventvergunning wordt verleend voor maximaal de duur van één kalenderjaar;

  • 3. een standplaats- of ventvergunning wordt verleend voor een bepaalde dag, een gedeelte van een dag of voor meerdere dagen per week of gedeelten daarvan;

  • 4.

    • a.

      ambulante handelaren die reeds in het bezit zijn van een standplaatsvergunning voor een bepaalde lokatie of een ventvergunning komen het eerst in aanmerking voor een nieuwe vergunning voor de desbetreffende locatie;

    • b.

      ambulante handelaren van wie de vergunde lokatie komt te vervallen, komen het eerst in aanmerking voor een alternatieve lokatie. Als meerdere ontvankelijke aanvragen worden ontvangen zal door middel van loting toewijzing plaatsvinden;

    • c.

      ambulante handelaren die een plaats hebben op een (week)markt die wordt opgeheven, komen het eerst in aanmerking voor een daarvoor in de plaats komende standplaats in de desbetreffende kern/wijk;

    • d.

      wanneer geen gegadigden aanwezig zijn conform lid a., b. en/of c. zal door middel van een open publicatie de mogelijkheid tot het aanvragen van een vergunning geboden worden. Als meerdere ontvankelijke aanvragen ontvangen worden zal door middel van loting een standplaats casu quo een ventvergunning worden verleend.

Artikel 12. Afmeting standplaatsen.

  • 1. De maximaal toegestane afmeting van de verkoopinrichting bedraagt 20 m2, waarbij uitgegaan wordt van een binnenruimte van 10 m2 en van een uitstallingsruimte van 10 m2;

  • 2. het college kan in bijzondere omstandigheden toestaan dat van het bepaalde in het eerste lid wordt afgeweken.

Artikel 13. Verboden standplaats in te nemen.

  • 1. Het is verboden standplaats in te nemen op een andere plaats en/of tijd dan door het college is toegewezen;

  • 2. het is verboden standplaats in te nemen met een andere verkoopinrichting dan waarvoor vergunning is verleend;

  • 3. het college kan in geval van dringende redenen tijdelijk een andere lokatie toewijzen en/of toestaan dat wordt afgeweken van het bepaalde in het eerste en tweede lid.

Artikel 14. Innemen standplaats.

  • 1.

    • a.

      Een standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen; hij mag de standplaats derhalve niet aan een ander afstaan, in gebruik geven of uitsluitend door een werknemer in loondienst laten bezetten;

    • b.

      de vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan;

  • 2.

    • a.

      de standplaatshouder, die wegens ziekte verhinderd is zijn standplaats te bezetten, dient het college daarvan schriftelijk in kennis te stellen;

    • b.

      de schriftelijke mededeling moet tijdig voor de dag waarop de standplaats bezet dient te worden, worden ingezonden. Bij plotselinge verhindering dient het college mondeling of telefonisch te worden ingelicht, gevolgd door een schriftelijke bevestiging van deze melding;

    • c.

      bij langdurige afwezigheid van een standplaatshouder wegens ziekte, dient van deze verhindering iedere drie maanden een geneeskundige verklaring te worden overlegd;

  • 3. houders van standplaatsen die wegens vakantie de standplaats niet zullen bezetten, moeten daarvan tijdig, onder de opgave van de duur van de vakantie, schriftelijk melding doen aan het college;

  • 4. in bijzondere gevallen kan door het college aan een standplaatshouder, op schriftelijk verzoek, tijdelijk ontheffing worden verleend van de verplichting om persoonlijk op de standplaats aanwezig te zijn;

  • 5. bij het innemen van de standplaats moet de standplaatsvergunning te allen tijde getoond kunnen worden aan de door het college daartoe aangewezen ambtenaar.

Artikel 15. Het gebruik van de standplaats.

  • 1. De standplaats mag niet eerder in gebruik worden genomen dan één uur voordat met de verkoop mag worden begonnen;

  • 2. de standplaats dient volledig te zijn ontruimd binnen één uur nadat de verkoop moet zijn beëindigd;

  • 3. het is voor de standplaatshouder verboden reclame aan te brengen anders dan voor eigen nering en/of naam;

  • 4. het aanprijzen van artikelen is toegestaan binnen de uitstallingsruimte door middel van één sandwichbord, met een maximale afmeting van 120 centimeter bij 80 centimeter,-

  • 5. het is, met uitzondering van de in artikel 11 eerste lid genoemde binnenruimte, verboden de standplaats te overkappen;

  • 6. de standplaatshouder is verplicht tijdens het gebruik van de hem toegewezen standplaats deze en de directe omgeving (binnen een straal van 25 meter) schoon te houden en bij het verlaten de standplaats schoon achter te laten;

  • 7. standplaatshouders en venters, die het is toegestaan eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken, moeten tegen de voorzijde van hun verkoopinrichting twee korven of bakken van voldoende grootte en kwaliteit aanwezig hebben voor het inwerpen van afval;

  • 8. standplaatshouders zijn verplicht, gedurende de tijd dat zij goederen of waren voor verkoop aanbieden, op een duidelijk zichtbare plaats aan of in de verkoopinrichting een bord te hebben waarop duidelijk leesbaar de naam en voorletters en het telefoonnummer van de standplaatshouder zijn vermeld;

  • 9. het is de standplaatshouder verboden gebruik te maken van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van geluid;

  • 10. het college kan in bijzondere gevallen, zo nodig onder door hen te stellen voorwaarden, ontheffing verlenen van het in het eerste en tweede lid gestelde;

  • 11. wanneer bij het gebruik van de standplaats tevens sprake is van een meldingsplichtige activiteit ingevolge de Wet milieubeheer, mag de standplaats niet gebruikt worden zolang de melding ingevolge de Wet milieubeheer niet is ontvangen door het college.

Artikel 16. Het gebruik van de ventvergunning.

Tijdens het venten moet de ventvergunning te allen tijde getoond kunnen worden aan de daartoe door het college aangewezen ambtenaar.

Artikel 17. Verboden artikelen.

Het is verboden op de standplaats of tijdens het venten andere artikelen in voorraad te houden, uit te stallen, te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren, dan waarvoor de standplaats is toegewezen, danwei de ventvergunning is verleend.

Artikel 18. Strafbepalingen.

  • 1. Degene, die in strijd handelt met de bepalingen van deze verordening of zich aan wangedrag of bedrog schuldig maakt, de ambtenaar in de uitoefening van zijn taak belemmert, danwel direct of indirect de orde verstoort of in gevaar brengt, één en ander ter beoordeling van het college kan gelast worden zich met zijn goederen of waren ogenblikkelijk van de standplaats te verwijderen, aan welke last ogenblikkelijk gevolg dient te worden gegeven;

  • 2. overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en van de voorwaarden die zijn verbonden aan de op grond van deze verordening verleende vergunningen en ontheffingen, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie, of hechtenis van ten hoogste twee maanden;

  • 3. overtreding van enige bepaling van deze verordening kan verder worden bestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 19. Opsporingsambtenaren.

De opsporing van de in artikel 17 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan de door het college aangewezen ambtenaren.

Artikel 20. Overgangsbepalingen.

  • 1. Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de artikelen 5.2.2 en 5.2.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Bergen op Zoom, blijven -indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening- van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken;

  • 2. vergunningen en ontheffingen, bedoeld in het eerste lid, worden geacht vergunningen en ontheffingen in de zin van deze verordening te zijn;

  • 3. op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dat is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 20, eerste lid;

  • 4. de vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid blijft, ongeacht het gestelde in het eerste lid, van kracht totdat onherroepelijk is beslist op een beroep- of bezwaarschrift ingevolge het derde lid

  • 5. bij bestaande situaties waar zich ten gevolge van deze verordening wijzigingen voordoen zal, indien noodzakelijk, voor vergunningverlening een overgangstermijn van één jaar in acht worden genomen.

Artikel 21. Slotbepaling.

  • 1. De verordening kan worden aangehaald als "Verordening op het verlenen van standplaats- en ventvergunningen en het innemen van standplaatsen 1999";

  • 2. deze verordening treedt in werking op l januari 1999;

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 1998

de secretaris,
de voorzitter,