Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening op de heffing en invordering van havengelden

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening Havengelden 2002

de raad van de gemeente Bergen op Zoom;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 oktober 2001, nr. SM/23;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de

Verordening Havengelden 2002

Artikel 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Vaartuig: een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen of vervoeren van al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende voorwerpen.

  • b.

    Meetbrief: het document als bedoeld in artikel 782, vierde lid, van het Wetboek van Koophandel juncto het besluit van 24 oktober 1983, Stb. 548 (Besluit binnenschependocumenten).

  • c.

    Schip: een binnenschip of een vissersschip.

  • d.

    Binnenschip: een vaartuig - niet zijnde een pleziervaartuig - dat wordt gebruikt voor de vaart op de binnenwateren.

  • e.

    Vrachtschip: een binnenschip dat hoofdzakelijk gebezigd wordt voor het vervoer van goederen.

  • f.

    Passagiersschip: een binnenschip dat hoofdzakelijk gebezigd wordt voor het bedrijfsmatig vervoer van personen.

  • g.

    Zeilend bedrijfsvaartuig: een binnenschip dat overwegend of geheel met behulp van zeilen wordt voortgestuwd en dat hoofdzakelijk gebezigd wordt voor het bedrijfsmatig vervoer van personen.

  • h.

    Sleepboot: een binnenschip dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het slepen of duwen van andere vaartuigen.

  • i.

    Vissersschip: een schip dat hoofdzakelijk gebruikt wordt voor het vangen van vis, schaal- of schelpdieren uit binnen- en buitenwater.

  • j.

    Pleziervaartuig: een vaartuig dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden, niet zijnde een passagiersschip of een zeilend bedrijfsvaartuig.

  • k.

    Laadvermogen: het in tonnen uitgedrukte verschil tussen de zoetwaterverplaatsing van het schip bij de grootst toegelaten diepgang en die van het ledige schip.

  • l.

    Ton: een gewichtseenheid van 1.000 kilogram.

  • m.

    Gebruik van de haven: het in artikel 2 bedoelde gebruik van de Theodorushaven, bestaande uit:

    • -

      de buitenhaven, omvattende de vaargeul binnen de strekdammen tot de schutsluis, vormende de toeleiding tot de binnenhaven van de Theodorushaven;

    • -

      de binnenhaven, omvattende het havenkanaal vanaf de schutsluis tot aan het worteleinde met zwaaikom, met uitzondering van het niet-openbare gedeelte daarvan.

  • n.

    Havenmeester: de havenmeester van de gemeente Bergen op Zoom of diens plaatsvervanger.

  • o.

    Tabel: de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

  • p.

    Termijn: een in de tabel genoemd tijdvak waarin het gebruik van de haven plaatsvindt.

  • q.

    Een dag: een aaneengesloten tijdvak van 24 uur beginnende om 0.00 uur;

  • r.

    14 dagen: een aaneengesloten tijdvak van 14 dagen;

  • s.

    een kwartaal: een aaneengesloten tijdvak van 90 dagen.

Artikel 2. BELASTBAARFEIT

  • 1. Onder de naam van “binnenhavengeld” wordt een recht geheven ter zake van het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemd vaarwater.

  • 2. Onder de naam van “liggeld” wordt een recht geheven ter zake van het hebben van een ligplaats met een vaartuig met het doel goederen over te slaan:

    • -

      langs de openbare loswal, dan wel

    • -

      langs de Plasticslaan in westelijke richting vanaf het midden tussen meerpaal 7 en 8

  • 3. Onder de naam van “kadegeld” wordt een recht geheven voor het gebruik van langs de kaden of boorden van de haven gelegen voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, ten behoeve van:

    • a.

      de opslag van goederen;

    • b.

      het verrichten van werkzaamheden met een niet aan de gemeente in eigendom toebehorende kraan of andere los- of laadinrichting.

Artikel 3. BELASTINGPLICHT

  • 1. Belastingplichtig voor het binnenhavengeld is de schipper, de reder, de eigenaar van het vaartuig, degene die het vaartuig heeft gecharterd of degene die als vertegenwoordiger van één van dezen optreedt.

  • 2. Belastingplichtig voor het overslaggeld is degene die de goederen doet overslaan.

  • 3. Belastingplichtig voor het kadegeld en voor het liggeld is:

    • a.

      ten aanzien van de ter inlading aangevoerde goederen: degene die de goederen ter inlading heeft doen aanvoeren;

    • b.

      ten aanzien van geloste goederen: degene voor wie de goederen bestemd zijn.

Artikel 4. MAATSTAF VAN HEFFING

  • 1. Grondslagen voor de berekening van het binnenhavengeld zijn:

    • a.

      het laadvermogen van het vaartuig, uitgedrukt in tonnen;

    • b.

      de oppervlakte van het vaartuig, uitgedrukt in vierkante meters;

    • c.

      de lengte van het vaartuig, uitgedrukt in meters;

    zoals deze blijken uit de meetbrief of door opmeting worden vastgesteld.

    In de bij deze verordening behorende tarieventabel is per soort vaartuig aangegeven welke maatstaf van heffing van binnenhavengeld van toepassing is.

  • 2. Grondslag voor de berekening van het liggeld is de lengte van het vaartuig, uitgedrukt in meters.

  • 3. Grondslag voor de berekening van het overslaggeld is het aantal spoorwegwagons waarmee de overgeslagen goederen worden aan- of afgevoerd.

  • 4. Grondslag voor de berekening van het kadegeld is het aantal vierkante meters in gebruik genomen gemeentegrond.

Artikel 5. BELASTINGTARIEVEN

  • 1. Het binnenhaven-, lig-, overslag- en kadegeld wordt geheven naar de tarieven, die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, zulks met inachtneming van daarin gegeven aanwijzingen en van het hierna in lid 2 bepaalde.

  • 2. Voor toepassing van de tarieven binnenhavengeld:

    • a.

      geldt als laadvermogen in tonnen van een vaartuig: het aantal tonnen zoals dat blijkt uit de bij het vaartuig behorende meetbrief;

    • b.

      wordt de oppervlakte van een vaartuig gesteld op het product van de lengte en de grootste breedte naar de mal, zoals deze blijken uit de bij het vaartuig behorende meetbrief;

    • c.

      wordt de lengte van een vaartuig gesteld op de lengte over alles, zoals die blijkt uit de bij het vaartuig behorende meetbrief;

    • d.

      wordt, in afwijking van het sub a tot en met c bepaalde, het laadvermogen in tonnen, dan wel de grootste breedte en/of de lengte, ter plaatse door opmeting vastgesteld, indien de aldaar genoemde meetbrief niet wordt overgelegd of indien deze de vereiste gegevens niet vermeld;

    • e.

      wordt een gedeelte van een eenheid van massa, van oppervlakte, van lengte of van tijdsduur voor een volle eenheid gerekend;

    • f.

      wordt de termijn steeds op de kortste van de in de tarieventabel voor het betreffende soort vaartuig genoemde termijnen gesteld, tenzij op aanvraag van de belastingplichtige het havengeld over een langere termijn wordt berekend.

Artikel 6. VRIJSTELLINGEN

Binnenhavengeld en liggeld worden niet geheven ter zake van:

  • a.

    vaartuigen waarmede van het gemeentelijk vaarwater gebruik wordt gemaakt ten behoeve van het onderhoud van de gemeentelijke havens of havenwerken;

  • b.

    hospitaalschepen of schepen die als zodanig dienst doen;

  • c.

    vaartuigen uitsluitend voor de openbare dienst in gebruik bij het rijk, provinciën of gemeenten, mits geen personen of lading tegen betaling vervoerende;

  • d.

    één volgboot behorende bij een vaartuig waarvoor reeds rechten ingevolge deze verordening worden geheven;

  • e.

    vaartuigen welke korter dan vier achtereenvolgende uren gebruik maken van een speciaal daartoe aan te wijzen ligplaats, mits deze tijd uitsluitend wordt benut om in de gemeente inkopen te doen, zaken te behandelen, godsdienstoefeningen bij te wonen en/of medische hulp in te roepen, mits niet wordt geladen of gelost en geen passagiers worden in- of ontscheept;

  • f.

    vaartuigen die bij wijze van uitzondering gebruik maken van een speciaal aangewezen ligplaats en uitsluitend tussen 18.00 uur en eerstvolgende dag 8.00 uur, mits geen lading wordt ingenomen of gelost en geen passagiers worden in- of ontscheept;

  • g.

    pleziervaartuigen.

Artikel 7. WIJZE VAN HEFFING

  • 1. De rechten worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving, nota of andere schriftuur.

  • 2. Het verschuldigde bedrag wordt in de schriftuur, als bedoeld in het eerste lid, vermeld.

Artikel 8. VERSCHULDIGDHEID

De rechten zijn verschuldigd zodra de belastingplicht aanvangt.

Artikel 9. BETALING

  • 1. Het binnenhavengeld moet worden betaald op de eerste werkdag volgende op de dag van aankomst van het vaartuig in de haven, doch vóór het tijdstip waarop het vaartuig uit de haven vertrekt.

  • 2. Indien het vaartuig in de loop van een termijn, die in de tabel is aangeduid als een termijn per reis, uit de haven vertrekt en daar in de loop van die termijn terugkeert, begint bij de terugkeer een nieuwe termijn en neemt met betrekking tot de laatstbedoelde termijn het gebruik van de haven opnieuw een aanvang.

  • 3. Het gebruik van gemeentelijk vaarwater, als bedoeld in het voorgaande lid, wordt niet geacht te zijn onderbroken, indien na een motorreparatie eenmalig een korte proefvaart buiten het gemeentelijk vaarwater wordt gemaakt.

  • 4. Bij voortgezet verblijf in de haven, na afloop van de termijn waarover binnenhavengeld is betaald, begint een nieuwe termijn en neemt met betrekking tot de laatstbedoelde termijn het gebruik van de haven opnieuw een aanvang. Alsdan moet opnieuw betaling overeenkomstig het eerste lid plaatsvinden.

  • 5. Het in lid 4 bepaalde vindt geen toepassing, indien het gebruik van de haven eindigt vóór des middags 12.00 uur op de dag, volgende op de laatste volle dag van de verstreken termijn.

  • 6. Het binnenhavengeld voor voortgezet verblijf, zoals geregeld in lid 4, wordt niet geheven indien het voortgezet verblijf uitsluitend het gevolg is van stremming van de scheepvaart door ijs of andere natuurlijke overmacht of door het onklaar geraken van vitale delen van het gemeentelijk vaarwater.

Artikel 10.

Het liggeld, het kadegeld en het overslaggeld moet worden betaald op het moment, dat het gebruik van de betreffende dienst aanvangt.

Artikel 11. RESTITUTIE EN OVERSCHRIJVING

  • 1. Indien een vaartuig wordt vervangen door een ander vaartuig, wordt - op aanvraag van de belastingplichtige - het over de nog niet verstreken maanden van de lopende termijn voor het te vervangen vaartuig betaalde binnenhavengeld verrekend met hetgeen over die periode voor het vervangende vaartuig verschuldigd zou zijn. Eén en ander met dien verstande, dat indien het laatstgenoemde binnenhavengeld lager is dan het betaalde, het verschil niet wordt gerestitueerd.

  • 2. Het na toepassing van de in het vorige lid bedoelde verrekening verschuldigde bedrag moet binnen 14 dagen na die vervanging worden betaald.

Artikel 12. KWIJTSCHELDING

Bij de invordering van binnenhaven-, lig-, overslag- en kadegeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van het binnenhaven-, lig-, overslag- en kadegeld.

Artikel 14. INWERKINGTREDING EN CITEERARTIKEL

  • 1. De Verordening havengelden 1999, vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 1998, nr. SM/28, sedertdien gewijzigd, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2002.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel Verordening havengelden 2002.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 november 2001.

De secretaris
De burgemeester

TARIEVENTABEL HAVENGELDEN 2009

(Behorende bij Verordening havengelden 2002)

Omschrijving

Tarief (exclusief omzetbelasting)

Binnenhavengeld per reis

Termijn per reis

Per reis, per eenheid van de heffingsmaatstaf

Minimum tarief per vaartuig

Soort vaartuig en maatstaf:

- Vrachtschip (per ton laadvermogen)

- Zeilend bedrijfsvaartuig (per meter lengte over alles)

- sleep- of duwboot, passagiersschip, overige vaartuigen (per m² oppervl.)

14 dagen

1 dag

14 dagen

€ 0,1345

€ 0,82

€ 0,17

€ 19,66

n.v.t.

€ 19,66

Binnenhavengeld bij abonnement

Per kwartaal per eenheid van de heffingsmaatstaf

Minimum tarief kwartaal-abonnement per vaartuig

- vrachtschip (per ton laadvermogen)

- Zeilend bedrijfsvaartuig (per strekkende meter over alles)

- sleep- of duwboot, passagiersschip, vissersschip, overige vaartuigen (per m² oppervlakte)

€ 1,--

€ 5,--

€ 1,30

€ 132,73

n.v.t.

€ 132,73

Liggeld (per strekkende meter per dag):

- aan de openbare loswal

- aan de Plasticslaan

€ 0,90

€ 0,44

AANWIJZINGEN.

-Onder één dag wordt verstaan een aaneengesloten tijdvak van 24 uren beginnende om 0.00 uur.

- Onder 14 dagen wordt een aaneengesloten tijdvak van 14 dagen verstaan.

- Onder een kwartaal wordt een tijdvak van 90 aaneengesloten dagen verstaan.

- Een termijn vangt aan op de eerste dag om 0.00 uur.

-De aanduiding "n.v.t." betekent, dat de betreffende termijn niet van toepassing is voor het genoemde soort vaartuig.

Kadegeld:

Voor het verrichten van werkzaamheden met een kraan, brug, trechter, transportband en dergelijke los- of laadinrichtingen (per los- of laadinrichting, per dag)

€ 23,53

Voor de opslag van goederen (per m²)

Per tijdvak van drie etmalen

Met een minimum van:

€ 0,143

€ 20,57