Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening op de heffing en invordering van reinigingsrecht

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening reinigingsrecht 2003

De raad van de gemeente Bergen op Zoom

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2002 , nr. SM/13;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN REINIGINGSRECHT

Artikel 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder “extra minicontainers” verstaan het aantal minicontainers boven hetgeen volgens een aanwijzing als bedoeld in artikel 2.3 van de gemeentelijke Afvalstoffenverordening wordt verstrekt aan een perceel waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.

Artikel 2. BELASTBAAR FEIT

Onder de naam "reinigingsrecht" wordt een recht geheven voor:

  • a.

    het beschikbaar stellen, het gebruik, dan wel ledigen, van een of meer extra minicontainers en het verwijderen van de daarin verzamelde afvalstoffen;

  • b.

    het in behandeling nemen van een aanvraag tot het omruilen van één of meer minicontainers;

  • c.

    het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats.

  • d.

    het op incidenteel verzoek verwijderen van grof huishoudelijk afval

Artikel 3. BELASTINGPLICHT

  • 1. De belasting wordt geheven van degene, die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel van waaruit de afvalstoffen worden aangeboden

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 4. MAATSTAF VAN DE HEFFING

Maatstaf voor de heffing als bedoeld in artikel 2,

  • -

    onder a: is het aantal extra minicontainers;

  • -

    onder b: is het aantal malen dat omruiling plaatsvindt;

  • -

    onder c en d: het aantal malen dat huishoudelijke stoffen wordt aangeboden

Artikel 5. TARIEF

  • 1. Het recht bedraagt voor het beschikbaar stellen en/of het gebruik van een of meer extra minicontainers, dan wel het verwijderen van de daarin verzamelde afvalstoffen, per extra minicontainer, per jaar:

    container van 140 liter, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval

    86,64

    container van 240 liter, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval

    150,24

    container van 140 liter, bestemd voor overige huishoudelijke afvalstoffen

    152,76

    container van 240 liter, bestemd voor overige huishoudelijke afvalstoffen

    265,44

  • 2.

    Het recht voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het omruilen van een minicontainer, bedraagt per aflevering van minicontainer(s) aan hetzelfde adres c.q. dezelfde belastingplichtige

    44,80

  • 3. Het recht voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege beschikbaar gestelde plaats, alsmede voor het op afroep aan huis ophalen van grof huisvuil, wordt berekend per eenheid, waarbij:

    • a.

      het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege

    • b.

      beschikbaar gestelde plaats per keer voor één eenheid wordt gerekend;

    • c.

      het op afroep inzamelen van grof tuin- en snoeiafval per inzameling voor twee eenheden

    • d.

      wordt gerekend;

    • e.

      het op afroep inzamelen van ander grof huisvuil voor drie eenheden wordt gerekend;

    daarbij bedraagt het tarief per eenheid

    25,--

  • 4. De eerste twaalf eenheden, als bedoeld in lid 3, waarvan een belastingplichtige binnen één kalenderjaar gebruik maakt, zijn kosteloos.

    Evenmin is het recht verschuldigd voor het aanbieden van wit- en bruingoed als bedoeld in het Besluit beheer wit- en bruingoed (Stb. 1998, 238).

Artikel 6. BELASTINGJAAR

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. WIJZE VAN HEFFING

  • 1. Het recht als bedoeld in artikel 5, lid 1, wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. Het recht als bedoeld in artikel 5, lid 2 tot en met 4 wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving, nota of andere schriftuur, waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 8. ONTSTAAN VAN DE BELASTINGSCHULD EN HEFFING NAAR TIJDSGELANG.

  • 1. Het recht is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9. TERMIJNEN VAN BETALING

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moeten de op grond van artikel 7, lid 1 van deze verordening opgelegde aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden na het vervallen van de eerste.

  • 2. In afwijking in zoverre van het gestelde onder a geldt ingeval:

    • a.

      het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen (of als het aanslagbedrag maar één aanslag bevat het bedrag daarvan) niet minder dan € 50,- bedraagt en

    • b.

      de termijnbedragen per termijn niet groter zijn dan € 1.500,-- en

    • c.

      de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, de aanslagen worden betaald in zoveel gelijke termijnen als na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven, met dien verstande, dat het aantal betalingstermijnen steeds minimaal 4 telt.

    De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, elk van de volgende termijnen vervalt telkens een maand later.

  • 3. Het recht, geheven op de wijze als bedoeld in artikel 7, lid 2 moet worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van de kennisgeving is vermeld.

  • 4. De Algemene Termijnenewet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10. KWIJTSCHELDING

Bij de invordering van het reinigingsrecht wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11. NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van het reinigingsrecht

Artikel 12. INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL

  • 1. De Verordening reinigingsrecht 2002, vastgesteld bij raadsbesluit van 8 november 2001, sedert dien gewijzigd, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat de verordening van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2003.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening reinigingsrecht 2003.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 november 2002

De loco-secretaris

beoogd griffier

F.P. de Vos

De voorzitter