Regeling vervallen per 01-01-2020

Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2018

Geldend van 01-10-2018 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2018

Burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom;

Overwegende dat maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen zoveel mogelijk dient te worden bevorderd;

Gelet op de Algemene subsidieverordening Bergen op Zoom 2015;

Besluiten:

Vast te stellen de volgende regeling: Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2018

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Brabantse Wal gemeenten: gemeenten Bergen op Zoom, Steenbergen en Woensdrecht;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom;

  • c.

    Leergeld: Stichting Leergeld De Brabantse Wal;

  • d.

    subsidie: subsidie op grond van de Algemene subsidieverordening Bergen op Zoom 2015;

  • e.

    1º alleenstaande ouder: een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub b, van de Participatiewet, woonachtig in de gemeente Bergen op Zoom als zodanig ingeschreven in de

Basisregistratie personen;

2º gehuwden: gehuwden en daarmee gelijkgestelden als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet,

woonachtig in de gemeente Bergen op Zoom als zodanig ingeschreven in de Basisregistratie

personen;

3º kind: een ten laste van de ouder(s) als bedoeld onder 1º en 2º komend kind, in de leeftijd van 4 jaar tot en met 17 jaar, woonachtig in de gemeente Bergen op Zoom en als zodanig ingeschreven in de

Basisregistratie personen, dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt;

  • f.

    bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm op grond van de artikelen 20, 21, 22 en 23 van de

Participatiewet na brutering voor de fiscus;

  • g.

    inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet waarbij een eventuele bijstandsuitkering, in afwijking van artikel 32 van de Participatiewet, voor de beoordeling van het recht op een voorziening als inkomen wordt gezien;

  • h.

    maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten op het gebied van onderwijs, cultuur, sport en

welzijn;

  • i.

    voorziening: een vorm van ondersteuning in natura gericht op de maatschappelijke participatie van kinderen.

Artikel 2 Doel en strekking

Degenen die tot de doelgroep behoren alsmede aan de voorwaarden voldoen, hebben ter bevordering van deelneming aan de samenleving door ten laste komende schoolgaande kinderen recht op subsidie in de vorm van een voorziening.

Artikel 3 Doelgroep

1. Tot de doelgroep behoren de alleenstaande ouder of de gehuwden met een of meerdere kinderen die

gedurende een periode van 6 maanden is/zijn aangewezen op een beschikbaar inkomen wat gemiddeld per

maand niet uitkomt boven 120 % van de geldende bijstandsnorm.

2. Als periode in het vorige lid wordt in aanmerking genomen het tijdvak van 6 kalendermaanden onmiddellijk

voorafgaande aan de maand waarin de aanvraag is ingediend.

3. Het kind waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, dient op de aanvraagdatum aan het leeftijdscriterium als

bedoeld in artikel 1, sub e, onder 3º, van de regeling te voldoen.

Artikel 4 Voorziening

Per kind bestaat recht op subsidie in de vorm van één voorziening naar eigen keuze per kalenderjaar.

Artikel 5 Invulling voorziening

1. Een voorziening als bedoeld in artikel 1, sub i, van deze regeling kan bestaan uit één van de navolgende

mogelijkheden:

  • a.

    het lidmaatschap van een jeugd-, sport- of ontspanningsvereniging alsmede - voor zover van toepassing - aan de club gerelateerde kleding;

  • b.

    het binnen de Brabantse Wal gemeenten kunnen volgen van een cursus of workshop op het gebied van muziek, dans, theater of beeldend, uitsluitend in groepsverband;

  • c.

    het binnen de Brabantse Wal gemeenten wekelijks gedurende een half uur kunnen volgen van regulier zwemonderwijs voor de diploma’s A en B tegen het laagst mogelijke tarief van het desbetreffende instituut met een maximum bedrag van € 7,50 voor 30 minuten;

  • d.

    een abonnement voor zwembad De Melanen, De Meermin, Aquadintel of De Plantage;

  • e.

    het kunnen deelnemen aan een schoolreisje of schoolkamp tijdens het basisonderwijs, vakexcursies in het voortgezet onderwijs, het spaarsysteem in lagere klassen van het voortgezet onderwijs ter financiering van een meerdaagse buitenlandse schoolreis later als leerling van een van de hoogste klassen, alsmede andere activiteiten die in een schooljaar door de school worden georganiseerd;

  • f.

    het kunnen deelnemen aan een themaklas als additioneel onderwijs op het regulier middelbaar onderwijs;

  • g.

    een (tweedehands) standaard fiets voor normaal dagelijks gebruik bij het volgen van voortgezet onderwijs;

  • h.

    de verstrekking van voor het primair dan wel voortgezet onderwijs benodigde digitale hulpmiddelen, zoals een eenvoudige laptop of tablet;

  • i.

    noodzakelijke aanvullende studiebegeleiding op het reguliere onderwijs om de schoolprestaties van de leerling op het vereiste niveau te krijgen dan wel voor een voldoende beheersing van de examenstof in het laatste schooljaar.

2. Een voorziening voor schoolactiviteiten kan zich uitstrekken tot alle in een schooljaar georganiseerde activiteiten.

3. Bij fitness mogen de kosten van het lidmaatschap een bedrag van € 20,00 per maand niet overschrijden.

4. Geen voorziening in natura is mogelijk voor exclusieve en extreme sporten.

5. Geen voorziening in natura is mogelijk voor een meerdaagse buitenlandse schoolreis anders dan middels

deelname aan het spaarsysteem als bedoeld in lid 1.

6. De aanschafkosten van een fiets mogen een bedrag van € 300,00 niet overschrijden.

7. De aanschafkosten van digitale hulpmiddelen, zoals een laptop of tablet, inclusief eventueel benodigde

software en een verzekering tegen beschadiging en diefstal, mogen een bedrag van € 350,00 niet overschrijden.

8. Voor de verstrekking van een voorziening voor studiebegeleiding als bedoeld in lid 1, sub i, geldt het vereiste,

dat de school een substantiële bijdrage in de hieraan verbonden kosten levert.

9. De verstrekking van digitale middelen bij het primair onderwijs is slechts mogelijk als die door de school

verplicht worden gesteld en deze middelen door de school zelf niet kosteloos aan de leerling beschikbaar

worden gesteld.

10. Een voorziening als vermeld in lid 1, sub g en h, kan slechts één keer in een periode van 5 jaar worden

verstrekt en is onlosmakelijk verbonden met het volgen van onderwijs.

11. In afwijking van artikel 4 kunnen voorzieningen als vermeld in lid 1, sub f, g, h en i, onderling samengaan

alsmede met een voorziening als vermeld in lid 1, sub a, b, c, d of e.

Artikel 6 Duur voorziening

1. De duur van een voorziening is gelijk aan een verenigings- of schooljaar dan wel cursusperiode met een

maximum van 12 maanden.

2. De start van de activiteit waarvoor een voorziening is getroffen, is bepalend voor het kalenderjaar waaraan de

subsidie in de vorm van een voorziening wordt toegerekend.

Artikel 7 Procedurebepalingen

1. De aanvraag voor een voorziening geschiedt schriftelijk middels een daartoe beschikbaar gesteld formulier.

2. Een voorziening met terugwerkende kracht aanvragen, is niet mogelijk.

3. Uiterlijk binnen 4 weken na ontvangst van de aanvraag wordt een beschikking over de verlening en

vaststelling van de subsidie in de vorm van een voorziening afgegeven.

Artikel 8 Begripsbepalingen

1. Ter beoordeling van het recht op een voorziening dienen door aanvrager bewijsstukken te worden overgelegd

van de op het aanvraagformulier vermelde inkomsten voor zover aanvrager over de in aanmerking te nemen

periode geen (bijstands)uitkering van een van de Brabantse Wal gemeenten heeft ontvangen.

2. Aanvrager is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigener beweging, ook aan Leergeld, mededeling te doen

van alle feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de realisering van de voorziening in natura,

alsmede hieraan zijn medewerking te verlenen.

Artikel 9 Uitvoering

1. De realisering van de voorzieningen in natura wordt opgedragen aan Leergeld. Leergeld handelt als zodanig

namens het college.

2. Leergeld wordt in staat gesteld voorzieningen in natura te verstrekken als bedoeld in artikel 1, sub i, van deze

regeling. De beoordeling van het recht op subsidie in de vorm van een voorziening berust bij het college.

3. Naast de verstrekking van een voorziening als bedoeld in lid 1 draagt Leergeld, na een verzoek daartoe van

de ouder, tevens zorg voor aanmelding van kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot en met 12 jaar voor een

verjaardagsbox bij Stichting Jarige Job.

Artikel 10 Financiering en verantwoording

1. Bij voorschot worden aan Leergeld financiële middelen ter beschikking gesteld voor de bekostiging van de

voorzieningen in natura.

2. Binnen 3 maanden na beëindiging van het kalenderjaar dient Leergeld verantwoording over de bestede gelden

af te leggen aan het college. In de verantwoording dienen de volgende gegevens te worden vermeld:

- het nummer van de beschikking op grond waarvan een voorziening in natura is gerealiseerd;

- de naam van het kind voor wie een voorziening in natura is gerealiseerd;

- de geboortedatum van het kind;

- de soort activiteit;

- de kosten van de voorziening.

Aan het einde van elk kalenderkwartaal kunnen ten behoeve van de gemeentelijke bedrijfsvoering voormelde

gegevens tussentijds door of namens het college worden opgevraagd.

3. Leergeld neemt de bepalingen in deze regeling in acht.

4. De verantwoording dient te zijn voorzien van een accountantsverklaring, dat de gelden dienovereenkomstig

zijn besteed.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Door of namens het college kan met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12 Slotbepalingen

1. De regeling wordt aangehaald als: ”Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door

schoolgaande kinderen 2018”.

2. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2018 en heeft terugwerkende kracht vanaf 1 januari

2018.

3. De “Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2017”,

vastgesteld bij besluit van 4 juli 2017, vervalt per 1 oktober 2018.

4. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 4 wordt mede verstaan een voorziening op grond van artikel 4

van de Regeling ter bevordering van maatschappelijke participatie door schoolgaande kinderen 2017.

Ondertekening

Vastgesteld bij B&W-besluit d.d. 18 september, 2018.