Verordening van de gemeenteraad van Bergen op Zoom houdende de Verordening rechtspositie raads- en burgerleden gemeente Bergen op Zoom 2019.

Geldend van 02-09-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van Bergen op Zoom houdende de Verordening rechtspositie raads- en burgerleden gemeente Bergen op Zoom 2019.

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

gezien het voorstel van het college van 14 mei 2019, nr. RVB19-0044;

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en [de ]artikel[en] [3.1.1, vijfde lid,] 3.1.3, eerste lid[, 3.1.4, eerste lid, 3.1.8, eerste lid, 3.1.9, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid, en 3.4.2] en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

Artikel I. Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. commissie: een commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet

b. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

c. raadslid: lid van de gemeenteraad.

d. burgerlid: de persoon die daartoe aangewezen door de gemeenteraad een raadslid vervangt tijdens de commissievergaderingen.

Artikel II. Vergoeding burgerlid

Een burgerlid ontvangt voor het bijwonen van een vergadering van een raadscommissie de vergoeding vermeld in artikel 3.4.1, gemeenteklasse 4 van het rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel III. Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

1. Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een jaarlijkse toelage toegekend van maximaal driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. De raad zal per raadsbesluit bij het instellen van een onderzoekscommissie een besluit nemen over de hoogte van de toelage, met dien verstande dat de toelage niet hoger mag zijn dan driemaal de maandelijkse raadswedde.

2. Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend van maximaal € 120,= per maand. Bij het instellen van de bijzondere commissie besluit de raad of er sprake is van een bijzondere commissie die in aanmerking komt voor een toelage zoals bepaald in artikel 3.1.4 van het rechtspositiebesluit, alsmede de hoogte van de toelage, met dien verstande dat de toelage niet hoger mag zijn dan € 120,= per maand.

3. Een raadslid dat lid is van een zware commissie als bedoeld in artikel 3.1.2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend van € 120,= per maand.

Artikel IV. Reis- en verblijfkosten raads- en burgerleden voor reizen buiten de gemeente

1. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of burgerlid vergoed:

a. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

b. bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt (€ 0,19 ct op peildatum 1-1-2019) en middels de berekening zoals deze door de gemeente wordt gebruikt in de hiervoor bestemde applicatie.

2. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of burgerlid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed;

3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

4. Als een raadslid of burgerlid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of burgerlid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed. Richtlijn hiervoor zijn de bedragen zoals opgenomen in de reisregeling binnenland.

6. De reis- en verblijfkosten worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de gemaakte afspraken hierover.

7. De gemeenteraad kan (een delegatie uit) de gemeenteraad of een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland als deze door of vanwege de gemeente wordt georganiseerd. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel V. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en burgerleden

1. Een raads- of burgerlid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

3. De voorzitter van de raad beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

4. Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening worden ingediend, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel VI. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en burgerleden

1.Een raads- of burgerlid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

2.Een raads- of burgerlid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel VII. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel VIII. Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.

Artikel IX. Betaling en declaratie van onkosten

1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

a. betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

b. betaling vooruit uit eigen middelen

2. Declaratie geschiedt:

a) Op basis van een declaratieformulier en bewijsstukken en

b) Voor de 8e van de derde maand na factuurdatum of betaling.

3. Een declaratie wordt ingediend bij en getoetst door de griffier.

Artikel X. Overgangsrecht inzake artikel 6 Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en burgerleden

Zolang een raadslid niet is afgetreden, ontslagen of herbenoemd, blijft voor hem het desbetreffende artikel van het Rechtspositiebesluit raads- en burgerleden, zoals dat luidde voor 1 januari 2019, en de op dat artikel gebaseerde nadere regels, van toepassing, indien hem in 2018 een tegemoetkoming of een vergoeding op grond van dat artikel is verleend.

Artikel XI. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2019. De verordening rechtspositie raads- en burgerleden 2018 wordt gelijktijdig ingetrokken.

Artikel XII. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en burgerleden gemeente Bergen op Zoom 2019.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 4 juli 2019

Ondertekening

De griffier, De voorzitter,

C.J.M. Terstappen Dhr. Dr. F.A. Petter