Regeling vervallen per 06-07-2015

Algemene subsidieverordening Bergen op Zoom

Geldend van 05-01-2012 t/m 05-07-2015

Intitulé

Algemene subsidieverordening Bergen op Zoom

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

gezien het voorstel van het college van , nr. RVB10-0058;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende

Algemene subsidieverordening Bergen op Zoom

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: raad van de gemeente Bergen op Zoom;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom;

  • c.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en alle andere subsidies dan jaarlijkse subsidies;

  • d.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Voor de volgende beleidsterreinen kan subsidie worden verstrekt:

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • d.

      economische zaken;

    • e.

      onderwijs;

    • f.

      cultuur;

    • g.

      recreatie;

    • h.

      sport;

    • i.

      sociale voorzieningen;

    • j.

      welzijn en zorg;

    • k.

      volksgezondheid;

    • l.

      milieu;

    • m.

      ruimtelijke ordening;

    • n.

      volkshuisvesting.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein, zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven. Tevens is het college bevoegd nadere regels te stellen over reserveringen, eigen vermogen en liquidatiesaldo van door de gemeente Bergen op Zoom gesubsidieerde instellingen.

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld – onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidieplafonds.

  • 2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. Het college kan, met inachtneming van de ingevolge artikel 2 door de raad vastgesteld beleidsterreinen en regels, nadere regels stellen over de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor al ingediende aanvragen.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 3 AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college, indien aanwezig met behulp van een door of namens het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Het college is bevoegd in een nadere regel eisen te stellen ten aanzien van de door de aanvrager te overleggen gegevens, die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

Het college is bevoegd in een nadere regel termijnen te stellen ten aanzien van het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningstermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

  • 3. Het college is bevoegd in een nadere regel afwijkende beslistermijnen te stellen.

HOOFDSTUK 4 WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8 Weigeringsgronden

Het college kan een aanvraag om subsidie weigeren

  • -

    indien de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen of;

  • -

    indien de activiteiten van de aanvrager niet passen binnen het door de gemeente vastgestelde beleid of;

  • -

    indien de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken.

HOOFDSTUK 5 VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9 Verlening van de subsidie

  • 1. Bij het besluit tot verlenen van subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en het gebruik van de subsidie.

Artikel 10 Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, als bedoeld in artikelen 15 en 16, worden in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6 VERPLICHTIGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 11 Tussentijdse verantwoording

Bij subsidies, hoger dan € 50.000 die verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 12 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 13 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4. De subsidieontvanger, waarop artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens van toepassing is, is verplicht om de inkomensgrens zoals bedoeld in het eerste lid van dat artikel als bezoldigingsmaximum in acht te nemen. Indien voor een sector een hoger bezoldigingsmaximum is afgesproken tussen de sector en de minister, dan geldt dit maximum.

  • 5. Indien de subsidieontvanger de in het vorige lid bedoelde verplichting niet nakomt, kan het in de verleningsbeschikking genoemde subsidiebedrag bij de subsidievaststelling wordt verminderd. De vermindering is gelijk aan het bedrag van de overschrijding van de geldende inkomensgrens in het kalenderjaar waarop de verleningsbeschikking betrekking heeft.

HOOFDSTUK 7 VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 14 Verantwoording subsidies tot € 7.500

  • 1. Subsidies tot € 7.500 worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 15 Verantwoording subsidies vanaf € 7.500 tot € 50.000

  • 1. Indien de verleende subsidie meer bedraagt dan € 7.500 maar minder dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college met behulp van een door het college vastgesteld formulier

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na afloop van de gesubsidieerde activiteiten

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar, dan wel 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en (voor zover van toepassing) inkomsten (financieel verslag of jaarrekening)

    • c.

      een balans per einde van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 16 Verantwoording subsidies vanaf € 50.000

  • 1. Indien de verleende subsidie meer bedraagt dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college met behulp van een door het college vastgesteld formulier.

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na afloop van de gesubsidieerde activiteiten

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar, dan wel 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening)

    • c.

      een balans per einde van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 17 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 18 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van een artikel of artikelen van deze verordening, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 19 Intrekking

Per 1 januari 2011 worden de volgende verordeningen ingetrokken:

  • -

    Subsidieverordening Kunst en Cultuur Bergen op Zoom 2007

  • -

    Subsidieverordening Welzijn Bergen op Zoom 2007

  • -

    Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing 2003

  • -

    Subsidieverordening jeugdsport

  • -

    Jubileumsubsidieverordening 2008

  • -

    Subsidieverordening zwembad De Schelp en De Melanen

  • -

    Verordening Bijdrageregeling Minima 2008

Artikel 20 Overgangsbepalingen

  • 1. Aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór 1 januari 2011 worden afgedaan volgens de op moment van aanvraag geldende verordening.

  • 2. Dit overgangsrecht geldt niet voor de aanvragen op grond van de Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing, waarvoor deze Algemene subsidieverordening wel op 1 januari 2011 in werking zal treden.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op 1 januari 2011 in werking.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening Bergen op Zoom.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 25 november 2010

De griffier,

De voorzitter,

F.P. de Vos