Regeling vervallen per 01-01-2024

Erfgoedverordening 2012

Geldend van 21-03-2012 t/m 31-12-2023

Intitulé

Erfgoedverordening 2012

Raadsvergadering : 6 maart 2012

Agendanummer : 18

De raad van de gemeente Berkelland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 januari 2012;

gelet op de verleende inspraak op basis van de Inspraakverordening;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

b e s l u i t :

vast te stellen de:

ERFGOEDVERORDENING 2012 GEMEENTE BERKELLAND

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk monument: een in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn beeldbepalende kwaliteiten, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de in overeenstemming met deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    gemeentelijk stads- of dorpsgezicht: een in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht aangewezen groep van zaken en/of terreinen die van belang is wegens zijn beeldbepalende kwaliteiten, zijn onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel zijn wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groep zich één of meer monumenten bevinden;

  • d.

    rijksmonument: beschermd monument, als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • e.

    kerkelijke monumenten: onroerende monumenten die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • f.

    beeldbepalende kwaliteiten: kwaliteiten van een onroerende zaak of terrein die van betekenis zijn voor de directe omgeving van betreffende onroerende zaak of terrein;

  • g.

    beeldbepalend pand: door de gemeente Berkelland aangewezen object of pand met beeldbepalende kwaliteiten en/of overige cultuurhistorische waarden die voorkomt op een door het college vastgestelde lijst;

  • h.

    erfgoedcommissie: de op basis van artikel 15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wabo, de verordeningen met betrekking tot het cultureel erfgoed, het cultuurhistorisch beleid en het archeologiebeleid;

  • i.

    gemeentelijke archeologische landschappen- en beleidskaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

  • j.

    landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

  • k.

    provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten, archeologische vindplaatsen en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

  • l.

    archeologisch monument: een terrein van zeer hoge archeologische waarde, waar archeologische resten zijn aangetoond en voorkomend op de provinciale Archeologische Monumentenkaart en/of de gemeentelijke archeologische landschappen- en beleidskaart;

  • m.

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische landschappen en beleidskaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • n.

    hoge archeologische verwachtingswaarde: grote kans op het aantreffen van archeologische vondsten of informatie;

  • o.

    middelmatige archeologische verwachtingswaarde: gemiddelde kans op het aantreffen van archeologische vondsten of informatie;

  • p.

    lage archeologische verwachtingswaarde: kleine kans op het aantreffen van archeologische vondsten of informatie;

  • q.

    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek;

  • r.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • s.

    gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan;

  • t.

    het college: het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland;

  • u.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • v.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • w.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende een monument of beeldbepalend pand aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de Erfgoedcommissie.

  • 3. De aanwijzing kan geen monument zijn dat al is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Gelderland.

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 12 van overeenkomstige toepassing. Het college is tijdens deze periode verplicht met de eigenaar in gesprek te treden voor overleg over herbestemming, herontwikkeling, behoud en herstel.

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De Erfgoedcommissie adviseert schriftelijk binnen 4 weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2. Het college beslist binnen 4 weken na ontvangst van het advies van de Erfgoedcommissie, maar in ieder geval binnen 8 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede en derde lid en artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Als de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, dan blijft de toepassing van lid 2 achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Als het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, als toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

Hoofdstuk 3. Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1 en 2 en onder e, te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1 en 2 en onder e, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1en onder e, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet als het college

    nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden moeten worden

    uitgevoerd.

  • 4. Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, als en voor zover het een vergunning betreft waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.

  • 5. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing indien deze activiteit betrekking heeft op:

    • a.

      gewoon onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet wijzigen, en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt, of

    • b.

      een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.

    • c.

      verdere activiteiten zoals genoemd in Bijlage 2, Hoofdstuk IIIa, artikel 4a van het Besluit omgevingsrecht (Bor)

Artikel 11. De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. van het Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en stukken worden in 3-voud ingediend.

Artikel 12 Termijnen advies

  • 1. Het bevoegd gezag stuurt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de Erfgoedcommissie voor advies.

  • 2. Binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de Erfgoedcommissie schriftelijk advies uit aan het college.

Artikel 13 Weigeringsgronden

De vergunning kan alleen worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 14 Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken als:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder moet wegen.

Hoofdstuk 4. Beschermde monumenten (rijksmonumenten)

Artikel 15 Vergunning voor beschermd (rijks)monument

  • 1.

    Het bevoegd gezag stuurt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd monument aan de Erfgoedcommissie.

  • 2.

    De Erfgoedcommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen vier weken als het een reguliere voorbereidingsprocedure betreft en binnen acht weken als het een uitgebreide voorbereidingsprocedure betreft, ingaand de dag na de datum van verzending van het afschrift

Hoofdstuk 5. Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten

Artikel 16 De aanwijzing tot gemeentelijk stads- of dorpsgezicht

  • 1. Het college kan een gebied aanwijzen als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht en een zodanige aanwijzing wijzigen of intrekken.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing, wijziging of intrekking een besluit neemt, vraagt het advies aan de Erfgoedcommissie.

  • 3. Op de voorbereiding van een besluit om aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 4. Het college stelt de gemeenteraad en de Erfgoedcommissie in kennis van het besluit tot aanwijzing, wijziging of intrekking van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 5. Een in overeenstemming met artikel 35 van de Monumentenwet 1988 aangewezen stads- of dorpsgezicht wordt niet aangewezen als gemeentelijk dorpsgezicht.

  • 6. De aanwijzing als gemeentelijk dorpsgezicht wordt geacht te zijn ingetrokken als het gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt aangewezen in overeenstemming met artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 17 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het gemeentelijk stads- of dorpsgezicht op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een redengevende beschrijving van het gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

Artikel 18 Bestemmingsplan

  • 1. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

  • 2. Bij het voorstel tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt door het college bepaald in hoeverre het geldende bestemmingsplan of de geldende bestemmingsplannen als beschermend(e) plan(nen) in de zin van het vorige lid kan/kunnen worden aangemerkt.

  • 3. Voordat het college de gemeenteraad een voorstel doet voor vaststelling van een bestemmingsplan in de zin van lid 1 vraagt het college advies aan de Erfgoedcommissie.

Artikel 19 Verbodsbepaling

  • 1. Het is verboden bouwwerken die gelegen zijn in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht zonder vergunning van het college of in strijd met de bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      bouwwerken te plaatsen, op te richten, geheel of gedeeltelijk af te breken of te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      bouwwerken te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het stads- of dorpsgezicht wordt ontsierd of in gevaar gebracht;

    • c.

      onroerende zaken geen bouwwerk zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, wateren, bomen en erfafscheidingen te wijzigen.

  • 3. Geen vergunning is vereist voor het afbreken als gevolg van een aanschrijving van het bevoegd gezag.

  • 4. Paragraaf 3.4.2 van de Wet ruimtelijke ordening is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6. Instandhouding van archeologische terreinen

Artikel 20 Aanwijzing archeologisch waardevol (verwachtings-)gebied

  • 1. De door de gemeenteraad vastgestelde archeologische waarden- en beleidskaart dient als basis voor:

    • a.

      deze verordening;

    • b.

      vast te stellen bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 38a van de Monumentenwet 1988;

    • c.

      aanwijzing van gemeentelijke monumenten als bedoeld in artikel 1 onder a, sub 2

  • 2. Het college kan de archeologische waarden- en beleidskaart wijzigen als uit onderzoek is gebleken dat de verwachtingswaarde afwijkt van de waardenkaart.

Artikel 21 Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden om in een terrein waar zich een archeologisch monument bevindt, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of in een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder j, de bodem dieper dan aangegeven op de archeologische beleidskaart te verstoren.

  • 2.

    Het verbod in lid 1 is niet van toepassing als:

    • a.

      het een verstoring betreft in Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied (AWV) als aangegeven op de gemeentelijke archeologische waarden- en beleidskaart:

      • in een gebied met lage archeologische verwachting en het te verstoren gebied kleiner is dan 2.500 m² (AWV categorie 9 en 10);

      • in een gebied met een middelmatige archeologische verwachting en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m² (AWV categorie 8);

      • in overige gebieden met een hoge archeologische verwachting en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m² (AWV categorie 6 en 7);

    • b.

      in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen aan de hand van de archeologische waardenkaart over de archeologische monumentenzorg;

    • c.

      sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid van de Wabo en hierin voorschriften zijn opgenomen over de archeologische monumentenzorg;

    • d.

      het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring als bedoeld in het eerste lid en aangegeven op de gemeentelijke archeologische waarden- of beleidsadvieskaart;

    • e.

      een rapport is overlegd waarin de archeologische waarden van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • het behoud van de archeologische waarden voldoende worden geborgd; of

  • de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

  • geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 22 Opgravingen en begeleiding

  • 1.

    Als binnen het grondgebied van de gemeente Berkelland onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

  • a.

    het college een programma van eisen (pve) vast te stellen als bedoeld in artikel 1, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.

  • b.

    de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak (pva) als bedoel in artikel 1 van deze verordening ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen.

  • 2.

    In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3.

    Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het college advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.

Artikel 23. Procedure

De bepalingen uit artikel 11, 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen uit artikel 21, tweede lid, onder e, en artikel 22, eerste lid, onder b.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 24 Schadevergoeding

  • 1. Wanneer en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, als de schade in relatie staat tot:

  • a. de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

  • b. de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

  • c. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;

  • d. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 21, tweede lid, onder d;

  • e. een aanwijzing als bedoeld in artikel 22, tweede lid, tweede volzin.

  • 2. Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de Procedureverordening Planschade bij toepassing van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25 Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met de artikelen 10, 19 en 21, lid 2, sub d van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 26 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 27 Intrekken oude regeling

De Erfgoedverordening 2010 gemeente Berkelland, vastgesteld 26 januari 2010 wordt ingetrokken op het moment dat de Erfgoedverordening 2012 Gemeente Berkelland conform artikel 29 lid 1 van deze verordening in werking treedt.

Artikel 28 Overgangsrecht

  • 1. De op grond van de onder artikel 27 ingetrokken Erfgoedverordening gemeente Berkelland 2010 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 27 ingetrokken verordening.

Artikel 29 Inwerkingtreding

  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking de eerste dag na het verstrijken van een termijn van 1 week na bekendmaking.

  • 2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde monumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Erfgoedverordening 2012”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
6 maart 2012
de griffier, de voorzitter,