Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Berkelland

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Berkelland

De raad van de gemeente Berkelland;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 november 2008;

gelet op de artikelen 8 en 36 van de Wet werk en bijstand en artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de Cliëntenraad Wet werk en bijstand;

overwegende dat de raad bij verordening het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 tot 65 jaar moet regelen;

b e s l u i t::

vast te stellen de

Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Berkelland

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouders

  • b.

    Wet: de Wet werk en bijstand (WWB)

  • c.

    Referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

  • d.

    Peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat.

  • e.

    Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.

  • f.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

  • g.

    WSF 2000: Wet Studiefinanciering

  • h.

    Bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de WWB

Artikel 2 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 3 Langdurig, laag inkomen

  • 1. Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet uitkomt boven 100 procent van de voor hem geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 2. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 4 Hoogte van de toeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor gehuwden € 490,00;

    • b.

      voor alleenstaande ouders € 440,00;

    • c.

      voor alleenstaanden € 345,00.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3. De genoemde bedragen gelden per 1 januari 2008 en indexering door het college vindt plaats per 1 januari van de volgende jaren.

Artikel 5 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

  • 2.

    Deze verordening kan aangehaald worden als Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Berkelland.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 9 december 2008.
de griffier, de voorzitter,

Toelichting

Algemeen

Decentralisatie langdurigheidstoeslag

Op 1 januari 2009 moet een wetsvoorstel inwerking treden, waarmee de langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten. De huidige langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen. Om gemeenten te ondersteunen bij de invoering van de nieuwe langdurigheidstoeslag, heeft de VNG een modelverordening ontwikkeld.

Op het moment van schrijven van deze toelichting is het wetsontwerp in behandeling bij de Tweede Kamer. Bij dit model is uitgegaan van dit wetsontwerp. Het amendement Spies (31441 nr 12) is in deze verordening verwerkt. De gemeenten hoeven geen toets te doen op het aanwezig zijn van arbeidsmarktperspectief.

Bevoegdheid gemeenten

In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:

“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen heeft en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34.”

In het nieuwe artikel 8 staat dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

Mogelijkheden voor eigen beleid

Op grond van de nieuwe bevoegdheden van gemeenten, zijn er diverse mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid.

Doelgroep

De nieuwe langdurigheidstoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op werkenden met een laag inkomen. Voor de duidelijkheid wordt hier gesteld dat gemeenten zelf de keuze kunnen maken of werkenden onder de langdurigheidstoeslag komen te vallen.

In onze verordening behoren werkenden ook tot de doelgroep.

Hoogte van de toeslag

Op dit moment is de hoogte van de toeslag centraal bepaald. Het zijn vaste bedragen, als percentage van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Gemeenten kunnen nu zelf de hoogte van de toeslag bepalen. Daarbij moet een aantal zaken bedacht worden.

Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag.

Langdurig

De huidige referteperiode is vijf jaar. Door gemeenten is de afgelopen jaren aangegeven dat deze periode te lang is. In deze verordening is gekozen voor een termijn van drie jaar. Een periode waarna wij zowel in onze beleidsregels bijzondere bijstand als het Nibud aangeven dat de reserveringsmogelijkheden nihil worden.

Laag inkomen

Gemeenten zijn vrij om een eigen maximale inkomensgrens te hanteren.

Geen ambtshalve verstrekking

In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

Er zijn echter wel mogelijkheden om de aanvraag te vereenvoudigen. Als uit de gemeentelijke administratie blijkt dat in de situatie van betrokkene het afgelopen jaar geen wijzigingen zijn opgetreden, dan kan een volledig ingevuld aanvraag formulier toegezonden worden, waarna de betrokkene door het zetten van de handtekening de aanvraag officieel maakt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, dat als zodanig niet in de WWB zelf staat is een definitie gegeven in deze verordening.

Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 1 januari 2009), doch wordt de wettechnische imperfectie weggenomen.

Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gehuwden).

Artikel 3

De keuze voor de referteperiode is hierboven al omschreven onder de mogelijkheden voor eigen beleid en het begrip “langdurig”.

Ook de inkomensgrens om de toeslag toe te kennen mogen we zelf bepalen. De verplichte langdurigheidstoeslag ging uit van een inkomen tot 100% van de bijstandsnorm. In deze verordening wordt dit percentage gehandhaafd. De vergoeding die de gemeente ontvangt voor de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op het percentage van 100. Gelet op de uitgaven voor de toeslag in de afgelopen jaren (€ 43.000 over 2007) moeten we voorzichtig zijn met het verhogen van de inkomensgrens. Ten eerste omdat deze ongewenste armoedeval - effecten in zich heeft.

Ten tweede omdat het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een inkomen van bijvoorbeeld 110% van de bijstand niet valt te rijmen met de wettelijke uitsluiting van belanghebbenden van 65 jaar of ouder. Zij zijn immers uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, omdat hun inkomen al voldoende hoger is dan de bijstandsnorm voor belanghebbenden tot 65 jaar. Het verschil is echter maar ongeveer 5 tot 9 % (precieze percentage is afhankelijk van de vraag of iemand een alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde is). Het hanteren van een grens van 110% zou daarom maken dat de uitsluiting van 65-plussers in dat geval strijdig is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie.

De feitelijke ruimte is dus beperkt tot een grens van maximaal ongeveer 105 % van de bijstandsnorm.

Artikel 4

In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld.

De hoogte van de toeslag bedroeg in de oude regeling 3,2% van de bijstandsnorm. Wij kiezen ervoor om een vast bedrag in de verordening op te nemen. Op die wijze bereiken we dat de rechthebbenden direct hun recht uit de verordening kunnen aflezen en de berekening benaderd de vaststelling van de toeslag uit de vorige regeling. Te weten 3,2 % van de bijstandsnorm met een afronding op een vijfvoud van hele euro’s naar boven.

Artikel 6

Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de beoogde inwerkingtreding van het wetsontwerp, 1 januari 2009. In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.