Regeling vervallen per 24-04-2020

3D beleidskader 2015-2016 'voor mekaar in Berkelland'

Geldend van 29-04-2015 t/m 23-04-2020

Intitulé

Voorwoord

Voorwoord

Bij de drie decentralisaties gaat het om een fundamentele verandering. Keuzes uit het verleden volstaan in dit verband niet. In het coalitieakkoord ‘Veranderende samenleving, vernieuwd bestuur’ staat het als volgt beschreven: “In de nieuwe raadsperiode kiezen we voor een bestuursstijl die uitgaat van de kracht van alle inwoners, vrijwilligers, professionals en ondernemers in de gemeente. Het accent ligt op wat er wél kan. Wij juichen initiatieven toe, geven ruimte en geven vertrouwen.”

Dit beleidskader sluit hier op aan en legt voor de komende periode de volgende accenten:

  • 1.

    We streven bij de invoering van de 3 decentralisaties Wmo 2015, Jeugdzorg en de Participatiewet naar een zo soepel mogelijke overgang van 2014 naar 2015.

  • 2.

    Ook gaan we in 2015 meteen aan de slag met omvormen. Dat wil zeggen dat sommige van de huidige voorzieningen worden afgebouwd en andere worden omgebouwd tot nieuwe oplossingen. Nieuwe situaties vragen vanaf het begin nieuwe oplossingen. Verder zetten we meteen hoog in op participatie vanuit de samenleving.

  • 3.

    De invoering van de drie decentralisaties gaat gepaard met een forse bezuiniging. Voor zo ver te overzien gaat het om zo’n 20% minder budget ten opzichte van wat er in 2012 nog beschikbaar was voor deze taken. Ons uitgangspunt is: budget is budget. Er zal dus steeds terdege naar het kostenaspect worden gekeken.

  • 4.

    We maken duidelijke keuzes. Ons uitgangspunt is dat mensen op eigen kracht kunnen deelnemen aan de samenleving. Diegenen die dat niet kunnen bieden we ondersteuning om dit wel te kunnen.

College van Burgemeester & wethouders van Berkelland,

Joost van Oostrum

Leo Scharenborg

Han Boer

Joke Pot-Klumper

Patricia Hoytink-Roubos

1 Inleiding

De gemeenteraad heeft vorig jaar de visienota ‘Meedoen naar vermogen’ vastgesteld. Op basis daarvan heeft het college een sporenplan gemaakt. In het coalitieakkoord staat aangegeven dat deze een leidraad blijven voor de invoering van de nieuwe taken op het gebied van opgroeien en opvoeden, begeleiding, participatie en werk.

In dit Beleidskader worden visienota en sporenplan vertaald naar een nadere invulling van de taken die voortkomen uit de nieuwe wetgeving. Het biedt tevens de basis voor de door de gemeenteraad vast te stellen verordeningen Jeugdzorg, Wmo 2015 en Participatiewet.

Dit Beleidskader is bedoeld voor de periode 2015 en 2016. Onderdelen zullen dan geactualiseerd moeten worden, gelet op de ontwikkelingen die de komende periode in razend tempo doorgaan.

Leeswijzer

Dit Beleidskader kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de Achterhoekse en Berkellandse visie op de veranderingen in het sociale domein beschreven. De daarop volgende hoofdstukken beschrijven de onderdelen die betrekking hebben op de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet en de samenhang tussen deze decentralisaties. Voor de Participatiewet is vanwege de specifieke problematiek een bijbehorend beleidsplan opgenomen. In hoofdstuk 6 wordt de samenhang binnen de decentralisaties beschreven. Het laatste hoofdstuk omschrijft de randvoorwaarden.

2 Wat is onze visie?

2.1 De Achterhoekse visie

Onder het motto ‘lokaal maatwerk waar het kan, regionale samenwerking waar het moet’ werken wij op onderdelen samen met 8 andere Achterhoekse gemeenten. De uitdagingen waarvoor wij bij de 3 decentralisaties staan zijn namelijk voor ons allen hetzelfde: nieuwe (deels) onbekende taken, forse bezuinigingen, zoeken naar de verbindingen tussen de transities en organisatorische voorbereidingen. In het kader van deze samenwerking is er een gezamenlijke visie ontwikkeld.

De uitgangspunten die de regio Achterhoek als gemeenschappelijke (beleid)kader hanteert zijn de volgende:

  • Ø

    De inwoner in zijn omgeving als vertrekpunt.

  • Ø

    Versterken van de eigen kracht van mensen, het gezinssysteem en/of het sociaal netwerk.

  • Ø

    De belangen van mensen prevaleren boven die van systeemwerelden.

  • Ø

    Preventie en laagdrempelige vormen van ondersteuning worden versterkt.

  • Ø

    De toegang tot alle maatschappelijke ondersteuning is lokaal, integraal en laagdrempelig vormgegeven.

  • Ø

    Een enkelvoudige vraag krijgt een enkelvoudige aanpak, voor meervoudige vragen is uitgebreide vraagverheldering en zorgcoördinatie noodzakelijk.

  • Ø

    Inzet van generalisten om het beroep op specialisten terug te dringen.

  • Ø

    Het doel van de intergemeentelijke samenwerking is een win-win situatie voor meerdere partijen.

  • Ø

    Het systeem voor het maatschappelijk domein wordt gebouwd voor 90% van de gevallen.

  • Ø

    Uitwerking binnen de gegeven financiële kaders van nieuwe maatregelen in het maatschappelijke domein.

Uiteraard houden de grenzen niet op bij de Achterhoek en zoeken we ook afstemming met andere gemeenten, zoals de Twentse gemeenten. Dit speelt vooral op het vlak van voortgezet onderwijs, waarbij leerlingen van andere gemeenten op scholen in Berkelland onderwijs volgen en andersom. Ook ontvangen onze inwoners (jeugd)zorg in andere gemeenten.

2.2 Meedoen naar vermogen

Als aangegeven: in het coalitieakkoord ‘Veranderende samenleving, vernieuwd bestuur’ staat dat de visienota ‘Meedoen naar vermogen’ en het sporenplan leidraad blijven voor de invoering van de nieuwe taken op het gebied van Jeugd, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en Participatiewet. In dit hoofdstuk geven wij in het kort de hoofdpunten van de visienota weer.

Wij staan voor de opgave om met veel minder financiële middelen vanaf 2015 ondersteuning te bieden aan inwoners die om wat voor reden dan ook een vorm van ondersteuning nodig hebben op het gebied van opvoeden en opgroeien, begeleiding, participatie en werk. Voor inwoners die hulp nodig hebben, proberen wij de ondersteuning van inwoners zoveel mogelijk te organiseren in hun eigen natuurlijke leefomgeving door middel van sociale netwerken, vrijwilligers in de wijk en werkgevers in onze gemeente.

We zoeken dan ook naar een nieuw evenwicht tussen formele en informele zorg en collectieve en individuele voorzieningen. Het oude ‘wij lossen uw probleem op’ moet plaatsmaken voor ‘wij helpen u om uw probleem op te lossen’. Het doel is dat iedereen mee kan doen aan de samenleving en dat niemand aan de kant hoeft te staan.

In de visienota Meedoen naar vermogen heeft de gemeenteraad in mei 2013 de volgende resultaten vastgesteld:

Resultaten:

  • Ø

    We hebben een kern- en wijkgerichte aanpak. Er zijn nieuwe samenwerkingsvormen tussen maatschappelijke partners, vrijwilligers en inwoners

  • Ø

    We kunnen de ondersteuning financieren uit de budgetten die we van het rijk ontvangen

  • Ø

    We benutten de beschikbare middelen uit de zorg optimaal

  • Ø

    Minder inwoners maken gebruik van individuele voorzieningen

  • Ø

    De vraag naar individuele voorzieningen is verminderd

  • Ø

    Alle kinderen groeien veilig en gezond op in de eigen leefomgeving

  • Ø

    Er is 1 hulpverlener als contactpunt en vraagbaak voor het gezin

  • Ø

    Het aantal voortijdige schoolverlaters is teruggedrongen

  • Ø

    Zoveel mogelijk (sociaal kwetsbare) mensen zijn werkzaam op de arbeidsmarkt

Bij de ontwikkeling van onze visie is ons het kompas geformuleerd als leidraad. We kunnen hierop terug vallen als we een keuze moeten maken. Ook is het een checklist om te weten of we nog wel op de goede weg zijn.

2.3 Van visie naar Voormekaar

De uitvoering van de nieuwe taken willen we dichtbij onze inwoners organiseren. Minder loketten, minder bureaucratie, minder regels en minder formulieren. En daarvoor in de plaats een goed gesprek door vijf Voormekaar teams in heel Berkelland. Tijdens het zogenaamde ‘keukentafelgesprek’, bekijkt het teamlid van Voormekaar samen met de inwoner wat de (on)mogelijkheden zijn. De teamleden beschikken over expertise afwisselend op het gebied van welzijn, zorg, jeugdzorg, werk en inkomen of begeleiding en kunnen altijd terugvallen op het gehele team als bepaalde expertise nodig is een specifieke situatie. Eén gezin, één plan, één coach is ons uitgangspunt. De inwoner hoeft niet allerlei formulieren in te vullen en heeft één aanspreekpunt.

Inwonerkracht is leidend. Onze inwoners en hun leefwereld staan centraal. Inwoners kunnen veel zelf en kunnen elkaar onderling veel bieden. Zelfredzaamheid en versterking van eigen kracht bereik je alleen als je de samenhang van de verschillende vragen op de leefdomeinen in beeld hebt, en deze in samenhang benadert. Deze manier van werken biedt mogelijkheden voor kwetsbare inwoners om het beroep op ondersteuning en zorg te verkleinen.

De Voormekaar teams leggen een brug tussen inwonersinzet en professionele inzet. Ze kijken immers naar de inzet van het sociale netwerk en vrijwilligers waar dit mogelijk is. Ook laten ze zoveel mogelijk over aan de inwoners (wederkerigheid en tegenprestatie) en nemen ze niet over. ‘Zorgen dat’ in plaats van ‘zorgen voor’ is het uitgangspunt. De Voormekaar teams werken met inwoners, bottom-up en vraag gestuurd. Het gaat om maatwerk in de 5 gebieden van de Voormekaar teams van Berkelland. We streven naar maximale participatie en bij voorkeur economische participatie. Dit loopt door alle domeinen heen.

De kernactiviteiten van de Voormekaar teams zijn:

  • Ø

    Toegang bieden naar ondersteuning

  • Ø

    Ondersteuning van inwoners die actief zijn of willen worden inclusief specifieke aandacht voor informele zorg

  • Ø

    Verwijzen naar het Loopbaanplein voor vragen over werk en inkomen

  • Ø

    Sociaal vangnet (met maatschappelijk werk, schuldhulpverlening, gezinscoaches e.d.)

  • Ø

    Sociaal makelaarschap (een combinatie van inwoners en professionals zorgen voor de ontwikkeling van inwonersinitiatieven)

  • Ø

    Regievoering (individueel en in samenwerking)

  • Ø

    Specifieke aandacht geven aan bepaalde doelgroepen in samenwerking met andere partijen in de gezondheidszorg (waaronder huisartsen), denk daarbij bijvoorbeeld aan Jeugd, verstandelijk gehandicapten, Geestelijke Gezondheids Zorg (GGZ), e.d.

3 Transformatie en overgang

De drie decentralisaties vormen een transformatieproces. Ze gaan gepaard met een financiële taakstelling wat vraagt om een andere manier van uitvoering en denken. We denken niet meer vanuit ‘recht hebben op’, maar vanuit ‘wat kan ik zelf nog en waar heb ik hulp bij nodig?’ Dit is een kanteling in het denken van onze inwoners, zorgaanbieders en wijzelf als gemeente.

Overgangsregelingen

Voor een deel van de nieuwe taken in het sociale domein zijn er overgangsregelingen. Het doel hiervan is het voorkomen dat inwoners tussen wal en schip vallen, zoals aangegeven in het voorwoord van dit Beleidskader.

Jeugdzorg

Voor de gehele jeugdzorg is 2015 een overgangsjaar. Dit houdt in dat jongeren die nu een vorm van ondersteuning krijgen, dit in 2015 behouden. Afspraken hierover zijn vastgelegd in het Regionale Transitiearrangement (RTA).

Wmo 2015

Inwoners die een voorziening hebben op grond van de Wmo en inwoners die nu AWBZ-zorg ontvangen, maar onder de Wmo 2015 worden ondergebracht, houden de zorg die ze krijgen gedurende de looptijd van hun toekenning maar uiterlijk tot 31 december 2015. Er volgt een nieuwe beoordeling van de zorg gedurende 2015. De overgangsregeling vervalt als inwoners akkoord gaan met een andere oplossing voor hun probleem.

Participatiewet

De Wajong is vanaf 2015 alleen nog voor inwoners die volledig arbeidsongeschikt zijn. Alle inwoners die tot 31 december 2014 zijn ingestroomd in de Wajong behouden hun rechten op grond van de Wajong. Zij worden wel herbeoordeeld, maar vallen niet onder onze verantwoordelijkheid. De Wsw blijft alleen voor inwoners die er op 31 december 2014 in werkzaam zijn. Vanaf 2015 is er geen nieuwe instroom in de Wsw en inwoners op de wachtlijst komen ook te vallen onder de Participatiewet.

Nieuwe instroom

Voor inwoners die vanaf 1 januari 2015 een ondersteuningsvraag hebben, geldt een nieuwe werkwijze. Zij komen in contact met de het Voormekaar team uit hun kern. Hetzelfde geldt voor inwoners van wie de indicatie afloopt gedurende 2015. Voor deze groep inwoners streven wij naar andere oplossingen en nieuwe manieren van werken die meer aansluiten bij hun eigen omgeving. Het dienstverleningsaanbod zal daarom langzaam maar zeker transformeren.

In 2014 en 2015 gaan we met inwoners die ondersteuning krijgen in gesprek over nieuwe ondersteuningsvormen. Dichter bij huis, groepsactiviteiten, minder bureaucratie en één gezin, één plan, één coach. Gedurende 2014 tot en met 2016 ontwikkelen de Voormekaar teams kennis over preventie en ondersteuning in hun kern en kunnen ze inspelen op de vraag van inwoners en voorzieningen die zij nodig vinden. Dit betekent wel dat we in de afspraken met de aanbieders voor 2015 en 2016 rekening moeten houden met nieuwe oplossingen en dus andere zorgarrangementen en daarbinnen budget vrij moeten maken voor vernieuwing.

In 2014 tot en met 2016 gaan we aan de slag met:

  • 1.

    Het intensiveren en transformeren van preventieve activiteiten en algemene voorzieningen. Dit doen we door de vraag van de inwoner voorop te stellen.

  • 2.

    Het opbouwen van de dienstverlening van de Voormekaar teams en het ontwikkelen van een Voormekaar organisatie.

  • 3.

    Het maken van afspraken met zorgaanbieders over continuïteit, krimp en vernieuwing gericht op onze transformatie.

4 Wmo 2015

Dit hoofdstuk beschrijft de nieuwe taken die naar ons toe komen vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en worden ondergebracht onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Ook wordt beschreven hoe wij deze nieuwe taken vorm gaan geven.

4.1 De nieuwe Wmo

De Wmo trad op 1 januari 2007 in werking. De Wmo stelt dat wij verantwoordelijk zijn om inwoners mee te laten doen aan de samenleving. De Wmo regelt dat mensen die hulp nodig hebben in het dagelijkse leven ondersteuning krijgen. Denk aan hulp bij het huishouden, een rolstoel of een woningaanpassing. Ook ondersteunt de Wmo mensen die zich inzetten voor hun medemens of buurt, zoals mantelzorgers en vrijwilligers.

Per 1 januari 2015 verdwijnt de huidige Wmo. Er komen een aantal taken uit de AWBZ over naar de Wmo 2015. De nieuwe taken zijn begeleiding (individuele begeleiding en groepsbegeleiding en het bijbehorende vervoer), kortdurend verblijf en beschermd wonen. In de Wmo 2015 vormen deze nieuwe taken geen doel op zich, maar worden ze gezien als een middel om inwoners zelfredzamer te maken en participatie te bevorderen. Hieronder worden de nieuwe onderdelen van de Wmo 2015 nader uitgelegd.

4.2 Begeleiding

Begeleiding is bedoeld om de zelfredzaamheid van mensen te bevorderen of te behouden. Ook is begeleiding bedoeld om de opname in een instelling zo lang mogelijk uit te stellen of overbodig te maken. Begeleiding omvat individuele- en groepsbegeleiding (dagbesteding), het bijbehorende vervoer, kortdurend verblijf en beschermd wonen.

Individuele- en groepsbegeleiding

Individuele begeleiding richt zich op het begeleiden van het dagelijks functioneren van inwoners. De ondersteuning bestaat bijvoorbeeld uit het helpen plannen van dagelijkse activiteiten, het regelen van de financiën, het onderhouden van sociale contacten en het voortbewegen binnen- en buitenshuis. Zie voor aantallen bijlage 1. Voorbeelden van individuele begeleiding zijn:

  • Ø

    Thuisbegeleiding

  • Ø

    Begeleid wonen

  • Ø

    Gezinsondersteuning

Bij groepsbegeleiding wordt er meestal gesproken over dagbesteding. Bij groepsbegeleiding gaat het vaak om een zinvolle invulling van de dag door middel van activiteiten. Deze activiteiten kunnen verschillen van arbeidsmatig werk, zoals werken op een zorgboerderij of in de horeca tot wandelen of ontmoetingen. Zie voor aantallen bijlage 1. Voorbeelden van groepsbegeleiding zijn:

  • Ø

    Dagbesteding

  • Ø

    Ontmoetingsgroepen

  • Ø

    Sport- en vakantieactiviteiten voor verstandelijk beperkten

Ons streven in 2015 is dat individuele- en groepsbegeleiding voor inwoners dichterbij huis wordt georganiseerd. Het is daarbij belangrijk dat inwoners in hun eigen buurt of kern een zinvolle invulling hebben van hun dag bijvoorbeeld door middel van activiteiten. Dit vergt verbinding en samenhang tussen verschillende organisaties en initiatieven. Samen met de Voormekaar teams, inwoners en zorgaanbieders willen we kijken naar vernieuwde vormen van begeleiding en nieuwe combinaties. Bijvoorbeeld door verschillende zorgtaken te combineren, zodat er niet meer allerlei verschillende hulpverleners bij inwoners over de vloer komen. Of het ontwikkelen van nieuwe vormen van dagbesteding die voor iedereen toegankelijk zijn. We weten ook dat het niet mogelijk is om voor iedereen activiteiten op wijk- of gebiedsniveau te organiseren. Sommige specialistische ondersteuning is alleen te organiseren op regionaal niveau.

Vervoer

Vervoer is een belangrijk onderdeel van dagbesteding. Inwoners die buitenshuis begeleiding krijgen, moeten vaak worden vervoerd van huis naar de dagbestedingslocatie en terug. Circa 30% van de totale kosten voor groepsbegeleiding omvatten het vervoer. Het vervoersbudget maakt deel uit van het totale budget voor de Wmo 2015. Het is daarom voor ons van belang om na te denken over andere mogelijkheden. Naast vervoer bij begeleiding blijven het collectief vervoer (regiotaxi en Valys), individueel vervoer en individuele vervoersvoorzieningen een onderdeel van de Wmo. Wel zijn deze vormen van vervoer limitatief en willen we in 2015 ook kijken naar andere vormen en combinaties van vervoer.

Huishoudelijke hulp (gewijzigd bij Raadsbesluit van 7 april 2015 (zie tekst onderaan dit document))

Vanaf 2015 wordt er structureel 40% gekort op het huidige budget voor de huishoudelijke hulp. Consequentie hiervan is dat de maatwerkvoorzieningen voor Huishoudelijke Hulp zoals deze tot op heden beschikbaar waren in de Wmo vanaf 2015 niet meer op dezelfde wijze beschikbaar kunnen worden gesteld. De huishoudelijke hulp moet zoveel mogelijk door inwoners zelf worden georganiseerd. De inwoners die de huishouding niet zelf kunnen organiseren, willen we ondersteunen.

In de Wmo 2015 is de hulp bij het huishouden geen doel op zich, maar een middel. Gemeenten hebben niet meer de taak om mensen met een beperking te ondersteunen om een “spik en span” schoon huishouden te voeren, maar moeten juist de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking vergroten. Met zelfredzaamheid wordt het uitvoeren van noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden bedoeld.

Wij maken daarom een splitsing in eenvoudig schoonmaakwerk (huidige HH1) en schoonmaak met ondersteuning bij regievoering door instructie en advies (huidige HH2).

Het eenvoudige schoonmaakwerk HH1 zullen wij niet meer als gemeentelijke voorziening binnen de Wmo aanbieden. Dit kan door de inwoners zelf worden georganiseerd en eventueel ingekocht. Er zijn verschillende mogelijkheden:

  • Ø

    Huishoudelijke hulp inkopen bij een thuiszorgorganisatie.

  • Ø

    Een beroepskracht van een schoonmaakbedrijf inhuren.

  • Ø

    Zonder tussenkomst van een organisatie zelf particuliere hulp inschakelen.

Als de inwoner zelf geen passende ondersteuning kan organiseren voor de huishoudelijke hulp, komt dit in het keukentafelgesprek aan de orde. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij inwoners zonder netwerk of met weinig financiële draagkracht. Of als tijdens het keukentafelgesprek blijkt dat de inwoner meer problemen heeft, waarvoor ondersteuning nodig is. In het geval het gaat om meerdere problemen zal een maatwerkvoorziening in de vorm van HH2 een oplossing kunnen bieden (al dan niet in combinatie met overige ondersteunende begeleidingsactiviteiten). In het geval het gaat om het ontbreken van financiële draagkracht zal desgewenst vanuit het Voormekaar team worden gekeken naar de mogelijkheid om alternatief maatwerk te organiseren ter ondersteuning en participatie van deze specifieke inwoner. Hierbij kan worden gedacht aan de koppeling met een Voormekaar coach die contact houdt met de betreffende inwoner en helpt met het vinden van een oplossing in bijvoorbeeld het sociale netwerk of in de vorm van vrijwillige inzet. Op deze manier houdt de Voormekaar coach contact met de inwoner en wordt de vinger aan de pols gehouden met betrekking tot de ontwikkeling van de leefsituatie van deze inwoner.

HH2 blijft gehandhaafd als maatwerkvoorziening en is ook in 2015 binnen de Wmo beschikbaar. Mede met het oog op het verdwijnen van de HH1 wordt rekening gehouden met enige toename van de vraag naar- en toekenning van HH2 vanaf 2015. Dit omdat niet in alle gevallen waarin nu met HH1 wordt ondersteund, betrokkenen in staat zullen zijn een toereikend alternatief te organiseren.

Overgangsperiode (gewijzigd bij Raadsbesluit van 7 april 2015 (zie tekst onderaan dit document))

Per 1 januari 2015 zal HH1 geen deel meer uitmaken van de voorzieningen binnen de Wmo. Voor het jaar 2015 zullen geen nieuwe indicaties voor HH1 meer worden verleend. Alle ontvangers van HH1 zullen hierover in november 2014 worden geïnformeerd. De doorlopende beschikkingen worden tot uiterlijk 1 juli 2015 gerespecteerd en voorzien van HH1. Aflopende beschikkingen voor HH1 worden niet verlengd. Wel wordt aan deze mensen gedurende een periode van 3 tot 6 maand ter overbrugging nog HH1 aangeboden tegen dezelfde voorwaarden en eigen bijdragen. In deze periode kunnen de inwoners zoeken naar alternatieven en in gesprek met het Voormekaar team.

Huishoudelijke Hulp Toelage (gewijzigd bij Raadsbesluit van 7 april 2015 (zie tekst onderaan dit document))

De Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT) is een bijdrage die de gemeenten voor 2015 en 2016 kunnen aanvragen voor het behoud van werkgelegenheid bij aanbieders van huishoudelijke hulp. Voor ons gaat het om een beschikbare bijdrage in 2015 en 2016 van €226.285. Om gebruik te kunnen maken van deze toelage moet voor 15 oktober 2014 een verklaring worden ingediend die in ieder geval is ondertekend door één aanbieder. Vervolgens dient voor 1 december 2014 het plan te worden ingediend voor het jaar 2015.

Op dit moment zijn wij in gesprek met de aanbieders om een voor ons geschikt plan te maken dat aansluit op het beleid zoals hiervoor omschreven.

4.3 Ondersteuning buitenshuis

Kortdurend verblijf en beschermd wonen zijn ook nieuwe terreinen voor ons als gemeente.

Kortdurend verblijf

Kortdurend verblijf (bijvoorbeeld respijtzorg) kan mantelzorgers tijdelijk ontlasten. Mensen met een beperking of handicap die thuis wonen, maar wel permanent toezicht of ondersteuning nodig hebben, kunnen in aanmerking komen voor kortdurend verblijf. Mensen met een ondersteuningsbehoefte kunnen dan logeren in bijvoorbeeld een logeerhuis, verpleeghuis, zorgboerderij of gastgezin, zodat de mantelzorger even rust krijgt. Hierbij wordt gekeken naar de behoefte van de mantelzorger en zorgbehoevende, zodat maatwerk kan worden geleverd. Ons streven in 2015 is dat er samen met organisaties wordt gezocht naar mogelijkheden waar inwoners kortdurend kunnen verblijven, bijvoorbeeld in verzorgingstehuizen met een aantal lege bedden.

Beschermd wonen

Wij worden verantwoordelijk voor inwoners die wegens psychische of psychosociale problemen voor een langere tijd een vorm van beschermd wonen nodig hebben. Het gaat om inwoners die niet opgenomen zijn in een instelling, maar die ook niet op zichzelf kunnen wonen of in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Er geldt een overgangsregeling voor inwoners die per 1 januari 2015 een toekenning hebben voor beschermd wonen. Zij kunnen gebruik maken van beschermd wonen gedurende een nog vast te stellen termijn, maar ten minste voor een periode van vijf jaar of voor de nog resterende duur van hun toekenning.

Een hulpvraag over beschermd wonen kan bij het Voormekaar team, de huisarts of een specialist van een instelling binnen komen. Er zal dan een afweging worden gemaakt welk zorgtraject het beste kan worden ingezet. Centrumgemeente Doetinchem heeft een regierol in het organiseren van de toegang voor beschermd wonen. Zij richten een regionaal team van specialisten in die advies geven over welk traject het best past bij de inwoner. Het Voormekaar team kan hier gebruik van maken. Dit regionale team bestaat uit deskundigen met expertise op het gebied van psychische of psychosociale problemen. Zij hebben een goed overzicht over de locaties voor beschermd wonen. Het uitgangspunt is dat gebruikers van beschermd wonen zoveel mogelijk wonen in woonwijken en zo min mogelijk in geclusterde voorzieningen. Verwacht wordt dat een deel van de cliënten beschermd wonen over kan gaan naar zelfstandig wonen met ambulante begeleiding en eventuele andere ondersteuningsvormen.

OGGz

De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) is gericht op inwoners die op meerdere gebieden problemen hebben. Er valt te denken aan huiselijk geweld, schulden, verwaarlozing, verslaving en dakloosheid. Bij meervoudige problematiek spelen vaak allerlei instanties en voorzieningen een rol. Het is dan essentieel dat deze goed op elkaar afgestemd worden. Centrumgemeente Doetinchem heeft een regierol in de OGGz. Jaarlijks worden er regionaal uitvoeringsafspraken gemaakt met de gemeente Doetinchem op het gebied van de OGGz en nu ook beschermd wonen.

De toegang naar OGGz-zorg is in onze gemeente geregeld via de Voormekaar teams. De teamleden van Voormekaar kijken bij inwoners met complexe ondersteuningsvragen naar gerichte oplossingen. Het hebben van daginvulling en dagstructuur is voor inwoners met complexe ondersteuningsvragen vaak erg belangrijk. Zonder dagstructuur is er een groot risico op terugval en probleemescalatie. Ook passende woonvormen bieden inwoners met een opeenstapeling van problemen de mogelijkheid om weer grip te krijgen op hun leven. Het is daarom van belang dat er goede, betaalbare woningen beschikbaar zijn. Voor de doelgroep dak- en thuislozen, ligt de toegang iets anders. Voor een deel van de doelgroep is niet duidelijk tot welke gemeente, wijk of generalist zij behoren. De intake zal hiervoor plaatsvinden via de Centrale Toegang van IrisZorg. Zie ook het convenant ‘Samenwerken OGGz, maatschappelijke opvang en beschermd wonen in de regio Achterhoek’ (juli, 2014).

4.4 Vrijwilligers en mantelzorgers

Vrijwilligers en mantelzorgers vormen een belangrijk onderdeel van onze samenleving. Verwacht wordt dat er steeds meer gebruik zal worden gemaakt van vrijwillige inzet. Dit geldt overigens niet voor zorgtaken die door professionals moeten worden uitgevoerd, maar wel om het in stand houden of het ontwikkelen van initiatieven of het helpen van medemensen. Voorbeelden hiervan zijn boodschappen doen, een wandeling maken, de tuin bijhouden of gezellig een kop koffie drinken en een spelletje spelen.

80% van alle zorg in Nederland wordt gegeven door mantelzorgers en de verwachting is dat deze verhouding nog verder aangescherpt zal worden. De mantelzorger speelt een belangrijke rol in de keten van zorg en nazorg van de zorgbehoevende. Belangrijk is wel dat de mantelzorger ook moet kunnen blijven deelnemen aan de samenleving. Er moet daarom erkenning en herkenning zijn van de mantelzorger om overbelasting te voorkomen.

Voor de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers hebben wij verschillende ondersteuningsvormen, waarvan sommigen nog in ontwikkeling zijn:

  • Ø

    De Voormekaar teams ondersteunen inwonersinitiatieven waar nodig, geven advies aan mantelzorgers en zorgen voor de toeleiding naar mantelzorgondersteuning.

  • Ø

    De Voormekaar teams inventariseren door middel van een onderzoek onder mantelzorgers aan welke ondersteuning mantelzorgers behoefte hebben.

  • Ø

    Er komt een aanbod van trainingen en workshops voor mantelzorgers en vrijwilligers. We trainen en coachen vrijwilligers (deelnemers en ervaringsdeskundigen) om daarna zelf bepaalde programma’s te kunnen bieden of een aandeel hierin te leveren. Voorbeelden van thema’s voor een collectief aanbod zijn:

    • o

      Omgaan met geld/ orde aanbrengen in administratie

    • o

      Leefstijl (sport- en beweegaanbod gecombineerd met gezond eten)

    • o

      Het vergroten en/of effectiever inzetten van het eigen sociale netwerk

    • o

      Weerbaarheidstraining

    • o

      Valpreventie

    • o

      Projecten opzetten

  • Ø

    Inwoners met een bijstandsuitkering vervullen als tegenprestatie vrijwilligerswerk.

  • Ø

    De Voormekaar lijn is op elk moment van de dag, 7 dagen in de week bereikbaar voor een luisterend oor, advies of directe hulp in crisissituaties. Buiten kantooruren van de Voormekaar teams kunnen inwoners dus ook altijd (anoniem) ergens terecht.

  • Ø

    Vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties kunnen gebruik maken van de collectieve vrijwilligersverzekering. Wij betalen de kosten.

  • Ø

    Subsidies voor inwonersinitiatieven en vrijwilligersorganisaties.

  • Ø

    Respijtzorg voor mantelzorgers om even rust te hebben. Hiervoor gaan we in 2015 nieuwe mogelijkheden onderzoeken samen met aanbieders.

Naast aandacht voor de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers staat in de wet nadrukkelijk vermeld dat wij een jaarlijkse blijk van waardering moeten verzorgen voor mantelzorgers. Voorheen kregen mantelzorgers jaarlijks een geldbedrag van €200 van het Rijk. Wij willen hier een andere invulling aan geven en het geld inzetten om mantelzorgers te ondersteunen. Voor de invulling van het mantelzorgcompliment hebben we advies gevraagd aan de Welzijnsraad. Wij denken bij de invulling van het mantelzorgcompliment aan een combinatie van de adviezen. We kunnen het geld gedeeltelijk inzetten voor toekenningen en gedeeltelijk aan het organiseren van één (of meerdere) bijeenkomst(en) per jaar voor mantelzorgers en het organiseren van lotgenotencontact. De concrete invulling van het jaarlijkse mantelzorgcompliment krijgt nog vorm.

4.5 Conclusie (gewijzigd bij Raadsbesluit van 7 april 2015 (zie tekst onderaan dit document))

Wat komt er op ons af?

  • Ø

    Vanaf 1 januari 2015 worden we verantwoordelijk voor individuele- en groepsbegeleiding en bijbehorend vervoer, kortdurend verblijf en beschermd wonen.

  • Ø

    Inwoners met een toekenning vanuit de Wmo en AWBZ worden vanaf 2015 in de Wmo 2015 ondergebracht. Ze houden de zorg die ze krijgen gedurende de looptijd van hun toekenning maar uiterlijk tot 31 december 2015. Voor beschermd wonen geldt een nog vast te stellen termijn, maar ten minste voor een periode van vijf jaar of voor de nog resterende duur van hun toekenning.

  • Ø

    De overgang vervalt als inwoners akkoord gaan met een andere oplossing voor hun probleem. Gedurende 2015 (en misschien een deel van 2016) zullen inwoners met een AWBZ-toekenning worden bezocht door de Voormekaar teams om situaties opnieuw te bekijken en passende oplossingen te vinden.

Voor welke opgaven staan we?

  • Ø

    Vanaf 2015 kijken de Voormekaar teams naar maatwerkoplossingen voor inwoners met een ondersteuningsbehoefte. Hiervoor gaan we op zoek naar nieuwe vormen van begeleiding, andere combinaties en dichter bij de woonomgeving van inwoners. Dit vraagt ook om een andere manier van werken bij zorgaanbieders.

  • Ø

    De huishoudelijke hulp (HH1) is vanaf 2015 geen voorziening meer die door ons wordt betaald en wordt een algemene voorziening. Inwoners die echt huishoudelijke hulp nodig hebben én het niet zelf kunnen betalen, worden hierin ondersteund.

  • Ø

    Een goede ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers vinden we erg belangrijk.

5 Jeugdwet

Dit hoofdstuk beschrijft de taken die naar ons toekomen vanuit de nieuwe Jeugdwet. Ook wordt beschreven hoe wij ons voorbereiden op de transitie van de jeugdzorg en hoe regionale samenwerking plaatsvindt.

5.1 Algemeen

De gehele jeugdzorg komt per 1 januari 2015 onder onze verantwoordelijkheid. Deze transitie gaat gepaard met een inhoudelijke vernieuwing, de transformatie. Deze houdt in dat voorzieningen en hulpverleners zich meer gaan richten op de versterking van de eigen kracht van kinderen, jongeren en opvoeders.

Gemeenten worden verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp. Het gaat dan om de geestelijke gezondheidszorg voor jongeren (jeugd GGZ), jongeren met een (licht) verstandelijke beperking (jeugd (L)VB), specialistische jeugdhulp en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedproblemen. Ook preventie op het terrein van opgroeien en opvoeden, huiselijk geweld, kindermishandeling, jeugdgezondheidszorg, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en de taken van het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld (AMHK) behoren tot de taken.

5.2 Overzicht wat we lokaal, regionaal en bovenregionaal doen

Het onderstaande schema omvat de taken die onder de Jeugdwet vallen en het bijbehorende uitvoeringsniveau. Sommige taken kunnen bijvoorbeeld beter landelijk of regionaal worden georganiseerd omdat ze de gemeentegrenzen overstijgen. In dit hoofdstuk komen een aantal van deze taken aan bod, vandaar dat de onderstaande schema’s een overzicht moet bieden.

Bovenregionaal / Landelijk

Regionaal

Lokaal

AMHK

Jeugdbescherming

Opgroei- en opvoedingsondersteuning

Jeugdzorg plus (gesloten jeugdzorg voor jongeren met ernstige gedragsproblemen)

Jeugdreclassering

Jeugdgezondheidszorg

Spoedeisende zorg 24/7

Beschermd wonen (GGZ en VB)

Toeleiding Jeugdhulp

Gesloten psychiatrische zorg

Criteria voor de toeleiding specialistische voorzieningen

Persoonlijke verzorging

Crisis 24/7 en open residentieel verblijf

Begeleiding specialistische doelgroepen

Begeleiding

Ondersteuning Pleegzorg

Verblijf 24 uur incl. gezinshuizen

Inzet op Preventie

Jongeren met een (licht) verstandelijke beperking ZZP 4 en 5

Dranghulpverlening

Forensische zorg

Behandelcentra

Kindertelefoon

Landelijk

Om de continuïteit van een aantal zorgtaken te borgen zijn landelijk afspraken gemaakt. Het betreft de kindertelefoon, Stichting Opvoeden, Stichting Adoptievoorziening en Vertrouwenswerk. De VNG is hier opdrachtgever voor en heeft ook een landelijk transitiearrangement opgesteld waarin afspraken zijn gemaakt over de inkoop van zeer specialistische zorg (Jeugdzorg plus, forensische zorg, behandelcentra en jongeren met een verstandelijke beperking ZZp 4 en 5).

Regionaal

Op regionaal niveau is er een regionaal transitiearrangement opgesteld (zie 5.4). Ook maken gemeenten op regionaal niveau afspraken met Bureau Jeugdzorg over de jeugdbescherming en jeugdreclassering.

Lokaal

Op lokaal niveau vormen de Voormekaar teams te toegang tot jeugdzorg. De afstemming met het (passend) onderwijs vindt ook zoveel mogelijk lokaal plaats. Sommige scholen zijn echter regionaal georganiseerd.

5.3 Regionaal transitiearrangement

Het regionaal transitiearrangement (RTA) bevat afspraken tussen samenwerkende gemeenten over de continuïteit van zorg en de bijbehorende infrastructuur en het beperken van frictiekosten voor 2015. Dit zijn de belangrijkste punten van het RTA:

1.Continuïteit van zorg en infrastructuur

In 2015 wordt de zorg van jongeren die op 31 december 2014 bepaalde zorg krijgen of op een wachtlijst staan bij dezelfde aanbieder mogelijk gemaakt. Dit betekent dus dat zorgaanbieders de bestaande zorgproducten aan jongeren moeten blijven kunnen aanbieden in 2015. Wel mogen deze taken met de komst van de Jeugdwet alleen door gecertificeerde instellingen (die geen jeugdhulp aanbieden) worden uitgevoerd. Bureau jeugdzorg neemt als aanbieder een bijzondere positie in, want zij zijn uitvoerder van jeugdbescherming en jeugdreclassering.

2.Beperken frictiekosten

Het RTA bevat ook afspraken over de wijze waarop gemeenten zich inspannen om de frictiekosten te beperken. Het gaat vooral over een intentie en minder om concrete afspraken. Aan de zorgaanbieders (incl. BJZ) is gevraagd welke frictiekosten zij voorzien op basis van het RTA. Dit is gebeurd nadat wij in concept hebben aangegeven wat wij t.a.v. de continuïteit van zorg en infrastructuur van plan zijn. Het is aan bovenregionaal werkende zorgaanbieders zelf om de voorziene frictiekosten op te tellen.

De beschikbare middelen voor jeugdzorg zoals benoemd in de meicirculaire 2014 worden ingezet volgens de in het RTA gemaakte afspraken. In dit beleidskader gaan wij niet verder in op de verdeling van de gelden en daarmee de concrete inhoud van het RTA.

Op dit moment vindt het inkoopproces plaats met alle partijen die jeugdzorg bieden. Het inkooptraject zorgt ervoor dat de jeugdzorg voor 2015 is gegarandeerd. De lijn is dat jongeren en ouders die in 2014 zorg ontvangen in 2015 ook zorg ontvangen van dezelfde aanbieder.

5.4 Lokaal preventief jeugdbeleid

Preventie valt niet onder het begrip jeugdhulp uit de Jeugdwet. Evenals de jaren ervoor zijn wij wel verantwoordelijk voor het preventief jeugdbeleid. Wij moeten met elkaar voorkomen dat problemen ontstaan of verergeren tijdens het opgroeien en opvoeden van jongeren. Door verbindingen te leggen tussen onderwijs, zorg, werk en inkomen, sport en veiligheid dragen we bij aan de preventie van problemen. De samenhang van het beleid op alle beleidsthema’s die de jeugd raken vormt het integraal jeugdbeleid. De centrale doelstelling van het integraal jeugdbeleid is het bevorderen van kansen en bieden van mogelijkheden voor een gezonde (doorgaande) ontwikkeling van jongeren, waardoor deze op een zelfstandige en volwaardige wijze kunnen deelnemen aan de samenleving.

Ouders zijn primair verantwoordelijk voor het bieden van veiligheid, opvoeding en ontwikkelingskansen aan hun kind. Ondersteuning en hulp worden zo ingericht en opgezet dat een ‘normale’ manier van opgroeien en opvoeden wordt gestimuleerd. Dat betekent dat wordt uitgegaan van de mogelijkheden en de behoeften van jongeren en hun ouders en dat hulp en ondersteuning aanvullend is aan wat ouders en jongeren zelf kunnen. Zij moeten leren (weer) op eigen vaardigheden te vertrouwen zodat zij zelf in hun verbanden verder kunnen.

Het gezin is niet de enige plaats waar het kind opgroeit. Ook de kinderopvang, de jeugdgezondheidszorg, scholen, sportclubs, jongerenwerk, vrijwillige inzet en allerlei buurtinitiatieven dragen bij aan een positief opgroei- en opvoedklimaat van jongeren. Door vroegtijdige ondersteuning, goede basisvoorzieningen en een woonomgeving die uitnodigt tot sporten, spelen en talentontwikkeling kan een onnodig beroep op gespecialiseerde zorg of voorzieningen worden voorkomen. Soms is het moeilijk aan te geven waar preventief jeugdbeleid ophoudt en jeugdhulp begint. Daarom is het van belang om beide vormen van ondersteuning in samenhang op te pakken en in te zetten passend bij de (hulp)vraag.

Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)

Het CJG is een informatiepunt in de gemeente voor ouders en opvoeders die vragen hebben over opvoeden, opgroeien of de gezondheid van hun kind. Wij willen de taken van het CJG onderbrengen in de taken van de Voormekaar teams. Inwoners kunnen voor vragen over opvoeding en het opgroeien van hun kind voortaan terecht bij de Voormekaar teams.

5.5 Samenhang met andere partijen

Binnen de Jeugdwet wordt er op verschillende niveaus samengewerkt en met verschillende partijen, zoals het onderwijs, de jeugdgezondheidszorg, en zorgaanbieders.

Samenhang met jeugdgezondheidszorg

De jeugdgezondheidszorg (JGZ) wordt conform de Wet Publieke gezondheid (WPG) georganiseerd en uitgevoerd. De zorg voor kinderen van 0 tot 4 jaar wordt uitgevoerd door private (thuiszorg)zorgorganisaties. In Berkelland zijn er bijvoorbeeld consultatiebureaus in Borculo, Eibergen, Neede en Ruurlo die werken onder de vlag van Yunio. Jongeren van 4 tot 19 jaar komen voor onderzoek en advies over gezondheid in aanmerking met de GGD Noord- en Oost Gelderland. De knip tussen de twee leeftijdsgroepen wordt al geruime tijd ervaren als een belemmering voor optimale kwaliteit en efficiency. Door de GGD Noord- en Oost Gelderland is de besluitvorming over de mogelijke integratie/samensmelting van deze twee zorgonderdelen tot één aanpak uitgesteld tot na de invoering van de nieuwe Jeugdwet 2015.

Samenhang met huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen

Gelet op het belang van een goede doelmatige hulpverlening is in de Jeugdwet expliciet de mogelijkheid voor de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts tot verwijzing naar de jeugdhulp opgenomen. De jeugdarts voert meer preventieve taken uit, gericht op het voorkomen en signaleren van problemen. De huisarts en de medische specialist hebben vanuit hun specifieke expertise de verantwoordelijkheid om goede diagnoses te stellen, zorg te verlenen of de jeugdige door te geleiden naar de ondersteuning die nodig is.

Voor ons betekent deze wettelijke verwijsbevoegdheid dat wij een verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts moeten accepteren als toegang tot jeugdhulp. In de praktijk zullen de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts vaak niet bepalen welke specifieke vorm van jeugdhulp een jeugdige nodig heeft, doch slechts een verwijzing geven voor bijvoorbeeld psychiatrische hulp of een andere vorm van jeugdhulp. Wel betekent dit dat wij afspraken met hen moeten maken als het gaat om de toegang tot specialistische voorzieningen. We hanteren hiervoor een toegangskader voor de toegang tot vrij toegankelijke specialistische en niet vrij toegankelijke voorzieningen.

Vrij toegankelijke specialistische voorzieningen:Bepaalde specialistische voorzieningen zijn algemeen vrij toegankelijk. Dit is wettelijk geregeld. Het gaat hierbij om het Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) en de Spoedzorg. We hoeven geen afspraken te maken over de toegangsbevoegdheid. Wel maken we (boven)regionaal afspraken over de wijze van organiseren en de financiering.

Niet vrij toegankelijke specialistische voorzieningen:Voor de niet vrij toegankelijke specialistische voorzieningen maken we regionale afspraken over de toegang tot deze voorzieningen. Deze afspraken maken we om voor de inwoners en professionals in de Achterhoek op eenduidige wijze criteria te hanteren over de toegang tot deze voorzieningen. Aan de basis staat dat elke Achterhoekse gemeente de verplichting heeft om de toegang tot specialistische zorg te organiseren en daarbij moet bepalen welke professional(s) in hun gemeente de bevoegdheid krijgt om toegang te verlenen tot specialistische zorg.

Samenhang met (Passend) Onderwijs

Samenwerking tussen onderwijs en gemeenten is van groot belang om er voor te zorgen dat jeugdigen en ouders met extra ondersteuningsbehoeften zo snel mogelijk passende, effectieve en samenhangende ondersteuning krijgen in de directe opgroeiomgeving. Onderwijs en gemeenten hebben daarbij een gezamenlijke missie, namelijk ervoor zorgen dat kinderen gezond en veilig opgroeien en succesvol naar school gaan, zodat zij zich maximaal kunnen ontplooien tot zelfstandige en evenwichtige inwoners. Deze transitie in het onderwijs betekent dat scholen een zorgplicht krijgen, omdat ook jongeren met extra ondersteuningsbehoeften binnen het ‘gewone’ onderwijs hun opleiding moeten kunnen volgen. Vanuit de decentralisatie van de AWBZ en jeugdzorg gaan wij die zorg en begeleiding bieden aan jongeren die de school redelijkerwijs niet kan bieden.

De gedeelde uitgangspunten voor de samenwerking met het onderwijs zijn:

  • Ø

    Ouders zijn primair verantwoordelijk voor het opgroeien en opvoeden van hun kind(eren).

  • Ø

    We gaan uit van wat het kind nodig heeft (en niet van wat het kind heeft).

  • Ø

    Lichte ondersteuning waar nodig, zwaarder als het moet.

  • Ø

    De ondersteuning is gericht op het versterken van de eigen kracht en zelfredzaamheid.

  • Ø

    Jeugdigen, ouders en professionals zijn betrokken en bepalen samen welke ondersteuning passend en haalbaar is.

  • Ø

    De ondersteuning wordt zoveel mogelijk in de directe opgroeiomgeving geboden, met zoveel mogelijk gebruik van het eigen sociale netwerk.

  • Ø

    Er zijn geen thuiszitters.

  • Ø

    Er is een doorgaande lijn.

  • Ø

    Zoveel mogelijk sluitende aanpak onderwijs en arbeidsmarkt.

  • Ø

    Een effectieve en samenhangende aanpak (één kind/gezin, één plan, één coach).

De uitwerking van deze uitgangspunten in het ondersteuningsplan (onderwijs) en 3D Beleidskader wordt, zoals wettelijk verplicht, afgestemd in een Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) tussen het onderwijs en gemeenten. De samenwerking tussen het Voormekaar team en het onderwijs komt ook terug in hoofdstuk 7.

Afspraken Bureau Jeugdzorg

Eind februari 2014 is door de Achterhoekse gemeenten een samenwerkingsovereenkomst getekend met Bureau Jeugdzorg Gelderland waarin is afgesproken dat Bureau Jeugdzorg Gelderland in 2015 de volgende functies voor de gemeenten uit de regio Achterhoek gaat uitvoeren:

  • Ø

    Jeugdbescherming

  • Ø

    Jeugdreclassering

  • Ø

    Dranghulpverlening in het vrijwillige kader

  • Ø

    Spoedeisende zorg

Een medewerker van Bureau Jeugdzorg komt vanaf 2015 de Voormekaar teams versterken met expertise op de bovengenoemde gebieden.

In het veld zijn er ook allerlei initiatieven. Bijvoorbeeld het ambulante team ‘Alles voor de jeugd’. De organisaties Lindenhout en de Lichtenvoorde richten een intensief ambulant team in met een aantal van hun medewerkers met een brede expertise ten aanzien van complexe opvoedvraagstukken op het gebied van jeugdzorg en ondersteuning voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. De Voormekaar teams kunnen gebruik maken van hun expertise.

5.6 Samenhang met veiligheid

Een belangrijke ambitie van de Jeugdwet is dat kinderen gezond en veilig opgroeien. Veilig opgroeien betekent (vooral) opgroeien zonder geweld. Naast geweld zijn er ook veiligheidsaspecten die samenhangen met gezondheids-, verkeers- en milieurisico’s. De Wet Publieke Gezondheid (WPG) legt de gemeente specifieke taken op ter bevordering van de gezondheid van jeugd en jongeren tot 19 jaar.

Advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK)

In Gelderland is er voor gekozen de AMHK’s te organiseren op het niveau van de Veiligheidsregio’s.

Dat betekent voor de regio Achterhoek dat het AMHK is gevestigd in Apeldoorn (Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland). Om pragmatische redenen is ervoor gekozen de vrouwenopvang als schakel in de veiligheidsketen te continueren bij Moviera in Arnhem maar financieel en bestuurlijk wel onder te brengen bij het AMHK Apeldoorn. Zie voor de visie en aanpak van het AMHK ook de regiovisie aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling.

Bij het AMHK worden signalen van kindermishandeling en/of huiselijk geweld gemeld. De taken van het AMHK na een ontvangen melding zijn:

  • 1.

    Onderzoek naar aanleiding van de melding.

  • 2.

    Beoordelen welke stappen gezet moeten worden.

  • 3.

    In kennis stellen van een instantie voor passende professionele hulp. Hierbij behoudt het AMHK de verantwoordelijkheid om na verloop van tijd te controleren tot welk resultaat de ingeschakelde hulp leidt en of dus inderdaad sprake is van passende hulp.

  • 4.

    In kennis stellen van de politie of de Raad voor de Kinderbescherming. Het is van belang dat sprake is van eenduidigheid in de uitvoering van deze taak binnen het gebied waar de Raad voor de Kinderbescherming werkzaam is; dit is de provincie Gelderland als geheel (gevestigd in Arnhem).

  • 5.

    In kennis stellen van college van B&W in geval een verzoek tot onderzoek wordt ingediend bij de Raad voor de Kinderbescherming.

  • 6.

    Melder op de hoogte stellen van de stappen die naar aanleiding van de melding zijn ondernomen.

Raad voor de Kinderbescherming

De Raad voor de Kinderbescherming heeft een aantal kerntaken: bescherming, scheiding en omgang, en strafzaken waarin minderjarigen betrokken zijn. Ook heeft de Raad taken waar het gaat om adoptie, het afstand doen van een kind en afstammingsvragen. In het kader van de Jeugdwet zijn wij verantwoordelijk voor het aanmelden van gezinnen bij de Raad voor een kinderberschermingsonderzoek. De Raad heeft daarom een adviesdienst ingericht voor gemeenten, waar we advies kunnen inwinnen als we overwegen hulp in het gedwongen kader in te zetten.

Veiligheidshuis

Het veiligheidshuis is een netwerk van betrokken partijen die samenwerken op het gebied van kindermishandeling en huiselijk geweld. Het doel van deze samenwerking is het terugdringen van overlast, kindermishandeling, huiselijk geweld en criminaliteit.

Informatie-uitwisseling

Om de informatie uitwisseling tussen de verschillende partijen te organiseren is de CORV ontwikkeld. De Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV) is een digitaal knooppunt dat zorgt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen justitie partijen (de raad voor de kinderbescherming, de politie, het openbaar ministerie en de rechtbanken) en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling, de gecertificeerde instellingen en de eventuele gemandateerden). De aansluiting op het gebruik van de CORV is verplicht gesteld in de nieuwe Jeugdwet.

5.7 Conclusie

Wat komt er op ons af?

  • Ø

    Alle zorg voor jongeren tot 18 jaar komt naar ons toe. Concreet betekent dit de jeugdgezondheidszorg (opvoed en opgroeiondersteuning), jeugd-ggz, jongeren met een lichamelijke en verstandelijke beperking, GGZ in het kader van jeugdstrafrecht, uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en gesloten jeugdzorg (Jeugdzorgplus).

  • Ø

    2015 vormt een overgangsjaar. Jongeren die in 2014 bepaalde zorg hebben, behouden deze zorg bij dezelfde aanbieders in 2015. Afspraken hierover zijn gemaakt in het RTA.

Voor welke opgaven staan we?

  • Ø

    Vanaf 1 januari 2015 komen er vragen op het gebied van jeugdzorg terecht bij het Voormekaar team. Het Voormekaar team bekijkt wat er nodig is per ondersteuningsbehoefte.

  • Ø

    Het is belangrijk om goede verbindingen te leggen/onderhouden tussen de verschillende partijen die werkzaam zijn binnen de jeugdzorg, het onderwijs en veiligheid.

  • Ø

    In de Voormekaar teams zitten op dit moment jeugdverpleegkundigen en consulenten voor mensen met een licht verstandelijke beperking. De verwachting is dat er op het gebied van jeugdzorg nog extra expertise in de teams wordt gezet, zoals een medewerker van Bureau Jeugdzorg. Binnen de Voormekaar teams zijn er aanspreekpunten voor het onderwijs. Een ambulant team ‘Alles voor de jeugd’ kan de Voormekaar teams versterken met expertise op het gebied van complexe opvoedvraagstukken.

6 Participatiewet

Dit hoofdstuk beschrijft de nieuwe taken die naar ons toekomen vanuit de Participatiewet. Ook wordt beschreven hoe wij deze taken in samenwerking met de Sociale Dienst Oost Achterhoek (SDOA) vormgeven. Voor de Participatiewet is als verdieping van het 3D Beleidskader een Beleidsplan Participatiewet gemaakt en verordeningen.

6.1 Algemeen

De Participatiewet is de transitie op het vlak van werk en inkomen. Naast de re-integratietaak in de Wet Werk en Bijstand (WWB) moet de gemeente ook andere inwoners met een arbeidsbeperking ondersteunen bij het vinden van werk. Het gaat hierbij om inwoners die tot 1 januari 2015 onder de regelingen voor jonggehandicapten (Wajong) of de sociale werkvoorziening (Wsw) vallen. De Participatiewet benadrukt dat inwoners nog meer naar vermogen moeten gaan participeren in de samenleving. Zoveel mogelijk op de arbeidsmarkt bij reguliere werkgevers.

6.2 Doelgroepen

Inwoners die een beroep doen op werk- en inkomensondersteuning kunnen terecht bij het Loopbaanplein Oost Achterhoek. Het Voormekaar team zorgt (als dat nodig is) voor een zogenaamde ‘warme overdracht’ van de inwoner aan het Loopbaanplein. Bij het begeleiden van inwoners naar regulier werk hanteren we de volgende uitgangspunten:

  • Ø

    We richten ons op alle arbeid die algemeen maatschappelijk is aanvaard, of wettelijk is toegestaan.

  • Ø

    Het is hierbij niet noodzakelijk dat het werk aansluit bij opleiding of werkervaring.

  • Ø

    Inwoners met een uitkering dienen een aanbod voor een dergelijke baan te accepteren.

  • Ø

    Het is van belang dat de inwoner fysiek en geestelijk het vermogen heeft om het werk te verrichten.

  • Ø

    Er wordt een maximaal beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van inwoners.

De inwoners die door ons moeten worden ondersteund bij het vinden van werk zijn onderverdeeld in vier doelgroepen. Een belangrijk criterium daarbij is ‘het verdienvermogen’. De hieronder genoemde percentages van het wettelijk minimum loon (WML) beschouwen wij overigens niet als harde grenzen, maar als richtinggevend voor de afwegingen op individueel niveau. Hieronder wordt per doelgroep op hoofdlijnen weergegeven welke dienstverlening nodig is.

Groep 1

Direct bemiddelbaar

Structurele verdiencapaciteit > 100% Wettelijk Minimum Loon

Deze groep wordt via de kortste weg aan het werk geholpen. De re-integratiedienstverlening aan de groep is minimaal, wij gaan er van uit dat deze groep snel op eigen kracht aan regulier werk kan komen. Het aanvragen van een uitkering wordt ontmoedigd. Voor Berkelland zijn dit 97 inwoners.

Groep 2

Bemiddelbaar met tijdelijke ondersteuning

Tijdelijke verdiencapaciteit <100% Wettelijk Minimum Loon

Deze groep heeft een steuntje in de rug nodig om uit te kunnen stromen naar regulier werk. Hiervoor worden korte scholing en/of tijdelijke werkervaringsplaatsen (met behoud van uitkering of met tijdelijke loonkostensubsidie) ingezet. Voor Berkelland zijn dit 121 inwoners.

Groep 3

Bemiddelbaar met langdurige ondersteuning

Structurele verdiencapaciteit 20-100% Wettelijk Minimum Loon

Voor deze groep is het belangrijk om de belemmeringen die iemand heeft om aan het werk te komen zo snel mogelijk weg te nemen. Het uitgangspunt bij de inzet van loonkostensubsidie is dat de inzet op klantniveau minimaal kostendekkend moet zijn. Wanneer het niet kostendekkend is, richten wij ons op participatie zonder loonvormende arbeid. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de sociale netwerken in de woonomgeving. Voor Berkelland zijn dit 121 inwoners.

Groep 4

Permanent niet bemiddelbaar

Structurele verdiencapaciteit < 20% Wettelijk Minimum Loon (zonder indicatie “Beschut werken”)

Deze groep ontvangt langdurig een uitkering. Er is geen mogelijkheid tot instroom in reguliere arbeid. Voor maatschappelijke participatie is deze groep aangewezen op een zogenoemd zorgtraject of sociale activering. Deze ondersteuning vergt een integrale aanpak over de volledige breedte van het sociale domein. Voor Berkelland zijn dit 145 inwoners.

6.3 Werkgeversbenadering

Ons re-integratiebeleid moet ervoor zorgen dat werkloze inwoners een betaalde baan krijgen. Dit beleid wordt uitgevoerd door de SDOA. Door een betaalde baan kunnen inwoners niet alleen onafhankelijk worden in hun levensonderhoud, maar ook hun talenten verder ontplooien. Het hebben van regulier betaald werk, een gesubsidieerde baan of deelname aan andere vormen van maatschappelijke participatie dragen in belangrijke mate bij aan het terugdringen van sociale uitsluiting en armoede. Actief zijn, meedoen, initiatief nemen en eigen verantwoordelijkheid kunnen en willen dragen, voegen op vele manieren iets toe aan het welzijn van onze inwoners, aan economische ontwikkeling en de leefbaarheid van onze samenleving als geheel.

De in- en uitstroom van inwoners in de Participatiewet is uiteraard afhankelijk van de inwoner zelf en onze dienstverlening. Ook de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt spelen een rol. Het economische klimaat is voor gemeenten vooral een gegeven. Het is belangrijk deze situatie goed te bekijken en in te spelen op de kansen. Die beperkte invloed op de arbeidsmarkt is een lastige factor bij het optimaal kunnen bedienen van de doelgroep waarvoor wij verantwoordelijk zijn. Dit gegeven dwingt ons partijen als ondernemers, het onderwijs en overheden bij elkaar te brengen. De hoofdpunten van de werkgeversbenadering zijn:

  • Ø

    Stimulering van de werkgelegenheid

  • Ø

    Verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt

  • Ø

    Eenduidige dienstverlening voor werkgevers

  • Ø

    Verbeteren van de matching tussen vacatures en werkzoekenden

  • Ø

    Speciale doelgroepen aan werk krijgen en houden

Arbeidsmarktregio

Er komen volgens de Participatiewet 35 arbeidsmarktregio’s van waaruit gemeenten en UWV de dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden gaan vormgeven. De arbeidsmarktregio Achterhoek bestaat uit de gemeenten: Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk. De deelnemende partijen gaan alle werkgeverscontacten coördineren vanuit het Loopbaanplein Oost Achterhoek en vanuit het Werkgeversservicepunt Achterhoek West. Het UWV past zijn werkwijze hierop aan. Het UWV is gevestigd in Doetinchem.

Het instrumentarium in de arbeidsmarktregio Achterhoek wordt op elkaar afgestemd. Dit schept duidelijkheid naar werkgevers en voorkomt dat gemeenten elkaars concurrent worden bij het vervullen van vacatures. We hebben de volgende instrumenten ter beschikking:

    • Ø

      Loonkostensubsidies op basis van loonwaarde

    • Ø

      Het beperken van risico’s via een zogenaamde no risk polis en een praktijkervaringpolis

    • Ø

      Jobcoach voorziening

    • Ø

      Proefplaatsing

    • Ø

      Begeleiding naar en tijdens werk (inclusief scholingmogelijkheden)

    • Ø

      (groeps)detachering

    • Ø

      Advisering en dienstverlening

    • Ø

      Vergoeding van kosten van werkplek aanpassingen

    • Ø

      Beschut werk

6.4 Scholing

Scholing is een belangrijk middel om inwoners aan een betaalde baan te helpen. Hieronder worden volwasseneneducatie en onderwijs voor jongen beschreven.

Volwasseneneducatie

De afgelopen jaren zijn de gemeentelijke budgetten voor de volwasseneneducatie aanzienlijk gedaald en is de bestedingsvrijheid verder beperkt, terwijl de doelgroep alleen maar groter wordt. Een belangrijke voorwaarde om te kunnen participeren in de samenleving is de beheersing van de Nederlandse taal. Onder druk van de bezuinigingen en vanuit ons uitgangspunt dat inwoners zich maximaal moeten inzetten om naar vermogen mee te doen, verwachten wij dat inwoners nog meer zelf acties en initiatieven ondernemen om de Nederlandse taal te leren, indien nodig in samenwerking met het Voormekaar team.

Ook willen wij meer nadruk leggen op het informele aanbod. Dit aanbod kenmerkt zich door de inzet van vrijwilligers. Wij willen verbindingen stimuleren tussen bibliotheken, taalinformatiepunten en de plek waar cursisten en taalcoaches elkaar treffen. Samen met het ROC willen we dit vormgeven door bestaande lokale initiatieven inzichtelijk te maken en met elkaar te verbinden. Hierdoor leert men elkaars mogelijkheden en werkwijzen kennen. Verder willen wij vooral inzetten op het verbeteren van de ondersteuning van de taalvrijwilligers bijvoorbeeld door het aanbieden van begeleiding door deskundige beroepskrachten.

Onderwijs voor jongeren

In de Participatiewet is vastgelegd dat er voor jongeren een vierwekelijkse zoekperiode vooraf gaat aan een bijstandsaanvraag. In deze periode moeten jongeren zelfstandig op zoek naar werk en/of scholing. Als de jongere nog scholingsmogelijkheden heeft, wordt hij verwezen naar een opleiding en krijgt hij geen uitkering. In de Achterhoek passen we deze regels in goed overleg met onderwijsinstellingen toe, zodat er geen jongeren tussen wal en schip vallen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de ‘gezamenlijke intake’. Vanuit een brede intake worden alle leefgebieden in beeld gebracht om de leerbaarheid en schoolbaarheid van de jongere vast te stellen.

De invoering van het entreeonderwijs houdt een aanscherping van het MBO niveau 1 onderwijs in. De entreeopleiding is niet alleen gericht op doorstroom binnen het onderwijs, maar bereidt jongeren ook direct voor op de arbeidsmarkt. Ook worden de streefcijfers voor voortijdig schoolverlaten lager gesteld, wat een gezamenlijke uitdaging is voor gemeenten en het onderwijs.

Deze belangrijke wijzigingen in het sociaal domein rond jongeren willen we gezamenlijk met onderwijs- en zorgpartners aangrijpen om tot een efficiëntere, minder versnipperde en meer sluitende dienstverlening te komen. In de Achterhoek wordt in verschillende projecten en structuren samengewerkt om deze wijzigingen gezamenlijk vorm te geven. Voorbeelden hierbij zijn: JOUW Unit, de Regionale Agenda Kwetsbare Jeugd, de Voorloperaanpak en het Actieplan Jeugdwerkloosheid 2013-2014.

6.4 Wet sociale werkvoorziening

Inwoners met een arbeidsbeperking kunnen vaak moeilijk een baan vinden. Tot 1 januari 2015 kreeg een groot deel van deze inwoners werk in de sociale werkvoorziening. De Rijksoverheid gaf ons geld om deze mensen hun loon te kunnen betalen. Dit gebeurde via de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Vanaf 2015 vindt er geen nieuwe instroom meer plaats in de Wsw, waardoor dit een sterfhuisconstructie wordt. Tegelijkertijd met het sluiten van de Wsw wordt er begonnen met de opbouw van beschut werk. Wij krijgen structureel middelen om (landelijk) 30.000 zogenaamde ‘beschutte werkplekken’ aan te bieden voor mensen met een arbeidsbeperking.

Dit heeft ook gevolgen voor Hameland. Hameland is het arbeidsontwikkelbedrijf voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt voor de Oost-Achterhoek. Hameland detacheert sw-medewerkers bij externe opdrachtgevers en biedt de mogelijkheid van een beschutte werkplek. Om Hameland geschikt te maken voor de participatiewet, wordt Hameland positief ontmanteld. De bestaande kennis en kunde wordt in nieuwe oplossingen vorm gegeven. Zodat ook in de oude WSW de inwoners, zijn talent en netwerk centraal staat en optimaal wordt benut om te werken en mee te doen in de samenleving. Vanaf 1 januari 2015 kunnen wij naast de bestaande beschutte werkplekken in de Wsw zelf beschutte werkplekken creëren. Het UWV bepaalt of iemand in aanmerking komt voor een beschutte werkplek. Ons uitgangspunt is dat deze inwoners zoveel mogelijk in hun eigen kern aan passend werk worden geholpen, zodat ze weer deel gaan uitmaken van de gemeenschap.

Een initiatief tussen Hameland en onze gemeente is de plaatsing van sw-ers binnen onze gemeentelijke organisatie. Een belangrijk doel hiervan is dat deelnemers de mogelijkheid krijgen om (weer) te participeren in het arbeidsproces. Deelnemers kenmerken zich bijvoorbeeld door een verstandelijke beperking of psychische problematiek. Met de juiste ondersteuning zijn zij in staat op verschillende afdelingen van onze gemeente te werken.

Garantiebanen

Vanuit de Participatiewet hebben gemeenten de taak om tot 2024 25.000 extra banen te creëren voor inwoners met een arbeidsbeperking. Deze baanafspraak staat los van de 30.000 beschutte werkplaatsen die in de komende jaren worden gecreëerd. Dit geldt voor mensen met een beperking die niet het minimumloon kunnen verdienen, Wajongers en mensen die op 31 december 2014 op de wachtlijst Wsw staan. Wij zullen minimaal een evenredig deel van dit aantal voor onze rekening nemen. Voor de Achterhoek in zijn geheel betekent dit dat het aantal garantiebanen binnen de gemeenten oploopt van 60 in 2014 en 2015 tot 391 banen in 2026.

Social Return on Investment

In het inkoopbeleid is het principe van social return on investment opgenomen. Dit betekent dat in de gunningvoorwaarden van inkoop- en aanbestedingstrajecten is vastgelegd dat een opdrachtnemer alleen een opdracht krijgt als hij één of meerdere mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een (leer)werkplek aanbiedt. Dit kunnen mensen uit ons bijstandbestand zijn, maar ook mensen uit de sociale werkvoorziening of jongeren die een BBL-plek nodig hebben om hun opleiding af te kunnen maken. Een garantiebaan aanbieden telt niet mee voor social return omdat dit gebeurt op basis van het Sociaal Akkoord tussen de sociale partners en het Rijk.

6.5 Inkomensondersteuning

De uitkeringsverstrekking organiseren wij zo efficiënt mogelijk. Inwoners die buiten hun schuld niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien krijgen een financiële uitkering die ervoor zorgt dat ze weer in de eerste levensbehoeften kunnen voorzien. Wij hebben verschillende regelingen om inwoners met een laag inkomen te ondersteunen. Deze worden ingezet om financiële belemmeringen weg te nemen, waardoor inwoners weer mee kunnen doen aan de samenleving.

Kwijtschelding gemeentelijke belasting

Aan inwoners met de laagste inkomens en een beperkt vermogen wordt kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen verleend. Op deze manier worden hun lasten verlaagd.

Individuele inkomenstoeslag

Inwoners van 21 jaar of ouder kunnen deze toeslag krijgen als ze langdurig een laag inkomen hebben, geen in aanmerking te nemen vermogen hebben en geen uitzicht hebben op inkomensverbetering.

Minimabeleid en Bijzondere bijstand

Op grond van het minimabeleid en de bijzondere bijstand kunnen inwoners een vergoeding aanvragen voor noodzakelijke uitgaven die door bijzondere omstandigheden niet betaald kunnen worden. Voorbeeld hiervan zijn extra kosten door ziekte of een bijdrage in de schoolkosten van kinderen. In het kader van de Maatregelen WWB zijn de mogelijkheden voor het verlenen van bijzondere bijstand sterk beperkt. De beleidsregels van de bijzondere bijstand en het minimabeleid worden in het najaar van 2014 opnieuw vastgesteld.

Schulddienstverlening

In de eerste plaats zijn schuldenaren en schuldeisers zelf verantwoordelijk voor het op orde krijgen van hun financiële situatie. Als inwoners toch hulp nodig hebben, kunnen zij bij de

Stadsbank Oost Nederland terecht voor hulp bij het op orde krijgen van hun financiën. In het beleidsplan schulddienstverlening is nader uitgewerkt hoe we hier vorm aan geven.

Vrijwilligersorganisaties Humanitas en schuldhulpmaatje spelen een aanvullende en ondersteunende rol binnen de schulddienstverlening. Ze leren inwoners hoe ze om moeten gaan met geld om problemen in de toekomst te voorkomen. Deze vrijwillige initiatieven worden door ons ondersteund door middel van subsidieverlening.

Wtcg en CER

De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en Compensatie Eigen Risico (CER) waren bedoeld als financiële tegemoetkoming voor mensen die door hun beperking bepaalde zorgkosten maakten. De regelingen zijn grotendeels afgeschaft, omdat ze door hun algemene karakter niet voldeden aan het bieden van maatwerk. Gemeenten hebben de taakstelling om te kijken naar maatwerk. Het budget voor deze regelingen wordt toegevoegd aan de Wmo. Wij willen dit geld nadrukkelijk besteden aan maatwerkoplossingen. Dit betekent dat er per situatie wordt gekeken of er financiële ondersteuning nodig is. Daarnaast willen we een deel van dit budget gebruiken door het pakket van de collectieve zorgverzekering die wij met Menzis hebben afgesloten, te verruimen.

Ondersteuning voor inwoners door middel van een financiële bijdrage zijn niet de enige vormen waarmee inwoners met een laag inkomen worden geholpen. Door middel van initiatieven en wederkerigheid kunnen inwoners ook worden geholpen om participeren.

Initiatieven(ondersteuning door zelforganisatie)

Er zijn verschillende initiatieven die de zelfredzaamheid van inwoners in het zoeken naar werk vergroten. Een voorbeeld is het Werkcafé Berkelland. Dit is een initiatief van werkzoekenden die een netwerk vormen waarbinnen zij elkaar ondersteunen bij het vinden van (nieuw) werk.

Zowel het UWV als de SDOA geven kortdurende sollicitatiecursussen en helpen werkzoekenden bij het optimaliseren van hun CV om hun zelfredzaamheid te vergroten.

Wederkerigheid

Via de Wet Werk en Bijstand (WWB) is er de mogelijkheid om inwoners die een uitkering ontvangen, te verplichten een tegenprestatie te verrichten. Dit is een onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheid die wordt verricht naast/of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt. Wij omarmen dit principe, omdat wij het een vanzelfsprekendheid vinden dat inwoners in ruil voor een uitkering iets terug doen voor de samenleving. Uiteraard voor zover dit binnen hun vermogen ligt en de activiteiten passen binnen de wettelijke kaders.

Bij de invulling van het principe van wederkerigheid zien wij een rol weggelegd voor bedrijven, maatschappelijke instellingen en de Voormekaar teams. Het Voormekaar team komt inwoners tegen die bij bepaalde activiteiten hulp kunnen gebruiken, zoals het bijhouden van de tuin of het doen van boodschappen. Iemand met een uitkering zou hierbij kunnen helpen. De verbinding tussen de Voormekaar teams en de SDOA is daarom erg belangrijk. Bij het opleggen van een verplichting tot het verrichten van een tegenprestatie wordt er wel gekeken naar maatwerk, omdat wij het belangrijk vinden dat inwoners vanuit eigen motivatie maatschappelijke werkzaamheden verrichten. Een bewuste weigering van het leveren van een tegenprestatie zal overigens wel leiden tot een maatregel (bijvoorbeeld korten op de uitkering).

6.6 Conclusie

Wat komt er op ons af?

  • Ø

    De Participatiewet maakt ons verantwoordelijk voor inwoners met een bijstandsuitkering, jonggehandicapten en inwoners met een beschutte werkplek.

  • Ø

    De Wsw blijft alleen voor mensen die er op 31 december 2014 in werkzaam zijn. Vanaf 2015 is er geen nieuwe instroom in de Wsw. Mensen op de wachtlijst Wsw vallen vanaf 1 januari 2015 onder de Participatiewet.

  • Ø

    De Wajong is vanaf 2015 alleen nog voor mensen die niet kunnen werken. Alle mensen die tot 31 december 2014 zijn ingestroomd in de Wajong behouden hun rechten op grond van de Wajong. Zij worden wel herbeoordeeld, maar komen niet naar de gemeente.

Voor welke opgaven staan we?

  • Ø

    We moeten op het niveau van de arbeidsmarktregio samenwerken met werkgevers en werknemers en UWV in een zogenaamd werkbedrijf. Het werkbedrijf is een bestuurlijk samenwerkingsverband.

  • Ø

    Re-integratie van inwoners naar werk, dus ook inwoners met een arbeidsbeperking.

  • Ø

    Garantiebanen realiseren voor mensen met een beperking.

  • Ø

    Inwoners worden meer aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheden en steun die de omgeving kan bieden.

  • Ø

    Bijstandsgerechtigden wordt gevraagd een tegenprestatie te verrichten voor een uitkering.

7 Samenhang binnen de 3 decentralisaties

In dit hoofdstuk wordt de samenhang tussen de 3 decentralisaties besproken. Er zit veel overlap in de wijze waarop wij de nieuwe taken organiseren. Er is bijvoorbeeld een vorm van toegang via de Voormekaar teams naar ondersteuning, tenzij inwoners zelf de weg weten.

7.1 Het keukentafelgesprek

In eerste instantie kan de inwoner vaak met zijn probleem of ondersteuningsvraag terecht bij zijn sociale omgeving. Hij kan zo zijn eigen probleem oplossen. Sommige inwoners hebben hier echter hulp bij nodig. Gemeenten krijgen de opdracht om ervoor te zorgen dat ook deze mensen worden geholpen.

In Berkelland willen we dat de inwoner zijn vraag kan neerleggen bij één punt in zijn kern. We hebben daarom 5 Voormekaar teams in Neede, Eibergen, Borculo, Ruurlo en Beltrum. De kleine kernen Noordijk, Rietmolen, Rekken, Gelselaar, Geesteren en Haarlo zijn daar ook bij aangesloten. De Voormekaar teams bestaan uit professionals met verschillende expertises. Zo zit er een jongerenwerker, een gebiedswerker, een Wmo-consulent, een wijkverpleegkundige, een maatschappelijk werker, een jeugdverpleegkundige en een consulent voor mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking in de teams. Naast hun eigen expertise hebben de teamleden ook kennis van andere disciplines en weten ze wanneer ze bepaalde kennis of ondersteuning moeten inschakelen. Ze kijken verder dan hun eigen werkveld en hebben daarom een generalistische werkwijze. Ze signaleren bijvoorbeeld ook problemen op het gebied van werk en inkomen.

Wat doet het Voormekaar team? Het Voormekaar teamlid gaat op huisbezoek bij de inwoner als een inwoner zich bij het Voormekaar team meldt met een ondersteuningsvraag. Kenmerken van de werkwijze van het Voormekaar team zijn:

  • Ø

    Melding: wanneer er een vraag binnen komt van een inwoner wordt er eerst gekeken welk teamlid het beste op huisbezoek kan gaan. Vervolgens gaat dit teamlid op huisbezoek.

  • Ø

    Gesprek: het Voormekaar teamlid voert het zogenoemde keukentafelgesprek. Bij voorkeur heeft de inwoner een vertrouwenspersoon bij zich bij het gesprek in de vorm van mantelzorger, familie, vrienden of buren. Tijdens het keukentafelgesprek wordt er gekeken wat iemand zelf nog kan en wat iemand nodig heeft aan ondersteuning of advies om de zelfredzaamheid te vergroten. Ook wederkerigheid komt tijdens het keukentafelgesprek aan de orde. Wat kan iemand nog voor een ander betekenen? Als het nodig is, doet het Voormekaar teamlid beroep op specialistische deskundigheid. Voor de afweging van een passende oplossing wordt ook gevraagd of de inwoner het zelf kan betalen.

  • Ø

    Verslag: het resultaat van het gesprek wordt vastgelegd in een gespreksverslag (ondersteuningsplan). Hierin staan de activiteiten die bijdragen aan de oplossing. Het gespreksverslag kan ook dienen als aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Als de situatie van de inwoner verandert, kan het gespreksverslag worden aangepast.

  • Ø

    Het Voormekaar teamlid blijft het aanspreekpunt voor de inwoner indien er nazorg of een later contactmoment nodig is.

Door bij inwoners op huisbezoek te gaan en een keukentafelgesprek te voeren komen problemen vaak eerder in beeld, omdat de thuissituatie en het gedrag van inwoner inzichtelijk worden. Ook kan multiproblematiek binnen gezinssituaties gezamenlijk worden opgelost, zodat problemen niet verder escaleren of elkaar blijven opvolgen. Een ander voordeel aan deze manier van werken is dat de inwoner één aanspreekpunt heeft en bij dit aanspreekpunt terecht kan als hij terugvalt in oude patronen en er ondersteuning moet komen. De inwoner raakt zo niet meer verstrikt in een web van allerlei instanties en verschillende hulpverleners.

Het in contact komen met zorgmijders en zorgweigeraars is ook een belangrijk aandachtspunt voor de Voormekaar teams. De teamleden van Voormekaar zijn actief en zichtbaar in de kern en hebben ook een proactieve rol waar het gaat om het signaleren van problemen. Ze zoeken contact met inwoners waarvan ze signalen binnenkrijgen door langs te gaan en in gesprek te komen.

Toeleiding werk en inkomen

Inwoners die beroep doen op werk- en inkomensondersteuning hebben een andere toegangspoort, namelijk het Loopbaanplein Oost Achterhoek. Bij het Loopbaanplein vindt de werkintake plaats met waar nodig een bredere uitvraag op alle leefgebieden. Dit is vergelijkbaar met het keukentafelgesprek dat door het Voormekaar team wordt gevoerd. Begeleiding van de inwoner vindt integraal plaats, waarbij de noodzakelijke specialisten worden ingezet met bewaking door een generalist. Dit geldt ook voor taken op het gebied van re-integratie naar werk en taken op het gebied van participatie en wederkerigheid. Als het nodig is, kan er bij het Loopbaanplein ook worden doorverwezen naar het Voormekaar team.

Bereikbaarheid Voormekaar

De Voormekaar teams zijn zowel telefonisch als via de e-mail bereikbaar. Elk Voormekaar team heeft een eigen telefoonnummer en emailadres en elk teamlid van Voormekaar heeft een eigen emailadres. Inwoners hebben via huis-aan-huis verspreide flyers de contactgegevens van de Voormekaar teams gekregen. Daarnaast hebben de Voormekaar teams een website www.voormekaar.net en facebookpagina waarop ze informatie over lokale initiatieven plaatsen. In de kernen hebben de teams geen vaste inloopplek of loket, maar wel een uitvliegbasis waar ze overleggen en waar ze met inwoners kunnen afspreken. Ons uitgangspunt is dat de Voormekaar teamleden mobiel zijn en actief aanwezig zijn in de kern.

7.2 Algemene voorziening

Algemene voorzieningen zijn laagdrempelige diensten of activiteiten die toegankelijk zijn voor alle inwoners of inwoners die tot een bepaalde groep behoren. Algemene voorzieningen dragen bij aan het versterken van de samenredzaamheid en participatie van inwoners met een ondersteuningsvraag. Voor het gebruik van een algemene voorziening is geen toestemming van ons nodig. Wel kunnen er voorwaarden worden gesteld aan de deelname of het gebruik van de voorziening. Het hoeft niet zo te zijn dat het gebruik van een algemene voorziening altijd gratis is. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn buurthuizen, formulieren-hulp, openbaar vervoer en maaltijdenservice.

Inwoners kunnen uit zichzelf gebruik maken van een algemene voorziening. Ook het Voormekaar team kijkt altijd eerst of een algemene voorziening in plaats van een maatwerkvoorziening een oplossing biedt voor de ondersteuningsvraag. Wij streven ernaar om zoveel mogelijk voorzieningen te positioneren binnen de algemene voorzieningen. Hier houdt het Voormekaar team zich ook mee bezig. Een voorbeeld hiervan is de scoot-mobiel-pool. Er wordt dan een scootmobiel in bruikleen gesteld voor inwoners die zich moeilijk kunnen verplaatsen en geen scootmobiel hebben. Inwoners kunnen dan eens in de zoveel tijd gebruik maken van de scootmobiel.

7.3 Maatwerkvoorzieningen

Een maatwerkvoorziening is een individuele toekenning van een voorziening die er per persoon anders uitziet. Het kan gaan om het gebruik van activiteiten die in groepsverband worden aangeboden, maar ook om individuele jobcoaching, een-op-een begeleiding in de thuissituatie, een traplift of woningaanpassing. Een maatwerkvoorziening wordt afgestemd op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een inwoner en dient bij te dragen aan de zelfredzaamheid en participatie van een inwoner met een ondersteuningsvraag.

Het Voormekaar team vormt in de nieuwe situatie de toeleiding naar maatwerkvoorzieningen. Het Voormekaar team kijkt op basis van het keukentafelgesprek welke ondersteuning iemand nodig heeft. Als de ondersteuning van inwoners door een algemene voorziening, een vrijwilliger, via het informele netwerk of met behulp van het Voormekaar team ontoereikend is, wordt er een maatwerk voorziening toegekend. Er zijn verschillende vormen van maatwerkvoorzieningen. Hieronder staan een aantal vormen van maatwerk beschreven.

Woningaanpassing

Een woningaanpassing is een maatwerkvoorziening binnen de Wmo. Een woningaanpassing is ervoor bedoeld om inwoners met een bepaalde aandoening weer mobiel te laten zijn in hun eigen huis. Soms is verhuizen naar een andere woning een betere oplossing. Wanneer dit niet mogelijk is, wordt onderzocht hoe een woning het beste en goedkoopst aan te passen is.

Loonwaardig werk met begeleiding ter voorbereiding op regulier werk

Loonwaardig werk met begeleiding is een maatwerkvoorziening binnen de Participatiewet. Bij non profit organisaties en reguliere werkgevers worden werkervaringsplaatsen gecreëerd om te zorgen dat werkzoekenden werkervaring opdoen of hun werknemersvaardigheden behouden. De SDOA heeft onder andere afspraken met kringlooporganisaties Stichting Aktief en Bohero over het bieden van werkervaringsplaatsen.

7.4 Cliëntondersteuning

Tijdens het keukentafelgesprek moeten wij onafhankelijke en gratis cliëntondersteuning bieden voor inwoners. In de praktijk is er in eerste instantie vaak een vertrouwenspersoon van de inwoner aanwezig tijdens het gesprek in de vorm van een mantelzorger, familie, vrienden of buren. Voor inwoners die dit niet hebben is er cliëntondersteuning van het Voormekaar team. Het Voormekaar team opereert onafhankelijk. Ze bekijken de vraag van de inwoner onafhankelijk en beschouwen deze als leidend. Als de inwoner geen vertrouwenspersoon heeft en deze ook niet vindt in het Voormekaar teamlid, zijn er andere mogelijkheden:

  • Ø

    een ander teamlid van hetzelfde Voormekaar team ondersteunt de inwoner,

  • Ø

    een teamlid van een ander Voormekaar team ondersteunt de inwoner,

  • Ø

    een medewerker van een andere organisatie (bijvoorbeeld MEE Oost Gelderland).

7.5 Preventie

Preventie is het op tijd signaleren en anticiperen op situaties, zodat problemen worden voorkomen of niet groter worden. Wij organiseren preventie via de huisartsen, de GGD, buurtbemiddeling of de sportfederatie, maar ook via de Voormekaar teams en andere professionals. Mantelzorgers, vrijwilligers en lokale netwerken spelen ook een belangrijke rol in het signaleren van problemen.

Preventie door Voormekaar

De inwoners, professionals en de Voormekaar teams spelen een belangrijke rol in het signaleren van situaties die ‘niet pluis’ ogen. Zitten de gordijnen al een tijd dicht? Is de tuin verwaarloosd? Ziet iemand er ongezond uit? Het Voormekaar team heeft als taak om actief aanwezig te zijn in de kern en bij vindplaatsen van problemen, zoals de school of het consultatiebureau. Door signalen vroeg op te pakken kan het Voormekaar team voorkomen dat situaties erger worden of escaleren.

Preventie van ongezonde levensstijl

In samenwerking met de sportverenigingen, GGZ, het onderwijs, vrijwilligers, SDOA, Voormekaar teams, Sport Federatie Berkelland (SFB) en andere professionals zijn er verschillende projecten die de gezondheid van inwoners kunnen bevorderen en gezondheidsproblemen kunnen voorkomen. De projecten bestaan uit voorlichting over goede voeding, sport en beweging, het aanpakken van overgewicht bij te dikke kinderen en alcoholmatiging bij jongeren. Zie voor meer informatie de kadernota lokaal gezondheidsbeleid ‘Voorkomen is beter dan genezen’.

Preventie van geweld

De preventie van geweld krijgt vorm door zo vroeg mogelijk signalen op te pakken die duiden op de toepassing van geweld. Professionals die met kinderen werken, dienen minimaal geschoold te zijn in de herkenning van signalen van kindermishandeling en de route naar hulpverlening te kennen. De zogenaamde ‘Meldcode’ is een instrument dat hierbij kan helpen.

7.6 Samenwerking in het sociale domein

De nieuwe verantwoordelijkheden in het sociale domein vergen veel samenwerking. Samenwerking op lokaal niveau in de wijk, maar ook in de regio, met de zorgverzekeraar en met zorgaanbieders. Dit omdat we een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, publieke gezondheid, preventie, zorg, jeugdzorg, welzijn, wonen, werk en inkomen moeten bieden.

Samenwerking in de kern

In de kernen zoeken de Voormekaar teams samenwerking met inwoners, dorpsraden, lokale initiatieven en activiteiten, organisaties, de woningcorporatie, de wijkagent, de huisarts, scholen, sportverenigingen enz. Het is belangrijk dat er snel contacten kunnen worden gelegd, zodat problemen sneller kunnen worden opgelost.

Onderwijs

In elk Voormekaar team hebben de scholen één aanspreekpunt. Hierdoor ontstaan er korte lijnen en meer duidelijkheid voor de scholen waar ze terecht kunnen voor informatie, vragen en casussen. Ook voert de leerplichtambtenaar een deel van zijn taken uit in overleg met het Voormekaar team. Op deze manier kunnen problemen breed worden verkend en wordt de basissituatie van het gezin ook bekeken. Problemen met leerplicht zijn namelijk vaak het gevolg van andere problemen.

Huisartsen en praktijkondersteuners

Een goede samenwerking tussen de huisartsen, praktijkondersteuners en de Voormekaar teams is essentieel. Een praktijkondersteuner (POH) ondersteunt de huisarts op het terrein van patiënten met lichamelijk chronische aandoeningen (bijv. diabetes) en psychische problemen. Huisartsen en praktijkondersteuners hebben soms te maken met inwoners die klachten hebben ontwikkeld waar een bepaalde oorzaak aan ten grondslag ligt, zoals eenzaamheid. Het Voormekaar team kan in deze situaties kijken hoe het sociale netwerk van iemand kan worden versterkt. Ook hebben huisartsen en praktijkondersteuners een signaalfunctie en hebben ze te maken met gezinnen waar soms meer aan de hand is. In deze situaties kan het Voormekaar team ook helpen bij het vinden van geschikte oplossingen voor multiproblematiek. De wijkverpleegkundigen vormen de verbinding tussen de huisartsen en praktijkondersteuners en het Voormekaar team. Zij hebben regelmatig overleg.

Samenwerking in de regio

Op Achterhoekse schaal wordt er op een aantal onderwerpen samengewerkt om de decentralisaties vorm te geven. Als eerder aangegeven, dit alles onder het motto: ‘lokaal maatwerk waar het kan, regionale samenwerking waar het moet’. Maar bepaalde taken kunnen nu eenmaal beter op regionaal niveau worden georganiseerd of worden uitgevoerd. In ‘De Achterhoekse kaderstelling voor het maatschappelijk domein’ zijn uitgangspunten geformuleerd die de Achterhoekse gemeenten willen bereiken bij het verlenen van ondersteuning. De inwoner in zijn omgeving is daarbij het vertrekpunt. In de notie ‘D’ran in de Transities, verkenning samenwerkingsopgaven Sociaal Domein in de Achterhoekse gemeenten’ zijn zeven opdrachten geformuleerd om deze uitgangspunten te behalen:

  • 1.

    Kennis delen en kennis ontwikkelen (inclusief opleiding in cultuuromslag)

  • 2.

    Zicht op specialistische ondersteuningsvraag in termen van participatie en zelfredzaamheid

  • 3.

    Gezamenlijk sturing en/of bekostiging van gespecialiseerde voorzieningen

  • 4.

    Toeleiding naar gespecialiseerde voorzieningen

  • 5.

    Gemeenschappelijk inkoopkader op diverse ondersteuningsvormen

  • 6.

    Gezamenlijk vormgeven van een aantal uitvoeringstaken

  • 7.

    Gemeenschappelijk vormgeven aan onderdelen van de bedrijfsvoering in de backoffice

Op dit moment wordt er in de regio samengewerkt op verschillende onderdelen. In samenwerking met MEE Oost Gelderland wordt er een kennis community ontwikkeld als digitale kennisbank waar professionals terecht kunnen met vragen. Het Regionale Transitiearrangement voor de Jeugdzorg wordt uitgewerkt in regionaal verband. Ook het inkooptraject voor de Jeugdzorg, Wmo 2015 en Participatiewet wordt in de regio gezamenlijk vormgegeven.

Samenwerking met de zorgverzekeraar

Door de decentralisaties is de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars een zeer actueel thema. Ze staan immers beide voor de opgave om een goede gezondheid te realiseren van zoveel mogelijk inwoners tegen een effectief mogelijke inzet van middelen. De Achterhoekse gemeenten trekken samen op richting de samenwerking met zorgverzekeraar Menzis. Menzis heeft voor de Achterhoekse gemeenten een werkagenda opgesteld. Thema’s die op de agenda staan, zijn bijvoorbeeld preventie, schakelfunctie wijkverpleegkundige, 0e-1e-2e lijnszorg en extramuralisering.

De schakelfunctie van de wijkverpleegkundige en de persoonlijke verzorging zijn ook belangrijke thema’s waar samenwerking nodig is. De wijkverpleegkundige gaat niet alleen zorg verlenen, maar krijgt ook een schakelfunctie tussen maatschappelijke ondersteuning en medische zorg en heeft een rol in de Voormekaar team. Zij worden vanaf 2015 door Menzis bekostigd. We moeten hierover daarom afspraken maken met Menzis. De persoonlijke verzorging valt in 2015 onder de Zorgverzekeringswet. Wij worden nog maar voor een klein deel van de persoonlijke verantwoordelijk. Het gaat daarbij om de verzorging van mensen met cognitieve problemen (5%) Hierover moeten ook afspraken worden gemaakt.

Samenwerking met MEE Oost Gelderland

Regionaal hebben gemeenten in het kader van de Wmo in overleg met MEE Oost Gelderland een bestuurlijk besluit genomen over het waarborgen van de continuïteit van cliëntondersteuning. De cliëntenondersteuning wordt geborgd via inhuur, detachering dan wel overname van MEE-consulenten. In Berkelland is bijvoorbeeld een aantal medewerkers van MEE toegetreden tot de Voormekaar teams.

8 Afspraken over de Voormekaar teams

In dit hoofdstuk bespreken we een aantal afspraken over de Voormekaar organisatie.

8.1 Voormekaar organisatie

Wij streven naar een zelfstandige Voormekaar entiteit. Voorlopig kunnen we deze zelfstandigheid nog geen vorm geven, omdat we nog volop in ontwikkeling zijn. Op basis van concrete samenwerking met externe partijen werken we geleidelijk toe naar een zelfstandige entiteit.

8.2 Kwaliteit

We hebben een aantal mogelijkheden om de kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning in de breedste zin van het woord te handhaven. Voorbeelden hiervan zijn klachtenregistraties, een klanttevredenheidsonderzoek, kwaliteitskeurmerken bij de aanbieders en het stellen van kwaliteitseisen bij de inkoop van (specifieke) maatwerkvoorzieningen. De uitwerking van deze kwaliteitseisen vindt plaats in de verordening.

Wettelijk moet in ieder geval aan de volgende kwaliteitseisen worden voldaan:

  • Ø

    De aanbieder draagt zorg voor de kwaliteit van de voorzieningen, maar het is aan ons om te onderzoeken of de kwaliteit voldoende is door middel van een toezichthoudend ambtenaar.

  • Ø

    De medewerkers van Voormekaar, zorgaanbieders, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelingen en jeugdreclassering dienen een verklaring omtrent gedrag (VOG) te hebben.

  • Ø

    De verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling worden gehanteerd.

  • Ø

    De meldplicht calamiteiten en geweld wordt gehanteerd.

  • Ø

    Er vindt een jaarlijks klanttevredenheidsonderzoek plaats.

  • Ø

    Jeugdigen, ouders en pleegouders kunnen beroep doen op een onafhankelijk vertrouwenspersoon die in de gelegenheid wordt gesteld zijn taak uit te voeren.

  • Ø

    De certificering en registratie van professionals in de jeugdzorg is een voorwaarde, tenzij de kwaliteit bij ontbreken hiervan niet negatief beïnvloed wordt.

De kwaliteitsbewaking ten aanzien van de nieuwe uitvoeringstaken binnen de Participatiewet wordt uitgevoerd door de Sociale Dienst Oost Achterhoek.

Klachtenprocedure

Voor het handhaven van de kwaliteit van de Voormekaar teams hanteren we een klachtenprocedure. Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen de zorg die geleverd wordt en de gesprekken die de Voormekaar teamleden voeren met inwoners. Voor klachten over de geleverde zorg geldt de klachtenprocedure van de aanbieder. Voor klachten over de Voormekaar teams geldt de klachtenprocedure van Voormekaar.

De klachtenregeling staat open voor alle inwoners die met Voormekaar te maken hebben gehad. Hieronder wordt in het kort de klachtenprocedure omschreven.

  • 1.

    De inwoner meldt zijn klacht bij het Voormekaar team.

  • 2.

    Het Voormekaar teamlid hoort de klacht aan. De inwoner en het betrokken Voormekaar teamlid worden met elkaar in contact gebracht.

  • 3.

    Het betrokken Voormekaar teamlid gaat in gesprek met de inwoner.

  • 4.

    Indien de inwoner na het gesprek met het betrokken Voormekaar teamlid nog steeds een klacht heeft, geeft het Voormekaar teamlid dit door aan de leidinggevende. Deze stelt een vorm van bemiddeling voor.

  • 5.

    Indien de klacht uiteindelijk nog niet naar tevredenheid van de inwoner is afgehandeld, komt de klacht bij de projectgroep van Voormekaar. Indien na de afstemming met de stuurgroep nog steeds geen overeenstemming over de klacht is bereikt, wordt de klacht over gedragen aan de klachtencoördinator van onze gemeente.

Bezwaar

Ons uitgangspunt is om juridische procedures zo veel mogelijk te voorkomen. Als een inwoner het niet eens is met de gemaakte afspraken gaat het Voormekaar teamlid opnieuw met de inwoner in gesprek. Als de inwoner het uiteindelijk nog steeds niet eens is met de afwijzing van de aanvraag dan kan deze bezwaar maken. Hiervoor dient de inwoner een bezwaarschrift in waarin staat waarom hij het niet eens is met de afwijzing. Vervolgens zal de afwijzing opnieuw door het Voormekaar team worden overwogen. Als het besluit vast blijft staan, moeten wij uiteindelijk bij een onafhankelijke bezwarencommissie aangeven waarom bepaalde afspraken zijn gemaakt. Als de inwoner in beroep of hoger beroep gaat, zal de rechter toetsen of wij ons gehouden hebben aan de procedures en of het onderzoek naar de omstandigheden van de inwoner op adequate wijze is verricht.

Privacy

Voor het waarborgen van de privacy van onze inwoners houden wij ons aan de wet. Uitsluitend de Voormekaar teamleden hebben toegang tot gegevens van onze inwoners. Deze gegevens zijn beschermd door diverse beveiligingsmaatregelingen, zoals een inbraakalarm, toegangscontrole en ICT beveiliging. Willekeurige medewerkers of derden kunnen niet bij deze gegevens.

Toezicht

In de wet staat dat we personen moeten aanwijzen die toezicht houden op het naleven van de wet. Volgens de Jeugdwet hebben de Inspectie Jeugd en Inspectie Gezondheidszorg de taak om de kwaliteit van de jeugdhulp in algemene zin te onderzoeken. Volgens de Wmo 2015 moeten we een regeling treffen voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de levering van een voorziening door een aanbieder. Hiervoor moet er een toezichthoudend ambtenaar worden aangewezen. Ook dienen we toezicht te houden op de uitvoering van de wet Meldcode en huiselijk geweld en kindermishandeling.

De SDOA heeft speciale medewerkers in dienst voor preventie en handhaving. Wanneer wordt gedacht dat iemand fraudeert, bijvoorbeeld wanneer hij of zij samenwoont en bij de Sociale Dienst zegt alleenstaand of alleenstaand ouder te zijn. Dan wordt er onderzoek gedaan.

8.3 Verantwoording

Verantwoording vindt plaats op verschillende niveaus. Gemeenten moeten jaarlijks verantwoording afleggen naar het rijk over de inzet van de financiële middelen en de tevredenheid van onze inwoners. Dit realiseren we met een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Op lokaal niveau vindt er verantwoording plaats naar de gemeente en inwoners. De Voormekaar organisatie legt verantwoording af aan de gemeente over de besteding van de financiële middelen. Daarnaast wordt er vooral gemonitord op maatschappelijke effecten, zoals minder inwoners die gevoelens van eenzaamheid ervaren, meer inwoners die hun gezondheid als (zeer) goed ervaren, mantelzorgers en vrijwilligers zijn tevreden en meer mensen met een uitkering participeren in vrijwilligerswerk of buurtactiviteiten. De vormen van verantwoording die de Voormekaar organisatie hanteert zijn:

  • Ø

    Richting gemeenteraad door middel van werkbezoeken, gesprekken met inwoners en professionals, verslag en rapportage over behaalde resultaten en interactieve sessies met de gemeenteraad.

  • Ø

    Richting inwoners door middel van wijksessies, klanttevredenheid en rapportage.

  • Ø

    Richting belanghebbende organisaties en ketenpartners door middel van overleg en werksessies, een partnertevredenheidsonderzoek en/of een conferentie.

8.4 Keuzemogelijkheden

Inwoners met een ondersteuningsvraag hebben keuzemogelijkheden waar het gaat om bekostiging, uitvoering en zorgaanbieder. Het Voormekaar team adviseert inwoners over de zorg die aansluit bij de ondersteuningsvraag van de inwoner en welke mogelijkheden er voor de inwoner zijn.

Persoonsgebonden budget (PGB) of Zorg in natura (ZIN)

Een persoonsgebonden budget (PGB) is een geldbedrag waarmee inwoners zelf hun zorg kunnen regelen. Ze kunnen de zorg, begeleiding en hulp die ze nodig hebben en waar ze voor in aanmerking komen zelf inkopen. Ze kunnen dus zelf hun zorgverlener bepalen. Bij Zorg in natura (ZIN) regelt de zorgaanbieder de zorg.

In 2015 blijft de mogelijkheid tot een PGB bestaan, maar wordt deze uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit betekent dat de PGB niet meer wordt gestort op de rekening van de inwoner, maar via de SVB op de rekening van de zorgaanbieder komt waar de inwoner ondersteuning van krijgt. Ook voor de PGB geldt een overgangstermijn. Mensen met een toekenning vanuit de AWBZ die doorloopt na 1 januari 2015 behouden gedurende de looptijd van hun indicatiebesluit het recht op een PGB tot het einde van de indicatie en uiterlijk tot 1 januari 2016.

Ons uitgangspunt over het hanteren van de PGB is dat de wet leidend is. In de wet staat het volgende over de PGB:

Artikel 2.3.6

1. Indien de cliënt dit wenst, verstrekt het college hem een persoonsgebonden budget dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.

2. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:

  • a)

    de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • b)

    de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerk-voorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen;

  • c)

    naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

In de praktijk kijkt de inwoner samen met het Voormekaar teamlid welke ondersteuning er nodig is en welk middel daarbij past. Er wordt eerst onderzocht in hoeverre er hulp kan worden geboden vanuit de eigen sociale omgeving. Vervolgens wordt er onderzocht welke algemene voorzieningen er beschikbaar zijn die adequaat en kosteneffectief in de benodigde hulp kunnen voorzien. Als deze mogelijkheden de ondersteuningsvraag van de inwoner onvoldoende kunnen beantwoorden, wordt er gekeken naar een maatwerkvoorziening die middels zorg in natura of een PGB wordt bekostigd. Als de inwoner een PGB wil en voldoet aan de criteria die in de wet worden genoemd, is een PGB altijd mogelijk.

Keuzevrijheid in aanbieders

In de wet staat dat inwoners keuzevrijheid houden bij het kiezen van aanbieders als het gaat om een maatwerkvoorziening. Er moet daarbij rekening worden gehouden met godsdienst, levensovertuiging en de culturele achtergrond van inwoners. Dit geldt in het bijzonder voor kleine doelgroepen. Op dit moment zien we geen bijzondere kleine doelgroepen in onze gemeente. Het PGB kan dienen als instrument om rekening te houden met bijvoorbeeld iemands godsdienst.

8.5 Bekostiging

We staan voor de opgave om met minder financiële middelen vanaf 1 januari 2015 ondersteuning te bieden aan inwoners die dit nodig hebben.

De laatste informatie, onder andere naar aanleiding van de meicirculaire, geeft voor wat betreft de beschikbare middelen voor 2015, het volgende beeld:

  • Ø

    Jeugd € 11.001.597,00, kortingspercentage 3% t.o.v. 2012/2013

    WMO oud € 3.689.226,00, kortingspercentage 32% t.o.v. 2012/2013

  • Ø

    WMO nieuw € 6.478.296,00, kortingspercentage 11% t.o.v. 2012/2103

  • Ø

    P-wet € 8.957.503,00, kortingspercentage 5% t.o.v. 2014

De financiële middelen voor zorg, jeugdzorg en werk en inkomen komen in een sociaal deelfonds. Dit betekent dat deze budgetten worden gebundeld tot één ongedeeld budget dat vrij te besteden is binnen het sociale domein. Ons uitgangspunt is dat we de budgetten besteden aan zorg, jeugdzorg en werk inkomen en niet aan andere terreinen.

Wij verdelen de budgetten als volgt:

  • Ø

    Een deel van het budget houden we voor de kosten voor maatwerkzorg. De rekeningen van deze kosten worden als gevolg van de inkoopovereenkomst tussen zorgaanbieders met (regionale) gemeenten naar de gemeente gestuurd.

  • Ø

    Een deel van de bestaande subsidiebudgetten voor algemene voorzieningen (maatschappelijk werk, sociaal cultureel werk, etc.) blijven we verstrekken of brengen we onder in een gebiedsbudget. We subsidiëren hiermee ook Bureau Jeugdzorg.

  • Ø

    We bekostigen de Voormekaar teams op basis van de organisatiekosten.

  • Ø

    De geldstroom voor de Participatiewet gaat naar de SDOA.

De term ‘gebiedsbudget’ vergt nog nadere uitleg. In Berkelland willen we per gebied een budget afspreken. De budgetten kunnen verschillen per gebied, omdat het ene gebied bijvoorbeeld meer inwoners heeft dan het andere gebied. Ook kan het ene gebied veel meer jeugdzorgproblematiek hebben dan het andere gebied. Hier wordt rekening mee gehouden bij de verdeling van de budgetten. De zorg die nodig is in een gebied wordt uit dit gebiedsbudget bekostigd. De Voormekaar teams moeten dus met elkaar waken over dit budget. Ons uitgangspunt is dat er zoveel mogelijk binnen de budgettaire kaders wordt gebleven en budgetten op de juiste plaats terecht moeten komen.

Eigen bijdrage

Voor het gebruik van algemene en maatwerkvoorzieningen kunnen gemeenten een eigen bijdrage vragen zolang iemand gebruik maakt van de voorziening. De eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen is landelijk gemaximaliseerd afhankelijk van het inkomen van de gebruiker. Wel kunnen we zelf bepalen voor welke maatwerkvoorzieningen we een eigen bijdrage vragen. De vaststelling en inning van de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen blijft ook in 2015 centraal belegd bij het CAK. De eigen bijdrage voor algemene voorzieningen kunnen we zelf bepalen. Ons uitgangspunt is dat we voor maatwerkvoorzieningen een eigen bijdrage vragen.

Ouderbijdrage

De ouderbijdrage wordt nu geheven over gebruikelijke zorg die ouders normaal verzorgen (eten, kleding, etc.), maar niet meer verzorgen omdat hun kind voltijds of deeltijds ergens anders verblijft. De precieze definitie komt in een regeling te staan die nog in ontwikkeling is. De ouderbijdrage wordt vanaf 2015 over alle vormen van zorg geheven, dus naast het bovengenoemde ook over de zorg die overkomt uit de Zorgverzekeringswet en AWBZ. Momenteel int het LBIO de ouderbijdrage nog. Vanaf 2015 gaat het CAK dit doen. Het CAK keert de geïnde bedragen aan ons uit.

8.6 Communicatie

Decentralisaties: een dynamisch proces

De drie decentralisaties vormen in financiële zin, maar ook qua verantwoordelijkheid, de grootste verandering in gemeenteland ooit. Dit proces gaat zowel inhoudelijk als in communicatief opzicht gepaard met een enorme dynamiek. Bezuinigingen zijn op korte termijn ingeboekt, terwijl de feitelijke voorbereidingen voor een deel nog gestalte moeten krijgen. En er zijn zodanige bezuinigingen mee gemoeid dat het uitgesloten is dat we de taken simpelweg ‘op oude leest geschoeid’ overnemen. De decentralisaties zijn dan ook alleen realiseerbaar als gemeenten tot een nieuwe aanpak overgaan. Meer uitgaan van de eigen kracht van inwoners. Terugtreden als het gaat om het inzetten van het professionele circuit. En dat alles in een hoog tempo met onzekerheden over de concrete oplossingen. Er is en er zal weerstand zijn: bij cliënten, bij hun omgeving, bij werkgevers en werknemers in de zorg en bij vele andere betrokkenen. Maar ook de (lokale) overheid moet zich herpositioneren. Toch hebben diegenen die verantwoordelijk zijn voor dit proces maar weinig keus: houd het hoofd koel, bouw systematisch en in zo goed mogelijk overleg aan uiteindelijk concrete oplossingen en beloof geen dingen die je niet kunt waarmaken. Een dergelijk grote verandering vraagt om een drastische cultuuromslag. Hierna een korte analyse van de cultuuromslag bij de verschillende betrokkenen.

Cultuuromslag inwoners

De basis van het nieuwe contact van dienstverlening met de inwoner is “wat kunt u nog zelf?”. Dat is een benaderingswijze die volstrekt niet overeenkomt met het verwachtingspatroon zoals dat de afgelopen decennia is opgebouwd. ‘De zorg’ komt niet meer van één kant. Ook het hebben van werk of ‘bezigheden’ is in de eerste plaats een eigen verantwoordelijkheid. De overheid treedt terug. Er moet meer door het particulier initiatief worden georganiseerd.

Cultuuromslag betrokkenen

Bij direct betrokkenen (familie, buren, vrijwilligers) is er soms ongeloof en verbazing. “Zorg Zwaarte Pakket 3 extramuraal? Dat kán toch helemaal niet! Ik zie mijn ouders al weer thuis wonen!”. “Deze (geestelijk gehandicapte) patiënt thuis wonen? Weet u wel waarover u het heeft?!”. “Deze wsw’er in een gewone baan, dat bestaat toch niet?!”. Betrokkenen reageren meer op gevoel. In bestuurlijke zin moeten we om te beginnen wat meer afstand nemen. Niemand weet hoe het precies wel moet. Maar als we beginnen bij de inwoner en zijn omgeving, dan blijkt vanzelf welke (soms betere) oplossingen er mogelijk zijn. Ook in dit verband geldt: de reflex om vrijwel direct te vertrouwen op de overheid en specialistische instanties moet worden doorbroken. Veel dingen kunnen we (familie, omgeving, vrijwilligers) heel goed zelf. Maar dat hier wellicht nog de meeste weerstand zit is een reële veronderstelling.

Cultuuromslag aanbieders

Ook voor aanbieders zijn het onrustige tijden. Dit geldt vooral voor de decentralisaties Wmo en jeugd. Maar ook Wsw-bedrijven hebben het zwaar voor de kiezen gehad en leven nog steeds in onzekere tijden. Medewerkers vrezen voor hun baan. We moeten proberen de prikkel ‘we moeten er op verdienen’ om te vormen tot de prikkel ‘we moeten bijdragen aan goede zorg, opvang en dienstverlening’. Dat kan bijvoorbeeld door bepaalde zekerheden te bieden aan aanbieders waardoor men minder bezig is met concurreren en meer met het eigenlijke werk. Feit blijft dat er op korte termijn als gevolg van de bezuinigingen en veranderingen (nog meer) pijnlijke reorganisaties zullen volgen.

Cultuuromslag medewerkers

Naast de vrees voor hun baan vindt er voor medewerkers anderszins ook een enorme omslag plaats. Zorgverleners zijn dienstverlenend ingesteld. Het zit hen ‘in de genen’ om te helpen en te ondersteunen. Als gezegd: de basis van het nieuwe contact van dienstverlening met de cliënt is “wat kunt u nog zelf?”. Dat zijn vaak moeilijke gesprekken, zeker als je dat van beide zijden niet gewend bent. Daarnaast moet de zorgverlening een veel ‘bredere blik’ krijgen om goed in te schatten hoe het met de betrokken inwoner gaat. Kortom er is de nodige coaching en ondersteuning nodig.

Cultuuromslag overheid (organisatie)

Ook de (lokale) overheid als organisatie moet een andere positie kiezen. De rol van ‘de overheid als alleskunner’ maakt plaats voor een meer faciliterende rol. Het idee is veel meer: ‘dicht bij de bron worden slimmere en effectievere oplossingen geboren’. En: ‘de tijd van de welzijnsambtenaar die van achter zijn bureau allerlei oplossingen bedenkt is voorbij’ .’Overdragen’ is veel moeilijker dan ‘zelf doen’. Maar toch zullen we als overheid bij alles wat we doen er bij moeten stil staan of het eigenlijk wel een overheidstaak is. Ook moeten we als overheid van de reflex af dat we eerst systemen, modellen en structuren opbouwen. Waarna we pas helemaal aan het eind aan de concrete effecten en dienstverlening denken. We komen steeds meer tot het inzicht dat het andersom moet. Door middel van pilots ga je eerst gewoon DOEN. Pas daarna ga je daar omheen een zo sober mogelijke structuur/bureaucratie bouwen. Ook bij deze cultuuromslag helpt: ‘praten’. Maar ook: ‘doen’. En wat je doet moet je vervolgens ook uitdragen.

Cultuuromslag bestuur/politiek

Eens te meer geldt de benodigde cultuuromslag voor het bestuur/de politiek die die overheidsorganisatie aanstuurt. Wat nodig is bij deze grote veranderingen is ruimte voor innovatie, nieuwe ideeën, creativiteit. Ruimte om te ontdekken hoe het ook kan. Die ruimte zal moeten worden gegeven vanuit de politiek, vanuit het lokale bestuur. Dat betekent kaders stellen, de grote hoofdlijnen aangeven. Welke doelen stelt u. Welk budget is beschikbaar. Waar, waarover en wanneer wilt u worden geïnformeerd. En het maken van principiële keuzes. De invulling binnen de kaders moet kunnen vanuit de samenleving. Daar is vertrouwen voor nodig. Vertrouwen in de inwoners, dat zij het kunnen en doen. Maatwerk leveren betekent ook een keuze per persoon gebaseerd op zijn vraag, zijn situatie, zijn omgeving. Uitspraken als: zij hebben het wel, en ik niet, zal dan ook zo moeten worden uitgelegd. Nieuwe dingen ontdekken betekent ook dat er wel eens iets mis kan gaan, anders uitpakt dat je had bedoeld. Door dit met elkaar te accepteren en ervan te leren, komen we ook bij nieuwe oplossingen. Loslaten in vertrouwen. Het zijn maar drie woorden, maar het is o zo ingewikkeld. Maar wel hard nodig om deze grote veranderen te kunnen laten groeien en bloeien.

Waarover wel communiceren en waarover vooral niet

In de regio en in Berkelland hebben we voor 3D al diverse communicatiekaders en –agenda’s gemaakt. Daarbij zijn we tot de volgende kernboodschap gekomen: Op het terrein van de drie decentralisaties Jeugd, Wmo en Participatiewet kan de overheid het niet alleen af. We zullen steeds meer samen oplossingen moeten bedenken en met zijn allen een bijdrage moeten leveren. Los van de cultuuromslag is het belangrijk dat de nieuwe aanpak herkenbaar en zichtbaar voor het voetlicht wordt gebracht. Concreet hebben we daarom rondom de start van de Voormekaar teams aan de hand van een communicatie-agenda wekelijks via diverse media gecommuniceerd met als doel de Voormekaar teams op de kaart te zetten. Daar gaan de Voormekaar teams nu zelf in volle vaart mee door. Websites, facebookpagina’s, twitter, flyers, perscontacten, artikelen in BerkelBericht, vele middelen worden ingezet om de aangegeven doelen te bereiken.Maar: het beste communicatiemiddel is het persoonlijk gesprek. De keukentafelgesprekken zijn in dat opzicht al heel effectief gebleken.

8.Waar we bij zo’n grote en ingewikkelde operatie vooral niet, dan wel zo weinig mogelijk, over moeten communiceren is ‘de techniek’. Denk dan aan beslispunten als: ‘hoe zit onze projectorganisatie in elkaar’, ‘wat doen we lokaal, wat doen we regionaal’, ‘met wie sluiten we welke contracten af’. In verband met besluitvorming in colleges en gemeenteraden zal er altijd iets over gecommuniceerd moeten worden. Maar de nadruk in vooral de externe communicatie moet liggen op wat de decentralisaties concreet voor inwoners en betrokkenen betekenen. Over besluiten met directe gevolgen voor betrokkenen (wel of niet pgb’s bijvoorbeeld) communiceren we natuurlijk wel, liefst vóóraf met gelegenheid tot inbreng. Voor dit Beleidskader en de diverse verordeningen zijn mogelijkheden voor het leveren van die inbreng apart georganiseerd. Maar de Wmo is bij uitstek een wet die bij de concrete werkzaamheden van in ons geval: de Voormekaar teams, voortdurend samenspraak met inwoners verlangt. Wij hebben daarom al twee maal gespreksronden in alle 11 kernen georganiseerd. De Voormekaar teams pakken dit nu verder op.

Bijlage 1 Cijfers

Tabel 1 Inwoners met AWBZ-zorg waar wij in 2015 voor verantwoordelijk voor worden

18+

AWBZ naar WMO 2015

680

18-

AWBZ naar Jeugdwet

295

GGZ 1e lijn

235

GGZ 2e lijn

445

Provinciaal gefinancierd

200

Opmerking: de cijfers 18+ zijn afkomstig van Vektis voor de periode 2013 en de cijfers 18- zijn afkomstig van CBS statline voor de periode 2012.

Wijziging tekst naar aanleiding van Raadsbesluit 7 april 2015

De tekst onder het kopje Huishoudelijke hulp zoals deze op bladzijde 11 en 12 is weergegeven in het 3D Beleidskader 2015 -2016 ‘Voormekaar in Berkelland’ wordt integraal vervangen door onderstaande tekst.

Huishoudelijke hulp

Vanaf 2015 wordt er structureel 40% gekort op het huidige budget voor de huishoudelijke hulp. Consequentie hiervan is dat de individuele voorzieningen voor huishoudelijke hulp zoals deze tot op heden beschikbaar waren in de Wmo vanaf 2015 niet meer op dezelfde wijze beschikbaar kunnen worden gesteld.

In de Wmo 2015 is de hulp bij het huishouden geen doel op zich, maar een middel. Gemeenten hebben niet meer de taak om mensen met een beperking te ondersteunen om een “spik en span” schoon huishouden te voeren, maar moeten juist de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking vergroten. Met zelfredzaamheid wordt het uitvoeren van noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden bedoeld.

Inwoners die wel regie hebben, kunnen een gestructureerd huishouden voeren en zij zijn dus op eigen kracht zelfredzaam. Deze inwoners worden in staat geacht om het eenvoudig schoonmaakwerk zelf te organiseren en eventueel in te kopen (producten die in de markt beschikbaar zijn). Dit betekent dat deze inwoners niet in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening voor het eenvoudige schoonmaakwerk.

Er zijn verschillende mogelijkheden:

  • 1.

    Gebruikmaken van mogelijkheden binnen het sociaal netwerk.

  • 2.

    Huishoudelijke hulp inkopen bij een thuiszorgorganisatie.

  • 3.

    Een beroepskracht van een schoonmaakbedrijf inhuren.

  • 4.

    Zonder tussenkomst van een organisatie zelf particuliere hulp inschakelen.

Als inwoners door een gebrek aan regie geen gestructureerd huishouden kunnen voeren hebben zij daarbij ondersteuning nodig. Als zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociale netwerk zelfredzaam zijn, dient een maatwerkvoorziening te worden verstrekt. Huishoudelijke hulp is een onderdeel van de nieuwe maatwerkvoorziening Ondersteuning Thuis.

In het keukentafelgesprek kan ook aan de orde komen dat een inwoner wel over voldoende regie beschikt maar geen beroep kan doen op een sociaal netwerk of te weinig financiële draagkracht heeft.

In het geval van het ontbreken van een sociaal netwerk kan met de inwoner naar de mogelijkheden tot inkoop van de huishoudelijke hulp worden gekeken. Of er zal desgewenst vanuit het Voormekaar team worden gekeken naar de mogelijkheid om alternatief maatwerk te organiseren ter ondersteuning en participatie van deze specifieke inwoner. Hierbij kan worden gedacht aan de koppeling met een Voormekaar coach die contact houdt met de betreffende inwoner en helpt met het vinden van een oplossing in bijvoorbeeld het sociale netwerk of in de vorm van vrijwillige inzet. Op deze manier houdt de Voormekaar coach contact met de inwoner en wordt de vinger aan de pols gehouden met betrekking tot de ontwikkeling van de leefsituatie van deze inwoner.

In het geval het gaat om het ontbreken van financiële draagkracht om eenvoudig schoonmaakwerk in te kopen, zal de inwoner worden verwezen naar de SDOA voor eventueel (buiten wettelijke) bijzondere bijstand voor huishoudelijke hulp.

Als tijdens het keukentafelgesprek blijkt dat de inwoner meer problemen heeft, waarvoor ondersteuning nodig is. Dan zal een maatwerkvoorziening in de vorm van Ondersteuning Thuis een oplossing kunnen bieden (al dan niet in combinatie met overige ondersteunende begeleidingsactiviteiten).

De oude HH2 blijft gehandhaafd binnen de maatwerkvoorziening Ondersteuning Thuis en is ook in 2015 binnen de Wmo beschikbaar. Mede met het oog op het niet meer als maatwerkvoorziening aanbieden van huishoudelijke hulp voor inwoners met regie wordt rekening gehouden met enige toename van de vraag naar en toekenning van de oude HH2 in de vorm van Ondersteuning Thuis vanaf 2015. Dit omdat in het keukentafelgesprek met een aantal inwoners dat de oude HH1 ontvangt, blijkt dat er nu onvoldoende regievermogen aanwezig is om zonder maatwerkvoorziening in de vorm van Ondersteuning Thuis een gestructureerd huishouden te kunnen voeren.

Overgangsperiode

Per 1 januari 2015 zal eenvoudig schoonmaakwerk (oude HH1) geen deel meer uitmaken van de maatwerkvoorzieningen binnen de Wmo voor inwoners met regievermogen. Uitgangspunt is dat in het jaar 2015 geen nieuwe indicaties voor eenvoudig schoonmaakwerk meer worden verleend aan inwoners met regievermogen. Voor doorlopende indicaties geldt hetzelfde uitgangspunt. Als inwoners met een doorlopende indicatie over voldoende regievermogen beschikken, worden deze indicaties beëindigd. Wel wordt aan deze inwoners ter overbrugging tot 1 januari 2016 nog HH1 aangeboden tegen dezelfde voorwaarden en eigen bijdragen. In deze overbruggingsperiode kunnen de inwoners die niet in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp, zoeken naar alternatieven en eventueel in gesprek gaan met het Voormekaar team. Deze overbruggingsperiode geldt ook voor de inwoners waarvan de indicatie voor HH1 in 2015 afloopt of is afgelopen.

Huishoudelijke Hulp Toelage

De Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT) is een bijdrage die de gemeenten voor 2015 en 2016 kunnen aanvragen voor het behoud van werkgelegenheid bij aanbieders van huishoudelijke hulp. Voor ons gaat het om een beschikbare bijdrage in 2015 en 2016 van € 226.285. Voor 2015 is ons het bedrag toegekend. Het plan voorziet erin dat bestaande cliënten na het verstrijken van de overgangsperiode per 1 juli 2015 gebruik kunnen maken van de regeling.

Het verschuiven van de overgangsperiode van 1 juli 2015 naar 1 januari 2016, zoals in voorgaande paragraaf is beschreven, betekent dat het plan op deze manier niet uitvoerbaar is. Dit heeft tot gevolg dat wij met betrokken partijen in gesprek gaan over de toepassing van de gelden in 2015.

Paragraaf 4.5 ‘Conclusie’ van het 3D Beleidskader wordt als volgt gewijzigd. De blauwe tekst betreft de gewijzigde tekst.

4.5 Conclusie

Wat komt er op ons af?

  • 1.

    Vanaf 1 januari 2015 worden verantwoordelijk voor individuele- en groepsbegeleiding en bijbehorend vervoer, kortdurend verblijf en beschermd wonen.

  • 2.

    Inwoners met toekenning vanuit de Wmo en AWBZ worden vanaf 2015 in de Wmo 2015 ondergebracht. Ze houden de zorg die ze krijgen gedurende de looptijd van hun toekenning maar uiterlijk tot 31 december 2015. Voor beschermd wonen geldt een nog vast te stellen termijn, maar ten minste voor een periode van vijf jaar of voor de nog resterende duur van hun toekenning.

  • 3.

    De overgang vervalt als inwoners akkoord gaan met een andere oplossing voor hun probleem. Gedurende 2015 (en misschien een deel van 2016) zullen inwoners met een AWBZ-toekenning worden bezocht door de Voormekaar teams om situaties opnieuw te bekijken en passende oplossingen te vinden.

Voor welke opgave staan we?

  • 1.

    Vanaf 2015 kijken de Voormekaar teams naar maatwerkoplossingen voor inwoners met een ondersteuningsbehoefte. Hiervoor gaan we op zoek naar nieuwe vormen van begeleiding, andere combinaties en dichter bij de woonomgeving van inwoners. Dit vraagt ook om een andere manier van werken bij zorgaanbieders.

  • 2.

    Inwoners die zelf de huishoudelijke hulp kunnen regelen en daarom niet in aanmerking komen voor een Wmo maatwerkvoorziening maar het niet zelf kunnen betalen, worden ondersteund en geïnformeerd over de mogelijkheden van het financieel vangnet en de HHT regeling.

  • 3.

    Een goede ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers vinden we erg belangrijk.

Inhoudsopgave

1 Inleiding 5

2 Wat is onze visie? 6

2. 1 De Achterhoekse visie 6

2. 2 Meedoen naar vermogen 6

2. 3 Van visie naar Voormekaar 7

3 Transformatie en overgang 8

4 Wmo 2015 10

4. 1 De nieuwe Wmo 10

4. 2 Begeleiding 10

Individuele- en groepsbegeleiding 10

Vervoer 11

Huishoudelijke hulp 11

4.3 Ondersteuning buitenshuis 12

Kortdurend verblijf 12

Beschermd wonen 12

OGGz 13

4. 4 Vrijwilligers en mantelzorgers 13

4. 5 Conclusie 15

5 Jeugdwet 15

5. 1 Algemeen 15

5. 2 Overzicht wat we lokaal, regionaal en bovenregionaal doen 15

5. 3 Regionaal transitiearrangement 16

5. 4 Lokaal preventief jeugdbeleid 17

5. 5 Samenhang met andere partijen 17

5. 6 Samenhang met veiligheid 19

5. 7 Conclusie 21

6 Participatiewet 21

6. 1 Algemeen 21

6. 2 Doelgroepen 21

6. 3 Werkgeversbenadering 22

Arbeidsmarktregio 23

6. 4 Scholing 23

6. 4 Wet sociale werkvoorziening 24

Garantiebanen 25

Social Return on Investment 25

6. 5 Inkomensondersteuning 25

6. 6 Conclusie 27

7 Samenhang binnen de 3 decentralisaties 27

7.1 Het keukentafelgesprek 27

7.2 Algemene voorziening 29

7.3 Maatwerkvoorzieningen 29

Loonwaardig werk met begeleiding ter voorbereiding op regulier werk 30

7. 4 Cliëntondersteuning 30

7. 5 Preventie 30

7. 6 Samenwerking in het sociale domein 31

Samenwerking met de zorgverzekeraar 32

Samenwerking met MEE Oost Gelderland 32

8 Afspraken over de Voormekaar teams 32

8. 1 Voormekaar organisatie 32

8. 2 Kwaliteit 32

Klachtenprocedure 33

Bezwaar 33

Privacy 33

Toezicht 34

8. 3 Verantwoording 34

8. 4 Keuzemogelijkheden 34

Persoonsgebonden budget (PGB) of Zorg in natura (ZIN) 34

Keuzevrijheid in aanbieders 35

8.5 Bekostiging 35

Eigen bijdrage 36

Ouderbijdrage 36

8.6 Communicatie 36

Decentralisaties: een dynamisch proces 36

Bijlage 1 Cijfers 38