Regeling vervallen per 23-09-2020

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Berkelland houdende regels omtrent artikel 13b Opiumwet

Geldend van 20-12-2017 t/m 22-09-2020

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Berkelland houdende regels omtrent artikel 13b Opiumwet

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet

Burgemeester van de gemeente Berkelland

Gemeente Berkelland

5 december 2017

Inhoudsopgave

1. Inleiding

2. Juridisch kader

3. Artikel 13b van de Opiumwet

4. Sluitingsduur

5. Inherente afwijkingsbevoegdheid

6. Verzwaarde sancties

7. Inwerkingtreding

1. Inleiding

Gemeenten krijgen steeds vaker te maken met het fenomeen ondermijning en georganiseerde criminaliteit. Dit fenomeen uit zich op verschillende manieren. Hennepteelt is de meest bekende vorm van ondermijning.

In augustus 2014 hebben diverse partners het Hennepconvenant Oost-Nederland ondertekend. Met het convenant verplichten de gemeenten, de Veiligheidsregio’s en de woningcorporaties binnen de provincies Overijssel en Gelderland en daarnaast alle netbeheerders, de politie, het UWV en het Openbaar Ministerie zich tot een intensieve en integrale aanpak van hennepteelt. Met het opstellen voor beleidsregels artikel 13b Opiumwet wordt ook vormgegeven aan de mogelijkheid om op te treden tegen teelt, productie en de handel in drugs vanuit bijvoorbeeld koopwoningen en bedrijfspanden. Zo worden maatregelen niet naast elkaar ingezet, maar bevoegdheden versterkt in een integrale aanpak. De handel in drugs, maar ook de hennepteelt kan (grote) overlast veroorzaken voor de directe omgeving in de vorm van brandgevaar, wateroverlast, vervuiling, geluidshinder, vandalisme etc. Ook kan het onveiligheidsgevoel van omwonenden hierdoor toenemen. Daarnaast kan de handel in- en productie van drugs gepaard gaan met georganiseerde criminaliteit. Daarom is het van belang om te komen tot een eenduidig beleid en regels voor uitvoering daarvan binnen de gemeente Berkelland.

2. Juridisch kader

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II) Opiumwet, is in die wet het artikel 13b opgenomen.

Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwan g indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen .

Eveneens is de aanwijzing Opiumwet van het college van procureurs-generaal van het OpenbaarMinisterie d.d. 13-12-2012 van kracht (inwerking getreden per 1 januari 2013; Staatscourant 2012,26938). Deze aanwijzing heeft betrekking op de opsporing en de vervolging van personen die delicten uit de Opiumwet begaan. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de bestuurlijke en strafrechtelijke aspecten van het gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops.

Op 1 maart 2015 is artikel 11a van de Opiumwet in werking getreden. Dit wetsartikel voorziet in de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen van illegale hennepteelt. Dit heeft tot gevolg dat growshops niet meer legaal kunnen voortbestaan.

De wetstekst van art. 11a Opiumwet luidt:

Hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.

3. Artikel 13b Opiumwet

Definitie drugshandel:

In deze beleidsregels wordt onder drugshandel verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking van drugs dan wel de aanwezigheid van drugs in een pand en de daarbij behorende erven met als kennelijke doel de verkoop, aflevering of verstrekking.

Voor het begrip drugshandel in de zin van deze beleidsregels hoeft er dus geen constatering te zijn van daadwerkelijke handel in drugs. Ook bijvoorbeeld de enkele aanwezigheid van een voorraad drugs welke kennelijke bedoeld is voor de handel valt onder het begrip.

Onderstaande beleidsregels zien toe op de bevoegdheid tot het sluiten van panden door de burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel aanwezig zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven.

Indien een pand wordt gebruikt voor de productie, verkoop, aflevering dan wel verstrekking van drugs maar geen daadwerkelijke middelen worden aangetroffen zoals vermeld op lijst I of II bij de Opiumwet, dan valt het pand wel onder artikel 13b Opiumwet en wordt de situatie gelijkgesteld aan de situatie waarin drugs daadwerkelijk is aangetroffen.

Zoals de redactie van artikel 13b Opiumwet aangeeft, heeft de burgemeester voor de handhaving van de handel in drugs in panden de mogelijkheid bestuursdwang toe te passen. Om betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken, wordt er in beginsel geen gebruik gemaakt van het opleggen van een last onder dwangsom. Bij de beoordeling of bestuursdwang wordt toegepast in het kader van artikel 13b Opiumwet moet in ieder geval sprake zijn van het verkopen, verstrekken, afleveren danwel daartoe aanwezig zijn van drugs.

In geval van een hoeveelheid van meer dan 5 hennepstekjes of planten wordt aangenomen dat er geen sprake is van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Er is bij hennepknipperijen, drogerijen en buitenteelt vaak sprake van meer dan 30 gram hennep of hasjiesj. In het geval van 30 gram of meer hennep of hasjiesj brengt dit het risico van overdraagbaarheid met zich mee. Dit -meer dan 5 planten of meer dan 30 gram softdrugs- wordt in deze beleidsregel in ieder geval beschouwd als een handelshoeveelheid als bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van de Opiumwet.

Zienswijzen/spoedeisende bestuursdwang

Het opleggen van bestuursdwang wordt in het algemeen voorafgegaan door een voorgenomen besluit. De belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om op grond 4.8 lid 1 Awb een zienswijze in te dienen. Vervolgens krijgt de overtreder de gelegenheid om gedurende de begunstigingstermijn de overtreding te herstellen. Dit herstellen komt er op neer dat de overtreder zelf de gelegenheid krijgt om de woning/lokaliteit te sluiten.

De begunstigingstermijn wordt in de meeste gevallen vastgesteld op 48 uur. Dit tenzij er sprake is van spoedeisend belang. Op grond van 5:31 Awb kan de burgemeester in spoedeisende gevallen overgaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang (in dit geval sluiten van het pand) zonder voorafgaande last. Er is in ieder geval sprake van spoedeisend belang indien:

  • ·

    er vuur- en steekwapens of explosieven zijn aangetroffen in het pand;

  • ·

    er sprake is van verkoop van drugs aan minderjarigen;

  • ·

    er sprake is van het bezit van harddrugs door een minderjarige in het pand;

  • ·

    aan het gebruik van het pand te relateren ernstige geweldsdelicten (waaronder geweld tegen een ambtenaar in functie) of ernstige incidenten waarbij de openbare orde, veiligheid of gezondheid in het geding is.

  • ·

    er gevaar is voor de veiligheid van personen of goederen. Denk daarbij aan de situatie dat er (brand-)gevaarlijke situaties zijn als gevolg van de aanwezigheid van productiefaciliteiten voor drugs.

Onderverdeling beleid

Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in de volgende rubrieken:

  • I.

    Woningen: de niet gedoogde drugshandel in woningen dan wel bij woningen behorende erven. Bijgebouwen bij woningen vallen in het kader van dit beleid onder het begrip “woningen”;

  • II.

    Niet gedoogde verkooppunten van drugs: de drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorende erven.

In de gemeente Berkelland geldt een nulbeleid voor gedoogde verkooppunten voor softdrugs.

4. Sluitingsduur

4.1Woningen en daarbij behorende erven: drugshandel en hennepteelt

Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen, wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van een woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning kan worden gebruikt en dat/die daarvoor ook mag worden gebruikt (woongenot). Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen van de politie.

- Harddrugs in woningen

Indien in woningen of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelsvoorraad van > 0,5 gram, dan volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 3 maanden. Een uitzondering kan zijn de situatie dat de hoofdbewoners geen weet hebben van de aanwezigheid van de harddrugs (zie hieronder). Bij een 2de constatering in een woning of bij woningen behorende erven binnen twee jaar na de eerste constatering, er een sluiting plaats van 6 maanden (ook als in eerste instantie is volstaan met een waarschuwing). Bij een 3de constatering binnen twee jaar na de tweede constatering, vindt er een sluiting voor onbepaalde tijd plaats.

Overtreding:

In een woning (+bijbehorende erven) wordt harddrugs geconstateerd met een handelsvoorraad van > 0,5 gram.

Maatregel:

1ste constatering: afhankelijk van de omstandigheden van het geval een waarschuwing of 3 maanden sluiting

2de constatering: 6 maanden sluiting

3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

Handelsvoorraad harddrugs buiten medeweten hoofdbewoner(s)

Denkbaar is dat er situaties zijn dat de hoofdbewoner van een woning redelijkerwijs geen weet heeft van de aanwezigheid van handelsvoorraden harddrugs in de woning. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als een in een huis wonend kind buiten medeweten van zijn of haar ouders een handelsvoorraad harddrugs bewaart in de woning en/of een bijgebouw bij een woning. In die situaties zal eerst een waarschuwing gegeven worden. Het is in beginsel aan de hoofdbewoner om aannemelijk te maken dat hij geen weet had van de aanwezigheid. Als hoofdbewoner geldt in deze situaties de eigenaar van de woning die er ook woont of, bij verhuur, de hoofdhuurder van de woning.

- Softdrugs in woningen

Indien in woningen of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelsvoorraad van > 30 gram (al dan niet verkregen door teelt in dezelfde woning), ontvangen eigenaar, huurder en gebruiker een op schrift gestelde bestuurlijke waarschuwing. Deze waarschuwing geldt voor een termijn van 2 jaar.

Bij een 2de constatering binnen twee jaar na de eerste constatering in een woning of bij woningen behorende erven vindt er een sluiting plaats van 3 maanden. Bij een 3de constatering binnen twee jaar na de tweede constatering vindt er een sluiting plaats van 6 maanden en bij een 4de overtreding binnen twee jaar na de derde constatering, een sluiting van 12 maanden.

Overtreding:

In een woning (+ bijbehorende erven) wordt drugshandel t.a.v. softdrugs geconstateerd met een handelsvoorraad van > 30 gram.

Maatregel:

1ste constatering: Bestuurlijke waarschuwing

2de constatering: 3 maanden sluiting

3de constatering: 6 maanden sluiting

4de constatering: 12 maanden sluiting

In afwijking van het voorgaande wordt bij constatering van een gevaarlijke situatie door de aanwezigheid van een hennepplantage ook bij de eerste constatering al besloten tot een sluiting van 3 maanden. Dit omdat het enige tijd kost voor een dergelijke plantage volledig ontmanteld is en het bovendien bekend is dat (bijvoorbeeld) elektrische installaties vaak onveilig zijn door het grote vermogen dat de plantage vraagt. Om de veiligheid van bewoners van de woning en de (eventuele) buren te beschermen kan de woning onmiddellijk worden gesloten. Bij een 2de constatering zal in deze situatie worden gekozen voor een sluiting van 6 maanden en bij een derde constatering 12 maanden.

4.2 Niet gedoogde verkooppunten van drugs: de drugshandel en hennepteelt in (al dan nietvoor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorendeerven

Onder de in deze rubriek bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten).

Drugshandel in of bij lokalen vormt eveneens een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt een illegaal verkooppunt een zware druk op de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Illegale verkooppunten (de drugshandel zoals dat hierboven is gedefinieerd) vormen een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld.

- Harddrugs in niet gedoogde verkooppunten van drugs

Bij een 1ste constatering dat in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen -niet zijnde feitelijk bewoonde woningen - en daarbij behorende erven drugshandel t.a.v. harddrugs wordt geconstateerd, dan wordt het pand gesloten voor de duur van 12 maanden (minimaal). Bij een 2de constatering, binnen twee jaar na de eerste constatering wordt het pand gesloten voor onbepaalde tijd.

Overtreding:

In een al dan niet voor het publiek toegankelijke lokaal, niet zijnde bewoonde woning (+ bijbehorende erven) wordt drugshandel ten aanzien van harddrugs geconstateerd.

Maatregel

1ste constatering: sluiting 12 maanden (minimaal)

2de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

- Softdrugs in niet gedoogde verkooppunten van drugs

Bij een 1ste constatering dat in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen -niet zijnde feitelijk bewoonde woningen - en daarbij behorende erven drugshandel ten aanzien van softdrugs wordt geconstateerd, wordt het pand gesloten voor de duur van 6 maanden. Bij een 2de constatering binnen twee jaar na de eerste constatering wordt een sluiting van 12 maanden bevolen. Bij de 3de constatering binnen twee jaar na de tweede constatering, vindt een sluiting plaats voor onbepaalde tijd.

Overtreding:

In een al dan niet voor het publiek toegankelijke lokaal wordt drugshandel t.a.v. softdrugs geconstateerd.

Maatregel:

1ste constatering: 6 maanden sluiting

2de constatering: 12 maanden sluiting

3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

4.2.1 Handel in voor publiek toegankelijke lokalen met erven buiten medeweten exploitant lokaliteit

Het gaat in bovenstaande gevallen om de situatie dat de harddrugs worden verhandeld door de exploitant van de lokalen met erven (of zijn personeel) en niet om de situatie dat een bezoeker (zonder medeweten van de exploitant) in de lokalen of erven handelt. In onze gemeente is in het geval van voor publiek toegankelijke lokalen maar bij een beperkt aantal lokalen sprake van deurbeleid met beveiligers en er is dan ook slechts beperkte controle op de aanwezigheid van drugs bij bezoekers d.m.v. bijvoorbeeld fouilleren van bezoekers.

Exploitanten van voor publiek toegankelijke lokalen kunnen gelet op het voorgaande niet altijd bekend zijn met (incidentele) handel van drugs door bezoekers. Om die reden wordt bij handel door bezoekers van een voor publiek toegankelijk lokaal met erf buiten medeweten van de exploitant (of diens medewerkers), als beleid gehanteerd dat bij een 1ste constatering altijd eerst een waarschuwing wordt gegeven. Bij een tweede constatering geldt het beleid zoals dat hiervoor weergegeven is (waarbij dus voor “1ste constatering” gelezen moet worden “2de constatering”.

Zoals gezegd beperkt de uitzondering zich tot voor publiek toegankelijke lokalen. Het geldt niet voor loodsen, hallen, magazijnen, schuren en dergelijke die niet voor publiek toegankelijk zijn.

4.3 Verhuursituaties

Is er sprake van een situatie dat een woning of een lokaal met erf wordt verhuurd, dan kan de verhuurder de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW ontbinden. In situaties waarin er sprake is van verhuur, is het mogelijk dat de verhuurder niet op de hoogte was van de overtreding van de Opiumwet en hiervan ook redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn. Maakt de verhuurder aannemelijk dat dit het geval is, dan kan de termijn van sluiting worden verkort.

De termijn kan worden verkort als de rechter in een ontbindingsprocedure op grond van art. 7:231 lid 2 BW de ontbinding van de huurovereenkomst heeft uitgesproken. Uitgangspunt dient wel te zijn dat het ontruimingsvonnis uitvoerbaar is en ook daadwerkelijk door de verhuurder wordt uitgevoerd. Vanaf de dag na de datum van de feitelijke ontruiming door de eigenaar, kan de burgemeester dan besluiten om het handhavingsbesluit per die datum in te trekken. Vertrekt een huurder vrijwillig dan kan eveneens de datum van de ontruiming worden aangehouden.

Wordt bij eenzelfde onroerende zaak bij verschillende (al dan niet opvolgende) huurders geconstateerd dat er handel in drugs plaatsvindt, dan kan dit aanleiding zijn om af te zien van verkorting van de sluitingstermijn.

5. Inherente Afwijkingsbevoegdheid

Op grond van artikel 4:84 Awb dient de burgemeester van de beleidsregels af te wijken indien toepassing van het beleid voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Uit jurisprudentie van de Raad van State (ABRvS 26-10-2016, nr. 201507715/1/A3, AB 2016/447) blijkt dat de burgemeester bij de toepassing van de beleidsregels inzake artikel 13b Opiumwet, alle omstandigheden van het geval bij de beoordeling dient te betrekken om te bezien of er sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 Awb. Bij toepassing van dit beleid zal uiteraard rekening worden gehouden met deze jurisprudentie.

6.Verzwaarde sancties

De burgemeester kan, mits gemotiveerd, in aanvulling op dit beleid besluiten tot verzwaarde sancties indien naast het aantreffen van de aangegeven drugshandel sprake is van een of meer verzwarende omstandigheden zoals vermeld in de hieronder opgenomen niet-limitatieve lijst:

  • -

    het aantreffen van een of meer vuurwapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • -

    het aantreffen van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en II Opiumwet;

  • -

    aanwijzingen dat er sprake is van gewelds- en of andere openbare orde delicten;

  • -

    aanwijzingen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote sommen handelsgeld, een weegschaal, assimilatielampen, een tabletteermachine e.d.;

  • -

    aanwijzingen dat er sprake is van brandgevaar en/of ander gevaar voor de omgeving; de mate van risico voor de omgeving is hierbij bepalend voor de hoogte van de sancties;

  • -

    aanwijzingen dat de bewoners/betrokkenen verkeren in kringen van personen met antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie of antecedenten op het gebied van geweldsmisdrijven;

  • -

    aanwijzingen zijn dat bewoners of betrokkenen betrokken zijn bij meer panden waar drugshandel plaatsvindt.

7. Inwerkingtreding

De onderhavige beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking in het Gemeenteblad. Wanneer voor publicatie een overtreding wordt geconstateerd kan de burgemeester besluiten gebruik te maken van zijn bevoegdheden conform artikel 13b Opiumwet. In het handhavingsbesluit zal dit nader worden gemotiveerd.