Regeling vervallen per 28-03-2019

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Berkelland 2017

Geldend van 01-03-2018 t/m 27-03-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Berkelland 2017

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Berkelland 2017

De raad van de gemeente Berkelland,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.16 januari 2018;

gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, en 10b, vierde lid, van de Participatiewet;

besluit vast te stellen:

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Berkelland 2017

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • -

      doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet;

    • -

      wet: Participatiewet;

    • -

      verdienvermogen: de capaciteit om arbeid te verrichten en daarmee inkomsten te verwerven, uitgedrukt in een percentage van het Wettelijk Minimum Loon.

Hoofdstuk 2. Beleid en financiën

Artikel 2. Evenwichtige verdeling en financiering

  • 1. Het college kan de in deze verordening opgenomen voorzieningen aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep.

  • 2. Het college kiest bij het aanbieden van een voorziening voor maatwerk: afhankelijk van het ‘verdienvermogen’ van de persoon wordt het in te zetten instrumentarium bepaald.

  • 3. Het college houdt bij het aanbieden van een voorziening rekening met de omstandigheden en eventuele functionele beperkingen van een persoon.

  • 4. Het college zendt jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid. Het verslag bevat in ieder geval het oordeel van de cliëntenraad.

Hoofdstuk 3. Voorzieningen

Artikel 3. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels vast waarin wordt vastgelegd welke voorzieningen, waaronder ondersteunende voorzieningen, het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2.

    Het college kan een voorziening beëindigen als:

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

    • b.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorziening, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2° van de wet;

    • d.

      naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • e.

      de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

    • f.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

    • g.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 4. Werkervaringsplaats

  • 1.

    Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een werkervaringsplaats gericht op arbeidsinschakeling aanbieden.

  • 2.

    Het doel van een werkervaringsplaats is het opdoen van werkervaring, het leren functioneren in een arbeidsrelatie of het verkrijgen of behouden van arbeidsritme.

  • 3.

    Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van betaalde arbeid plaatsvindt.

  • 4.

    In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de werkervaringsplaats, en

    • b.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 5. Sociale activering

  • 1.

    Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering als dit naar het oordeel van het college bij kan dragen aan de arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

Artikel 6. Detacheringbaan

  • 1.

    Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep toeleiden naar een dienstverband gericht op detachering bij een derde partij.

  • 2.

    De werknemer wordt vanuit dat dienstverband voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een inlenende organisatie.

  • 3.

    De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie.

  • 4.

    Een werknemer wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

Artikel 7. Scholing

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.

  • 2. Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      De scholing moet passen bij de capaciteiten van de persoon en

    • b.

      duidelijk arbeidsmarktrelevant zijn.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet.

Artikel 8. Participatieplaats

  • 1. Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door het college, de werkgever en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

  • 3. Het college stelt nadere regels omtrent de hoogte van de premie zoals bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 9. Participatievoorziening beschut werk

  • 1. Om de in artikel 10b, eerste lid, van de wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken worden volgende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden:

    • a.

      Fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      Uitsplitsing van de taken, of

    • c.

      Aanpassing in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 2. Voor zover nodig worden aan personen van wie is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, tot het moment van aanvang van de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de wet, daarnaast de volgende voorzieningen voor de arbeidsinschakeling aangeboden:

    • a.

      (Arbeidsmatige) dagbesteding als bedoeld in paragraaf 3.5 van de beleidsregels WMO

    • b.

      Sociale activering als bedoeld in artikel 5 van deze verordening

    • c.

      Scholing als bedoeld in artikel 7 van deze verordening

    • d.

      Persoonlijke ondersteuning als bedoeld in artikel 10 van deze verordening

    • e.

      Schuldhulpverlening als bedoeld in de wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Artikel 10. Persoonlijke ondersteuning

  • 1. Het college kan de voorziening persoonlijke ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die zonder ondersteuning de aan hem opgedragen werkzaamheden niet kan verrichten.

  • 2. De wijze waarop, de tijdsduur en de mate waarin de persoonlijke ondersteuning plaatsvindt, wordt door het college nader uitgewerkt in beleidsregels.

Artikel 11. No-riskregeling

Het college kan een no-riskregeling inzetten als ondersteuning bij de arbeidsinschakeling (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet). Een no-riskregeling is wettelijk verankerd in de Participatiewet.

Artikel 12. Kortdurende Loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college kan ten behoeve van werkzoekenden uit de doelgroep die niet behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie zoals bedoeld in artikel 10c van de Participatiewet, een loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die met de werkzoekende een arbeidsovereenkomst sluiten.

  • 2.

    De loonkostensubsidie wordt individueel bepaald, maar bedraagt ten hoogste 50% van het wettelijk minimumloon per maand.

  • 3.

    De loonkostensubsidie wordt voor de duur van maximaal zes maanden verstrekt, maar kan met een periode van maximaal zes maanden worden verlengd als daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.

  • 4.

    De subsidie wordt uitsluitend verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing van niet gesubsidieerde arbeid plaatsvindt.

  • 5.

    De loonkostensubsidie wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer.

Artikel 13. Stimuleringspremies

  • 1.

    Het college kan aan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand een premie verstrekken als bedoeld in artikel 31 lid 2, sub j om daarmee de uitstroom uit de uitkering te stimuleren.

  • 2.

    Het college stelt – als tot verstrekking van premies bedoeld in het eerste lid wordt overgegaan – bij uitvoeringsbesluit nadere regels met betrekking tot de activiteiten die voor een premie in aanmerking komen, de hoogte van de premie en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend.

Artikel 14. Taaltraject

  • 1.

    Het college kan een taaltraject inzetten om een persoon uit de doelgroep te ondersteunen bij het behalen van de beheersing van de Nederlandse taal op minimaal het niveau als bedoeld in artikel 18b lid 8 van de wet.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 15. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Berkelland (okt. 2014) wordt ingetrokken op dezelfde datum dat deze verordening in werking treedt;

  • 2. Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de oude Re-integratieverordening gemeente Berkelland, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Re-integratieverordening gemeente Berkelland:

    • a.

      voor de duur van 12 maanden gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, of

    • b.

      voor de duur dat deze is toegekend, als dat korter is dan de periode als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 3. Het college kan na afloop van de in het tweede lid, onderdeel a bedoelde periode, besluiten of een voorziening op basis van de nieuwe verordening wordt voortgezet.

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2017. De oude re-integratieverordening Participatiewet gemeente Berkelland (okt. 2014) wordt gelijktijdig ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Berkelland 2017.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 20 februari 2018

De voorzitter, De griffier,