Regeling vervallen per 04-05-2019

Omgevingsverordening bijzondere bomen en - groene structuren 2010

Geldend van 01-10-2010 t/m 03-05-2019

Intitulé

Omgevingsverordening bijzondere bomen en - groene structuren 2010

Raadsvergadering : 14 september 2010

Agendanummer : 10

De raad van de gemeente Berkelland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 juli 2010;

gelet op artikel 108, eerste lid, artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

b e s l u i t :

vast te stellen de:

OMGEVINGSVERORDENING BIJZONDERE BOMEN EN – GROENE STRUCTUREN 2010

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

  • b.

    beeld- en sfeer bepalend: houtopstand die een vanzelfsprekende relatie heeft met zijn omgeving, bepalend voor het straatbeeld;

  • c.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • d.

    bijzondere boom: boom, opgenomen in de lijst Bijzondere bomen en –groene structuren, welke lijst als bijlage onderdeel uitmaken van het “Bomenbeleidsplan. ‘Bijzondere’ bomen in Berkelland”;

  • e.

    bijzondere groei- of snoeivorm: houtopstand waaraan extra zorg is besteed, bijvoorbeeld gekandalaberde, geknotte of geleide bomen of een houtopstand met een spontane afwijkende groeivorm. Hoogstam fruitbomen worden hier ook toe gerekend;

  • f.

    bijzondere groene structuur: een houtopstand, opgenomen in de lijst Bijzondere bomen en -groene structuren, welke lijst als bijlage onderdeel uitmaken van het “Bomenbeleidsplan. ‘Bijzondere’ bomen in Berkelland”;

  • g.

    boom: een houtachtig, overblijvend gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

  • h.

    boomkundig waardevol: bijzondere houtopstand vanwege de zeldzaamheid van de soort of de variëteit;

  • i.

    boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen;

  • j.

    cultuurhistorisch waardevol: houtopstanden die een historische binding hebben met hun standplaats of verwijzen naar een historische functie of structuur;

  • k.

    dunning: het kappen van bomen ter bevordering van de ontwikkeling van de bomen die blijven staan. Hierbij mogen de onderlinge kroonafstanden niet groter worden dan de ruimte die de bomen binnen 3 jaar weer kunnen dichtgroeien. Binnen de houtopstand mogen ook 1 of meer grotere ruimtes worden gekapt. Voorwaarde is dat het totaal hiervan niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van de gehele houtopstand. De onderlinge boomruimte mag hierbij niet groter zijn dan 1,5 keer de lengte van de overblijvende houtopstand. De open ruimtes mogen niet direct aan de rand van het bos worden gemaakt. En de open ruimtes moeten worden gemaakt vanuit het oogpunt van bosbouwkundig beheer. Dat wil zeggen dat de handeling gericht moet zijn op natuurlijke verjonging en om meer structuur in het bos te krijgen. Er mogen geen handelingen worden verricht die deze natuurlijke processen tegengaan;

  • l.

    erf: een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen om een gebouw (een woning of bedrijf) en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw. In het geval van een toegangsweg naar het gebouw is deze geen onderdeel van het erf tenzij de weg is omgeven door tuin;

  • m.

    groepen: a. bomen op erven en in tuinen binnen de bebouwde kom;

  • b.

    bomen op erven en in tuinen buiten de bebouwde kom;

  • c.

    openbare houtopstanden binnen de bebouwde kom;

  • d.

    houtopstanden welke meldingsplichtig zijn op grond van de Boswet;

  • e.

    overige landschappelijke houtopstanden;

  • n.

    hakhout: het periodiek (tussen de tien en twintig jaar) afzetten van één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld opnieuw op de stronk uitlopen

  • o.

    houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg;

  • p.

    kandelaberen: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen;

  • q.

    kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;

  • r.

    monumentale houtopstanden: houtopstanden geregistreerd op door de Bomenstichting beheerde lijst van monumentale houtopstanden;

  • s.

    rooien: het geheel verwijderen of verplanten van de houtopstand;

  • t.

    tuin: omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een (woon)huis en daaraan sluitend, of het omgeven, waar bloemen gekweekt of groenten enzovoort geteeld worden.

  • u.

    vellen: kappen of het snoeien van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen, het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

Artikel 2 Lijst bijzondere bomen en –groene structuren in Berkelland

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de lijst bijzondere bomen en –groene structuren vast te stellen. Deze ‘bijzondere’ bomenlijst wordt onderverdeeld in deellijsten naar de groepen als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder m, van deze verordening. De veranderingen op deze lijst worden in beginsel half jaarlijks door het college vastgesteld.

  • 2. Besluiten met betrekking tot de totstandkoming dan wel de herziening van de lijst bijzondere bomen en –groene structuren worden openbaar gemaakt door publicatie in Berkelbericht. Tevens worden de eigenaren schriftelijk hiervan in kennis gesteld.

Artikel 3 Omgevingsvergunning voor het kappen van houtopstanden

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een boom of houtopstand die voorkomt op de lijst, bedoeld in artikel 2, eerste lid,

    • b.

      houtopstanden welke meldingsplichtig zijn op grond van de Boswet en

    • c.

      overige landschappelijke houtopstanden te (doen) vellen of te (laten) rooien.

  • 2. De vergunning kan worden geweigerd indien het belang van verlening niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden van behoud van de houtopstand:

    • a.

      natuur- en milieuwaarden;

    • b.

      landschappelijke waarden;

    • c.

      cultuurhistorische waarden;

    • d.

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • e.

      waarden van recreatie en leefbaarheid.

  • 3. In beginsel wordt geen vergunning verleend indien:

    • a.

      de houtopstand is aangelegd op basis van artikel 6 en 7 van de verordening;

    • b.

      de houtopstand is aangelegd met (overheids)subsidie;

    • c.

      de houtopstand is aangelegd op basis van een voorwaarde verbonden aan een ontheffing van het bestemmingsplan.

  • 4. Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorwaarden.

  • 5. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde kom in de zin van de Boswet, indien het betreft:

    • a.

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;

  • 6. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt tevens niet voor:

    • a.

      houtopstanden die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag.

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud en het uitvoeren van dunning voor zover het houtopstanden betreft waarop ook de Boswet van toepassing is.

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten.

Artikel 4 Spoedeisend belang

Indien sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang kan de burgemeester toestemming geven tot direct vellen. De aanvrager wordt er op gewezen de direct omwonenden hiervan, vóór het vellen, in kennis te stellen.

Artikel 5 Vervaltermijn vergunningen

  • 1. De vergunning is maximaal één jaar geldig. De termijn gaat lopen de dag na het onherroepelijk worden van het besluit.

  • 2. In de vergunning kan een afwijkende vervaltermijn worden opgenomen voor zover dit noodzakelijk is en de waarde van de houtopstand dit toelaat.

Artikel 6 Vergunningsvoorschriften herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig het door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Degene aan wie een vergunning is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften na te komen en aan het bevoegd gezag mededeling te doen dat de herplant is uitgevoerd.

Artikel 7 Aanvullende bevoegdheden

  • 1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstanden bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor de bedreiging wordt weggenomen.

Artikel 8 Bestrijding van iepeziekte

  • 1.

    Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepeziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • b.

      iepespintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.

  • 2.

    Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van de iepeziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • c.

      de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepeziekte wordt voorkomen.

3. a. Het is verboden gevelde besmette iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren;

  • b.

    Het verbod is niet van toepassing op geheel ontbaste iepehout en op eipehout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter:

  • c.

    Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het onder a. van dit lid gestelde verbod.

    • 4.

      Het niet voldoen aan de in het tweede lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens het bevoegd gezag kunnen worden verricht.

Artikel 9 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

Artikel 10 Overgangsbepaling

  • 1. Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening blijft van toepassing ten aanzien van kapvergunningen aangevraagd vóór het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden.

  • 2. De Bomenverordening gemeente Berkelland 2008 en de Bomenverordening gemeente Berkelland 2009 worden ingetrokken.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Omgevingsverordening bijzondere bomen en -groene structuren 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
14 september 2010
de griffier, de voorzitter,