Regeling vervallen per 13-12-2010

Verordening Kinderopvang Best 1997

Geldend van 03-09-1996 t/m 12-12-2010

Intitulé

Verordening Kinderopvang Best 1997

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Best;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

besluit:

vast te stellen de volgende Verordening kinderopvang Best 1997.

HOOFDSTUK 1 – ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van Best;

  • b.

    kinderopvang: het in georganiseerd verband tegen vergoeding bieden van verzorging en opvoeding of onderdak en begeleiding aan kinderen van 0 jaar tot en met einde basisschoolleeftijd door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders op uren dat ouders/verzorgers hiervoor niet beschikbaar zijn;

  • c.

    kindercentrum: kinderopvang in een ruimtelijke voorziening buiten een gezinssituatie, alsmede kinderopvang binnen een gezinssituatie, indien de opvang betrekking heeft op meer dan vier kinderen gelijktijdig;

  • d.

    kinderdagverblijf: een kindercentrum waar één of meer van de navolgende vormen van kinderopvang plaatsvinden: hele en/of halve dagopvang: opvang gedurende de dag voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar; 24-uurs opvang: opvang zowel overdag als 's avonds en/of 's nachts voor kinderen in de leeftijdvan 0 tot en met einde basisschoolleeftijd.

  • e.

    buitenschools kinderverblijf: een kindercentrum voor schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot en met einde basisschoolleeftijd voor en/of na schooltijd en gedurende de vakanties.

  • f.

    peuterspeelzaal: een kindercentrum uitsluitend voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij basisonderwijs kunnen volgen, met een maximale verblijfsduur van 3,5 uur per dag;

  • g.

    gastouderopvang: kinderopvang in een gezinssituatie die tot stand komt door middel van een gastouderbureau en die betrekking heeft op gelijktijdig ten hoogste vier kinderen (exclusief de eigen kinderen van de gastouder);

  • h.

    gastouderbureau: een organisatie die de bemiddeling van gastouderopvang tussen gastouders en ouders/verzorgers regelt;

  • i.

    gastouder: een persoon die gastouderopvang biedt;

  • j.

    functionaris: 1. in een kindercentrum werkzame persoon die werkzaamheden verricht, opgenomen in de voor kinderopvang geldende CAO, en die over de voor die werkzaamheden benodigde opleiding beschikt; 2. in een gastouderbureau werkzame persoon, belast met de bemiddeling van gastouderopvang, die voor zijn werkzaamheden de op grond van de voor de kinderopvang geldende CAO benodigde opleiding heeft.

  • k.

    houder: een natuurlijke of rechtspersoon die een kindercentrum of gastouderbureau in stand houdt;

  • l.

    NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut vastgestelde norm;

  • m.

    begeleider: de in een kindercentrum werkzame persoon die anders dan als functionaris belast is met het bieden van verzorging en opvoeding of onderdak en begeleiding aan kinderen.

Artikel 2 Vergunningplicht

  • 1.

    Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, een kindercentrum open te stellen of te houden.

  • 2.

    Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, een gastouderbureau op te zetten of te houden.

Artikel 3 Aanvraag om vergunning

  • 1.

    De aanvraag om een vergunning, als bedoeld in artikel 2 moet schriftelijk worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Bij de aanvraag moeten de door burgemeester en wethouders verlangde gegevens worden overgelegd. Voor de aanvraag om een vergunning dient gebruik gemaakt te worden van een door burgemeester en wethouders daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 4 Weigering en ontheffing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders weigeren de vergunning indien niet wordt voldaan aan de kwaliteitsregels die in hoofdstuk 2 van deze verordening worden gesteld.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de voorschriften in artikel 21 en de op artikel 12 gebaseerde nadere regels.

Artikel 5 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 6 Behandeling aanvragen

  • 1.

    Op in behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2.

    Eenieder kan zijn zienswijze over de aanvraag naar voren brengen.

Artikel 7 Termijnen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning of op een verzoek tot ontheffing binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag of het verzoek is ontvangen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 8 Aanhouding

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag om vergunning of het verzoek tot ontheffing aan, totdat zij een beslissing hebben genomen over de aanvraag voor een bouwvergunning overeenkomstig artikel 40, lid 1 van de Woningwet.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 7 nemen burgemeester en wethouders, voor zover de aanhouding bedoeld in het eerste lid langer duurt dan de in artikel 7 gestelde termijnen, de beslissing op een aanvraag om vergunning of een verzoek tot ontheffing zo spoedig mogelijk na afloop van de in artikel 7 bedoelde termijnen.

Artikel 9 Duur van de vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing wordt verleend voor maximaal vijf jaar.

Artikel 10 Verplichtingen van de houder

  • 1.

    De vergunning of ontheffing is niet overdraagbaar.

  • 2.

    De houder is verplicht aan burgemeester en wethouders gegevens te verstrekken die door of namens hen in verband met de huisvesting, verzorging en begeleiding van de kinderen van belang worden geacht.

  • 3.

    De houder is voorts verplicht om bij wijziging van de gegevens die zijn verstrekt bij de vergunningaanvraag daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan burgemeester en wethouders.

  • 4.

    De vergunninghouder is verplicht de vergunning op een zichtbare plaats in hetkindercentrum/gastouderbureau op te hangen.

Artikel 11 Intrekken of wijzigen van vergunning of ontheffing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging daarvan wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is verstrekt;

    • c.

      indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien binnen de termijn van ‚‚n jaar geen gebruik van de vergunning wordt gemaakt;

    • e.

      indien de houder dit verzoekt.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de kinderen tijdelijke of blijvende sluiting van een kindercentrum of een gastouderbureau gelasten, indien naar hun oordeel dringende omstandigheden die niet uit deze verordening voorvloeien daartoe aanleiding geven.

HOOFDSTUK 2 – KWALITEITSREGELS

Paragraaf 1 Regels voor alle vormen van kinderopvang

Artikel 12 Nadere regels

  • 1.

    Het kindercentrum dient hygiënisch en veilig te zijn en een deugdelijke inrichting te hebben.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen waaraan het kindercentrum, de houder en de in het kindercentrum werkzame functionarissen en begeleiders moeten voldoen.

Deze regels hebben betrekking op:

  • a.

    de verzorging en begeleiding van en het toezicht op kinderen;

  • b.

    de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van het kindercentrum voor zover deze eisen noodzakelijk zijn voor de kinderopvang en hierin niet wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet;

  • c.

    de aan de functionarissen en begeleiders te stellen gezondheidseisen;

  • d.

    de aanwezigheid van gegevens in het kindercentrum.

Artikel 13 Invloed van functionarissen, gastouders en begeleiders op het beleid van de houder

De houder zorgt ervoor dat de invloed van functionarissen, gastouders en begeleiders op het beleid van de houder gewaarborgd is.

Artikel 14 Informatie aan ouders/verzorgers

De houder van een kindercentrum of een gastouderbureau informeert de ouders/verzorgers voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst schriftelijk over:

  • a.

    het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 18, tweede lid;

  • b.

    de wijze waarop klachten worden behandeld;

  • c.

    de wijze waarop de inspraak is geregeld;

  • d.

    de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden.

Artikel 15 De aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering

  • 1.

    De houder van een kindercentrum moet ten behoeve van in het centrum aanwezige functionarissen, begeleiders en kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

  • 2.

    De houder van een gastouderbureau moet ten behoeve van de bij het bureau werkzame functionarissen en begeleiders, alsmede de bij het bureau aangesloten gastouders en door hen opgevangen kinderen, een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

Paragraaf 2 Specifieke regels voor kindercentra

Artikel 16 Groepsgrootte kinderdagverblijven en buitenschoolse kinderverblijven

  • 1.

    Ten aanzien van kinderdagverblijven en buitenschoolse kinderverblijven bedraagt het aantal kinderen in één groep maximaal:

    • a.

      8 in de leeftijd van 0 tot 1 jaar;

    • b.

      10 in de leeftijd van 1 tot 2 jaar;

    • c.

      12 in de leeftijd van 2 tot 3 jaar;

    • d.

      16 in de leeftijd van 3 tot 4 jaar;

    • e.

      20 in de leeftijd van 4 jaar tot en met einde basisschoolleeftijd.

  • 2.

    Een groep die bestaat uit kinderen van alle in het eerste lid genoemde leeftijdscategorieën, omvat niet meer dan 12 kinderen. Van dit aantal mogen er ten hoogste 3 jonger zijn dan 1 jaar.

  • 3.

    Voor een groep die bestaat uit de in het eerste lid onder b tot en met e genoemde leeftijdscategorieën geldt het gemiddelde aantal kinderen.

Artikel 17 Groepsgrootte peuterspeelzalen

Ten aanzien van peuterspeelzalen bedraagt het aantal kinderen in één groep maximaal 25.

Artikel 18 Aantal functionarissen kinderdagverblijven en buitenschoolse kinderverblijven

  • 1.

    Ten aanzien van kinderdagverblijven en buitenschoolse kinderverblijven geldt dat ten minste één functionaris wordt ingezet voor de verzorging en opvoeding van gelijktijdig ten hoogste:

    • a.

      4 kinderen in de leeftijd van 0 tot 1 jaar;

    • b.

      5 kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 jaar;

    • c.

      6 kinderen in de leeftijd van 2 tot 3 jaar;

    • d.

      8 kinderen in de leeftijd van 3 tot 4 jaar;

    • e.

      10 kinderen in de leeftijd van 4 tot en met einde basisschoolleeftijd;

    • f.

      het aantal functionarissen bij een gemengde groep wordt bepaald aan de hand van het gemiddelde, waarbij naar boven kan worden afgerond.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan gedurende een beperkte tijd, doch niet meer dan anderhalf uur, na opening en voor sluiting van het kindercentrum en in bijzondere omstandigheden één functionaris minder ingezet worden, met dien verstande dat tenminste één functionaris wordt ingezet.

  • 3.

    Indien slechts één functionaris ingezet wordt ingevolge lid 1 of 2, wordt naast deze functionaris ten minste één begeleider ingezet ter ondersteuning van die functionaris.

Artikel 19 Aantal begeleiders peuterspeelzalen

  • 1.

    Ten aanzien van peuterspeelzalen geldt dat ten minste twee begeleiders worden ingezet voor de opvang van gelijktijdig 18 of minder kinderen.

  • 2.

    Ten minste drie begeleiders worden ingezet voor de opvang van gelijktijdig 19 of meer kinderen.

Artikel 20 Verblijfsruimte kindercentra

  • 1.

    Per groep is een ruimte beschikbaar die per kind drie vierkante meter netto speel-/werkoppervlak bevat, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

  • 2.

    Er is buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de oppervlakte minimaal vier vierkante meter per spelend kind bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

  • 3.

    Kinderen tot 1,5 jaar beschikken over slaapgelegenheid in een aparte ruimte en kinderen ouder dan 1,5 beschikken over slaapgelegenheid in een rustige af te scheiden ruimte.

Artikel 21 Voorkoming en verspreiding infectieziekten

  • 1.

    Het is aan de houder, dan wel aan degene die met de dagelijkse leiding is belast, verboden:

    • a.

      enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin te vertoeven, wanneer, volgens of vanwege de directeur van de GGD, daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken, aanwezig is;

    • b.

      enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer hij redelijkerwijs kan vermoeden dat daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de onder a vermelde wet, aanwezig is.

  • 2.

    Van het eerste lid onder a omschreven verbod is de houder ontheven, zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.

  • 3.

    De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepalingen krachtens de in het eerste lid, onder a, genoemde wet.

Best,

de gemeenteraad

de secretaris de voorzitter