Regeling vervallen per 08-01-2014

Besluit voorzieningen Wmo Best (2012)

Geldend van 01-07-2012 t/m 07-01-2014

Intitulé

Besluit voorzieningen Wmo Best (2012)

Besluit voorzieningen Wmo BEST (2012)

Hoofdstuk 1. REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 1. Verstrekking

  • 1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. De aanvrager moet vooraf geïnformeerd zijn over de consequenties van het gebruik maken van een persoonsgebonden budget en hebben ingestemd met die consequenties.

  • 2.

    Verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het gebruik en het beheer van een persoonsgebonden budget;

    • b.

      het ernstige vermoeden bestaat dat het persoonsgebonden budget niet zal worden aangewend voor de voorziening die noodzakelijk wordt geacht;

    • c.

      als de aanvraag is gericht op een losse of herplaatsbare woonvoorziening, waarvoor de gemeente een efficiënt systeem van hergebruik in eigen beheer heeft ontwikkeld;

    • d.

      als de aanvraag gericht is op het verkrijgen van een vervoersvoorziening en de aanvrager voor de betreffende beperkingen gebruik kan maken van het collectief vraagafhankelijk vervoer.

  • 3.

    De beschikking tot toekenning van een persoonsgebonden budget bevat ten minste:

    • a.

      de vaststelling dat de aanvrager geïnformeerd is over de consequenties van het gebruik maken van een persoonsgebonden budget en dat de aanvrager heeft ingestemd met die consequenties;

    • b.

      de hoogte van het persoonsgebonden budget;

    • c.

      de periode waarvoor het persoonsgebonden budget bestemd is, c.q. toereikend wordt geacht. Voor in eigendom verstrekte voorzieningen wordt daarbij in beginsel aangesloten bij de afschrijvingstermijn die gehanteerd wordt door de leveranciers van hulpmiddelen met wie de gemeente een contract heeft afgesloten;

    • d.

      de verplichtingen van de ontvanger van het persoonsgebonden budget, waaronder

      • i.

        besteding aan de geïndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten;

      • ii.

        het verlenen van medewerking aan de verantwoording als bedoeld in artikel 2;

      • iii.

        het bewaren van administratieve gegevens gedurende twee jaar na afloop van het jaar van verstrekking;

      • iv.

        het melden van wijzigingen die van invloed kunnen zijn op het recht op de voorziening of de hoogte van de voorziening.

Artikel 2. Verantwoording

  • 1.

    De ontvanger van het persoonsgebonden budget legt desgevraagd verantwoording van de besteding van het budget af aan het college. Verantwoording vindt steekproefsgewijs plaats, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 12% van de in enig jaar verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking danwel na afloop van het kalenderjaar. De budgethouder is verplicht de administratieve gegevens ten behoeve van de verantwoording na afloop van het betreffende jaar nog minimaal twee jaar te bewaren.

  • 2.

    In afwijking van het voorgaande lid wordt bij verlening van een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing verantwoording van de besteding van het budget gevraagd in alle gevallen waarin het budget meer bedraagt dan € 4.500,00.

  • 3.

    Bij de verantwoording wordt rekening gehouden met een vrij besteedbaar deel van 1,5% van het beschikbaar gestelde budget, met een minimum van € 250,- en een maximum van € 1.250,-.

Artikel 3. Terugvordering

1.Het persoonsgebonden budget of een evenredig deel daarvan wordt teruggevorderd indien

  • a.

    het persoonsgebonden budget niet is besteed aan de voorziening waarvoor het is verstrekt;

  • b.

    de indicatie vervalt tijdens de afschrijvingstermijn van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is;

  • c.

    de indicatie vervalt tijdens een periode van dienstverlening, waarvoor het persoonsgebonden budget reeds is uitbetaald;

  • d.

    de houder van het persoonsgebonden budget zich niet houdt aan de bij de toekenning opgelegde verplichtingen.

Artikel 4. Hoogte

  • 1.

    Hulp bij het huishouden:

    • a.

      Het persoonsgebonden budget wordt per uur vastgesteld op:

      • i.

        125% van het geldende minimumloon (inclusief vakantiegeld en vakantieuren) bij een particuliere hulp voor uitvoering van een indicatie hbh 1 of hbh 2 (2012: € 12,78)

      • ii.

        150% van het geldende minimumloon (inclusief vakantiegeld en vakantieuren) bij een gediplomeerde particuliere hulp voor uitvoering van een indicatie hbh 2 (2012: € 15,33)

      • iii.

        Het laagste uurtarief voor de betreffende geïndiceerde categorie (hbh 1 of hbh 2) dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde aanbieder van hulp bij het huishouden als de zorg wordt ingekocht bij een erkende zorgaanbieder (2012: € 20,95 voor hbh 1 en € 22,43 voor hbh 2).

    • b.

      Bij de onder a. genoemde budgetten wordt een bedrag van € 3,00 per uur opgeteld voor het beheer en gebruik van het persoonsgebonden budget (administratie, verantwoording en dergelijke).

  • 2.

    Woonvoorzieningen

    • a.

      Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen die in eigendom worden verstrekt, wordt vastgesteld op het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte;

    • b.

      Bij losse en voor hergebruik geschikte woonvoorzieningen die niet in eigendom worden verstrekt, wordt het budget vastgesteld op het huurbedrag van de adequaat – goedkoopste voorziening bij de leverancier waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten.

  • 3.

    Vervoersvoorzieningen

    • a.

      Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen die normaliter in eigendom worden verstrekt, wordt vastgesteld op het aankoopbedrag van de adequaat – goedkoopste voorziening bij de leverancier waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten.

    • b.

      Als de gemeente voor de betreffende voorziening geen mantelovereenkomst heeft gesloten, wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte.

    • c.

      Bij voor hergebruik geschikte vervoersvoorzieningen die niet in eigendom worden verstrekt, wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op het huurbedrag van de adequaat – goedkoopste voorziening inclusief onderhoud en reparatie bij de leverancier waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten.

  • 4.

    Rolstoel

    • a.

      Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel die in eigendom wordt verstrekt, wordt vastgesteld op het aankoopbedrag van de adequaat – goedkoopste voorziening bij de leverancier waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten;

    • b.

      Als de gemeente voor de betreffende rolstoel geen mantelovereenkomst heeft gesloten, wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte;

    • c.

      Bij een voor hergebruik geschikt type rolstoel die normaliter niet in eigendom wordt verstrekt, wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op het huurbedrag van de adequaat – goedkoopste rolstoel inclusief onderhoud en reparatie bij de leverancier waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten.

  • 5.

    Sportvoorziening

    • a.

      Een sportvoorziening wordt uitsluitend verstrekt als een gemaximeerde financiële vergoeding;

    • b.

      Deze vergoeding bedraagt maximaal € 3.000,00, maar bedraagt nooit meer dan de werkelijke kosten, en is bedoeld als tegemoetkoming in de aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar;

    • c.

      Indien de sportvoorziening drie jaar na verstrekking nog adequaat is, kan een forfaitaire tegemoetkoming voor onderhoud van de sportvoorziening verstrekt worden.

Artikel 5. Overgangsbepaling

Voor de persoon aan wie voor 1 juli 2012 een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is verstrekt, blijft de hoogte van het persoonsgebonden budget gedurende de looptijd van de indicatie tot

1 januari 2013 gelijk.

HOOFDSTUK 2. EIGEN BIJDRAGE, EIGEN AANDEEL EN BESPARINGSBIJDRAGE

Artikel 6. Eigen bijdrage

De beschikking tot verlening van een voorziening vermeldt of voor de betreffende voorziening een eigen bijdrage verschuldigd is.

Als dit het geval is vermeldt de beschikking tevens:

  • a.

    welk tarief gehanteerd wordt voor de berekening van de eigen bijdrage;

  • b.

    gedurende welke periode een eigen bijdrage in rekening wordt gebracht;

  • c.

    dat het CAK belast is met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage.

Artikel 7. Eigen bijdrage tarieven

  • 1.

    Hulp bij het huishouden

    • a.

      Het eigen bijdragetarief per uur voor hulp bij het huishouden is voor de houder van een persoonsgebonden budget gelijk aan de hoogte van het persoonsgebonden budget per uur.

    • b.

      Het eigen bijdragetarief voor hulp bij het huishouden per uur is voor de ontvangen van zorg in natura gelijk aan het laagste tarief dat is overeengekomen met een aanbieder van zorg in natura voor de betreffende categorie.

  • 2.

    Woonvoorzieningen

    • a.

      Bij woonvoorzieningen wordt het eigen bijdrage tarief bepaald door het verstrekte persoonsgebonden budget of de verstrekte financiële tegemoetkoming te verdelen over 39 perioden zoals bedoeld in artikel 4.1 lid 3 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006, 450, zoals sindsdien gewijzigd).

    • b.

      Bij roerende woonvoorzieningen die geschikt zijn voor hergebruik en die niet in eigendom worden verstrekt wordt het eigen bijdrage tarief vastgesteld ter hoogte van het laagste huurbedrag dat de gemeente met een leverancier is overeengekomen tot een maximum van € 40,00.

    • c.

      Geen eigen bijdrage wordt gevraagd bij een financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten.

  • 3.

    Vervoersvoorzieningen

    • a.

      Bij vervoersvoorzieningen die in eigendom worden verstrekt, is de basis voor het eigen bijdragetarief gelijk aan het laagste met een leverancier overeengekomen aankoopbedrag voor de betreffende voorziening of, indien de gemeente voor de betreffende voorziening geen mantelovereenkomst heeft gesloten, het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte. Dit basisbedrag wordt verdeeld over 39 perioden zoals bedoeld in artikel 4.1 lid 3 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006, 450, zoals sindsdien gewijzigd).

    • b.

      Bij voor hergebruik geschikte vervoersvoorzieningen die niet in eigendom worden verstrekt, wordt het eigen bijdrage tarief vastgesteld op het laagste huurbedrag dat de gemeente met een leverancier is overeengekomen, tot een maximum van € 40,00;

    • c.

      Geen eigen bijdrage wordt gevraagd voor aanpassingen aan vervoersvoorzieningen en voor deelname aan het collectief vraagafhankelijk vervoer.

  • 4.

    Rolstoelen en sportvoorzieningen

    a.Voor rolstoelen en sportvoorzieningen wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

Artikel 8. Maximale eigen bijdrage

  • 1.

    De maximale eigen bijdrage wordt vastgesteld met inachtneming van hoofdstuk IV van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006, 450, zoals sindsdien gewijzigd).

  • 2.

    De gemeente Best maakt geen gebruik van de bevoegdheid van artikel 4.1 lid 2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning om lagere bedragen, dan wel een lager percentage vast te stellen dan vermeld in artikel 4.1 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 9. Duur eigen bijdrageplicht

  • 1.

    Voor voorzieningen die in eigendom worden verstrekt wordt maximaal gedurende 39 perioden een eigen bijdrage geheven.

  • 2.

    Voor voorzieningen die niet in eigendom worden verstrekt wordt een eigen bijdrage geheven voor de duur van het gebruik van de voorzieningen.

Artikel 10. Eigen aandeel

1.Tot het eigen aandeel in de kosten van een voorziening worden gerekend:

  • a.

    Het verschil tussen de kosten van de toegekende adequaat - goedkoopste voorziening en de kosten van een zelf gekozen duurdere voorziening;

  • b.

    Het verschil tussen het genormeerde bedrag van een financiële voorziening en de werkelijke kosten;

  • c.

    Het zelf te betalen tarief bij collectief vraagafhankelijk vervoer.

Artikel 11. Besparingsbijdrage

De gemeente Best berekent voor geen enkele voorziening een besparingsbijdrage.

HOOFDSTUK 3. OVERIGE REGELS EN NORMBEDRAGEN

Artikel 12. Woonvoorzieningen

  • 1.

    Op de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing aan individuele eigenaren zijn de regels van artikel 2 en 3 met betrekking tot de verantwoording en de terugvordering van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten als genoemd in artikel 10, lid 5 van de Verordening voorzieningen Wmo Best bedraagt € 3.000,00. Na het overleggen van een kopie van het nieuwe huur- of koopcontract wordt het bedrag aan belanghebbende overgemaakt.

  • 3.

    De kosten van het bezoekbaar maken van een woonruimte als genoemd in artikel 10, lid 6 van de Verordening voorzieningen Wmo Best worden voor 100% door de gemeente vergoed, met een maximum van € 3.000,00.

Artikel 13. Vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Financiële tegemoetkoming

  • a.

    Voor zover de belanghebbende geen gebruik kan maken van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur, kan een gemaximeerde financiële tegemoetkoming worden verstrekt om het resultaat te bereiken.

  • b.

    De gemaximeerde financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor de lokale en regionale verplaatsingen bedraagt € 920,00.

  • c.

    Indien belanghebbende aangewezen is op vervoer uitsluitend per taxi dan wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt die afgestemd is op de daadwerkelijke kosten met een maximum van

€ 3.770,00 per jaar.

  • d.

    Indien belanghebbende aangewezen is op vervoer uitsluitend per rolstoeltaxi dan wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt die afgestemd is op de daadwerkelijke kosten met een maximum van € 4.610,00 per jaar.

  • e.

    Indien belanghebbende voor de korte en middellange afstanden gebruik kan maken van een scootmobiel of een daarmee vergelijkbare voorziening, dan wordt de financiële tegemoetkoming vastgesteld op 50% van de onder b,c en d genoemde bedragen.

  • f.

    De onder b genoemde tegemoetkoming wordt jaarlijks in januari uitbetaald en is verantwoordingsvrij.

  • g.

    De onder c en d genoemde tegemoetkomingen worden per kwartaal uitbetaald en ter verantwoording dient belanghebbende achteraf per kwartaal een verantwoordingsformulier met op naam gestelde gespecificeerde facturen van de taxi te overleggen, waarna verrekening plaats kan vinden.

Artikel 14. Overgangsbepaling

Voor de persoon aan wie voor 1 juli 2012 een financiële tegemoetkoming voor vervoer is verstrekt, blijft de hoogte van de tegemoetkoming gedurende de looptijd van de indicatie tot 1 januari 2013 gelijk.

Artikel 15. Slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2012.

  • 2.

    Het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Best 2012 wordt per 1 juli 2012 ingetrokken.