Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening op de heffing en de invordering van een bouwgrondbelasting voor onroerend goed gelegen in het bestemmingsplan Koekoekbos

Geldend van 01-01-1991 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van een bouwgrondbelasting voor onroerend goed gelegen in het bestemmingsplan Koekoekbos

Artikel 1 Voorwerp van de belasting

  • 1. Onder de naam van "Bouwgrondbelasting bestemmingsplan Koekoekbos" wordt, in de vorm van een heffing-ineens, een belasting geheven van de binnen met paarse omlijning gelegen onroerende goederen die op de bij deze verordening behorende en gewaarmerkte kaart zijn aangegeven, werlke geschikt of beter geschikt voor bebouwing worden cq zijn geworden of in een voordeliger positie (zijn) komen te verkeren door voorzieningen van openbaar nut welke door of met medewerking van de gemeente zijn getroffen.

  • 2. De voorzieningen van openbaar nut als bedoeld in het eerste lid omvatten:

    a. het verwerven of beschikbaar stellen van onroerend goed;

    b. het verrichten van grondwerk:

    -het ophogen en egaliseren van terreinen, met inbegrip van het graven van cunetten ten behoeve van wegaanleg alsmede het verleggen van kabels en leidingen;

    c. de aanleg, verbetering en rekonstruktie van:

    -wegen, met inbegrip van verkeersmaatregelen en afwerking van bermen;

    d. de aanleg van:

    - riolering, met inbegrip van de daarvoor nodige grondwerkwerken, funderingen, putten, kolken en gemalen;

    e. de aanleg van straatverlichting met de nodige aansluitingen.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degenen, die van het onroerend goed als bedoeld in artikel 1, het genot heeft krachtens zakelijk recht.

  • 2. Voor toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens zakelijk recht aangemerkt hij die op 1 januari 1991 of op 1 januari van het belastingjaar, indien het eerste lid van artikel 6 toepassing heeft gevonden, als zodang bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens zakelijk recht was.

Artikel 3 Heffingsgrondslag

De grondslag waarnaar de belasting wordt geheven is het aantal vierkante meters grondoppervlakte, deeluitmakende van de in artikel 1 genoemde onroerende goederen.

Artikel 4 Bedrag van de belasting

  • 1. De belasting bedraagt voor elke volle vierkante meter van de heffingsgrondslag van het onroerend goed als bedoeld in artikel 3 inclusief omzetbelasting Fl 8,39.

  • 2. De overeenkomstig het eerste lid vastgestelde belastingbedragen worden verminderd met de eventuele bijdrage welke op andere wijze dan door belastingheffing in de kosten van de in artikel 1 genoemde voorzieningen aan de gemeente is vergoed. Indien bedoelde bijdrage heeft bestaan in afstand van grond tegen een niet-reele waarde en de werkelijke waarde als bijdrage vastgesteld door een door de raad te benoemen commissie van drie leden.

Artikel 5 Afronding van de aanslag

De aanslag berekend overeenkomstig de voorgaande artikelen wordt op volle guldens naar beneden afgerond.

Artikel 6 Termijnbetaling

  • 1. Op verzoek van de belastingplichtige wordt de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 30 jaren. Het verzoek daartoe dient binnen twee maanden na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 2. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuiteit van het totaal verschuldigde berekend op basis van een periode van 30 jaren en een rentevoet van 8,05%.

  • 3. De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de kontante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaats vindt, nog te verschijnen belastingjaren, berekend naar een rentevoet van 8,05%.

  • 4. In het geval, bedoeld in het eerste lid, wordt, indien het belastingobject van genothebbende krachtens zakelijk recht veranderd is na het lopend belastingjaar de nieuwe genothebbende krachtens zakelijk recht een aanslag-ineens voor de resterende belastingjaren opgelegd, berekend overeenkomstig het derde lid van dit artikel met dien verstande dat op verzoek van de belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid wordt gekontinueerd.

    Het verzoek daartoe dient binnen twee maanden na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij burgemeester en wethouders te worden ingediend.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer gemeente-ambtenaren aanwijzen, die in hun plaats treden met betrekking tot de uitvoering van de wettelijke bepalingen betreffende de heffing en de invordering van de belasting.

Artikel 10 Nakoming verplichtingen

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47,50 en 51 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikel 58 en 61 van de Invorderingswet 1990,gelden mede jegens de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 11 Afschrijving en uitstel van betaling = vervallen

Artikel 12 Vrijstelling invorderingsrente bij uitstel van betaling

  • 1. Ingeval op voet van artikel 25 van de Invorderingswet 1990 uitstel van betaling is verleend worrdt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze voor alle op de één aanslagbiljet vermelde aanslagen gerekend over de volledige looptijd van het genoten uitstel in totaal een bedrag van f. 50,- niet te boven gaat.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgende op die waarop de kennisgeving van de Koninklijke goedkeuring is ontvangen, met dien verstande dat de belasting wordt geheven met ingang van het op 1 januari 1991 aangevangen belastingjaar.