Regeling vervallen per 04-01-2016

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Best 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 03-01-2016

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Best 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best, gelet op de artikelen 9, vierde lid en 11, tweede en derde lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning besluit vast te stellen de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Best 2015.

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2015

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet, zijnde een bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren en die een cliënt van derden heeft betrokken;

    • b.

      sociaal netwerk: personen behorend tot de huiselijke kring of andere personen waarmee een sociale relatie wordt onderhouden;

    • c.

      verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Best 2015;

    • d.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 2. Alle begrippen die in onderhavige nadere regels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven in het eerste lid hebben dezelfde betekenis als de begrippen in de verordening, de wet en/of de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2. Voorwaarden pgb ten behoeve van inzet sociaal netwerk

  • 1. De geboden hulp overstijgt de gebruikelijke zorg en inzet voor elkaar.

  • 2. Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet worden betaald uit het pgb.

  • 3. De persoon die hulp gaat bieden heeft aangegeven dat de zorg voor hem/haar niet tot overbelasting leidt.

  • 4. Aan de inzet van personen uit het sociale netwerk zijn de volgende kwaliteitseisen verbonden:

    • a.

      De persoon verleent verantwoorde hulp, waaronder wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt;

    • b.

      De persoon doet melding van iedere calamiteit bij het verlenen van de hulp aan het college;

    • c.

      De persoon doet melding van iedere vorm van geweld en het vermoeden tot mishandeling bij het college en/of het Algemeen meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.

Artikel 3. Berekening tarief pgb

  • 1. Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op het ondersteuningsplan, waarin staat hoe het pgb besteed wordt;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    • c.

      bedraagt ten hoogste de inkoopprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

  • 2. De hoogte van een pgb kan zijn opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekering(en) en reiskosten.

Artikel 4. Maximale pgb tarieven

  • 1. Hulp bij het huishouden

    • a.

      Het pgb wordt maximaal vastgesteld op:

      • i.

        125% van het geldende minimumloon (inclusief vakantiegeld en vakantieuren) per uur indien de hulp wordt uitgevoerd door een particuliere hulp of hulp geboden uit het sociaal netwerk;

      • ii.

        het laagste periodetarief per 4 weken dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde aanbieder, indien de hulp wordt uitgevoerd door een erkende zorgaanbieder.

  • 2. Begeleiding

    a.Het pgb wordt maximaal vastgesteld op:

    • i.

      Het laagste periodetarief per maand dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde aanbieder voor het betreffende cliëntprofiel, indien de hulp wordt uitgevoerd door een erkende zorgaanbieder;

    • ii.

      Het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte voor kortdurend verblijf bij een erkende zorgaanbieder;

    • iii.

      € 20,-- per uur voor begeleiding geboden vanuit het sociale netwerk met een maximum van 40 uur per week.

  • 3. Woonvoorzieningen

    a.Het pgb wordt maximaal vastgesteld op:

    • i.

      Het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte bij woonvoorzieningen die in eigendom worden verstrekt;

    • ii.

      Het huurbedrag van de goedkoopst adequate voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een contract heeft gesloten bij losse en voor hergebruik geschikte voorzieningen die niet in eigendom worden verstrekt.

  • 4. Vervoersvoorzieningen

    a.Het pgb wordt maximaal vastgesteld op:

    • i.

      Het aankoopbedrag plus onderhoud van de goedkoopst adequate voorziening bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten voor vervoersvoorzieningen die normaliter in eigendom worden verstrekt;

    • ii.

      Het bedrag van de kosten inclusief onderhoud volgens de door het college geaccepteerde offerte bij vervoersvoorzieningen die in eigendom worden verstrekt als de gemeente voor de betreffende voorziening geen mantelovereenkomst heeft gesloten;

    • iii.

      Het huurbedrag van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten bij voor hergebruik geschikte vervoersvoorzieningen die niet in eigendom worden verstrekt;

    • iv.

      De netto zoneprijs die de gemeente betaalt maal het aantal toegestane zones per jaar voor Taxbus indien de cliënt geen gebruik kan maken van Taxbus en is aangewezen op taxivervoer.

  • 5. Rolstoel

    a.Het pgb wordt maximaal vastgesteld op:

    • i.

      Het aankoopbedrag plus onderhoud van de goedkoopst adequate voorziening bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten voor een rolstoel die normaliter in eigendom wordt verstrekt;

    • ii.

      Het bedrag van de kosten inclusief onderhoud volgens de door het college geaccepteerde offerte voor een rolstoel die in eigendom worden verstrekt als de gemeente voor de betreffende voorziening geen mantelovereenkomst heeft gesloten;

    • iii.

      Het huurbedrag van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten bij een voor hergebruik geschikte rolstoel die niet in eigendom worden verstrekt.

  • 6. Sportvoorziening

    a.Het pgb wordt maximaal vastgesteld op het bedrag van de kosten inclusief onderhoud volgens de door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 5. Verantwoording eenmalige pgb’s

  • 1. Indien een eenmalig pgb meer bedraagt dan € 4.500,-- wordt er in alle gevallen verantwoording gevraagd over de besteding van het budget.

  • 2. Indien een eenmalig pgb minder bedraagt dan € 4.500,-- wordt er steekproefsgewijs verantwoording gevraagd over de besteding van het budget.

Artikel 6. Tarieven voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

  • 1. De grondslag voor het berekenen van de bijdrage is de kostprijs van de voorziening.

  • 2. De kostprijs van de voorziening is gebaseerd op:

  • a. de daadwerkelijke (nieuw)prijs van de voorziening inclusief eventuele onderhoudskosten bij voorzieningen die in natura in eigendom worden verstrekt;

  • b. het huurbedrag van de voorziening bij de leverancier waarmee de gemeente een contract heeft

    gesloten bij voor hergebruik geschikte voorzieningen in natura die niet in eigendom worden verstrekt;

  • c. het met de aanbieder overeengekomen periodetarief bij hulp bij het huishouden en bij begeleiding

    in natura;

  • d. de daadwerkelijke hoogte van het pgb bij voorzieningen die via een pgb verstrekt worden.

  • 3. Geen bijdrage wordt gevraagd voor:

  • a. rolstoelen;

  • b. hulpmiddelen voor minderjarige inwoners, met uitzondering van een maatwerkvoorziening of pgb gericht op een woningaanpassing waarbij de bijdrage is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders.

Artikel 7. Maximale bijdrage

  • 1. De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de bijdrage zijn:

  • a. voor cliënten met een inkomen tot het in de gemeente geldende sociale minimum bedraagt de eigen bijdrage € 0,--;

  • b. voor cliënten met een inkomen boven het in de gemeente geldende sociale minimum wordt de bijdrage berekend overeenkomstig artikel 3.1 van het Uitvoeringsbesluit Wmo, met dien verstande dat de standaard minimale bijdrage per 4 weken als genoemd in artikel 3.8 lid a en b wordt verlaagd met 50%.

Artikel 8. Vaststelling en inning bijdrage

Vaststelling en inning van de bijdrage vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

Artikel 9. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze regels, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Best 2015.

  • 3. Het Besluit voorzieningen Wmo Best (2014) wordt per 1 januari 2015 ingetrokken.

Toelichting op de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2015

Algemene toelichting

Deze nadere regels vormen een uitwerking van artikel 9, vierde lid en artikel 11, tweede en derde lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Best 2015. De verordening is gebaseerd op de “Wet maatschappelijke ondersteuning 2015”, kortweg de Wmo 2015.

De in deze nadere regels vervatte artikelen hebben betrekking op de voorwaarden die gesteld worden aan een pgb-verstrekking ten behoeve van het betrekken van diensten van een persoon die behoort tot het sociale netwerk en de wijze waarop de hoogte van het pgb en van de bijdrage in de kosten van voorzieningen wordt vastgesteld.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In lid 1 worden de voornaamste begrippen gedefinieerd die belangrijk zijn voor het begrip van deze nadere regels. In lid 2 wordt voor de overige begrippen verwezen naar de omschrijving in de Verordening, de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Voorwaarden pgb ten behoeve van inzet sociaal netwerk

In artikel 9 lid 4 van de verordening is bepaald dat het college nadere regels stelt onder welke voorwaarden de cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, diensten, hulpmiddelen en andere maatregelen kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. Tot het sociale netwerk worden personen gerekend uit de huiselijke kring en andere personen waarmee een sociale relatie wordt onderhouden. Bij deze laatste groep kan gedacht worden aan familieleden die niet in hetzelfde huis wonen, buren, vrienden, kennissen etc. Daarbij is van belang dat de wet verwacht dat het college ten aanzien van de cliënt “de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang” eerst onderzoekt en een maatwerkvoorziening in natura of een pgb alleen aan de orde is als deze mogelijkheden uitgesloten of ontoereikend zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de persoon uit het sociale netwerk inkomensverlies zou leiden door de geboden zorg, maar het uitgangspunt is dus dat hulp aan elkaar geboden wordt zonder betaling.

De geboden hulp vanuit het sociale netwerk moet verder aanvullend zijn op de gebruikelijke zorg en inzet voor elkaar (lid 1)wil er de mogelijkheid voor een pgb bestaan. Voor gezinsleden binnen hetzelfde huishouden als de aanvrager maakt de professional die de aanvraag beoordeelt hierbij gebruik van de bepalingen die zijn vastgelegd in het protocol Gebruikelijke Zorg van het CIZ.

Van inwonende eerste- en tweede graad-familieleden kan meer onbetaalde inzet worden verwacht dan van uitwonende personen. Het type hulp, de frequentie van de benodigde hulp, de duur van de hulp (kortdurend of voor langere periode) en de mate van verplichting (kan degene die de hulp biedt een keer overslaan of is dat niet mogelijk?) zijn aspecten die meespelen in de totale overweging.

Lid 2regelt dat tussenpersonen en belangenbehartigers niet betaald mogen worden uit het pgb.

Lid 3benadrukt dat de hulp vanuit het sociale netwerk niet tot overbelasting mag leiden van de betreffende persoon. De professional die de aanvraag beoordeelt zal hier nadrukkelijk navraag naar doen in zijn/haar contacten met de aanvrager en de (beoogde) hulpbieder.

De wet stelt eisen aan de inzet van een voorziening door een professionele aanbieder. Wordt de hulp verleend door personen uit het sociale netwerk, dan gelden deze wettelijke kwaliteitseisen voor aanbieders niet. Gemeenten zijn echter vrij om aanvullende voorwaarden te stellen. In lid 4wordt van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door een aantal kwaliteitseisen vast te leggen die gelden voor inzet vanuit het sociale netwerk.

Artikel 3 Tarief

Lid 1 stelt dat het tarief voor een pgb is gebaseerd op het ondersteuningsplan, waarin helder wordt aangegeven hoe het pgb wordt aangewend. De hoogte van het budget stelt de aanvrager daadwerkelijk in staat om de hulp die tot de individuele voorziening behoort ook daadwerkelijk in te kunnen kopen, maar bedraagt nooit meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura. Indien de aanvrager kiest voor een individuele voorziening waarvan de kosten wel uitstijgen boven genoemd maximum, wordt deze voorziening alleen toegekend als de aanvrager deze meerkosten zelf wil en kan betalen (art. 9, lid 5a van de verordening). Naar verwachting zijn de gemiddelde kosten van een pgb lager dan vergelijkbare zorg in natura omdat er minder overheadkosten worden gemaakt.

Bij het bepalen van de hoogte van een pgb worden diverse kostencomponenten in acht genomen, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen, reiskosten etc. (lid 2).

Artikel 4. Maximale pgb tarieven

Uitgangspunt is dat de hoogte van het budget nooit meer bedraagt dan de inkoopprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura. Gezien de verschillende type maatwerkvoorzieningen en overeenkomsten die er bestaan binnen de Wmo is in dit artikel voor de duidelijkheid per voorziening uitgewerkt wat dit inhoudt. Voor de tarieven voor particuliere hulp of hulp uit het sociaal netwerk is aangesloten bij de tarieven die in 2014 gehanteerd worden in de Wmo (voor hulp bij het huishouden) en de AWBZ (voor begeleiding). Deze tarieven gelden als maximum. In voorkomende gevallen zal een lager tarief volstaan. Dit is onderwerp van gesprek tussen de cliënt en de professional die de aanvraag beoordeelt.

Artikel 5. Verantwoording eenmalige pgb’s

In de wet is vastgelegd dat de Sociale verzekeringsbank (de SVB) namens de gemeente de betalingen ten laste van verstrekte pgb’s en het daarmee verbonden budgetbeheer uitvoert. Voor eenmalige pgb’s, bijvoorbeeld voor woningaanpassingen of hulpmiddelen, kan de SVB deze taak in 2015 nog niet uitvoeren. Om die reden zijn er in dit artikel regels opgenomen over de verantwoording van de besteding van de eenmalige pgb’s.

Artikel 6. Tarieven voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

In artikel 11 van de verordening is bepaald dat de cliënt een bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening verschuldigd is. De algemene regel is dat het tarief voor de bijdrage gelijk is aan de kostprijs die de gemeente voor de voorziening betaalt (lid 1). In lid 2is uitgelegd waarop deze kostprijs gebaseerd is. Er wordt geen bijdrage in de kosten gevraagd voor maatwerkvoorzieningen voor minderjarige inwoners, met uitzondering van een woningaanpassing, en voor rolstoelen (lid 3).

Artikel 7. Maximale bijdrage en Artikel 8. Vaststelling en inning bijdrage

De onder artikel 6 genoemde tarieven bepalen wat de cliënt maximaal moet bijdragen in de kosten van een maatwerkvoorziening. De daadwerkelijke hoogte van de bijdrage die de cliënt per vier weken betaalt, wordt berekend door het CAK op basis van het bijdrageplichtig inkomen van de cliënt. In het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is vastgelegd welke bedragen per vier weken, inkomensbedragen en percentages gehanteerd mogen worden voor de berekening van de bijdrage. De gemeente kan hier ten gunste van de cliënt van afwijken. In artikel 7 is ten gunste van de cliënt afgeweken van de percentages en bedragen die opgenomen zijn in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 waardoor:

  • -

    cliënten met een inkomen tot aan het in de gemeente geldende sociale minimum geen bijdrage betalen. In de gemeente Best is dit sociale minimum vastgesteld op 110% van het sociale minimum. Om vergelijkbare resultaten te bereiken is voor personen jonger dan 65 jaar aansluiting gezocht bij het bruto minimumloon, verhoogd met 10%. Voor personen ouder dan 65 jaar is aansluiting gezocht bij de bruto AOW-bedragen, verhoogd met 10%.

  • -

    cliënten met een inkomen vanaf het sociale minimum wordt het standaard minimumbedrag verlaagd met 50%. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt berekend overeenkomstig art. 3.1 lid a tot en met d van het Uitvoeringsbesluit Wmo. Voor 2015 betekent dit:

    ovoor een ongehuwd persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, met een inkomen dat meer bedraagt dan het sociale minimum en minder dan € 22.331 is de bijdrage € 9,70 per vier weken; is het inkomen meer dan € 22.331,- dan wordt de bijdrage met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en

€ 22.331,- verhoogd.

ovoor een ongehuwd persoon die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, met een inkomen dat meer bedraagt dan het sociale minimum en minder dan € 16.634 is de bijdrage € 9,70 per vier weken; is het inkomen meer dan € 16.634,- dan wordt de bijdrage met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en

€ 16.634,- verhoogd.

  • o

    voor gehuwde personen waarbij een van beide de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, met een inkomen dat meer bedraagt dan het sociale minimum en minder dan € 29.917 is de bijdrage € 13,80 per vier weken; is het inkomen meer dan € 29.917,- dan wordt de bijdrage met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 29.917,- verhoogd.

  • o

    voor gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, met een inkomen dat meer bedraagt dan het sociale minimum en minder dan € 23.046 is de bijdrage € 13,80 per vier weken; is het inkomen meer dan € 23.046,- dan wordt de bijdrage met een dertiende deel 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 23.046,- verhoogd.

Een rekenvoorbeeld ter illustratie:

Een ongehuwd persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt maakt gebruik van een scootmobiel waarvan de kostprijs van de voorziening € 38,-- per vier weken bedraagt. Deze persoon heeft een inkomen van € 25.346. 15% van het inkomensverschil tussen € 25.346 - € 23.046 is € 345,00. Een dertiende deel hiervan is € 26,54. Dit betekent dat deze persoon voor de scootmobiel een eigen bijdrage per vier weken betaalt van (9,70 + 26,54=) € 36,24.

Artikel 9. Hardheidsclausule

Deze bepaling regelt de toepassing van een hardheidsclausule als instrument voor het college om onvoorziene omstandigheden het hoofd te bieden.

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

De citeertitel geeft aan onder welke benaming deze verordening kan worden aangehaald. Het vermelde jaartal geeft het jaar van vaststelling aan, niet de geldigheidsduur. Deze is in beginsel onbeperkt vanaf de datum van inwerkingtreding. Met vaststelling van deze regeling komt de huidige regeling ‘Besluit voorzieningen Wmo Best (2014)’ te vervallen.