Regeling vervallen per 01-01-2013

Regeling Stimulering Maatschappelijke Deelname Gemeente Best

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2012

Intitulé

De raad van de gemeente Best;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Best d.d. 26 oktober 2010;

gelet op artikel 147, eerste lid, Gemeentewet, en artikel 35 Wet werk en bijstand;

besluit :

vast te stellen de:

Regeling Stimulering Maatschappelijke Deelname Gemeente Best

Artikel 1 Doelgroep en doelstelling

  • 1. Tot de doelgroep van deze regeling behoren de inwoners van de gemeente Best met een laag inkomen.

  • 2. De bedoeling is het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer door de doelgroep.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1. De aanvrager is woonachtig in Best.

  • 2. De aanvrager is 19 jaar of ouder.

  • 3. De aanvrager in de leeftijd van 18 jaar die in het jaar van aanvraag de leeftijd van 19 jaar bereikt, wordt gelijkgesteld met een aanvrager van 19 jaar.

  • 4. Op de peildatum bedraagt het inkomen van de aanvrager niet meer dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 5. Op de peildatum beschikt de aanvrager niet over een vermogen dat hoger is als bedoeld in artikel 34 van de Wet werk en bijstand.

  • 6. Voor een aanvraag die ontvangen is in de periode vanaf 1 januari tot 1 juli geldt als peildatum 1 januari van het jaar waarin de bijdrage wordt aangevraagd.

  • 7. Voor een aanvraag die ontvangen is in de periode vanaf 1 juli tot en met 31 december geldt als peildatum 1 juli van het jaar waarin de bijdrage wordt aangevraagd.

  • 8. Aan de bijdrageverstrekking wordt de verplichting verbonden deze te besteden aan de kosten waarvoor de aanvraag wordt ingediend.

  • 9. Wanneer de bijdrage verstrekt wordt voor kosten van personen tot de leeftijd van 65 jaar, dienen deze kosten te worden aangetoond.

  • 10. Wanneer de kosten moeten worden aangetoond, wordt de aanvrager geadviseerd betaalbewijzen van de kosten te bewaren tot en met de vierde maand na het einde van het jaar waarin de bijdrage is toegekend.

Artikel 3 Hoogte van de bijdrage

  • 1. De hoogte van de bijdrage voor de aanvrager en diens partner bedraagt € 150 per jaar per persoon.

  • 2. De hoogte van de bijdrage voor inwonende kinderen van de aanvrager tot de leeftijd van vier jaar bedraagt € 150 per jaar per kind.

  • 3. De hoogte van de bijdrage voor inwonende kinderen van de aanvrager vanaf de leeftijd van vier jaar bedraagt € 300 per jaar per kind.

  • 4. Het recht op bijdrage voor een bedrag van € 150 voor inwonende kinderen ontstaat in het geboortejaar van het betreffende kind.

  • 5. Het recht op bijdrage voor een bedrag van € 300 voor inwonende kinderen ontstaat in het jaar dat het kind 4 jaar wordt.

  • 6. Het recht op bijdrage voor inwonende kinderen vervalt in het jaar dat het kind 19 jaar wordt.

  • 7. Het college kan de hoogte van de bedragen zoals genoemd in de leden 1, 2 en 3 jaarlijks wijzigen.

  • 8. Voor elke hele maand dat een belanghebbende in het jaar van aanvraag woonachtig is in de gemeente Best, wordt een twaalfde deel van het bedrag zoals genoemd in de leden 1, 2 of 3 toegekend.

Artikel 4 Betaalmoment

  • 1. De bijdrage wordt in drie gelijke termijnen per jaar uitgekeerd.

  • 2. De uitkering van de bijdrage zoals genoemd in lid 1 vindt respectievelijk plaats in de maanden maart, augustus en december.

Artikel 5 Declarabele kosten

  • 1. De bijdrage kan worden aangevraagd voor kosten in verband met sociale, culturele en sportactiviteiten.

  • 2. De bijdrage kan worden aangevraagd voor indirecte kosten in verband met scholing van inwonende kinderen.

Artikel 6 Controle

  • 1. De bestedingsverplichting zoals genoemd in artikel 2 lid 8 en de aanwezigheid van meer vermogen dan is bedoeld in artikel 34 van de Wet werk en bijstand wordt, met inachtneming van de overige voorwaarden die aan de regeling zijn gesteld, achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd.

  • 2. Het percentage van de steekproef zoals genoemd in lid 1 wordt vastgesteld op 5% van het aantal aanvragen over een kalenderjaar.

Artikel 7 Terugvordering

Het college kan de bijdrage terugvorderen, voorover die:

  • a.

    ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

  • b.

    anderszins onverschuldigd is betaald voor zover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen.

Artikel 8 Overige bepalingen

  • 1.

    Ten aanzien van begrippen en definities wordt aangesloten bij de Wet werk en bijstand voor zover daarvan in deze regeling niet is afgeweken.

  • 2.

    In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze regeling, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 4.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011 onder gelijktijdige intrekking van de regeling Welzijnsactiviteiten gemeente Best, de regeling Welzijnsactiviteiten 65-plus gemeente Best en de regeling Schoolgaande kinderen gemeente Best.

Aldus besloten door de raad van Best

in zijn vergadering van 13 december 2010

de griffier, de voorzitter,

M.J.H.J. Baijens drs. Y.C.Th.J. Kortmann

Toelichting Regeling Stimulering Maatschappelijke Deelname Gemeente Best

Artikel 1 Doelgroep en doelstelling

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 2 Voorwaarden

De invoering van de WWB heeft een einde gemaakt aan vrijwel alle gemeentelijke categoriale regelingen, zowel in de bijzondere bijstand als daarbuiten. De wetgever heeft nadrukkelijk gesteld dat er geen ruimte (meer) is voor eigen gemeentelijk categoriaal beleid inzake bijzondere inkomensaanvulling. Algemeen, generiek inkomensbeleid is voorbehouden aan het Rijk (TK 2002-2203, 28 870, nr. 3, p.64-65). 

Voor bepaalde groepen personen is categoriale bijstand wel mogelijk. Op grond van artikel 35 lid 3 WWB kan categoriale bijzondere bijstand worden verleend aan groepen personen van 65 jaar en ouder die door het college zijn aangewezen en waarvan aannemelijk is dat zij zich in bijzondere omstandigheden bevinden die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet. Voor deze groep personen geldt dan ook dat niet nagegaan hoeft te worden of de ten aanzien van die personen bedoelde kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Dit betekent dat enkel de kosten van volwassenen tot 65 jaar moeten worden aangetoond. Deze groep behoort immers niet tot in de wet genoemde uitzonderingen waarvoor categoriale bijzondere bijstand wel mogelijk is. Deze groep mensen zal daarom moeten aantonen dat de bijdrage besteed is aan de kosten waarvoor de bijdrage bedoeld is. Vandaar dat voor deze groep geadviseerd wordt om de betaalbewijzen te bewaren.

Artikel 3 Hoogte van de bijdrage

In de hoogte van de bijdrage komt tot uiting dat het college waarde hecht aan de actieve maatschappelijke participatie van kinderen. Het is echter niet zo dat binnen een gezin de kosten van elk gezinslid maximaal gelijk moeten zijn aan de hoogte van de bijdrage voor dat specifieke gezinslid. Binnen een gezin kan de bijdrage voor het ene gezinslid voor de kosten van een ander gebruikt worden.

Om onduidelijkheden met betrekking tot de vraag wanneer het recht op een bijdrage voor inwonende kinderen ontstaat en vervalt te voorkomen, zijn de leden 4, 5 en 6 opgenomen.

Wanneer inwonende kinderen 18 jaar worden, zijn zij als zelfstandig subject voor bijstandsverlening aan te merken. Kinderen kunnen dus vanaf hun 18e levensjaar zelf een bijdrage aanvragen. Dit zou problemen kunnen opleveren voor kinderen die laat in het jaar de leeftijd van 18 jaar bereiken. Zij houden veel minder tijd over om een aanvraag in te dienen dan kinderen die vroeg in het jaar de leeftijd van 18 jaar bereiken. Dit, aangezien de bijdrage slechts tot 31 december van een bepaald jaar aangevraagd kan worden. Vandaar dat het recht op de bijdrage voor inwonende kinderen vervalt in het jaar dat het kind 19 wordt.

Artikel 4 Betaalmoment

Omwille van een gelijke verdeling van de besteding van de bijdrage wordt afgezien van een eenmalige uitbetaling en wordt de bijdrage voor zover mogelijk in drie gelijke delen uitgekeerd.

Artikel 5 Declarabele kosten

De kosten van maatschappelijke deelname dienen uitsluitend betrekking te hebben op sociaal-culturele en sportieve activiteiten. Het aantal kostensoorten waarvoor de regeling geldt is desondanks erg uitgebreid. Hierbij valt te denken aan kosten als: abonnement zwembad, lidmaatschap bibliotheek, contributies verenigingen, entreekosten voor attractieparken, concerten, theater en bioscoop, entree voor sportwedstrijden en festivals, abonnement krant, telefoonabonnement, kabelaansluiting, etc.

Daarnaast worden indirecte schoolkosten voor inwonende kinderen apart benoemd. Hierbij valt te denken aan schrijfmateriaal, gymkleding, ouderbijdragen, etc. Deze kosten worden apart benoemd omdat directe schoolkosten niet declarabel zijn. Onder directe schoolkosten vallen ondermeer lesgeld en schoolboeken.

Artikel 6 Controle

Uit onderzoek van de Inspectie Werk en Inkomen is gebleken dat een groot deel van de doelgroep geen vermogen heeft. Mede hierdoor en om deze regeling laagdrempelig te houden dienen de gegevens omtrent het vermogen niet ingeleverd te worden maar kan volstaan worden met een verklaring onder de betreffende vermogensgrens te vallen. Achteraf worden de gegevens omtrent het vermogen evenals de gegevens omtrent de bestedingsverplichting steekproefsgewijs opgevraagd en gecontroleerd.

Voor de controle van de besteding van de bijdrage wordt verder verwezen naar de toelichting bij artikel 2.

Artikel 7 Terugvordering

Voor eventuele terugvordering van de bijdrage van personen jonger dan 65 jaar moet wel een titel ter incasso aanwezig zijn. Deze bijdrage is namelijk geen vorm van bijzondere bijstand.

Artikel 8 Overige bepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.