Verordening inburgering 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

verordening inburgering 2012

De raad van de gemeente Beuningen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 27 september 2011, gelezen het voorstel van de Commissie Samenleving d.d. 10 oktober 2011 en gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING INBURGERING 2012

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beuningen;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      voorziening: een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • 2. De overige begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 - De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      het verstrekken van schriftelijk informatiemateriaal

    • b.

      het inrichten van een gemeentelijke informatie- en adviesfunctie

    • c.

      het geven digitale informatie op de website van de gemeente Beuningen.

  • 3. Het college beoordeelt tenminste eens in de vier jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars, en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2. Het aanbieden van een voorziening

Artikel 3 - Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    asielgerechtigde inburgeringsplichtige inburgeraars.

  • b.

    geestelijk bedienaren die inburgeringsplichtig zijn.

  • c.

    de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar die een uitkering ontvangt op grond van de Wet Werk en Bijstand en/of de Wet Investering in Jongeren.

Artikel 4 - De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening hierop is afgestemd.

  • 3. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      NT2 onderwijs;

    • b.

      Een voorziening zoals bedoeld in de Re-integratieverordening WWB/IOAW/IOAZ/ verordening werkleeraanbod WIJ gemeente Beuningen;

    • c.

      Oriëntatie op loopbaan, beroep, scholing of vrijwilligerswerk;

    • d.

      Opvoedingsondersteuning;

    • e.

      Stage of vrijwilligerswerk;

    • f.

      Voorbereiding Staatsexamens I en II;

    • g.

      Ondersteuning van een taalcoach;

    • h.

      Rekenvaardigheden en budgettering;

    • i.

      Sollicitatietraining, inclusief digitale vaardigheden;

    • j.

      Maatschappelijke ondersteuning voor vluchtelingen;

    • k.

      Vaktaal.

Artikel 5 - De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het aanbod bedoeld in het tweede lid wordt niet eerder gedaan dan nadat de identiteit van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar is vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 2. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, of artikel 24a van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 3. Het aanbod geeft een omschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en vermeldt de rechten en verplichtingen die aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening worden verbonden.

Artikel 6 - De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Het college behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

  • a. de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar dient voorafgaande aan de voorziening een schriftelijk gemotiveerd verzoek tot een persoonlijk inburgeringsbudget in.

  • b. de gemeente begeleidt de betreffende inburgeraar actief met de samenstelling van de voorziening, met het doel dat de inburgeringsvoorziening moet leiden tot een succesvol afgelegd inburgeringexamen of een van de inburgeringsplicht vrijstellend examen;

  • c. de doorlooptijd is gesteld binnen de gestelde inburgeringstermijn.

  • 2. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duaal) inburgeringprogramma goed, indien:

  • a. het voorgestelde traject naar het oordeel van het college passend is om hem of haar voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

  • b. de kosten voor dit traject niet hoger zijn dan € 5.000,-;

  • c. de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar niet al deelneemt aan een ander gemeentelijk inburgeringstraject; en

  • d. het voorgestelde traject wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

  • · de aanbieder heeft aantoonbare ervaring op het gebied van het verzorgen van inburgeringsvoorzieningen;

  • · de aanbieder van de voorziening moet zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

  • 3. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

  • · naar het oordeel van het college passend is om hem of haar de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

  • · wordt verzorgd door een erkend taalinstituut dat ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel.

  • 4. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluit het college en de inburgeringsplichtige een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

  • 5. Als het college de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet, waarin de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget is opgenomen, heeft gesloten, sluiten het college en de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

  • 6. Het college beheert het toegekende persoonlijke inburgeringsbudget.

Artikel 7 - De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid en artikel 24e van de Wet inburgering wordt in ten hoogste 6 termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

  • 3. Indien de inburgeraar, die een eigen bijdrage, als bedoeld in artikel 23, tweede lid van de Wet inburgering is verschuldigd, op grond van artikel 31 van de Wet inburgering wordt ontheven van zijn inburgeringsplicht wordt de eigen bijdrage kwijtgescholden.

  • 4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de inburgeraar van wie het college op grond van door de inburgeraar aantoonbaar geleverde inspanning van oordeel is dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen.

  • 5. De vrijwillige inburgeraar met wie een inburgeringsvoorziening is overeengekomen in de periode 1-1-2010 tot 1-1-2011 is geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 8 - Opleggen van verplichtingen

  • 1. Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a. het deelnemen aan de voorziening;

  • b. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d. voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f. overige verplichtingen die het bereiken van het doel van de inburgeringsvoorziening kunnen ondersteunen.

  • 2. Het college kan de onder lid 1 sub a tot en met f genoemde verplichtingen ook opnemen in de met de vrijwillige inburgeraar te sluiten overeenkomst.

Artikel 9 - De inhoud van de beschikking

  • a. Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • b. een beschrijving van de voorziening;

  • c. een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • d. de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • e. de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • f. ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de Wet inburgering, aanvangt.

Artikel 10 - De inhoud van de overeenkomst voor de vrijwillige inburgeraar

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid van de wet bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen;

  • d.

    de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen, en indien van toepassing.

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage.

Artikel 11 - Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst voor de vrijwillige inburgeraar

Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of onvoldoende nakomt kan het college een geldboete van € 250,- opleggen.

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

Artikel 12 - De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt € 100,- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de Wet inburgering.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt € 200,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet inburgering of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 200,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de Wet inburgering bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van 5.

  • 4. artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 13 - Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, Wet inburgering bedraagt € 200,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, Wet inburgering bedraagt € 400,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 400,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de Wet inburgering vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 600,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de Wet inburgering vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14 - Onvoorziene gevallen en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15 – Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2. In afwijking van lid 1 treedt artikel 7 lid 5 in werking met ingang van 1 januari 2010.

  • 3. De verordening inburgering, vastgesteld bij besluit van 24 juni 2008 wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van de verordening Wet inburgering gemeente Beuningen 2012.

Artikel 16 – Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 15 tweede lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 17 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening inburgering 2012.

Nota-toelichting

Toelichting bij de verordening

De Wet inburgering (Wi) regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 18 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Daarnaast is in de Wet inburgering ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. Gemeenten krijgen in de Wet inburgering een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden. In de verordening wordt gesproken over ‘voorziening’. Hieronder wordt zowel de inburgeringsvoorziening als de taalkennisvoorziening begrepen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. Het ligt voor de hand dat het college ook toezicht houdt of de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar wordt nagekomen en indien dat niet het geval is zo nodig maatregelen neemt.

In verband met deze taken draagt de Wet inburgering gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    De informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 8 en artikel 24f Wi).

  • 2.

    Het aanbieden van een voorziening en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, Wi).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 Wi).

  • 4.

    Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f Wi).

  • 5.

    Het persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, Wi).

De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Artikel 8 en 24f Wi bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars over de rechten en plichten uit hoofde van de wet.

Het aanbieden van voorzieningen aan inburgeringsplichtigen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale inburgeringsvoorziening zijn. Dit is een inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, Wi). De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270,- te betalen voor de voorziening. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, Wi).

De Wet inburgering draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • ·

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi).

  • ·

    De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi).

  • ·

    De vaststelling door het college van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi).

  • ·

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi).

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 Wi draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars

De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de Wi wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening. Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met hem een overeenkomst. De gemeenteraad stelt in een verordening in ieder geval regels over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, Wi). Op grond van artikel 24e Wi is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24 e, derde lid, Wi). De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24 e, tweede lid, Wi). Artikel 24f Wi draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.

Het persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, Wi kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt. Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het college. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.

De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.

Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, Wi en artikel 24a, vijfde lid. Wi).

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt (eerste lid, onderdeel c). Een voorziening kan zowel een inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 - De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening wordt georganiseerd. Wel bepalen de artikelen 8 Wi en 24f Wi dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet. Ten aanzien van inburgeringsplichtigen dienen ook regels te worden vastgesteld ter zake van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad.

Artikel 3 - Aanwijzen van de doelgroepen

Het college kan aan alle inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars een aanbod doen voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19 eerste lid en artikel 24a Wi). Het college is echter verplicht een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden verplichte inburgeraars en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren die inburgeringsplichtig zijn. Op grond van artikel 19, vijfde lid, onderdeel a en artikel 24a, vijfde lid, onderdeel a, Wi moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij voorrang een voorziening kan worden aangeboden. Bovendien wordt in dit artikel vastgelegd binnen welke kaders het college tot zijn keuze van doelgroepen moet komen. De uitwerking van deze groepen sluit aan bij de participatievisie zoals vastgelegd in de integrale visie op het participatiebudget.

Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een voorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een voorziening aan te bieden aan vrijwillige en verplichte inburgeraars die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen. Om te voorkomen dat vrijwillige en verplichte inburgeraars die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een voorziening kan aanbieden.

In de keuze van de prioritaire doelgroepen is uitgegaan van de conceptvisie participatiebudget die op 15 februari 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld. Hierin zijn de kaders voor het doelbereik en de doelgroep vastgelegd. Er zijn twee wettelijk verplichte groepen aan wie de gemeente een aanbod moet doen. Dit zijn asielgerechtigde inburgeringsplichtige inburgeraars en geestelijk bedienaren die inburgeringsplichtig zijn. Daarnaast heeft de gemeenteraad vastgesteld dat met voorrang aan de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraars die een uitkering ontvangen op grond van de Wet Werk en Bijstand en/of de Wet Investering in Jongeren een aanbod wordt gedaan.

Artikel 4 - De samenstelling van de voorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen. In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • ·

    De kennis van de inburgeraar van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • ·

    De maatschappelijke rol die de inburgeraar vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • ·

    De persoonlijke situatie van de inburgeraar. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeraar moet vervullen.

Voor de mogelijkheden van het aanbieden van duale inburgeringsvoorzieningen wordt verwezen naar de toelichting bij het Besluit inburgering. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven. In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de voorziening daarmee te combineren. De Wet inburgering bepaalt dat de voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én deze verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid en artikel 24a, eerste lid Wi). Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde voorziening (artikel 20, tweede lid en artikel 24B, tweede lid Wi).

Artikel 19, vierde lid Wi draagt het college op om er voor te zorgen dat de voorziening wordt afgestemd op de mogelijkheden van betrokkene tot arbeidsinschakeling. De voorziening dient dus te worden afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien de re-integratievoorziening in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college wordt verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 en 24c Wi).

Het tweede lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid en 24a, derde lid Wi).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Hiervoor werkt de gemeente Beuningen samen met stichting Vluchtelingen en Nieuwkomers Zuid & Oost Gelderland.

Artikel 5 - De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een voorziening aan de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot het vaststellen van de voorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeraar aan de gemeente meldt dat hij wel een voorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt.

Artikel 6 - De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid, Wi kan het college de voorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 Wi moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget. In het eerste lid legt de gemeente vast op welke wijze verzoeken van inburgeraars om toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget worden behandeld. In de verordening kunnen de volgende onderwerpen worden geregeld:

  • ·

    De wijze waarop het verzoek moet worden ingediend: schriftelijk of ook mondeling.

  • ·

    De wijze van begeleiding door de gemeente van de inburgeringsplichtige bij vormgeving van zijn inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf. Op grond van artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering moet het college deze taak op zich nemen.

  • ·

    De termijn die de inburgeringsplichtige krijgt om op zoek te gaan naar een inburgeringsbedrijf dat past bij zijn voorkeur en ambities.

Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren. Dit voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door het inburgeringsbedrijf. Het tweede en derde lid van dit artikel leggen de twee criteria vast aan de hand waarvan het college het voorstel voor het volgen van respectievelijk een inburgeringsprogramma en een taalkennisvoorziening goedkeurt. De eerste eis is dat het inburgeringsprogramma naar het oordeel van het college passend is om de inburgeringsplichtige voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. De taalkennisvoorziening dient gericht te zijn op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding (MBO 1 en 2).

Het tweede vereiste is dat het inburgeringsprogramma of de taalkennisvoorziening wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de eis of de eisen die de verordening aan inburgeringsbedrijven stelt.

Artikel 4.27, derde lid, Besluit inburgering bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringsplichtige sluit. Gekozen is om de inburgeraar samen met het college de overeenkomst met het inburgeringsbedrijf te laten afsluiten. Tot slot is bepaalt dat het college het persoonlijk inburgeringsbudget beheert.

Artikel 7 - De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld over de inning van de eigen bijdrage van de inburgeraar door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid en artikel 24e Wi). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,-. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, Wi). Voor vrijwillige inburgeraars kan de gemeenteraad bepalen dat er geen eigen bijdrage of een lagere eigen bijdrage verschuldigd is. Er is voor gekozen om in de nieuwe verordening alle groepen inburgeraars dezelfde eigen bijdrage op te leggen. Uitzondering hierop vormen vrijwillige inburgeraars die in 2010 met een inburgeringsvoorziening zijn gestart.

In 2010 heeft de gemeente Beuningen extra middelen aangevraagd voor de werving van inburgeraars. Er is vooral ingezet op de werving van vrijwillige inburgeraars. Deze doelgroep bestaat voor een belangrijk deel uit inwoners die al langere tijd in de gemeente verblijven, en nog onvoldoende de Nederlandse taal beheersen. Veelal zijn deze inwoners genaturaliseerd, en hierdoor niet meer inburgeringsplichtig. Om de drempels voor deze groep zo laag mogelijk te houden is er geen eigen bijdrage geïnd. De werving is succesvol geweest. In 2010 zijn er zeven vrijwillige inburgeraars gestart met een inburgeringsvoorziening op een totaal aantal van 32 inburgeraars. Dankzij dit succes heeft de gemeente een extra bonus ter hoogte van

€ 33.627 van het Rijk ontvangen. Vanaf 2011 ontvangt de gemeente een lager budget van het Rijk voor de inburgering. Hierdoor kan slechts aan een kleine groep een aanbod worden gedaan. Van actieve werving zal geen sprake meer zijn. Een gelijke eigen bijdrage voor alle inburgeraars is hierdoor gerechtvaardigd.

In dit artikel van de verordening wordt verder geregeld dat de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, Wi maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de voorziening. Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, Wi). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

Artikel 8 - Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, Wi dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 9 - De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, Wi). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt. De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet. Deze termijn is drieënhalf jaar (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 7 van de verordening. Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor inburgeringsplichtige oudkomers. Indien het college een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 Wi). Binnen drieënhalf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de voorziening van start gaat).

De precieze datum waarop de voorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de voorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringsplicht.

Artikel 10 - De inhoud van de overeenkomst voor de vrijwillige inburgeraar

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening zal dezelfde onderwerpen bevatten als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen.

Artikel 11 - Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst voor de vrijwillige inburgeraar

Op grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt.

Artikel 12 - De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 Wi draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de bedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De boetebedragen die in de verordening zijn opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of – regeling. Artikel 37 Wi bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 13 - Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 mogelijk is. Het eerste en tweede lid kunnen alleen de verordening worden opgenomen als in artikel 10, eerste en tweede lid, lagere maximum boetebedragen zijn opgenomen dan de maximumbedragen in de wet. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 Wi worden genoemd. Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, bijvoorbeeld 12 maanden. Gemeenten kunnen een kortere of langere termijn vaststellen.

Artikel 34, onderdeel d, Wi biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500,- naar maximaal € 1000,- in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in het derde en vierde lid van dit artikel. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 14, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 Wi moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt € 1000,- (artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college wederom een hogere bestuurlijke boete kan opleggen. De maximumboete in het vierde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.

Artikel 14 - Onvoorziene gevallen en hardheidsclausule

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 15 - Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 16 - Overgangsbepaling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 17 - Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.