Regeling vervallen per 09-02-2023

Verordening commissie bezwaarschriften (Algemene wet bestuursrecht)

Geldend van 26-07-2006 t/m 08-02-2023

Intitulé

Verordening commissie bezwaarschriften (Algemene wet bestuursrecht)

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Beuningen;

ieder voor zoveel het hun bevoegdheden betreft;

gezien het voorstel van het college van 16 mei 2006;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet;

B E S L U I T E N:

vast te stellen de volgende Verordening commissie bezwaarschriften

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze Verordening wordt verstaan onder:

verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

commissie: vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften ex artikel 7:13 van de Awb.

Artikel 2 Inleidende bepaling commissie

  • 1. Er is een commissie die bestaat uit een Algemene kamer en een Kleine commissie ter voorberei- ding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester.

    De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen:

    • a.

      besluiten op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen/heffingen/rechten of de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      rechtspositiebesluiten;

    • c.

      een besluit of categorie besluiten waarvoor het bestuursorgaan een andere bezwarenprocedure heeft aangekondigd vóórdat een bezwaarschrift tegen dat besluit/die besluiten is/zijn ingediend.

  • 2. Ten aanzien van bezwaarschriften die naar het oordeel van de voorzitter en de secretaris kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond zijn, volstaat advisering door de voorzitter en de secretaris aan het bestuursorgaan. Van dit advies wordt mededeling gedaan aan de commissie. De voorzitter beslist over toepassing van artikel 7:3 Awb.

  • 3. Van advisering op grond van lid 1 of lid 2 kan worden afgezien, wanneer aanstonds tot volledige tegemoetkoming aan het bezwaar kan worden overgegaan.

Artikel 3. De kamers

  • 1.

    De Kleine commissie is belast met de afhandeling van bezwaarschriften in het kader van de Algemene bijstandswet, Wet voorzieningen gehandicapten, gehandicaptenparkeerkaarten, leerlingenvervoer en naar aard overeenkomstige bezwaarschriften.

  • 2.

    De Algemene kamer is belast met de behandeling van de overige bezwaarschriften.

  • 3.

    De voorzitter van de Kleine commissie kan in bijzondere situaties bepalen dat bezwaarschriften als bedoeld in lid 1 voorgelegd worden aan de Algemene kamer.

Artikel 4 Samenstelling van de commissie

  • 1.

    De Algemene kamer bestaat uit een voorzitter en vier leden. De Kleine commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden.

  • 2.

    De voorzitter en de leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen. Het college benoemt een (plaatsvervangend) voorzitter en (plaatsvervangende) leden met in achtneming van het door de raad, het college en de burgemeester vastgesteld competentieprofiel.

  • 3.

    De commissie regelt de vervanging van de voorzitter bij ontstentenis van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 5 Secretaris

Het college benoemt een of meer ambtenaren als secretaris van de commissie met haar kamers.

Artikel 6 Zittingsduur

  • 1.

    De leden van de commissie, met uitzondering van de voorzitter, worden benoemd voor de periode tot en met het derde kalenderjaar volgend op de benoeming.

  • 2.

    De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen.

  • 3.

    De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 7 Ingediend bezwaarschrift

Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld.

Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden

  • De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Awb worden voor de toepassing van deze Verordening uitgeoefend door de secretaris van de commissie :

    artikel 2:1, tweede lid (het verlangen van een machtiging van een gemachtigde);

    artikel 6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn waarbinnen een verzuim ex artikel

    6:5 kan worden hersteld;

    artikel 6:17, voorzover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de com-

    missie;

    artikel 7:4, tweede lid (het ter inzage leggen van stukken);

    artikel 7:10 (het nemen van een verdagingsbesluit).

Artikel 9 Vooronderzoek

  • De voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

    De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen.

Artikel 10 Hoorzitting

  • De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

Artikel 11 Uitnodiging zitting

  • De voorzitter nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uit.

    Binnen drie werkdagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken de datum van de zitting te wijzigen.

    De beslissing op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

    De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van deze termijnen.

Artikel 12 Quorum

  • Tenzij het horen overeenkomstig artikel 7:13 lid 3 van de Awb door de commissie wordt opgedragen aan de voorzitter of een lid, is voor het houden van een hoorzitting vereist dat de meerderheid van het aantal leden met inbegrip van een voorzitter aanwezig is. Bij ontstentenis van de vaste voorzitter of diens plaatsvervanger, wordt uit de aanwezige leden een voorzitter aangewezen.

Artikel 13 Niet-deelneming aan de behandeling

  • De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 14 Openbaarheid zitting

    • 1.

      De zitting van de Algemene kamer van de commissie is openbaar. De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

    • 2.

      De zitting van de Kleine commissie vindt plaats met gesloten deuren, tenzij de commissie anders oordeelt.

Artikel 15 Schriftelijke verslaglegging

  • Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

    Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

    Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

    Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 16 Nader onderzoek

  • Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

    De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

    De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op zo'n verzoek.

    Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze Verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Raadkamer en advies

  • De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

    Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

    Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 18 Uitbrengen advies en verdaging

  • Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 15 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

    Indien de termijn van 10 weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verdaagt het bestuursorgaan of namens deze de secretaris van de commissie, de beslissing.

    Van een besluit tot verdaging ontvangen de belanghebbenden schriftelijk bericht.

Artikel 19 Intrekking oude regeling; overgangsregeling

  • De Verordening behandeling bezwaarschriften vastgesteld bij raadsbesluit van 19 januari 1999 wordt ingetrokken met ingang van datum inwerkingtreding van de Verordening commissie bezwaarschriften 2004.

    De leden die zijn benoemd op basis van de Verordening van 19 januari 1999 blijven in functie totdat in de bezetting op basis van de nieuwe Verordening is voorzien.

Artikel 20 Inwerkingtreding

  • Deze Verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van haar bekendmaking.

Artikel 21 Citeertitel

  • Deze Verordening wordt aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften 2004.

Ondertekening

Beuningen, 1 juni 2004
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 11 mei 2004,
Burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
De burgemeester,

Nota-toelichting

Artikelsgewijze toelichting op de Modelverordening commissie bezwaarschriften

In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voorzover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.

Artikel 1 Begripsbepaling In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen. Zo ontbreekt er een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.

Artikel 2 Inleidende bepaling commissie In de algemene toelichting is de keuze ver(ant)woord voor het horen en adviseren door een gemeentelijke commissie. Deze commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd. In artikel 1:5 van de Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan. Uiteraard is het tweede lid een facultatieve bepaling. Denkbaar is dat van de hier geboden mogelijkheid gebruik wordt gemaakt voor die bezwaarschriften die betrekking hebben op een zo specifieke materie of voor onderwerpen waarover zulke grote aantallen bezwaarschriften te verwachten zijn dat het wenselijk is daarvoor een andere methodiek van horen en adviseren te hanteren. Over de belastingzaken en WOZ-zaken dient opgemerkt te worden dat de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de WOZ afwijkende of aanvullende bepalingen bevatten over beslistermijnen, het horen en de geheimhouding. In verband hiermee hebben wij ervoor gekozen ze in elk geval uit te zonderen.

Bezwaarschriften gericht tegen Rechtspositiebesluiten worden behartigd via de afdeling Personeel en Organisatie.

Ten aanzien van het niet bevoegd verklaren van de commissie voor specifieke besluiten of categorie van besluiten vereist het verbod van willekeur of detournement de pouvoir dat vooraf vast staat dat er voor een andere wijze van horen en advisering wordt gekozen.

In lid 2 wordt een laatste uitzondering geregeld, namelijk de categorie bezwaarschriften die naar het oordeel van de voorzitter en de secretaris in aanmerking komen voor een kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid. Ter vereenvoudiging in afdoening volstaat een advisering door de onafhankelijk voorzitter en de secretaris van de commissie. Van deze adviezen wordt mededeling gedaan aan de commissie.

Artikel 3 De kamers

Naar aard van de zaken worden bezwaarschriften voorgelegd aan de Algemene kamer of aan de Kleine commissie. Lid 3 voorziet in de mogelijkheid om zaken van de Kleine commissie op grond van bijzondere omstandigheden toch te bespreken in de Algemene kamer.

Artikel 4 Samenstelling van de commissie Door de bepaling in het tweede lid delegeert de raad de benoeming van commissieleden aan het college. In verband met een wenselijke splitsing naar onderwerp is de commissie opgesplitst in kamers. Voor de samenstelling van een commissie voor bezwaarschriften ex artikel 7:13 Awb gelden niet de eisen van artikel 7:5 Awb (Raad van State, 31-5-99, JG 1999/179).

Ter bevordering van de kwaliteit van de commissie wordt een competentieprofiel opgesteld, dat kan dienen bij de selectie van kandidaten.

Artikel 5 Secretaris Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.

Artikel 6 Zittingsduur Deze bepaling kan eventueel worden aangevuld met een lid waarin tot uitdrukking wordt gebracht dat leden van een commissie die daarin zijn benoemd in verband met een bepaalde hoedanigheid, aftreden indien zij deze hoedanigheid verliezen. Uiteraard is het mogelijk voor een ander moment van aftreden te kiezen dan bedoeld in het eerste lid. Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 7 Ingediend bezwaarschrift Dit artikel spreekt voor zich. In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen. Hieronder wordt beknopt aangegeven welke onderwerpen in de Awb aan de orde komen:

Vereisten te stellen aan het bezwaarschrift (artikel 6:5).

De indieningstermijn (artikel 6:7 tot en met 6:12):

De indieningstermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7).

De indieningstermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (artikel 6:8).

De ontvangsttheorie (artikel 6:9, eerste lid) of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheorie is van toepassing (artikel 6:9, tweede lid).

Regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften (artikel 6:10 en 6:11).

Bezwaar dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, is niet aan een termijn gebonden (artikel 6:12).

De procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (artikel 6:14 tot en met 6:15):

Schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend. Hierbij kan worden vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. Dit kan ook in een later stadium: zie ook de opmerkingen in paragraaf 3 onder ambtelijke commissie (artikel 6:14).

Doorzendplicht (artikel 6:15).

Over de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending per post ook uitreiking van een ontvangstbewijs in aanmerking komt. Het verdient aanbeveling om bij grensgevallen naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het is verzonden te bewaren. Dit is gezien het belang van de datum van de poststempel en ter voorkoming van onnodige geschillen over de ontvankelijkheid (zie artikel 6:9 Awb). Een per fax verzonden bezwaarschrift dient vóór 24.00 uur van de laatste dag van de termijn te zijn ingediend. Op grond van jurisprudentie moet het faxen zijn aangevangen vóór 24.00 uur. Het risico van storingen in zowel de zendende als de ontvangende faxapparatuur is voor de verzender (ABRS 16 mei 2000, AB 00/325). Een bezwaarschrift verzenden per e-mail behoort binnenkort in beginsel tot de mogelijkheden na inwerkingtreding van de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer. Het bestuur dient daarvoor eerst nadere regels te stellen, in het bijzonder met betrekking tot de authentificatie en betrouwbaarheid. Een per e-mail ingediend bezwaarschrift kan niet automatisch niet-ontvankelijk worden verklaard. Het aantekenen van de datum van ontvangst wordt in artikel 6:15 Awb uitdrukkelijk voorgeschreven indien het bezwaarschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of een onbevoegde administratieve rechter. Dit heeft betekenis voor de vraag of het geschrift tijdig bij de bevoegde instantie is ingediend. Ingevolge het derde lid van artikel 6:15 Awb dient namelijk de bevoegde instantie het doorgezonden geschrift als tijdig ingediend te beschouwen indien de indiening bij de onbevoegde instantie tijdig is geschied, tenzij belanghebbende kennelijk misbruik heeft gemaakt van zijn procesrecht (derde lid, zoals gewijzigd bij de Eerste evaluatiewet Awb, in werking getreden op 1 april 2002). Hiervan is bijvoorbeeld sprake als belanghebbende bij herhaling willens en wetens een bezwaarschrift bij het verkeerde bestuursorgaan indient. Wanneer het derde lid geen toepassing vindt, is de ontvangst bij het bevoegd orgaan beslissend. Er zal dan meestal sprake zijn van verwijtbaar handelen van de indiener die daarvoor zelf het risico loopt. In beginsel moet doorzending binnen twee weken plaatsvinden. Gebeurt dit niet, dan komt dit niet voor risico van belanghebbende. Met dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door de commissie gestart. In verband met de voor de afhandeling geldende termijn verdient het aanbeveling aan het hier gestelde (zo spoedig mogelijk) ook daadwerkelijk te voldoen. De in artikel 7:13, tweede lid, bepaalde melding dat een commissie over het bezwaar zal adviseren, is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot 10 weken met een verdagingsmogelijkheid van vier weken (artikel 7:10). Wellicht ten overvloede wordt hier opgemerkt dat het aanbeveling verdient indieners al in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te brengen van de te volgen procedure.

Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie of door de secretaris wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.

De bevoegdheid terzake de overige bepalingen wordt gegeven aan de secretaris omdat het om handelingen gaat die in het voortraject voorafgaand aan en ter voorbereiding op de hoorzittingen in gang worden gezet en in de praktijk administratief van aard zijn. De voorzitter en commissie blijven uiteindelijk de regie houden omdat zij op basis van alle stukken en bevindingen tot behandeling en advisering overgaan. De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt. Artikel 2:1, tweede lid Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen. Artikel 6:6 Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Toelichting: Er is van afgezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd. Uit jurisprudentie over belastingen valt af te leiden dat na het bieden van een hersteltermijn, bij of na afloop van die termijn ook nog gerappelleerd dient te worden. Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet-voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan. Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat er in zo'n situatie sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor - ingevolge artikel 7:3 Awb - van het horen kan worden afgezien. Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Artikel 6:17 Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde. Toelichting: Deze bepaling spreekt voor zich. Voorzover het de behandeling door de commissie betreft, ligt deze taak bij de voorzitter. Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de vertegenwoordigers van de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit (CRvB 24 juni 1997, JB 1997/196). Artikel 7:4, vierde lid Awb staat toe om leges te heffen voor het verstrekken van afschriften van de desbetreffende stukken aan de gemachtigde van een belanghebbende (HR 20 september 2000, JG 2001/30). Artikel 7:4, tweede lid Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage. Toelichting: Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter-inzage-legging. Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van ter-inzage-legging (Rb. Amsterdam, 8 augustus 1995, Awb katern 1996, 19). Artikel 7:6, vierde lid Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [...]. Het derde lid van dit artikel luidt: Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 19 maart 2003, AB 2003, 301 beslist, dat de gemeentelijke bezwarencommissie een bestuursorgaan is in de zin van de Awb. De gemeentelijke bezwarencommissie valt hiermee tevens onder de werking van de Wet openbaarheid van bestuur en is bevoegd te beslissen op een verzoek om informatie, indien deze betrekking heeft op gegevens in documenten welke bij de gemeentelijke bezwarencommissie berusten.

Dit impliceert dat de commissie ook bevoegd is te beslissen over de toepassing van artikel 7:6 vierde lid, waardoor de bevoegdheidsoverdracht bij verordening, zoals die in het verleden wel heeft plaatsgevonden, niet meer noodzakelijk is.

Artikel 9 Vooronderzoek Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de klager in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken. De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat. Het mag niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing vooraf het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast. Evenwel mag verwacht worden dat de commissie bij te verwachten hoge onderzoekskosten vooraf melding doet bij het college. In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak. Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.

Artikel 10 Hoorzitting Voor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 11 van deze verordening. Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:

  • a)

    het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;

  • b)

    het bezwaar kennelijk ongegrond is;

  • c)

    de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of

  • d)

    aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Ad d. Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de secretaris van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar. De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voorzover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3. In deze verordening is dat wettelijk voorschrift artikel 2 lid 2, dat betrekking heeft op situaties van kennelijke niet-ontvankelijkheid en kennelijke ongegrondheid. Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

Artikel 11 Uitnodiging zitting Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken. Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd. Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 10 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna). Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Een verzoek om uitstel moet niet automatisch gehonoreerd worden. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden. De toelichting op dit artikel van deze verordening is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 en 7:8 van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen. Omdat de inhoud van deze artikelen voor zich spreekt, is ermee volstaan de tekst ervan hier integraal op te nemen (zie ook de toelichting bij artikel 8). Artikel 7:4 Awb

Tot 10 dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.

Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken, voorafgaand aan het horen, gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen. Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.

Voorzover de belanghebbenden daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten.

Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het tweede lid voorts achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.

Gewichtige redenen zijn in elk geval niet aanwezig, voorzover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting bestaat een verzoek om informatie, vervat in deze stukken, in te willigen.

Indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat, hetzij arts is.

Volgens de parlementaire geschiedenis zal voor het aannemen van geheimhoudingsredenen een sterkere grond aanwezig moeten zijn dan de in de WOB opgenomen weigeringsgronden (zie ook: Rb. Den Haag, 19 februari 1996, Awb katern 1996, 43). In de bezwaarschriftprocedure is aangaande inzage in en geheimhouding van stukken niet de WOB, maar artikel 7:4 Awb van toepassing (Rb. Alkmaar, 20 oktober 1997, Belastingblad 1998, 7).

Artikel 7:8 Awb

Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.

De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de belanghebbende die hen heeft meegebracht.

Het aanwezig zijn van partijen bij het horen van getuigen in de bezwaarschriftprocedure is een beginsel van goede procesorde (JG 2000/122).

Uitzondering hierop wordt omschreven in artikel 7:15 lid 2 Awb, dat evenwel dat de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, uitsluitend op verzoek van de belanghebbende worden vergoed voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

Artikel 12 Quorum Dit artikel spreekt voor zich. Bij benoeming van vier leden in de Algemene kamer en een voorzitter wordt aan het quorum voldaan bij aanwezigheid van twee leden plus de voorzitter, of bij ontstentenis van de vaste voorzitter of diens plaatsvervanger bij drie leden.

Voor de Kleine commissie geld, dat de hoorzitting kan doorgaan bij aanwezigheid van één lid en de voorzitter en bij ontstentenis van de voorzitter of diens plaatsvervanger, indien twee leden aanwezig zijn.

Randvoorwaarde is, dat degene die de voorzitter of zijn plaatsvervanger vervangt níet onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan werkzaam mag zijn (dit is inherent aan een commissie ex art. 7:13 Awb). Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de vo l tallige commissie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 3).Artikel 13 Niet-deelneming aan de behandeling Dit artikel behoeft geen toelichting. Zie ook artikel 2:4 Awb. Ook al is de voorzitter formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automatisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is (Rb. Leeuwarden 8 februari 1996, JB, 3 (1996), 100).

Artikel 13 Openbaarheid zitting Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voorzover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend. In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting van de Algemene kamer in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 16 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft. De zittingen van de Kleine commissie vinden achter gesloten deuren plaats, tenzij deze commissie anders oordeelt.

Artikel 15 Schriftelijke verslaglegging Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijk vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht. Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de Awb) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbende wordt toegezonden. Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (CRvB, 2 april 1996, AB 1997/23).

Artikel 16 Nader onderzoek Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).

Artikel 17 Raadkamer en advies Zie ook de toelichting bij artikel 13. De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats. Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de commissie door afwezigheid van een of meer leden dan wel hun plaatsvervangers (of als gevolg van de toepassing van artikel 12) tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat. Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie (zie onder 11); de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a. Hoe het advies totstandkomt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk (CRvB 21 oktober 1999, AB 2000/42 en Rb. Haarlem 5 januari 2001, ongepubliceerd, zaaknummer Awb 00/8620 en 00/8621). Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel (mogelijkheid voor de commissie om het horen op te dragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan) volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de voorzitter en één lid. Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen, (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).

Artikel 18 Uitbrengen advies Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht. De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 10 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. Het besluit tot verdaging treedt niet in werking wanneer het niet bekend is gemaakt. Het ligt voor de hand in verband hiermee belanghebbenden het verdagingsbesluit toe te zenden. Artikel 19 Intrekking oude regeling en overgangsbepalingDit artikel spreekt voor zich.

Artikel 20 Inwerkingtreding In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3.6 Awb zijn niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften (zie artikel 3:1 Awb dat aangeeft dat op besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, van dat hoofdstuk slechts afdeling 2 tot en met 4A van toepassing zijn en wel voorzover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet). Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing op de gemeentelijke informatie-pagina in een huis-aan-huisblad of plaatselijk dagblad.

Artikel 20 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften.