Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken.

Geldend van 22-07-2004 t/m heden

Intitulé

Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken.

De raad van de gemeente Beuningen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 april 2004;

gelet op artikel 150 Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken (Inspraakverordening).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze Verordening verstaat onder:

  • a.

    inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid;

  • b.

    inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven.

  • c.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van beleid.

  • 2.

    Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3.

    Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1.

    Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5 Eindverslag

  • 1.

    Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren

      zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke

      punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 4.

    De burgemeester vermeldt het eindverslag in zijn burgerjaarverslag.

Artikel 6 Intrekking oude verordening

De Verordening vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 10 januari 1995 wordt ingetrokken met ingang van datum inwerkingtreding van de nieuwe verordening.

Artikel 7

Deze Verordening treedt zes weken na de dag van bekendmaking in werking.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening 2004.

Ondertekening

Beuningen, 1 juni 2004.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

Nota-toelichting

Artikelsgewijze toelichting bij de algemene inspraakverordening:

Begripsomschrijvingen (artikel 1)

Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel.

Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening omtrent beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt het de gemeenteraad een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. De verantwoordelijkheid voor het houden van inspraak over beleidsvoornemens ligt, zo volgt uit de tekst van de wet, bij de gemeenteraad.

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak behoort aan het college van burgemeester en wethouders. Er is dan ook voor gekozen dit uitdrukkelijk in de verordening op te nemen.

Indien de burgemeester of een ander bevoegd gemeentelijk orgaan eigen beleidsvoornemens aan inspraak wil onderwerpen kan van deze inspraakverordening gebruik worden gemaakt. Ze moet dan wel (in aangepaste vorm) van toepassing worden verklaard.

Inspraak is onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het moet naar onze mening onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij raads- en commissievergaderingen. Het gaat dan echter al vaak om door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsvoornemens. Andere mogelijkheden die buiten die inspraak vallen zijn het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren, het houden van informatiebijeenkomsten, etc.

Inspraak is uiteraard ook van een andere orde dan de mogelijkheid om de uitkomsten van de beleidsvaststelling aan te vechten door middel van bezwaar en beroep.

Het begrip beleidsvoornemen is niet gedefinieerd. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten en/of maatregelen maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd. Het wordt aan de gemeenteraad overgelaten daaraan nadere invulling te geven.

Object van inspraak (artikel 2)

Inspraak is in beginsel mogelijk op alle terreinen van gemeentelijk bestuur. Het is niet mogelijk in de verordening bepaalde terreinen daarvan uit te sluiten.

In de verordening zijn in het tweede lid van dit artikel categorieën van beleidsvoornemens genoemd waarop in elk geval inspraak wordt verleend.

In het derde lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.

Subject van inspraak (artikel 3)

Deze omschrijving vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van de wet.

Inspraakprocedure (artikelen 4, 5 en 6).

Op de terinzagelegging, voorafgaand aan inspraak, kan zonder problemen de procedure die afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht bevat, worden toegepast.

Gevolg is wel dat burgemeester en wethouders aan bevoegdheden inleveren waar het gaat om vaststelling van de periode waarin het beleidsvoornemen ter inzage wordt gelegd, hoe de mogelijkheid van de terinzagelegging ter kennis van het publiek wordt gebracht en wat in de bekendmaking moet worden vermeld. Dit lijkt echter geen dusdanig zwaarwegend bezwaar dat het opweegt tegen de voordelen van een zoveel mogelijk uniforme regeling van de terinzagelegging.

Hieronder volgt een opsomming van de procedure.

  • -

    Voorafgaand aan de terinzagelegging wordt volgens artikel 3:12², eerste lid, Awb van de terinzagelegging van het beleidsvoornemen kennis gedaan in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen, danwel op een andere geschikte wijze. In de kennisgeving wordt vermeld;

    • a.

      waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;

    • b.

      wie in de gelegenheid wordt gesteld van zijn zienswijze te doen blijken;

    • c.

      op welke wijze dat kan geschieden.

  • -

    Het beleidsvoornemen wordt met de daarop betrekking hebbende stukken voor alle belanghebbenden ter inzage gelegd voor een periode van ten minste vier weken. Terinzagelegging vindt in elk geval plaats ten kantore van het bestuursorgaan.

  • -

    Alle belanghebbenden kunnen in elk geval gedurende de vier weken die het beleidsvoornemen ter inzage ligt, hun zienswijze naar voren brengen. Het bestuursorgaan kan die periode verlengen. Dit zal in de kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12 Awb, moeten worden vermeld. Het naar voren brengen van de zienswijze kan krachtens artikel 3:13 eerste lid, Awb zowel mondeling als schriftelijk.

De bevoegdheden die op grond van de artikelen 5 en 6 aan burgemeester en wethouders worden toegekend worden ingeperkt door de regeling die afdeling 3.4 Awb geeft. Zo is het college niet geheel vrij in het vaststellen van de termijn waarbinnen de insprekers hun zienswijze naar voren kunnen brengen. Artikel 3:13, derde lid, Awb bepaalt dat de termijn niet eindigt voor de laatste dag van terinzagelegging.

Van de bevoegdheid tot aanwijzing van een ruimere kring van belanghebbenden, zoals het tweede lid van artikel 3:13 Awb biedt, wordt gebruik gemaakt in artikel 3 van de Inspraakverordening. Inspraak wordt geboden aan ingezetenen en aan in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen. Daar deze bepaling een concretisering van het begrip belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb inhoudt, kan deze worden gehanteerd.

Het bepaalde in de artikelen 5 en 6 komt deels overeen met het derde lid van artikel 3:12 Awb. Ingevolge dit artikel dient het waar en wanneer van de terinzagelegging, als mede de wijze van kenbaar maken van zienswijzen bekend te worden gemaakt. Afwijkend van de Awb regelt artikel 5, door gebruik te maken van het begrip inspraak zoals gedefinieerd in artikel 1, onder A, dat degene die zijn zienswijze naar voren brengt in de gelegenheid wordt gesteld daarover met het bestuursorgaan van gedachten te wisselen.

Ook het opnemen in het inspraakprocedurebesluit van een regeling die de invloed van de inspreker beziet vormt een aanvulling op afdeling 3.4 Awb.

Artikel 6 regelt de wijziging van de inspraakprocedure. Deze wijzigingsbevoegdheid wordt ingeperkt voor wat betreft het vaststellen van de inzagetermijn. Artikel 3:11 Awb bepaalt dat de termijn waarin het beleidsvoornemen ter inzage wordt gelegd niet korter kan zijn dan vier weken. Nu afdeling 3.4 Awb van toepassing is verklaard kan hiervan niet worden afgeweken. Wijziging van de inspraakprocedure wordt nu in zoverre beperkt dat ook hierbij de termijn tenminste vier weken moet bedragen.

Dit geldt op dezelfde wijze voor de termijn waarbinnen de belanghebbenden, bedoeld in artikel 3, hun zienswijzen naar voren kunnen brengen. Artikel 3:13, derde lid, Awb bepaalt dat deze periode in elk geval niet korter mag zijn dan de termijn waarin het beleidsvoornemen ter inzage ligt. Ook hiervan kan niet worden afgeweken.

Op de bekendmaking van de wijziging wordt artikel 3:42 van de Awb van toepassing verklaard. Dit artikel luidt: De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

Eindverslag (artikel 7)

Met het gestelde in dit artikel wordt voldaan aan artikel 151, tweede lid, onder c, Gemeentewet. In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar het gestelde in afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:13, vijfde lid, Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht. De eindrapportage dient een volledig overzicht te bevatten van zowel de mondeling als de schriftelijke inspraakreacties. Voor wat betreft het tweede lid, onder b., wordt verwezen naar hetgeen in de Memorie van toelichting bij de Awb wordt opgemerkt. Daarin is aangegeven dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.

Beklag en bezwaar (artikel 8)

Het niet of onvoldoende nakomen van de inspraakverplichtingen kan juridische consequenties hebben. Voor het bepalen daarvan zijn van belang het in de inspraakverordening opgenomen recht van beklag en de toetsing door hogere bestuursorganen.

De nieuwe gemeentewet schrijft voor dat in de inspraakverordening een regeling wordt getroffen voor de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen in de gelegenheid worden gesteld hun beklag te doen over de uitvoering van de verordening.

In dit kader is het noodzakelijk aandacht te geven aan een uitspraak van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State van 27 juli 1991, gepubliceerd in de Gemeentestem nr. 6940, 7 m.n.

Teunissen, inzake de toepassing van de inspraakverordening van de gemeente Boskoop.

In deze uitspraak geeft de Afdeling in de eerste plaats aan dat de door burgemeester en wethouders conform de inspraakverordening vastgestelde inspraakprocedure moet worden aangemerkt als een nadere regeling als bedoeld in artikel 169 (oude) gemeentewet, en derhalve als een algemeen verbindend voorschrift. In zijn noot onder deze uitspraak merkt Teunissen op dat het terecht is dat de Afdeling (in casu) nu van mening is dat artikel 169 gemeentewet ook basis is voor delegatie in een medebewindsverordening. Een probleem overigens dat door artikel 157 van de nieuwe Gemeentewet wordt ondervangen. Dit artikel legt een algemene grondslag voor delegatie van bevoegdheden van de raad aan burgemeester en wethouders, inclusief het stellen van nadere regels zowel op autonoom als op medebewindsterrein.

In de tweede plaats geeft de Afdeling aan dat in het kader van inspraak twee categorieën (rechts)handelingen te onderscheiden vallen, te weten:

  • a.

    besluiten betreffende hetgeen object van inspraak in de zin van de wet is danwel wie subject is van inspraak;

  • b.

    besluiten en (andere) handelingen c.q. nalaten ter uitvoering van een inspraakverordening of -procedure.

Hierbij dient het volgende onderscheid gemaakt te worden:

  • a.

    besluiten betreffende hetgeen object van inspraak in de zin van de wet is danwel wie subject is van inspraak;

  • b.

    besluiten en (andere) handelingen c.q. nalaten ter uitvoering van een inspraakverordening of -procedure.

Besluiten genoemd onder a. hebben een beschikkingskarakter, zij zijn alle gericht op rechtsgevolg en voldoen ook overigens aan de in artikel 2 van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen gegeven omschrijving van het beschikkingsbegrip. Op deze bezwaren is de Awb van toepassing.

Een beslissing op een klacht zoals genoemd onder b. kan wel worden meegenomen bij de toetsing van het besluit in het kader van de voorbereiding waarvan de inspraak plaatsvond. Voor dit kunnen meenemen van uitvoeringsklachten geldt wel als voorwaarde dat gebruik is gemaakt van het in de wet en in de inspraakverordening neergelegde beklagrecht.

Indien dus niet eerst een klacht wordt ingediend tegen de wijze van uitvoering van de inspraakprocedure dan kan zo'n uitvoeringsklacht niet meer worden ingebracht in een bezwaar- of beroepsprocedure tegen het besluit met het oog waarop de inspraak werd verleend.

Slot- en overgangsbepalingen (artikelen 9 en 10).

Deze artikelen behoeven geen toelichting.