Regeling vervallen per 22-11-2012

Afstemmingsverordening WWB/IOAW/IOAZ gemeente Beuningen 2012

Geldend van 26-01-2012 t/m 21-11-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Afstemmingsverordening WWB/IOAW/IOAZ gemeente Beuningen 2012

De raad van de gemeente Beuningen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 november 2011,

gelezen het voorstel van de Commissie samenleving d.d. 12 december 2011,

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel b en 18 van de Wet werk en bijstand (WWB),

gelet op artikel 20, tweede lid en artikel 35, eerste lid sub b van de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW),

gelet op artikel 20, tweede lid en artikel 35, eerste lid sub b van de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ),

BESLUIT:

vast te stellen de hierna volgende

Afstemmingsverordening WWB/IOAW/IOAZ gemeente Beuningen 2012.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze Verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, de Inkomensvoorziening oudere gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze Verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand, de Inkomensvoorziening oudere gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen – waar nodig afzonderlijk vermeld;

    • b.

      burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beuningen;

    • c.

      plan van aanpak : een met de cliënt/uitkeringsgerechtigde overeengekomen, dan wel door burgemeester en wethouders aan hem opgelegd, geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen en behouden van betaalde arbeid dan wel, in geval van een zorgtraject, op het verbeteren van de persoonlijke situatie;

    • d.

        zeer ernstig misdragen: het door de cliënt/uitkeringsgerechtigde op een dusdanige wijze benaderen van burgemeester en wethouders, dan wel onder haar ressorterende personen die belast zijn met de uitvoering van de Wet werk en bijstand, dat dezen zich op een fysieke of psychische wijze dan wel een combinatie van beiden, bedreigd voelen, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet;

    • e.

        benadelingsbedrag : het bruto bedrag dat ten onrechte als bijstand of langdurigheidstoeslag is verleend als gevolg van het niet tijdig, niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting, de plicht tot arbeidsinschakeling dan wel overige verplichtingen.

    • f.

      uitkering: de WWB-uitkering inclusief eventuele toeslagen en/of verlagingen, de IOAW-uitkering of de IOAZ-uitkering – waar nodig gespecifieerd.

Hoofdstuk 2. Verlagingen

Artikel 2. Het handhandhavingsbeleid

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bieden een fraudebeleidsplan ter vaststelling aan de raad aan met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een werkplan op met daarin de prioriteiten van het handhavingsbeleid. Burgemeester en wethouders rapporteren over de kengetallen op het gebied van handhaving, misbruik en oneigenlijk gebruik jaarlijks aan de gemeenteraad.

    Artikel 3. Het toepassen van een verlaging

    • 1.

      Als de cliënt/uitkeringsgerechtigde naar het oordeel van burgemeester en wethouders tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de WWB of de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Suwi), artikelen 28 tweede lid of artikel 29 eerste lid voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens burgemeester en wethouders zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze Verordening een verlaging toegepast.

    • 2.

      Een verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de cliënt/uitkeringsgerechtigde de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

    • 3.

      De verlaging kan niet meer bedragen dan de bijstand waarop cliënt/uitkeringsgerechtigde recht zou hebben gehad gedurende de periode waarop de verlaging betrekking heeft, indien er geen grond voor verlaging zou zijn geweest.

    Artikel 4. Berekeningsgrondslag

    • 1.

      De verlaging wordt toegepast op de uitkering.

    • 2.

      In afwijking van het eerste lid kan de verlaging ook worden toegepast op de bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag indien:

    • a.

      aan cliënt/uitkeringsgerechtigde bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de WWB. Bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de WWB wordt bij de toepassing van een verlaging op grond van deze Verordening gerekend tot de uitkering.

    • b.

      de verwijtbare gedraging van cliënt/uitkeringsgerechtigde, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag, daartoe aanleiding geeft.

    Artikel 5. Afzien van het opleggen van een verlaging

    • 1.

      Burgemeester en wethouders zien af van het toepassen van een verlaging indien

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door burgemeester en wethouders heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend.

    • 2.

      Een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet toegepast na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het toepassen van een verlaging indien zij daarvoor dringende redenen aanwezig achten.

    • 4.

      Indien burgemeester en wethouders afzien van het toepassen van een verlaging op grond van dringende redenen, wordt de cliënt/uitkeringsgerechtigde daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

    Artikel 6. Ingangsdatum, tijdvak van de verlaging ingeval van het niet verstrekken van inlichtingen

    • 1.

      De verlaging wordt toegepast met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het toepassen van de verlaging aan de cliënt/uitkeringsgerechtigde is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkering.

    • 2.

      Indien de verlaging overeenkomstig het eerste lid van dit artikel niet mogelijk is, wordt de verlaging toegepast met terugwerkende kracht door middel van een herzienings- en terugvorderingsbesluit, met dien verstande dat de maatregel niet wordt toegepast op de uitkering die betrekking heeft op een periode voorafgaande aan de gedraging.

    • 3.

      Indien verlaging van de uitkering overeenkomstig lid 1 en 2 van dit artikel niet mogelijk is, wordt de verlaging toegepast gedurende de eerstvolgende maand(en) nadat aan cliënt/uitkeringsgerechtigde binnen één jaar na de beëindigingsdatum van de uitkering opnieuw een uitkering is toegekend.

    • 4.

      In afwijking van lid 1 wordt, ingeval de verwijtbare gedraging wordt geconstateerd bij de beoordeling van de door cliënt/uitkeringsgerechtigde ingediende aanvraag om een uitkering, de verlaging toegepast met ingang van de ingangsdatum van de uitkering.

    Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak ingeval van overige verlagingen

    • 1.

      Voor zover de verlaging niet het gevolg is van het niet verstrekken van inlichtingen zoals beschreven in artikel 15 en 16 van deze Verordening, wordt de verlaging toegepast met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het toepassen van de verlaging aan de cliënt/uitkeringsgerechtigde is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkering.

    • 2.

      Indien de verlaging overeenkomstig het eerste lid van dit artikel niet mogelijk is, wordt de verlaging toegepast gedurende de eerstvolgende maand(en) nadat aan cliënt/uitkeringsgerechtigde binnen één jaar na de beëindigingsdatum van de uitkering opnieuw een uitkering is toegekend.

    • 3.

      In afwijking van lid 1 wordt, ingeval de verwijtbare gedraging wordt geconstateerd bij de beoordeling van de door cliënt/uitkeringsgerechtigde ingediende aanvraag om een uitkering, de verlaging toegepast met ingang van de ingangsdatum van de uitkering.

    Artikel 8. Heroverweging

    Een verlaging wordt voor bepaalde tijd toegepast. Een verlaging die voor een periode van meer dan drie maanden wordt toegepast, wordt uiterlijk binnen drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd, heroverwogen.

    Artikel 9. Samenloop van gedragingen

    • 1.

      Indien een cliënt/uitkeringsgerechtigde zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 3, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging de daarvoor geïndiceerde verlagingen bij elkaar geteld.

    • 2.

      Indien een cliënt/uitkeringsgerechtigde zich schuldig maakt aan één gedraging die het niet nakomen van verschillende verplichtingen als genoemd in artikel 3, eerste lid, inhoudt, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging de daarvoor geïndiceerde verlaging van de zwaarste gedraging gehanteerd.

      Artikel 10. Recidive

      • 1.

        De duur van de verlaging wordt verdubbeld indien de cliënt/uitkeringsgerechtigde zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging is toegepast opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging waarvoor een maatregel van een gelijk of hoger percentage kan worden opgelegd. Met een besluit waarmee een verlaging is toegepast wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 5 derde lid van deze Verordening.

      • 2.

        In afwijking van het eerste lid geldt in geval van schending van de inlichtingenplicht een recidivetermijn van 24 maanden.

      • 3.

        Indien een cliënt/uitkeringsgerechtigde zich, na een besluit als bedoeld in het eerste lid, wederom schuldig maakt aan verwijtbare gedragingen waarvoor een maatregel van een gelijk of hoger percentage kan worden opgelegd en die plaatsvinden binnen de recidivetermijn, stellen burgemeester en wethouders de hoogte en de duur van de toe te passen verlaging individueel vast.

      Artikel 11. Het besluit tot het toepassen van een verlaging

      In het besluit tot het toepassen van een verlaging wordt in ieder geval vermeld: de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd of het bedrag van de verlaging van de bijzondere bijstand, de langdurigheidstoeslag dan wel het bedrag waarmee de terug te vorderen uitkering wordt verhoogd in geval van schending van de inlichtingenplicht en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardverlaging.

      Hoofdstuk 3. De arbeids - en de re-integratie-verplichting

    Artikel 12. Indeling in categorieën

    Gedragingen van cliënten/uitkeringsgerechtigden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de WWB, artikel 37, eerste lid sub a, b, d, en e van de IOAW, alsmede artikel 37, eerste lid sub a, b, d en e van de IOAZ niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

    • 1.

      Eerste categorie:

    • a.

      het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

    • b.

      documenten en/of bewijsstukken die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de inspanningen die cliënten hebben verricht waar het zoeken naar betaald werk betreft.

    • c.

      het niet voor gezien tekenen ondertekenen of het niet aan burgemeester en wethouders verstrekken van een plan van aanpak, dat geldt als bijlage bij het besluit tot toekenning, voortzetting van de uitkering, voorzover dit niet in de bijbehorende beschikking is geregeld.

    • 2.

      Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden in de periode voorafgaande aan de aanvraag van de uitkering dan wel na de datum van aanvraag;

    • b.

      het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen in verband met de inschakeling in de arbeid;

    • c.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, waaronder begrepen arbeidsactivering;

    • 3.

      Derde categorie:

    • a.

      het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door burgemeester en wethouders aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9 eerste lid sub b, waaronder begrepen sociale activering, als dit overigens niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van het plan van aanpak

    • b.

      gedragingen die overigens de inschakeling in de arbeid belemmeren;

    • c.

      Het niet voldoen aan de aan de ontheffing verbonden re-integratieverplichtingen die een alleenstaande ouder heeft indien haar/hem op grond van artikel 9a WWB 2012 een ontheffing van de arbeidsplicht is verleend.

    • d.

      Het door een persoon, jonger dan 27 jaar, niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren of evalueren van een plan van aanpak.

    • 4.

      Vierde categorie

    • a.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van een door burgemeester en wethouders aangeboden voorziening als dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van het plan van aanpak.

    Artikel 13. Hoogte en duur van de verlaging bij een eerste verwijtbare gedraging

    De verlaging wordt vastgesteld op:

    • 1.

      tien procent van de uitkering gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • 2.

      twintig procent van de uitkering gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • 3.

      veertig procent van de uitkering gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • 4.

      honderd procent van de uitkering gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.

    Hoofdstuk 4. De inlichtingenverplichting

    Artikel 14. Te laat verstrekken van gegevens

    • 1.

      Indien een cliënt/uitkeringsgerechtigde de inlichtingenverplichting op grond van artikel 17 van de WWB, artikel 13, lid 1 van de IOAW en artikel 13, lid 1 van de IOAZ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door burgemeester en wethouders daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt een verlaging opgelegd van 5% van de uitkering gedurende een maand.

    • 2.

      Indien het niet tijdig nakomen van de inlichtingenverplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een uitkering of een langdurigheidstoeslag en zulks ook niet het oogmerk van cliënt/uitkeringsgerechtigde is geweest, kunnen burgemeester en wethouders afzien van het toepassen van een verlaging en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting.

    • 3.

      Het tweede lid wordt niet toegepast indien het niet tijdig nakomen van de inlichtingenverplichting heeft plaatsgevonden binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de cliënt/uitkeringsgerechtigde op grond van lid 2 van dit artikel een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

    Artikel 15. Onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de uitkering of langdurigheidstoeslag

    • 1.

      Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de WWB, artikel 13, lid 1 van de IOAW en artikel 13, lid 2 van de IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de uitkering of een langdurigheidstoeslag, wordt de verlaging afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

    • 2.

      De verlaging wordt op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,--: 10% van de uitkering gedurende een maand;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1.000,-- tot € 2.000,--: 20% van de uitkering gedurende een maand;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2.000,-- tot € 4.000,--: 40% van de uitkering gedurende een maand;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4.000,-- of meer: 100% van de uitkering gedurende een maand.

    • 3.

      De verlaging wordt bij toepassing van artikel 4 lid 2 onder b van deze Verordening vastgesteld op 10% van het benadelingbedrag, met dien verstande dat zij op ten minste € 45,-- wordt vastgesteld. De verlaging wordt naar boven afgerond op een veelvoud van € 5,--.

    Artikel 16. Onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de uitkering of langdurigheidstoeslag

    • 1.

      Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, als bedoeld in artikel 17 van de WWB, artikel 13, lid 1 van de IOAW en artikel 13, lid 1 van de IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag van verleende uitkering, bedraagt de verlaging, onverminderd artikel 3 tweede lid van deze Verordening, 10% van de uitkering gedurende een maand.

    • 2.

      De verlaging wordt bij toepassing van artikel 4 lid 2 onder b van deze Verordening vastgesteld op € 45,--.

    • 3.

      In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen burgemeester en wethouders afzien van het opleggen van een maatregel en volstaan met het geven van een waarschuwing.

    • 4.

      Het derde lid wordt niet toegepast indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting heeft plaatsgevonden binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de cliënt/uitkeringsgerechtigde een waarschuwing op grond van dit artikel is gegeven.

    Artikel 17. Onverwijld

    Bij toepassing van artikel 17 van de WWB, artikel 13, lid 1 van de IOAW en artikel 13, lid 1 van de IOAZ als onverwijld te worden verstaan: bij het eerste rechtmatigheidonderzoeksformulier of, indien dit niet van toepassing is, vóór de eerste van de maand volgend op de maand waarin het feit dan wel de omstandigheid als bedoeld in deze artikelen zich heeft voorgedaan.

    Hoofdstuk 5. Overige gedragingen

    Artikel 18. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

    Indien een cliënt/uitkeringsgerechtigde een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de WWB, maar anders dan door gedragingen als bedoeld in artikel 12, 14, 15 en 16 van deze Verordening, wordt de bijstand verlaagd:

    • a.

      met 100% van de uitkering gedurende één maand, indien cliënt/uitkeringsgerechtigde door de gedraging verwijtbaar geen of geen volledig recht heeft op een uitkering krachtens een werknemers verzekering of sociale voorziening, of een daarmee naar aard en doel overeenkomende buitenlandse regeling of private verzekering.

    • b.

      met 100% van de uitkering of 100% van de bijzondere bijstand bij toepassing van artikel 4 lid 2 onder b van deze Verordening gedurende de periode die cliënt/uitkeringsgerechtigde niet of minder op bijstand zou zijn aangewezen indien cliënt/uitkeringsgerechtigde van zijn recht op een voorliggende voorziening anders dan bedoeld onder a. gebruik had gemaakt.

    • c.

      met 100% van de bijzondere bijstand bij toepassing van artikel 4 lid 2 onder b. van deze Verordening indien cliënt/uitkeringsgerechtigde eerder verwijtbaar in bezit zijnde goederen heeft verloren waardoor hij een beroep op bijzondere bijstand moet doen.

    • d.

      met 100% van de uitkering gedurende één maand, indien cliënt/uitkeringsgerechtigde voorafgaande aan de bijstand door eigen toedoen algemeen geaccepteerde arbeid niet heeft behouden, dan wel aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid heeft geweigerd.

    • e.

      met 100% van de uitkering of 100% van de bijzondere bijstand bij toepassing van artikel 4 lid 2 onder b van deze Verordening gedurende de periode die cliënt/

    uitkeringsgerechtigde niet op een uitkering zou zijn aangewezen indien hij op verantwoordelijke wijze de middelen waarover hij beschikte of redelijkerwijs kon beschikken zou hebben aangewend.

    f.met een door burgemeester en wethouders individueel te bepalen percentage van de uitkering indien het tekortschietend besef van verantwoordelijk geen van de onder a, b en c genoemde gedragingen betreft.

    Artikel 19. Zeer ernstige misdragingen

    Indien een cliënt/uitkeringsgerechtigde zich zeer ernstig misdraagt tegenover burgemeester en wethouders of de in hun opdracht werkende ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de WWB, artikel 20, tweede lid van de IOAW en artikel 20, eerste lid van de IOAZ, wordt een verlaging toegepast van 100 % van de uitkering gedurende een maand.

    Artikel 20. Overige verplichtingen

    1 De volgende gedraging leidt tot een verlaging van de bijstandsnorm met 5% gedurende een maand:

    a.het desgevraagd niet terstond een (geldig) identiteitsbewijs ter inzage verstrekken (artikel 17 lid 4 van de WWB, artikel 13, lid 3 en 4 van de IOAW en artikel 13, lid 3 en 4 van de IOAZ).

    2 De volgende gedragingen leiden tot een verlaging van de uitkering met 10% gedurende een maand:

    • a.

      het niet verlenen van medewerking aan het in naam van cliënt/uitkeringsgerechtigde doen van noodzakelijke betalingen uit de toegekende bijstand (artikel 57 aanhef en onder a van de WWB).

    • b.

      het niet verlenen van medewerking aan betaling in natura van een deel van de uitkering (artikel 57 aanhef en onder b van de WWB).

    • c.

      het niet (tijdig) indienen van een verzoek tot toekenning of inning van kinderalimentatie (artikel 56 van de WWB).

    • d.

      het niet (tijdig) voldoen aan verplichtingen in verband met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot vermindering of beëindiging van bijstand (artikel 55 van de WWB).

    • e.

      het niet voldoen aan de verplichting zich te onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard (artikel 55 van de WWB).

    • f.

      het niet verlenen van de gevraagde medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering (artikel 17 lid 2 van de WWB, artikel 13, tweede lid van de IOAW en artikel 13, tweede lid van de IOAZ).

    3 De volgende gedraging leidt tot een verlaging van de bijstandsnorm met 100% gedurende de periode dat niet voldaan is aan de verplichting:

    a.het niet voldoen aan de verplichtingen die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan de bijstand verbonden rente- en aflossingsverplichtingen (artikel 48 lid 3 van de WWB).

    a.Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

    a.Artikel 21. Beleid

    • 1.

      Burgemeester en wethouders bepalen in situaties waarin deze Verordening niet voorziet, de hoogte van de maatregel.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze Verordening nadere beleidsregels vaststellen.

    a.Artikel 22. Hardheidsclausule

    a.Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt/uitkeringsgerechtigde afwijken van de bepalingen in deze Verordening, indien toepassing van de Verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

    a.Artikel 23. Overgangsbepaling

    a.Op gedragingen die zich hebben voorgedaan voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening en waarvan de beoordeling plaatsvindt na inwerkingtreding van deze verordening, is deze verordening van toepassing, tenzij de op het moment van de gedraging geldende verordening voorziet in een lagere maatregel, in welk geval de op het moment van de gedraging geldende verordening wordt toegepast.

    a.Artikel 24. Inwerkingtreding

    a.Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

    a.Artikel 25. Citeertitel

    a.Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening WWB/IOAW/IOAZ gemeente Beuningen 2012.

    a.Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 januari 2012.

    a.De griffier, De voorzitter