Regeling vervallen per 01-06-2010

Algemene subsidieverordening gemeente Beuningen 2002

Geldend van 01-01-2002 t/m 31-05-2010

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Beuningen 2002

De raad der gemeente Beuningen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

overwegende dat het wenselijk is over te gaan tot vaststelling van een herziene algemene subsidieverordening, regelende de procedure en voorwaarden met betrekking tot subsidiëring van instellingen werkzaam ten behoeve van de gemeente Beuningen;

gelezen het advies van de commissie Welzijn, Onderwijs en Sport en de commissie Financiën en penbare erken;

gelet op de bepalingen van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

  • I.

    de bij raadsbesluit van 2 november 1999 vastgestelde ‘Algemene subsidieverordening ’ in te trekken;

  • II.

    vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente Beuningen.

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze erordening wordt verstaan onder:

  • a.

    activiteit:

    de activiteit die door een aanvrager van subsidie zal worden uitgevoerd en die door het gemeentebestuur kan worden gesubsidieerd.

  • b.

    beleidsregel:

    een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. (4:81)

  • c.

    ollege:

    ollege van burgemeester en wethouders

  • d.

    aad:

    aad van de gemeente Beuningen.

  • e.

    gemeentebestuur:

    het bestuursorgaan dat in de zin van deze verordening bevoegd is tot het nemen van een beslissing op een aanvraag.

  • f.

    subsidie:

    de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. (4:21)

  • g.

    subsidieplafond:

    het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens de algemene subsidieverordening Beuningen. (4:22/4:25)

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op subsidies voor activiteiten op het terrein van de / het:

1.

  • -

    peuterspeelzaalwerk en kinderopvang

  • -

    jeugd- en jongerenwerk

  • -

    club- en buurthuiswerk

  • -

    amateuristische kunstbeoefening

  • -

    media- en bibliotheekwerk

  • -

    kunst en cultuur

  • -

    binnen- en buitensport

  • -

    maatschappelijke dienstverlening en gezondheidszorg

  • -

    belangenbehartiging van algemeen sociaal-maatschappelijke aard

  • -

    emancipatiewerk (voor vrouwen, culturele en etnische minderheden)

  • -

    ouderenwerk

  • -

    (milieu-)educatie (niet zijnde het reguliere onderwijs)

  • -

    opbouwwerk

    • 2.

      Het gemeentebestuur verleent alleen subsidie voor de in lid 1 genoemde activiteiten op grond vandeze verordening.

Artikel 3 Deelverordeningen

  • 1. De raad kan voor elke in artikel 2 genoemde werksoort of beleidsterrein een deelverordening vaststellen.

  • 2. Een deelverordening behelst tenminste de:

    • a.

      aanwijzing van de werksoort of beleidsterrein;

    • b.

      grondslag voor berekening van de subsidie;

    • c.

      reikwijdte van de werksoort of het beleidsterrein

  • 3. De deelverordening kan in aanvulling op voorliggende verordening nadere voorwaarden bevatten.

Artikel 4 Aanvrager (4:66)

  • 1. In het kader van deze erordening wordt als aanvrager aangemerkt elke organisatie of groepering van personen die rechtspersoonlijkheid bezit, niet zijnde een publiekrechtelijke instantie.

  • 2. Het college kan een aanvrager ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1, indien dit onredelijk voorkomt.

Artikel 5 Verplichtingen van de aanvrager (4:37/4:38)

  • 1. De bepalingen volgens artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing:

    1.sub 1. Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a)

      aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b)

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c)

      het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • d)

      de te verzekeren risico’s;

    • e)

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • f)

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • g)

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden.

    • 1.sub2 .

      Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

    • 2.

      De bepalingen volgens artikel 4:38 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing

Artikel 6 Evaluatieplicht (4:24)

Het gemeentebestuur kan bij verlening van subsidie aan een aanvrager de verplichting opleggen tot evaluatie van de doeltreffendheid en het maatschappelijk effect van de subsidie.

Artikel 7 Beleidsregels (4:81/4:82)

Het gemeentebestuur kan besluiten beleidsregels vast te stellen:

  • §

    met andere criteria voor de verlening van subsidie.

  • §

    met betrekking tot de aan subsidieverlening te verbinden verplichtingen.

Artikel 8 Begrotingsvoorwaarde (4:34)

De bepalingen volgens artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing:

  • 1.

    Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

  • 3.

    De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

  • 4.

    Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 4:50.

  • 5.

    In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid.

Artikel 9 Subsidiecriteria

Een aanvrager komt niet in aanmerking voor subsidie indien:

  • 1.

    e activiteiten van de aanvrager, waarvoor hij subsidie aanvraagt, niet behoren tot de gemeentelijke (mede-) verantwoordelijkheid.

  • 2.

    an de activiteiten onvoldoende plaatselijke behoefte bestaat, zodanig dat direct of op termijn geen verantwoord lokaal effect te verwachten is, waardoor het belang van de gemeente Beuningen en/of haar inwoners onvoldoende wordt gediend.

  • 3.

    e aanvrager zijn activiteiten in hoofdzaak op zuiver politieke, commerciële of godsdienstige gronden ontplooit.

  • 4.

    n Beuningen reeds in voldoende mate direct of indirect wordt voorzien in identieke activiteiten.

  • 5.

    e activiteiten niet voor iedere inwoner van Beuningen, behorende tot de doelgroep waarop de activiteiten gericht zijn, toegankelijk zijn.

  • 6.

    de activiteiten buiten Beuningen plaatsvinden, tenzij zulks op grond van de aard van de activiteiten gerechtvaardigd is en van de aanvrager niet verwacht mag worden dat hij de activiteiten in Beuningen verricht.

7. de activiteiten een zodanig breed regionaal en/of landelijk bereik hebben, dat de gevraagde subsidie in financieel opzicht slechts een solidair karakter heeft, tenzij met de subsidieverlening wordt beoogd een bepaald politiek gevoelen kenbaar te maken.

8. het in geval van een regionaal/landelijk werkzame aanvrager belangenbehartiging betreft van één of meer lokale door de gemeente gesubsidieerde activiteiten.

9. door de aanvrager een zodanige werkwijze wordt toegepast dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat de beoogde doelstelling(en) niet kan / kunnen worden bereikt en de medezeggenschap (voor zover van toepassing van de betrokkenen) niet is gewaarborgd.

10. de aanvrager niet beschikt over bestuurlijke en/of andere leiding die voldoende waarborgen biedt ten aanzien van de deskundigheid en bekwaamheid met betrekking tot de te verrichten activiteiten en te bereiken doeleinden.

11. de aanvrager niet over de benodigde middelen beschikt, met inbegrip van de te verlenen subsidie, om de activiteiten te organiseren.

12. de aanvrager op eigen kracht aan de benodigde financiële middelen kan komen, zonder daarbij een onredelijk beroep te doen op derden (deelnemers, bezoekers, gebruikers, leden).

HOOFDSTUK 2: INCIDENTELE SUBSIDIES

Artikel 10 Subsidieplafond (4:22/4:25)

  • 1. Voor het verlenen van incidentele subsidies voor eenmalige-, start- en projectactiviteiten geldt een subsidieplafond.

  • 1. Het subsidieplafond als genoemd in lid 1 is gelijk aan het bedrag dat de raad jaarlijks in de gemeentebegroting opneemt.

  • 3. Aanvragen om een incidenteel subsidie kunnen gedurende het gehele kalenderjaar worden ingediend en worden op volgorde van ontvangst behandeld.

  • 4. Subsidie wordt geweigerd voor zover met de verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. (4:25, lid 2).

  • 5. De raad kan besluiten het subsidieplafond gedurende het kalenderjaar te verhogen.

Artikel 11 Te overleggen bescheiden

(4:2/4:3/4:4)

  • 1.

    De aanvrager, die een incidenteel subsidie aanvraagt, dient bij de aanvraag voor zover van toepassing te kunnen overleggen:

    • a)

      de oprichtings- of stichtingsakte;

    • b)

      statuten en/of (huishoudelijk) reglement van de organisatie;

    • c)

      een beschrijving van de betreffende activiteiten;

    • d)

      een op de activiteiten betrekking hebbende begroting van baten en lasten;

    • e)

      een overzicht van de financiële positie van de organisatie (balans);

    • f)

      een ledenlijst;

    • g)

      alle overige bescheiden die voor de beoordeling van de aanvraag door het college van belang worden geacht.

  • 2.

    Ten aanzien van de te overleggen bescheiden kan het ollege modelformulieren verplicht stellen.

Artikel 12 Eenmalige subsidie

1.Het college besluit op een aanvraag om verlening van een eenmalig subsidie van maximaal € 2.00,00 en stelt de hoogte van de subsidie direct definitief vast.

2. Het college besluit op aanvragen genoemd in lid 1 en 2 binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag, waarbij de bepalingen volgens artikel 4:14 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn.

3a. Het college is bevoegd te beslissen op aanvragen om verlening van een eenmalige subsidie van € 2.500,- of meer, indien naar het oordeel van het college de aanvraag op grond van artikel 9 niet voor honorering in aanmerking komt.

3b. Onverminderd het bepaalde in artikel 3a beslist de raad op aanvragen om verlening van een eenmalige subsidie van € .500,- of meer.

3c. Het college besluit op aanvragen genoemd in lid a binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag, waarbij de bepalingen volgens artikel 4:14 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn.

3d. De raad besluit op aanvragen genoemd in lid binnen 24 weken na ontvangst van de aanvraag, waarbij de bepalingen volgens artikel 4:14 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn.

3e. Het orgaan dat bevoegd is tot subsidieverlening is tevens bevoegd tot subsidievaststelling.

4a. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie onder € 2.500,- dient minimaal 4 weken voordat de activiteit oplaatsvindt te worden ingediend.

4b. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie boven de € 2.500,- dient minimaal 10 weken voordat de activiteit oplaatsvindt te worden ingediend.

Artikel 13 Startsubsidie of Projectsubsidie

  • 1a.

    Om een aanvrager de mogelijkheid te bieden tot start en ontplooiing van een nieuwe activiteit, kan voor die activiteit een start- of projectsubsidie worden verleend.

  • 1b.

    Een start- of projectsubsidie is eenmalig, doch kan gedurende maximaal twee jaren worden verleend.

  • 1c.

    Gedurende deze periode moet blijken of aan de activiteit, waarvoor een startsubsidie wordt verleend, voldoende plaatselijke behoefte bestaat.

  • 1d.

    Gedurende deze periode moet blijken of de activiteit, waarvoor een projectsubsidie wordt verleend, een nieuwe bijdrage levert aan het welzijnsbeleid van de gemeente Beuningen.

  • 1e.

    Gedurende deze periode moet blijken of wordt voldaan aan de criteria uit artikel 9 om voor periodieke subsidiëring in aanmerking te komen.

  • 2.

    Het college besluit op een aanvraag om verlening van een start- of projectsubsidie van maximaal € 2.500,00 en stelt de hoogte van de subsidie direct defintief vast.

3. Aan een beschikking tot verlening van een start- of projectsubsidie kan het ollege criteria verbinden voor een verplichte evaluatie van de activiteit, waarvoor subsidie wordt verleend.

4a. Het college is bevoegd te beslissen op aanvragen om verlening van een eenmalige subsidie van € 2.500,- of meer, indien naar het oordeel van het college de aanvraag op grond van artikel 9 niet voor honorering in aanmerking komt.

4b. Onverminderd het bepaalde in artikel 3a beslist de raad op aanvragen om verlening van een eenmalige subsidie van € .500,- of meer.

4c. Het college besluit op aanvragen genoemd in lid a binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag, waarbij de bepalingen volgens artikel 4:14 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn.

4d. De raad besluit op aanvragen genoemd in lid binnen 24 weken na ontvangst van de aanvraag, waarbij de bepalingen volgens artikel 4:14 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn.

4e. Het orgaan dat bevoegd is tot subsidieverlening is tevens bevoegd tot subsidievaststelling.

5. Bij een aanvraag om een start- of projectsubsidie zijn de bepalingen volgens artikel 12, lid 3 en 4, overeenkomstig van toepassing.

Artikel 14 Investeringssubsidie

  • 1. Op aanvragen om een investeringssubsidie is artikel 10 niet van toepassing.

  • 2a. Om een aanvrager de mogelijkheid te bieden om te investeren door ver(nieuw-)bouw, renovatie of aanleg van een accommodatie ten behoeve van zijn activiteiten, kan hij een investeringssubsidie aanvragen.

  • 2b. Een aanvraag om verlening van een investeringssubsidie dient vóór 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar van investeren te worden ingediend.

  • 2c. Het college besluit binnen weken na de in lid 2b genoemde datum of de aanvraag wordt opgenomen in het (concept) Prioriteitenprogramma voor het betreffende investeringsjaar.

  • 2d. Indien een aanvraag in het Prioriteitenprogramma is opgenomen, kan de aad bij vaststelling van de gemeentebegroting voor het betreffende jaar besluiten medewerking te verlenen.

  • 2e. Indien de raad medewerking wenst te verlenen, stelt ze in het betreffende investeringsjaar, op basis van een door het college goedgekeurde en onafhankelijk gecontroleerde begroting volgens aanneemsom, ter zake de subsidie als afkoopsom vast.

  • 2f. Voor een subsidie als afkoopsom geldt dat alle financiële mee- en tegenvallers tijdens de uitvoering ten bate dan wel ten laste van de aanvrager komen.

  • 2g. Hogere exploitatielasten als gevolg van ver(nieuw-)bouw, renovatie of aanleg van een accommodatie, waarvoor de Raad voorwaardenscheppend een investeringssubsidie heeft verleend, kunnen niet voor periodieke subsidiëring in aanmerking worden gebracht.

  • 3. De aanvrager die een investeringssubsidie aanvraagt dient te kunnen overleggen:

    • -

      de bescheiden genoemd in artikel 11;

    • -

      een financieringsplan voor de investering en een overzicht van de geraamde exploitatielasten, voor het eerste jaar volgend op het jaar waarin de investering wordt gepleegd.

      Dorpshuizen, bibliotheek en gebouwen voor scouting en open jeugdwerk.

      De raad kan een investeringssubsidie verlenen voor een dorpshuis, bibliotheek of gebouw voor scouting of open jeugdwerk, waarbij:

      de stichtingskosten voor 100% subsidiabel zijn.

      de noodzakelijke kosten van ver- of uitbouw voor maximaal 100% subsidabel zijn.

      Overige binnen sport accommodaties

      De raad kan een investeringssubsidie verlenen voor een binnensportaccommodatie, waarbij:

      • a.

        de stichtingskosten 0% subsidiabel zijn, genoemd onder lid

      • b.

        de kosten van ver- of uitbouw voor 50% subsidiabel zijn

      • c.

        oor de kosten van renovatie ofwel een bijdrage ingevolge een beheersplan ofwel een subsidie van 50% geldt.

      • d.

        De feitelijke hoogte van de investeringsbijdrage wordt per aanvraag afzonderlijk, in overleg met de aanvrager, vastgesteld. Hij dient op voorhand 50% van de investeringskosten te kunnen dekken uit:

        - eigen vermogen van de aanvrager;

        - reële mogelijkheden tot zelfwerkzaamheid door de aanvrager;

        - fondswerving door de aanvrager bij derden;

        -leningen verstrekt door derden.

      • Buitensportaccommodaties

      . De raad kan een investeringssubsidie verlenen voor een buitensportaccommodatie, waarbij:

      • a.

        de stichtingskosten van kleed-, douche- en bergruimten voor 0% subsidiabel zijn, genoemd onder lid .

      • b.

        de stichtingskosten van de bestuurskamer en trainingsveldverlichting voor 50% subsidiabel zijn

      • c.

        de stichtingskosten van de kantine en tribune niet subsidiabel zijn

      • d.

        de kosten van ver- of uitbouw voor de onder punt a en b genoemde ruimten voor 50% subsidiabel zijn

      • e.

        voor de kosten van renovatie ofwel een bijdrage ingevolge beheersplan ofwel een subsidie van 50% geldt.

        6f. De feitelijke hoogte van de investeringsbijdrage wordt per aanvraag afzonderlijk, in overleg met de aanvrager, vastgesteld. Hij dient op voorhand 50% van de investeringskosten te kunnen dekken uit:

        - eigen vermogen van de aanvrager;

        - reële mogelijkheden tot zelfwerkzaamheid door de aanvrager;

        - fondswerving door de aanvrager bij derden;

        -leningen verstrekt door derden.

      7. niet subsidiabel:

      De kosten van: inrichting, inventaris, meubilering en stoffering zijn nimmer subsidiabel binnen de totale investeringskosten.

      Grondverwervingkosten

      8. Bij stichting van een nieuwe accommodatie, waarvoor een investeringssubsidie wordt verleend, vermeerderd met: belastingen en notariële- & kadastrale kostenvoor 0% subsidi.

      Gemeentelijke kosten

      9. Bij stichting van een nieuwe accommodatie, waarvoor een investeringssubsidie wordt verleend, zijn de kosten van: weg- & waterbouwwerken, openbare verlichting, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, rioleringen, afrasteringen, beplantingen en leges voor 100% subsidiabel.

      10. Indien een investeringssubsidie is verleend, dient de instelling binnen weken nadat de investering is gepleegd een gespecificeerde opgave van de werkelijke inkomsten en uitgaven met bewijsstukken aan het ollege te overleggen.

      11. Bij verlening van een investeringssubsidie als afkoopsom, blijven de artikelen 4:44, 4:45, 4:46 en 4:47 van de Algemene wet bestuursrecht onverkort van toepassing.

      HOOFDSTUK 3: PERIODIEKE SUBSIDIES

Artikel 15 Jaarlijks subsidie: vrijwilligersorganisaties

  • 1.

    Een aanvrager kan alleen voor een jaarlijks subsidie in aanmerking komen, indien hij gedurende maximaal de twee daaraan voorafgaande jaren een start- of projectsubsidie heeft ontvangen.

  • 2.

    De raad besluit op aanvragen om verlening van een jaarlijks subsidie en bepaalt de hoogte van de subsidie bij vaststelling van de gemeentebegroting.

3. Voor de bepaling van de hoogte van een jaarlijks subsidie wordt uitgegaan van de jaarrekening, die betrekking heeft op het jaar twee jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

4. De bepaling van de subsidie geschiedt op basis van normen zoals die voor zover van toepassing indeelverordeningen en/of beleidsregels zijn vastgelegd.

5. Het is de aanvrager toegestaan een reserve op te bouwen ten behoeve van toekomstige activiteiten en/of doeleinden.

6. de subsidiebeschikking wordt aan d aanvrager toegezonden 12 weken, nadat de gemeentebegroting

7. Indien een aanvrager die een jaarlijks subsidie ontvangt de rechtsvorm, doelstelling(en) en/of statuten wenst te wijzigen, dient hij vooraf over voorgenomen wijziging(en) goedkeuring te vragen aan het college.

Artikel 16 Te overleggen bescheiden voor een jaarlijks subsidie

De aanvraag om verlening van een jaarlijks subsidie dient vóór 1 a, voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, te worden ingediend bij het college, voorzien van:

  • §

    de rekening en verantwoording van het kalenderjaar zoals bedoeld in artikel 1, lid 3;

  • §

    het jaarverslag van de activiteiten van het kalenderjaar zoals bedoeld in artikel 1, lid 3;

  • §

    de balans op de laatste dag van het kalenderjaar zoals bedoeld in artikel 1, lid 3;

  • §

    overige bescheiden die het ollege voor de beoordeling van de aanvraag om subsidie vóór de verlening van belang acht.

Ten aanzien van de te overleggen bescheiden kan het college modelformulieren verplicht stellen.

Artikel 17 Jaarlijks subsidie: Professionele instellingen

  • 1.

    Onder een professionele instelling wordt verstaan een de werknemers in loondienst

  • 2.

    De artikelen 1 en 1 zijn niet van toepassing op professionele instellingen die een jaarlijks subsidie aanvragen.

3. Een professionele instelling dient een aanvraag om een jaarlijks subsidie bij het college in vóór 1 april, voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, voorzien van de begroting en het beleidsplan, voor het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

4.De gemeenteraad besluit op aanvragen als bedoeld in lid 3 en bepaalt ter zake de maximale subsidie bij vaststelling van de gemeentebegroting.

5. Ter bepaling van de definitieve subsidie dient de professionele instelling vóór 1 april, van het jaar volgende op het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, de jaarrekening, het jaarverslag en de balans over het betreffende jaar in bij het ollege

6. Het college stelt de definitieve subsidie vast, indien de verleende subsidie hiermee niet wordt overschreden.

HOOFDSTUK 4: BUDGETSUBSIDIES

Artikel 18 Budgetsubsidie

  • 1. Op budgetsubsidies is Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Alleen periodiek gesubsidieerde aanvragers kunnen voor budgetsubsidiëring in aanmerking komen.

  • 3. Professionele instellingen en in bijzondere gevallen vrijwilligersorganisaties, dit ter beoordeling van de aad, kunnen voor budgetsubsidiëring in aanmerking komen.

  • 4. Budgetsubsidie is een subsidie, waarbij meetbare producten, diensten en/of prestaties worden gekoppeld aan de te verlenen subsidie.

  • 5. Budgetsubsidie kan voor een bepaald aantal jaren worden verleend.

Artikel 19 Aanvraag

  • 1. De aanvraag om budgetsubsidie wordt, in afwijking van artikel 4:60 van de Algemene wet bestuursrecht, uiterlijk 1 april van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, ingediend.

  • 2. De raad beslist uiterlijk 1 december van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar, waarvoor budgetsubsidie is aangevraagd, onder voorbehoud van goedkeuring van de gemeentebegroting door Gedeputeerde Staten.

Artikel 20 Uitvoeringsovereenkomst

  • 1. Ter uitvoering van een beschikking tot verlening van een budgetsubsidie kan door het ollege met de aanvrager een bindende uitvoeringsovereenkomst worden gesloten, waarin de in lid 4 van artikel 1 bedoelde producten, diensten en/of prestaties worden vastgelegd.

  • 2. Deze uitvoeringsovereenkomst, opgesteld in onderling overleg tussen gemeente en de aanvrager, bevat in elk geval de:omvang van het subsidiebudget;

  • 4. omschrijving van de te leveren prestaties in kwantitatieve en kwalitatieve zin;

  • 5. eventuele jaarlijkse prijsindexering;

  • 6. de eventuele maximale egalisatiereserve;

  • 7 controle, verantwoording en rapportage over de contractperiode;

  • 8 wijze van budgetkorting bij onvoldoende geleverde prestatie voor de volgende contractperiode;

  • 9 eventuele overige voorwaarden.

HOOFDSTUK 5: OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 21 Ontheffing en toezicht

1. Het gemeentebestuur kan, in afwijking van deze verordening, ontheffing verlenen van een of meer bepalingen, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

2. Het ollege kan een of meer toezichthouders aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van subsidie opgelegde verplichtingen.

Artikel 22 Opschorten, verminderen, intrekken, terugvorderen Het gemeentebestuur kan een verleende subsidie opschorten, verminderen, intrekken of (gedeeltelijk) terugvorderen.De Afdelingen 4.2.6 en 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

Het gemeentebestuur kan een verleende subsidie opschorten, verminderen, intrekken of (gedeeltelijk) terugvorderen.De Afdelingen 4.2.6 en 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

Artikel 23 Overgangs- en slotbepalingen

De bepalingen volgens artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

In alle gevallen waarin deze erordening niet of onvoldoende voorziet, treft het gemeentebestuur de nodige voorzieningen en/of neemt zij de nodige beslissingen, zo mogelijk in overleg met de instelling die een subsidie aanvraagt.

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Subsidieverordening Beuningen’, welke in werking treedt op 1 januari 2002.

Deze verordening wordt toegepast met inachtneming van de notitie ‘Een nieuw welzijns- en subsidiebeleid voor de gemeente Beuningen’.

Beuningen, 11 december 2001

De raad voornoemd,

de secretaris, de voorzitter,.