Regeling vervallen per 07-12-2022

Bomenverordening 2012 Beuningen

Geldend van 08-12-2014 t/m 06-12-2022

Intitulé

BOMENVERORDENING 2012 BEUNINGEN

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een houtig opgaand gewas zowel levend als afgestorven met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 30 centimeter (omtrek 95 cm) op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking van deze minimale dwarsdoorsnede van 30 centimeter geldt geen minimale dwarsdoorsnede bij toepasbaarheid van artikelen 10, 12, 13 en 14 van deze verordening.

  • b.

    houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen.

  • c.

    Groene Kaart: topografische kaart met daarop aangegeven monumentale en waardevolle groenelementen, met bijbehorend register.

  • d.

    monumentaalgroenelement: houtopstand die landelijk bij de Bomenstichting geregistreerd staat als monumentale boom.

  • e.

    waardevol groenelement: houtopstand die door de gemeente is aangewezen als waardevol.

  • f.

    vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, de ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

  • g.

    dunning: een velling uitsluitend bedoeld als verzorgingsmaatregel ter bevordering van groei van overblijvende houtopstand.

  • h.

    boomwaarde: de monetaire waarde van een houtopstand zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • i.

    Bomen Effect Analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

  • j.

    bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

ARTIKEL 2: Groene Kaart

Groene Kaart, administratieve lijst december 2014

1.

Burgemeester en wethouders stellen een Groene Kaart met houtopstand vast. De kaart met bijbehorend register wordt indien daartoe aanleiding is herzien. De kaart en het bijbehorend register bevatten een samenhangend geheel van de volgende houtopstanden:

  • ·

    monumentale groenelementen

  • ·

    waardevolle groenelementen

2.

De eigenaar van een op de Groene Kaart staande houtopstand is verplicht het bevoegd gezag onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van:

  • a.

    het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand, anders dan door velling op grond van een verleende ontheffing;

  • b.

    de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

ARTIKEL 3: Kapverbod Groene Kaart

  • 1. Het is verboden houtopstand die staat aangegeven op de Groene Kaart te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 10 van deze verordening.

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

    • c.

      het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vormbomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

    • d.

      het verrichten van snoeiwerkzaamheden aan houtopstand met achterstallig onderhoud.

    • e.

      dunning van de houtopstand ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstand als bedoeld in artikel 15 tweede en derde lid Boswet.

  • 5. Het bevoegd gezag kan indien een houtopstand direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk bekendgemaakt.

ARTIKEL 4: Criteria ontheffing

  • 1. Het bevoegd gezag kan ontheffing om te vellen als bedoeld in artikel 3 tweede lid weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2. Ontheffing voor het vellen van houtopstanden die vermeld staan op de Groene Kaart kan, mits alternatieven voor behoud uitputtend zijn onderzocht, slechts bij uitzondering worden verleend indien:

    • a.

      een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de houtopstand of;

    • b.

      naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

ARTIKEL 5: Kapverbod overige gemeentelijke bomen

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag bomen die eigendom zijn van de gemeente te vellen, onverminderd het gestelde in artikel 3 eerste lid.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

  • a. bomen die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag.

  • b. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

  • c. het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vormbomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

  • d. het verrichten van snoeiwerkzaamheden aan bomen met achterstallig onderhoud.

  • e. dunning van de bomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

  • f. bomen als bedoeld in artikel 15 tweede en derde lid Boswet.

  • 3. Het bevoegd gezag kan indien een boom direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen, direct in werking treedt. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.

ARTIKEL 6: Criteria vergunning

  • 1. Bevoegd gezag kan vergunning om te vellen als bedoeld in artikel 5 eerste lid weigeren dan wel onder voorschriften of beperkingen verlenen.

  • 2. Vergunning voor het vellen van een boom als bedoeld in artikel 5 eerste lid, wordt geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de boom op basis van één of meer van de volgende waarden:

  • a. waarden van beeldkwaliteit

  • b. cultuurhistorische waarden;

  • c. waarden van vervangbaarheid

  • d. natuurwaarde

  • e. bijzondere waarde

  • f. waarden van toekomstverwachting

  • g. landschappelijke waarde

ARTIKEL 7: Aanvraag

De ontheffing of vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd, door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken, onder overlegging van een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project.

ARTIKEL 8: Beperking geldigheidsduur

  • 1. De ontheffing of vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal drie jaar na het onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt.

  • 2. In het geval het een ontheffing of vergunning voor het vellen van meer dan één houtopstand betreft, is de omgevingsvergunning voor alle houtopstand slechts drie jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één of enkele houtopstand al geveld zijn.

ARTIKEL 9: Bijzondere voorschriften

1.Tot de aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften, kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

ARTIKEL 10: Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder ontheffing of vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt gezocht naar een geschikte locatie in de directe omgeving.

  • 3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 4. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

  • a. overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

  • b. een Bomen Effect Analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

  • 5. Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het vierde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 11: Schadevergoeding

Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een ontheffing tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.

ARTIKEL 12: Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is vastgesteld op nihil voor bomen, heesters en heggen die staan op openbaar terrein.

ARTIKEL 13: Bestrijding van boomziekten

  • 1.Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van Burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door Burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

  • a. de houtopstand te vellen;

  • b. conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

    • 2.

      Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en wethouders gevelde houtopstand of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

    • 3.

      Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

ARTIKEL 14: Bescherming gemeentebomen

  • 1. Het is verboden om houtopstand in eigendom van de gemeente:

  • a. te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

  • b. daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen of toegestane boomverzorgende taken.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester of wethouders om één of meer voorwerpen in of aan een gemeentelijke houtopstand aan te brengen, te doen aanbrengen of anderszins te bevestigen of te doen bevestigen.

ARTIKEL 15: Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 13 eerste lid is gegeven, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met het bij of krachtens artikel 13 tweede lid, artikel 14 eerste en tweede lid bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

ARTIKEL 16: Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van Burgemeester en wethouders of Burgemeester aangewezen personen.

ARTIKEL 17: Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum waarop de door het college van Burgemeester en Wethouder vast te stellen Groene Kaart onherroepelijk is geworden.

  • 2. Op datzelfde tijdstip vervalt afdeling 3, Algemene Plaatselijke Verordening Beuningen: ‘Het beschermen van houtopstanden’.

ARTIKEL 18: Overgangsbepaling

  • 1. De vergunningen of ontheffingen die verleend zijn krachtens de in het vorige artikel tweede lid genoemde verordening, blijven van kracht tot de tijd waarvoor zij verleend werden, verstreken is, of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2. Aanvragen om een vergunning of ontheffing die zijn ingediend voor de in het vorige artikel eerste lid genoemd tijdstip van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voor de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. Aanvragen om een vergunning of ontheffing die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop deze verordening in werking is getreden.

ARTIKEL 19: Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Bomenverordening 2012 Beuningen”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van Beuningen op 6 november 2012
de griffier, de voorzitter

Bijlage Groene Kaart

Groene Kaart, administratieve lijst december 2014

TOELICHTING ARTIKELSGEWIJS

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

a.boom

Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. Het betreft zowel vitaal als afgestorven houtachtig gewas.Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

Door de minimale doorsnede en de meerstammigheid kunnen zeer oude struiken ook juridisch beschermd zijn. Beeldbepalende heesters of klimplanten, alsook pas geplante herdenkings- of toekomstbomen, die niet de minimale doorsnede hebben, kunnen via de Groene kaart aangewezen worden als beschermde houtopstand.

b. houtopstand

Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de ontheffingsplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming dan betrekking heeft op meer dan bomen alleen. Houtopstand kan de onderstaande groenvormen betreffen.

Boomvormers.Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.

Hakhout.Eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

Houtwal.Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers.

(Lint)begroeiing.Vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn- of sleedoornhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat "begroeiing" in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden.

Bosplantsoen.Aanplant van landschappelijke beplanting, bestaande uit hoofdzakelijk heesters, struiken en boomvormers.

Struweel.Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.

Heg.Een lintvormige aanplant van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid, met een minimale lengte van 3 meter.

Klimplant.Verhoutend, overblijvend gewas dat zich hecht aan een dragend element, zoals een wand of muur. Bedoeld zijn beeldbepalende verticale begroeiingen van één of meer klimplanten van meer dan twee verdiepingen hoog.

d. monumentaal groenelement

Dit betreft het landelijk register van de Bomenstichting te Amsterdam. Mocht de Bomenstichting ophouden te bestaan en het landelijk register komt bij een andere organisatie in beheer dan dient het woord Bomenstichting gelezen te worden als ‘de andere organisatie’.

f.vellen

Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het in stand houden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet ontheffing- of vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel ontheffing- of vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens ontheffing of vergunningplichtig.

g. dunning

Dunning van de houtopstand mag slechts zo ver gaan dat hiermee de conditie van de overblijvende delen van de houtopstand zal verbeteren. Dunning mag nooit tot gevolg hebben dat hierdoor de houtopstand blijvend schade oploopt.

i.Bomen Effect Analyse

Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De Bomen Effect Analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

ARTIKEL 3: Kapverbod

Lid 2. Er is bewust gekozen voor een ontheffingenstelsel voor toestemmingverlening tot vellen van op de Groene Kaart staande houtopstanden in plaats van een vergunningenstelsel, om aan te geven dat in beginsel toestemming slechts bij zeer hoge uitzondering wordt verleend.

Lid 4. De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 tweede lid Boswet genoemde houtopstand:

  • a.

    populieren of wilgen als wegbeplantingen of éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

  • b.

    fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

  • c.

    fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

  • d.

    kweekgoed;

  • e.

    houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

  • -

    ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

  • -

    ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

Lid 5. Indien een houtopstand direct gevaar oplevert kan het bevoegd gezag besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Dit houdt in dat dan direct tot kap overgegaan kan worden. Belanghebbenden hebben dan wel nog steeds de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar. Dit is van belang omdat aan de verleende omgevingsvergunning voorschriften kunnen zijn verbonden.

ARTIKEL 4: Criteria ontheffing

Indien bouw of aanleg ter plaatse van de beschermde houtopstand de reden tot de ontheffingsaanvraag is, moet allereerst duidelijk zijn dat met de realisatie van bouw of aanleg een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang gemoeid is. Individuele particuliere belangen of kleine maatschappelijke belangen kunnen dus niet tot velling van een monumentaal groenelement leiden. Vervolgens moeten voorafgaand aan een eventuele ontheffing de alternatieven voor (her)inrichting of aanpassing van de plannen voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

Indien gevaarzetting (voorkomen van letsel of schade) reden tot de ontheffingsaanvraag is, moeten voorafgaand aan een eventuele ontheffing de alternatieven voor kap voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

ARTIKEL 5: Kapverbod overige gemeentelijke bomen

Lid 3. Indien een houtopstand direct gevaar oplevert kan het bevoegd gezag besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Dit houdt in dat dan direct tot kap overgegaan kan worden. Belanghebbenden hebben dan wel nog steeds de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar. Dit is van belang omdat aan de verleende omgevingsvergunning voorschriften kunnen zijn verbonden.

ARTIKEL 10: Herplant-/instandhoudingsplicht

Herplantvoorschriften zijn concreet en eenduidig en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past. De wijze waarop de zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, gebeurt op beleidsmatige wijze. De uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant.

Artikel 5:18 Wabo biedt de mogelijkheid, indien sprake is van een herstel, - of instandhoudingssanctie van het velverbod, onder oplegging van last onder bestuursdwang of dwangsom bij het besluit tot herplantverplichting, tevens te bepalen dat de uitvoering van het besluit tevens geldt voor de rechtsopvolger.

ARTIKEL 12: Afstand tot de erfgrenslijn

Om te voorkomen dat van bomen die op openbaar terrein staan, de verwijdering op grond van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek gevorderd kan worden, is de afstand van de standplaats van deze bomen, heesters en heggen tot de erfgrens, op nihil gesteld. De reden hiervoor is dat deze bomen een groot algemeen belang dienen en dat hun standplaats gerechtvaardigd is.