Regeling vervallen per 14-04-2015

Beleidsregels Maatwerk bestuurlijke boete Wwb, Ioaw en Ioaz 2013

Geldend van 01-11-2013 t/m 13-04-2015

Intitulé

Beleidsregels Maatwerk bestuurlijke boete Wwb, Ioaw en Ioaz 2013

Maatwerk bestuurlijke boete Wwb, Ioaw en Ioaz 2013

Inleiding

Op grond van artikel 18a lid 7 van de Wet werk en bijstand is het college bevoegd de bestuurlijke boete te verlagen indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Het college is bevoegd om af te zien van de oplegging van een boete als daarvoor dringende redenen bestaan.

Artikel 2a van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten geeft een aantal criteria van verminderde verwijtbaarheid. In onderstaande Regeling zijn de criteria voor het ontbreken van of voor een verminderde verwijtbaarheid nader uitgewerkt.

Regel 1 - Het bepalen van de mate van verwijtbaarheid

De mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten, wordt beoordeeld naar de omstandigheden waarin belanghebbende verkeerde op het moment dat hij de inlichtingenplicht had moeten nakomen.

Regel 2 – Uitgangspunten wat betreft de mate van verwijtbaarheid

Bij het vaststellen van de hoogte van de boete hanteert het college onderstaande uitgangspunten om te bepalen of er sprake is van volledige verwijtbaarheid:

  • 1.

    het college deelt bij de toekenning van een uitkering aan de belanghebbende mee welke feiten en omstandigheden hij spontaan aan het college moet melden. Tenzij bijzondere omstandigheden op het tegendeel wijzen, gaat het college er dan ook steeds van uit dat het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze feiten en omstandigheden van invloed kunnen zijn op de uitkering;

  • 2.

    van een belanghebbende kan een redelijke inspanning worden gevergd om op de hoogte te raken van feiten en omstandigheden bij anderen die van invloed kunnen zijn op zijn uitkering (bijvoorbeeld inkomsten van een inwonend kind). Het enkele feit dat die ander de belanghebbende niet spontaan van een relevante omstandigheid op de hoogte heeft gesteld, impliceert niet dat het niet melden daarvan niet of slechts in verminderde mate aan de belanghebbende kan worden verweten.

Regel 3 - Verminderde verwijtbaarheid

Het college acht in de volgende gevallen verminderde verwijtbaarheid aanwezig:

  • 1.

    de belanghebbende verkeerde op het moment dat hij aan zijn verplichting moest voldoen in onvoorziene en ongewenste omstandigheden die niet tot het normale levenspatroon behoren. Deze omstandigheden brachten belanghebbende weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid om aan zijn verplichting te voldoen, maar waren emotioneel zo ontwrichtend dat het belanghebbende niet volledig valt toe te rekenen dat de informatie niet of niet tijdig volledig aan het college is verstrekt;

  • 2.

    de betrokkene verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen;

  • 3.

    als een belanghebbende onjuiste of onvolledige informatie verstrekt of een wijziging van omstandigheden niet onverwijld meldt, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding door het college is geconstateerd;

  • 4.

    er is sprake van een samenstel van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd, wel leiden tot het oordeel dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

Regel 4 - Geen verwijtbaarheid

Het college acht geen verwijtbaarheid aanwezig als belanghebbende in onvoorziene en ongewenste omstandigheden verkeerde, die niet tot het normale levenspatroon behoren. Deze omstandigheden maakten het belanghebbende feitelijk onmogelijk om aan zijn inlichtingenplicht te voldoen.

Regel 5 – Verlaging van het boetebedrag bij verminderde verwijtbaarheid

Het boetebedrag wordt bij verminderde verwijtbaarheid met 50% verlaagd. Dit geldt zowel voor het boetebedrag van de eerste boete als voor het boetebedrag van een eventuele recidiveboete.

Regel 6 – Geen boete bij het ontbreken van verwijtbaarheid

Bij het ontbreken van verwijtbaarheid wordt geen boete opgelegd.

Regel 7 - Geen sprake van verminderde of ontbreken van verwijtbaarheid

Er is geen sprake van verminderde of ontbreken van verwijtbaarheid in de volgende gevallen:

  • 1.

    Een belanghebbende begrijpt de inhoud van de correspondentie van het college niet, bijvoorbeeld omdat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Van de belanghebbende mag worden verwacht dat hij zich laat informeren over de betekenis hiervan.

  • 2.

    Een belanghebbende is langere tijd niet in staat zijn belangen te behartigen. Van de belanghebbende mag worden gevergd dat hij ervoor zorgt dat een ander zijn zaken regelt. Laat hij dit na, dan is

    er geen sprake van verminderde verwijtbaarheid.

Regel 8 - Dringende redenen

Het college ziet af van het opleggen van een boete bij dringende redenen. Van een dringende reden kan sprake zijn als het opleggen van een boete, in het individuele geval, vanwege zeer uitzonderlijke, bijzondere omstandigheden, onaanvaardbare consequenties zou hebben.

Regel 9 – Schriftelijke waarschuwing in plaats van een boete

In plaats van een boete wordt een schriftelijke waarschuwing gegeven als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, tenzij:

  • a.

    het college het gegronde vermoeden heeft dat de belanghebbende opzettelijk de inlichtingenplicht heeft geschonden, of

  • b.

    het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht.

Regel 10 – Uitvoering

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist in die gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Regel 11 – Inwerkingtreding

De Regeling Maatwerk bestuurlijke boete Wwb, Ioaw en Ioaz 2013 treedt in werking op 1 november 2013.

Beuningen, 15 oktober 2013

Burgemeester en wethouders

Toelichting op de Regeling Maatwerk bestuurlijke boete Wwb, Ioaw, Ioaz 2013

Algemeen

Op 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werkinggetreden. De wet omvat wijzigingen in de sociale zekerheidswetten, arbeidswetten en de wetgevingop het terrein van de kinderopvangtoeslag. Deze wet is bedoeld om de naleving van de SZW-wetgeving te bevorderen en fraude strenger te bestrijden. De gevolgen van deze wet voor de gemeente raken met name de uitvoering van de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz).

De wet verplicht het college om de uitkering die als gevolg van schending van de inlichtingenplicht te veel of ten onrechte is betaald terug te vorderen. Tot 1 januari 2013 was dat nog een bevoegdheid van het college.

De bestuurlijke boete is met ingang van 1 januari 2013 opnieuw ingevoerd in de Wwb, Ioaw en Ioaz. Deze boete moet worden opgelegd bij een schending van de inlichtingenplicht en komt in de plaats van de verlaging van uitkering die voorheen van toepassing was bij het schenden van de inlichtingenplicht.

In de nieuwe wet is op een aantal punten sprake van beleidsvrijheid voor gemeenten. Dit moet worden vastgelegd in beleidsregels. Ten aanzien van de bestuurlijke boete gaat het om de mogelijkheid tot het geven van een schriftelijke waarschuwing wanneer het niet of niet behoorlijk nakomen door een belanghebbende van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag en om de invulling van het begrip ‘verminderde verwijtbaarheid’. Dit is uitgewerkt in deze regeling.

Vooraf moet opgemerkt worden dat het Boetebesluit socialezekerheidswetten in artikel 2 lid 1 bepaalt dat de minimale hoogte van een bestuurlijke boete € 150,- bedraagt. Hetzelfde Boetebesluit geeft in artikel 2 lid 2 aan dat de boete naar boven afgerond wordt op een veelvoud van € 10,-.

Toelichting per Regel

Regel 3 – Verminderde verwijtbaarheid

In artikel 18a van de Wwb, artikel 20a Ioaw, artikel 20a Ioaz en het Boetebesluit socialezekerheidswetten zijn algemene regels opgenomen voor het bepalen van de hoogte van de bestuurlijke boete. In voornoemde artikelen is opgenomen dat het college de bestuurlijke boete kan verlagen indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid. In het Boetebesluit heeft de wetgever vastgelegd in welke gevallen in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid. In de regels 3 en 4 staat uitgewerkt in welke gevallen er naar het oordeel van het college sprake is van verminderde verwijtbaarheid of het helemaal afwezig zijn van verwijtbaarheid. Naast de in regel 3 en 4 genoemde omstandigheden kunnen er andere situaties zijn die leiden tot de conclusie dat er sprake is van een verminderde verwijtbaarheid of het ontbreken van verwijtbaarheid.

Regel 3 sub 1

Hierbij kan gedacht worden aan omstandigheden zoals een onvoorziene korte periode van een crisissituatie in een gezin, bijvoorbeeld door een echtscheiding of een plotselinge opname in het ziekenhuis van één van de gezinsleden. Het gaat hier om de situatie dat iemand feitelijk wel in staat is om de inlichtingenplicht te voldoen, maar de emotioneel zo ontwrichtende omstandigheden ertoe leiden dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

Regel 3 sub 2

Hierbij gaat het om de situatie dat de geestelijke toestand van belanghebbende zelf zodanig is dat de gedraging niet volledig kan worden toegerekend. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een persoon die in verband met zijn geestelijke vermogens administratief onbekwaam is. Indien belanghebbende, gelet op zijn geestelijke toestand, structureel niet in staat is de inlichtingenverplichting na te komen, is er reden dat een wettelijke vertegenwoordiger deze verplichting, namens belanghebbende, nakomt.

Regel 3 sub 3

Door alsnog op eigen initiatief de juiste informatie te leveren, vormt dit een grondslag voor verminderde verwijtbaarheid. Indien de juiste informatie alsnog wordt gegeven, maar dan in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting, levert dit evenwel geen omstandigheid op die leidt tot verminderde verwijtbaarheid.

Regel 3 sub 4

Hierbij kan gedacht worden aan een samenstel van omstandigheden die op zichzelf bezien tot het normale leven behoren, maar die door een stapeling hiervan ertoe leiden dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

Regel 4 – Geen verwijtbaarheid

Hier kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een plotselinge ziekenhuisopname van belanghebbende, waardoor hij niet in staat was om aan de inlichtingenplicht te voldoen. Er kan ook gedacht worden aan een situatie dat belanghebbende in zodanige geestelijke toestand verkeerde dat de gedraging in het geheel niet aan belanghebbende verweten kan worden. Het gaat om onvoorziene en ongewenste omstandigheden waardoor belanghebbende het feitelijk onmogelijk werd gemaakt om aan de inlichtingenplicht te voldoen.

Regel 5 – Verlaging van het boetebedrag bij verminderde verwijtbaarheid

Er is gekozen voor één categorie als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid: een verlaging van het boetebedrag met 50%.

Regel 6 – Verlaging boete bij het ontbreken van verwijtbaarheid

De juridische basis om af te zien van een boete bij het ontbreken van verwijtbaarheid ligt in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 5:41 Awb geldt dat het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete oplegt voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten

Regel 7 – Geen sprake van verminderde of ontbreken van verwijtbaarheidIn deze situatie is in ieder geval geen sprake van verminderde verwijtbaarheid. Deze situaties zijn overgenomen uit de Nota van toelichting bij het Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving. Ontbreekt iedere vorm van verwijtbaarheid, dan wordt op grond van artikel 5:41 Awb afgezien van het opleggen van een boete of het geven van een schriftelijke waarschuwing.

Regel 8 – Dringende redenen

Het hebben van financiële problemen is in beginsel geen dringende reden om af te zien van het opleggen van een boete. Zie hiervoor bijvoorbeeld CRvB 01-04-2003, nr. 00/5643 NABW.

Bij het bepalen of er sprake is van een dringende reden, is niet het moment van de overtreding bepalend, maar de situatie van het moment waarop de boete wordt opgelegd.

Regel 9 – Schriftelijke waarschuwing in plaats van een boete

Het college is bevoegd om in gevallen waarin de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot te veel of ten onrechte verstrekte uitkering, geen boete op te leggen, maar te volstaan met een schriftelijke waarschuwing. Het college van de gemeente Beuningen kiest ervoor om gebruik te maken van deze bevoegdheid, waarbij een waarschuwing niet aan de orde is in de situaties die onder a en b genoemd zijn.

Een waarschuwing wordt schriftelijk gegeven. Het betreft een beschikking waartegen bezwaar en beroep openstaat.

Regel 10 – Uitvoering

  • 1.

    Deze beslissingen zijn onderworpen aan de voorgeschreven bezwaar- en beroepsprocedures, zodat ook in deze gevallen de beslissing gemotiveerd genomen moet worden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders moeten handelen volgens de opgestelde beleidsregels, tenzij dat voor belanghebbenden gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de beleidsregels. Deze afwijking dient gemotiveerd te worden in de beslissing op de aanvraag ter voorkoming van precedentwerking. Het gebruik van deze bevoegdheid is niet onbeperkt, juist omdat afwijking van de beleidsregel beperkt moet blijven tot zeer bijzondere gevallen. Dat betekent dat deze bevoegdheid slechts in een beperkt aantal gevallen gebruikt kan worden. Het te vaak gebruikmaken van deze bevoegdheid zou een ondermijning van het beleid betekenen. Dat kan leiden tot willekeur.