Regeling vervallen per 01-01-2017

Financieel besluit gemeente Beuningen Wmo 2016 en Besluit nadere regeling Jeugdhulp gemeente Beuningen 2016

Geldend van 03-11-2016 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-09-2016

Intitulé

Financieel besluit gemeente Beuningen Wmo 2016 en Besluit nadere regeling Jeugdhulp gemeente Beuningen 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beuningen;

Op grond van de Herziene verordening maatschappelijke ondersteuning Beuningen 2016 en Verordening jeugdhulp gemeente Beuningen 2016

Besluit vast te stellen het

Financieel b esluit gemeente Beuningen Wmo 201 6 en Besluit nadere regeling Jeugdhulp gemeente Beuningen 201 6

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

1.De begripsbepalingen genoemd in artikel 1.1.1 en 1.1.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, artikel 1 van de Herziene verordening maatschappelijke ondersteuning Beuningen 2016, artikel 1.1 van de Jeugdwet en artikel 1 van de Verordening jeugdhulp gemeente Beuningen 2016 zijn ook op dit besluit van toepassing.

Daarnaast wordt in dit besluit verstaan onder:

  • 2.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge de Verordening jeugdhulp Beuningen 2016 en / of de Verordening maatschappelijke ondersteuning Beuningen 2016 een persoonsgebonden budget is toegekend.

  • 3.

    Eenmalig persoonsgebonden budget: pgb dat niet is bestemd voor dienstverlening, maar voor een (vervoers)hulpmiddel, een vervoerkostenvoorziening of een woningaanpassing. Dit pgb wordt door de gemeente uitbetaald en niet door de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

  • 4.

    Zorgperiode: een periode van 4 weken door het Centraal Administratie Kantoor, verder te noemen het CAK, gehanteerd bij de berekening en inning van de eigen bijdrage. 13 zorgperioden is één jaar.

Paragraaf 2. Bijdrage in de kosten

Artikel 2

2.1

Indien een cliënt een duurdere maatwerkvoorziening wil dan de goedkoopst adequate komt het meerdere voor rekening van de cliënt.

2.2

Voor maatwerkvoorzieningen die in natura of als persoonsgebonden budget worden verstrekt is een bijdrage in de kosten verschuldigd.

2.3

  • 1.

    In uitzondering op het onder 2.2 gestelde, is geen bijdrage in de kosten verschuldigd voor:

    • a.

      rolstoelvoorziening (ook voor aandrijfondersteuning);

    • b.

      collectief vervoer;

    • c.

      woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimte(n);

    • d.

      huurderving;

    • e.

      maatwerkvoorzieningen voor een minderjarige cliënt;

    • f.

      arbeidsmatige dagbesteding;

    • g.

      zorgmijders zolang de situatie niet stabiel is;

    • h.

      eenmalige tegemoetkoming voor meerkosten;

    • i.

      jeugdhulp;

    • j.

      individuele thuisbegeleiding in een gezin waarbij de ondersteuning gericht is op zowel de ouder(s) als het kind.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid onder e gestelde is wel een bijdrage in de kosten verschuldigd door:

    • a.

      de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene aan wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen,

en

b.degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt,als een maatwerkvoorziening in natura of een pgb wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt.

3.In afwijking van het vorige lid is in ieder geval geen bijdrage verschuldigd als de oudersvan het gezag over de cliënt zijn ontheven of ontzet.

Artikel 3

3.1

De bedragen en percentages die gelden voor een bijdrage in de kosten zijn gelijk aan de bedragen en percentages zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

3.2

  • 1.

    Berekening, oplegging, vaststelling en inning van de bijdrage in de kosten vindt plaats door het CAK met de door de gemeente Beuningen vastgestelde regels.

  • 2.

    a. In afwijking van lid 1 vindt de vaststelling en inning van de bijdrage in de kosten van de cliënt voor een maatwerkvoorziening voor opvang plaats door de aanbieder die de opvang verzorgt.

    • b.

      In afwijking van lid 1 vindt de vaststelling en inning van de bijdrage in de kosten van de cliënt voor een algemene voorziening door de aanbieder van deze voorziening.

3.3

De maximale bijdrage in de kosten, wordt als volgt bepaald:

  • a.

    Verstrekking (ook vervanging) in natura:

    • -

      huurprijs per zorgperiode. De huurprijs is de prijs die de gemeente per zorgperiode aan de leverancier betaalt ;

    • -

      kostprijs van de voorziening. De kostprijs is de prijs die de gemeente in totaal aan de leverancier betaalt voor de voorziening.

  • b.

    Verstrekking (ook vervanging) als persoonsgebonden budget: verstrekt bedrag.

  • c.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden en begeleiding: verstrekt bedrag per zorgperiode.

3.4

  • 1.

    Inning van de bijdrage in de kosten geschiedt zolang de voorziening verstrekt is.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt van inning afgezien als de kostprijs van de voorziening betaald is.

HOOFDSTUK 2 COMPENSATIE OP BASIS VAN LEEFGEBIED EN MAATWERKVOORZIENING

Paragraaf 1. Activiteiten dagelijks leven

Artikel 4

4.1

De tarieven voor hulp bij het huishouden in natura worden bepaald door de gemeente bedongen uurtarieven middels een aanbesteding.

4.2

De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp bij het huishouden vindt plaats in de vorm van een bedrag per uur (zie bijlage 1: Pgb-tarieven Jeugdhulp en Wmo Beuningen 2016).

4.3

Bij overlijden van de cliënt die een partner heeft, wordt de hulp bij het huishouden in natura beëindigd op de datum van overlijden. In het geval van een persoonsgebonden budget wordt het persoonsgebonden budget beëindigd met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand van overlijden.

Paragraaf 2. Huisvesting

Artikel 5

5.1

  • 1.

    Het college kent twee soorten woonvoorzieningen: a. een woonvoorziening van bouwkundige of bouwtechnische aard; b. een woonvoorziening niet van bouwkundige of bouwtechnische aard.

  • 2.

    Het bedrag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woonvoorziening zoals genoemd in het eerste lid onder a, die in natura of als eenmalig persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in een aan het college overlegde offerte die voldoet aan het programma van eisen.

  • 3.

    Het toe te kennen eenmalig persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening, zoals genoemd in het eerste lid onder b, is gelijk aan de huurprijs per maand van de voorziening zoals die bij een verstrekking in natura in bruikleen door het college aan de contractleverancier betaald zou worden, vermenigvuldigd met de gemiddelde levensduur (zie artikel 20.1). In dit bedrag zijn de kosten van instandhouding, zoals onderhoud, reparatie en indien van toepassing, verzekering reeds opgenomen. Reparatiekosten die niet onder het onderhoudscontract vallen, worden, na goedkeuring van de offerte, vergoed op basis van de werkelijk gemaakte kosten.

5.2

Als eenmalige tegemoetkoming voor meerkosten van een verhuizing geldt als normbedrag € 2.426,40.

5.3

Voor woonaanpassingen die duurder zijn dan € 2.426,40 kan een maatwerkvoorziening worden verstrekt als er geen mogelijkheid is te verhuizen.

5.4

  • 1.

    Indien de maatwerkvoorziening bestaat uit een woningsanering welke blijkens een medisch advies noodzakelijk is wegens rolstoelgebruik, huisstof- of huismijtallergie, astma of chronische bronchitis, dan bedraagt de hoogte van de vergoeding:

  • a.

    100% van de kosten als het te vervangen artikel niet ouder is dan 2 jaar;

  • b.

    75% van de kosten als het te vervangen artikel tussen de 2 en 4 jaar oud is;

  • c.

    50% van de kosten als het te vervangen artikel tussen de 4 en 6 jaar oud is;

  • d.

    25% van de kosten als het te vervangen artikel tussen de 6 en 8 jaar oud is;

  • e.

    0% van de kosten als het te vervangen artikel 8 jaar of ouder is.

  • 2.

    Bij het bepalen van de kosten wordt aangesloten bij de maximale bedragen zoals vermeld in de Prijzengids van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting.

5.4

Het bedrag voor een maatwerkvoorziening voor huurderving (in natura of als persoonsgebonden budget) wordt verstrekt indien een leegstaande woning is aangepast of aan te passen valt voor een bedrag van meer dan € 6.546,23. De tegemoetkoming is gemaximeerd op zes maanden op basis van de netto (kale) huurprijs.

5.5

    • 1.

      Een eenmalige tegemoetkoming voor meerkosten kan aan personen met een beperking of chronische problemen verleend worden ten behoeve van tijdelijke huisvesting indien deze meerkosten moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

    • a.

      De huidige woonruimte van belanghebbende;

    • b.

      De door belanghebbende nog te betrekken woonruimte.

  • 2.

    De eenmalige tegemoetkoming meerkosten ten behoeve van tijdelijke huisvesting wordt

uitsluitend verleend voor de periode, waarin de aan te passen woonruimte ten gevolge van

het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en belanghebbende als

gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan die redelijkerwijs niet voorkomen

kunnen worden.

3.Een eenmalige tegemoetkoming voor meerkosten in verband met tijdelijke huisvesting wordt verstrekt voor een periode van maximaal zes maanden. De vergoeding vindt plaats op basis van de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van € 551,00 per maand voor een zelfstandige woonruimte of € 272,79 per maand voor een niet-zelfstandige woonruimte.

5.6

Een eenmalige tegemoetkoming voor meerkosten dat als maximum verstrekt wordt bij het logeerbaar maken van de woning bedraagt € 2.022,-.

5.7 Eenvoudige losse woonvoorzieningen van niet-bouwtechnische en niet-bouwkundige aard tot € 300,- worden in eigendom verstrekt.

Paragraaf 3. Verplaatsen en vervoer

Artikel 6

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen in het een na vorige volledige kalenderjaar.

Artikel 7

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura vermeerderd met de instandhoudingskosten (voor onderhoud, reparatie en (indien van toepassing) verzekering) over een periode van 7 jaar. Het college mag bij de hoogte van het persoonsgebonden budget rekening houden met een korting die bij een verstrekking in natura zou worden ontvangen.

Artikel 8

De te verlenen kortingen op het normale tarief van het collectief vervoer worden bepaald door de tarieven en kortingen, zoals die zijn vastgesteld door de bedrijfsvoeringsorganisatie doelgroepenvervoer regio Arnhem-Nijmegen.

Artikel 9

9.1

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 545,94 als eenmalig pgb met een maximum van € 1.091,88.

9.2

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (rolstoel) taxi bedraagt € 545,94 als eenmalig pgb met een maximum van € 1.091,88.

9.3

Het bedrag dat per afgelegde kilometer wordt vergoed in het kader van de vervoersvoorziening onder lid 1 is € 0,19.

Artikel 10

  • 10.

    1 Het in artikel 9 bedoelde eenmalig persoonsgebonden budget dat wordt verstrekt voor gebruik van een (eigen) auto, bedraagt in het geval van:

  • -

    kinderen 4 jaar en < 12 jaar: de helft van het bedrag zoals genoemd in artikel 9 lid 1;

  • -

    kinderen >12 jaar: volledige bedrag zoals genoemd in artikel 9 lid 1

  • 10.

    2 Indien de behoeften van echtgenoten samenvallen en gebruik kan worden gemaakt van dezelfde voorziening, wordt een enkel eenmalig pgb, zoals bedoeld in artikel 9, toegekend

  • 10.

    3 Indien de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een in artikel 9 bedoeld eenmalig pgb verstrekt.

Paragraaf 4. Maatschappelijke participatie

Artikel 11

11.1

De eenmalige tegemoetkoming voor meerkosten voor een sportvoorziening bedraagt € 3.639,60.

11.2

Dit bedrag is bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar.

Paragraaf 5. Begeleiding

Artikel 12

12.1

De tarieven voor begeleiding in natura worden bepaald door de gemeente bedongen (uur)tarieven middels een aanbesteding.

12.2

De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van begeleiding vindt plaats in de vorm van een bedrag per eenheid (zie bijlage 1 - Pgb-tarieven Jeugdhulp en Wmo Beuningen 2016).

Artikel 13

Voor het vaststellen wie een bijdrage in de kosten wordt opgelegd bij de maatwerkvoorziening omgevingsbegeleiding, is bepalend op wiens naam deze voorziening wordt verstrekt.

HOOFDSTUK 3 JEUGDHULP

Artikel 14

14.1

De tarieven voor jeugdhulp in natura worden bepaald door de gemeente bedongen (uur)tarieven middels een aanbesteding.

14.2

De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van jeugdhulp vindt plaats in de vorm van een bedrag per eenheid (zie bijlage 1 - Pgb-tarieven Jeugdhulp en Wmo Beuningen 2016).

Artikel 15

15.1

Verstrekking in de vorm van persoonsgebonden budget vindt niet of niet langer plaats als:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • b.

    er sprake is van vastgesteld oneigenlijk gebruik of misbruik van een persoonsgebonden budget in het verleden;

  • c.

    er naar het oordeel van het college andere, zwaarwegende, bezwaren bestaan tegen de verstrekking.

15.2

De persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    Voor gezinsleden binnen hetzelfde huishouden als de aanvrager kan de gemeente gebruik maken van de bepalingen rond gebruikelijke zorg die zijn vastgelegd in het protocol Gebruikelijke Zorg van het CIZ.

  • b.

    Bij de beoordeling door het college of sprake is van hulp die anders zonder betaling geleverd zou worden uit het sociale netwerk van de cliënt spelen in elk geval de volgende aspecten een rol:

• het type hulp dat wordt geleverd;

• de frequentie van de hulp;

• is er sprake van een tijdelijke hulpvraag of van hulp over een lange periode;

• de mate van verplichting (kan degene die de hulp levert een keer overslaan als hij/zij ziek is of op vakantie wil, of is dit niet mogelijk?).

Artikel 16

De volgende deelproducten van individuele voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 2 van de Verordening jeugdhulp gemeente Beuningen 2016 zijn beschikbaar:

Product groep

Belevingsgerichte dagbesteding en vervoer jeugd

Kortdurend verblijf jeugd (niet met vervoer)

Dagbehandeling Jeugd

Ambulante trajecten jeugd (ondersteuning en behandeling)

Ambulante trajecten jeugd (ondersteuning en behandeling) 2

Ambulante trajecten jeugd (Observatie en diagnostiek)

B1

B1

B1

B2

B2

B2

Deelpro ducten

Geïntegreerde dagbesteding op school/ Kinderopvang

Weekend-opvang lokaal georganiseerd Vakantie opvang lokaal georganiseerd

Dagbehandeling locatie

Waakvlambe-geleiding

Begeleiding kort*

Diagnostiek

Medisch Kleuterdag-verblijf (MKD)

Kortdurend Verblijf

Dagbehandeling onderwijs/ kinderopvang

Behandeltraject kort*

Begeleiding middel*

Observatie en diagnostiek 0-6

Vervoer

Kortdurend verblijf specialistisch (regionaal)

deeltijd-dagbehandeling locatie

Behandeltraject Middel*

Begeleiding intensief*

Observatie en diagnostiek 6-12

deeltijd-dagbehandeling onderwijs/ kinderopvang

Behandeltraject Intensief*

Diagnostiek

Omgevings-begeleiding

Artikel 17

17.1

Teneinde hun eigen kracht en regie te versterken stelt het college stelt tijdens het vooronderzoek de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

17.2

Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in artikel 6 van de Verordening Jeugdhulp.

HOOFDSTUK 4 OVERIG

Paragraaf 1. Jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers

Artikel 18

  • 18.1

    Het college stelt jaarlijks in maart een blijk van waardering beschikbaar voor mantelzorgers die bekend zijn bij het Steunpunt Mantelzorg van Perspectief.

  • 18.2

    De in lid 1 bedoelde blijk van waardering bestaat uit een waardebon waarmee de mantelzorger bij door het college bekend te maken winkels in gemeente Beuningen een verwenpakket op kan halen.

  • 18.3

    Voor elke mantelzorger is één geschenkpakket beschikbaar.

  • 18.4

    De in lid 2 bedoelde waardebon wordt verstrekt door Stichting Perspectief.

Paragraaf 2. Specifieke bepalingen rondom het persoonsgebonden budget

Artikel 19

19.1

Voor de duur van de verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt de volgende economische afschrijvingstermijn gehanteerd:

  • a.

    maatwerkvoorziening voor een meerderjarige: 7 jaar (oftewel 91 zorgperioden);

  • b.

    maatwerkvoorziening voor een minderjarige: 5 jaar (oftewel 65 zorgperioden).

19.2

Als een minderjarige meerderjarig wordt dan wordt de afschrijvingstermijn verminderd met het aantal jaren dat de minderjarige de maatwerkvoorziening heeft toegekend gekregen.

19.3

In afwijking van het eerste lid kan voor tweedehands maatwerkvoorzieningen voor een meerderjarige en minderjarige de afschrijvingstermijn worden verminderd met de actuele leeftijd van de maatwerkvoorziening.

19.4

Indien de met het eenmalig persoonsgebonden budget aangeschafte voorziening na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde periode nog adequaat, kwalitatief verantwoord en compenserend is, dan wordt geen nieuw persoonsgebonden budget verstrekt. Een persoonsgebonden budget voor instandhoudingskosten kan dan wel worden verstrekt. Onder instandhoudingskosten wordt verstaan: de noodzakelijke kosten om de voorziening in stand te houden, in het bijzonder de kosten van onderhoud en reparatie en, voor zover van toepassing, de verzekeringskosten.

19.5 Een pgb is niet bedoeld voor het voldoen van: a. bemiddelingskosten; b. administratiekosten; c. een eenmalige uitkering; d. een feestdagenuitkering.

Artikel 20 – Betaling van het persoonsgebonden budget

20.1

Het eenmalig persoonsgebonden budget wordt uitsluitend betaalbaar gesteld door overmaking op een door de aanvrager of diens gemachtigde opgegeven bankrekeningnummer.

20.2

In overleg met de persoon aan wie het eenmalig persoonsgebonden budget is verleend, wordt het persoonsgebonden budget betaalbaar gesteld na de dag waarop het besluit tot verlening aan belanghebbende verzonden is.

20.3

Onverminderd het bepaalde in lid 2, wordt het eenmalig persoonsgebonden budget op een zodanig moment betaalbaar gesteld dat de aanvrager in staat is om de noodzakelijk geachte voorziening tijdig te realiseren.

  • 1.

    De uitbetaling van een eenmalig persoonsgebonden budget vindt in beginsel in één keer plaats. Een uitzondering geldt voor een eenmalig persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing van meer dan € 10.000,- . Dit persoonsgebonden budget kan in termijnen worden verstrekt. Het schema van de periodieke betalingen wordt in overleg met de belanghebbende opgesteld.

  • 20.

    4 De (periodieke) betaling van een persoonsgebonden budget kan worden opgeschort als de aanvrager/budgethouder één of meer verplichtingen van dit Besluit of de Verordening niet nakomt.

Artikel 21

Bij de verlening van een persoonsgebonden budget worden de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    De budgethouder dient zelf een aansprakelijkheidsverzekering te hebben (afgesloten) voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan. Zoals bepaald in artikel 7 is – indien van toepassing – een component opgenomen voor verzekering.

  • b.

    De budgethouder dient zelf een voorziening die een motorrijtuig is in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) te verzekeren in overeenstemming met artikel 2 van die wet. Zoals bepaald in artikel 7 is – indien van toepassing – een component opgenomen voor verzekering.

Artikel 22

Verstrekking in de vorm van persoonsgebonden budget vindt niet of niet langer plaats als:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • b.

    er sprake is van vastgesteld oneigenlijk gebruik of misbruik van een persoonsgebonden budget in het verleden;

  • c.

    er naar het oordeel van het college andere, zwaarwegende, bezwaren bestaan tegen de verstrekking.

Paragraaf 3. Terugvordering

Artikel 23

  • 1.

    De meerwaarde van de woning die door het ontvangen van een woonvoorziening meer waard is geworden (compensatie op het leefgebied huisvesting), dient gedeeltelijk aan de gemeente Beuningen te worden terugbetaald.

  • 2.

    Voor het bepalen van het bedrag van meerwaarde wordt uitgegaan van:

  • a.

    het toegekende bedrag voor de woonvoorziening minus de bijdrage in de kosten die voor de woonvoorziening is betaald;

  • b.

    een afschrijving van 10% voor elk vol jaar dat de woonvoorziening was gerealiseerd.

Artikel 24

Bij een bedrag tot € 150,- wordt afgezien van terugvordering.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 25

25.1

Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2016.

25.2

Dit besluit is van toepassing op aanvragen voor een individuele voorziening of maatwerkvoorziening en besluiten op een individuele voorziening of maatwerkvoorziening vanaf 1 juni 2016.

25.3

Met ingang van de datum inwerkingtreding van dit besluit, wordt het Financieel besluit gemeente Beuningen Wmo 2015 en Besluit nadere regeling gemeente Beuningen 2015 ingetrokken.

Artikel 26

Deze regeling kan aangehaald worden als: Financieel besluit gemeente Beuningen Wmo 2016 en Besluit nadere regeling Jeugdhulp gemeente Beuningen 2016.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Beuningen op 14 juni 2016.

Burgemeester en wethouders,

Dyanne Kocken

Carol van Eert

Secretaris

burgemeester

Bijlage Tarieven artikel 8 Informatief per 1 september 2016

Tarieven artikel 8 -Informatief per 1 september 2016

Bijlage 1 Pgb-tarieven Jeugdhulp en Wmo Beuningen

Pgb-tarieven