Regeling vervallen per 21-05-2019

Algemene subsidieverordening Gemeente Beuningen 2017

Geldend van 01-01-2018 t/m 20-05-2019

Intitulé

Algemene subsidieverordening Gemeente Beuningen 2017

De raad van de gemeente Beuningen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 februari 2017 nr. BW17.00041; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; gezien het advies van de commissie Financiën/Algemene zaken van 12 april 2017;

Besluit:

Vast te stellen de volgende verordening:

Algemene subsidieverordening Gemeente Beuningen 2017

Begripsbepalingen:

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteit: een met gebruikmaking van de subsidie te leveren product, prestatie of dienst.

  • b.

    Boekjaar: van 1 januari tot 31 december.

  • c.

    Instelling: een organisatie die rechtspersoonlijkheid bezit en die zich ten doel stelt om zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van de ingezetenen van de gemeente Beuningen.

  • d.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • e.

    Subsidieaanvrager: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, een rechtspersoon met beperkte rechtsbevoegdheid.

  • f.

    Subsidieontvanger: een aanvrager die subsidie ontvangt op basis van deze verordening voor het organiseren van activiteiten.

  • g.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies.

  • h.

    Subsidievaststelling: een beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het bedrag.

  • i.

    Subsidieverlening: een beschikking tot voorlopige subsidietoekenning die voorafgaat aan subsidievaststelling.

  • j.

    Wet: de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 1 Toepasselijkheid van deze verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de subsidies die kunnen worden verstrekt voor activiteiten die zijn gelegen op een of meerdere van de volgende beleidsterreinen:

    • ·

      Jeugd en onderwijs;

    • ·

      Kunst en cultuur;

    • ·

      Sport;

    • ·

      Zorg;

    • ·

      Natuur en milieu;

    • ·

      Recreatie en toerisme;

    • ·

      Economie

    • ·

      Burgerparticipatie

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing verklaren op subsidies die kunnen worden verstrekt zonder grondslag in een wettelijke regeling.

Artikel 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. Indien de raad een subsidieplafond vaststelt wordt daarbij aangegeven op welke wijze de beschikbare gelden worden verdeeld.

  • 3. De raad kan een subsidieplafond verlagen als deze wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan deze alleen worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 3 Beleidsregels

  • 1. De raad stelt in beleidsregels vast welke activiteiten in aanmerking komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

  • 2. Een beleidsregel vermeldt in elk geval:

    • a.

      de activiteiten en, in voorkomend geval, de rechtspersonen of instellingen die voor subsidie in aanmerking kunnen komen;

    • b.

      de begrotingspost of -posten die voor de subsidiëring wordt of worden aangewend;

    • c.

      indien van belang: het subsidieplafond en de wijze waarop de beschikbare gelden worden verdeeld;

    • d.

      Indien van belang: de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 4 Bevoegdheden Burgemeester en wethouders

  • 1. Burgemeester en wethouders besluiten over het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidies als bedoeld in artikel 1 van deze verordening.

  • 2. Burgemeester en wethouders besluiten over de aan de verlening te verbinden voorschriften en voorwaarden, evenals over het aangaan van een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen per beleidsterrein, genoemd in artikel 3, uitvoeringsregels vaststellen, die betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

    • b.

      de verplichtingen van de subsidieontvanger;

    • c.

      de vaststelling van de subsidie;

    • d.

      het intrekken en wijzigen van de subsidieverlening en –vaststelling.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen in een uitvoeringsregel bepalen dat de subsidie kan worden vastgesteld zonder voorafgaande verleningsbeschikking, alsmede dat afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing is.

  • 5. Als voor het indienen van een aanvraag van subsidie het gebruik van een formulier wordt voorgeschreven, wordt dat als bijlage bij de uitvoeringsregels gevoegd.

Artikel 5 Aanvraag

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een rechtspersoon.

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college van B&W. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd;

    • b.

      de doelen of resultaten die daarmee worden nagestreefd en hoe de activiteiten daaraan kunnen bijdragen;

    • c.

      een begroting van de kosten van de activiteiten en een dekkingsplan;

    • d.

      en als ook andere subsidies worden gevraagd, een overzicht daarvan;

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor het eerst subsidie vraagt, legt een exemplaar van zijn statuten over, een opgaaf van de zittende bestuursleden alsmede een uittreksel uit het handelsregister waaruit blijkt welke personen de rechtspersoon kunnen vertegenwoordigen.

  • 4.

    In de beleidsregels kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 6 Aanvraag- en beschikkingstermijnen

  • 1. Een aanvraag van een subsidie die per kalenderjaar wordt aangevraagd (‘jaarsubsidie’) wordt uiterlijk 1 juni voor het begin van het betrokken jaar ingediend. Daarop beschikt het college uiterlijk op 1 oktober van het jaar waarin de aanvraag is ingediend . In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders deze termijn met vier weken verlengen.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden uiterlijk acht weken voor het begin van de te subsidiëren activiteiten ingediend. Daarop wordt zo mogelijk binnen vier, maar in elk geval binnen acht weken beschikt. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders deze termijn verlengen.

Artikel 7 Algemene weigerings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Naast de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomst artikel 108, derde lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Voorts kan het college de subsidie in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten in strijd zijn met een wettelijke regeling;

    • b.

      als ernstig gevaar bestaat dat de subsidie mede zal worden gebruikt

– om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

– om strafbare feiten te plegen, een en ander als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur;

  • c.

    voor zover activiteiten zich niet in hoofdzaak richten op de gemeente of haar inwoners, tenzij de subsidie wordt gedekt door een specifieke uitkering van het Rijk of Provincie die mede is bestemd voor andere gemeenten;

  • d.

    als de te subsidiëren activiteiten gericht zijn op het uitdragen van levensbeschouwelijke of politieke overtuigingen;

  • e.

    voor zover activiteiten in strijd zijn met artikel 1 van de Grondwet;

  • f.

    als de te subsidiëren activiteiten gericht zijn op het maken van winst;

  • g.

    als de aanvrager een bij of krachtens deze verordening gestelde verplichting niet nakomt of als hij niet voldoet aan een daar gestelde voorwaarde om voor de subsidie in aanmerking te kunnen komen.

    • 3.

      Het college kan een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

    • 4.

      Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 8 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. In een beleidsregeling kan worden bepaald dat aan een subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Awb, kunnen worden opgelegd, als ze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan beschikkingen de verplichtingen verbinden dat:

    • a.

      De subsidieontvanger zich dient in te spannen om daar waar activiteiten plaatsvinden (al dan niet in een accommodatie) deze bereikbaar en toegankelijk moet zijn voor burgers met een beperking;

    • b.

      De subsidieontvanger dient zich te conformeren aan de afspraken zoals deze zijn geformuleerd in het convenant verantwoord alcoholgebruik die door het college op 13 juli 2009 is vastgesteld;

    • c.

      De subsidieontvanger dient haar activiteit zo veel mogelijk te huisvesten /te laten plaatsvinden in gemeentelijk vastgoed;

    • d.

      Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, de subsidieontvanger dat direct aan het college meldt.

  • 3. Een subsidieontvanger informeert het college direct schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhoudingen met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 9 Egalisatiereserve

  • 1. Is een jaarsubsidie verleend voor een in de loop van een kalenderjaar uit te voeren activiteitenplan en blijkt dat daarvoor niet de gehele subsidie nodig was, dan vormt de subsidieontvanger een egalisatiereserve van ten hoogste tien procent van het subsidiebedrag. Bedraagt het overschot meer dan tien procent, dan kan het meerdere door het college worden teruggevorderd.

  • 2. De ontvanger van een andere subsidie dan een jaarsubsidie kan het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. Dan is het vorige lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de reserve een zeker bedrag niet te boven mag gaan en dat ze slechts binnen een zekere termijn kan worden gebruikt. Is de reserve gedurende deze termijn niet geheel gebruikt, dan kan het restant door het college worden teruggevorderd.

Artikel 10 Voorschotten

Op een verleende subsidie kunnen voorschotten worden verleend voordat deze is vastgesteld.

Artikel 11 Wijzigen en intrekken subsidie

  • 1.

    Als na de verlening blijkt dat de subsidiëring een steunmaatregel vormt die in strijd is met artikel 107 of 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt de subsidie gewijzigd of ingetrokken.

  • 2.

    De subsidie kan worden gewijzigd of ingetrokken als na de verlening alsnog blijkt dat ernstig gevaar bestaat dat de subsidie mede zal worden gebruikt:

– om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

– om strafbare feiten te plegen, een en ander als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur.

Artikel 12 Aanvraag om vaststelling

  • 1. Een aanvraag om vaststelling van een jaarsubsidie moet uiterlijk 1 juni na het betrokken jaar worden ingediend en bestaat uit een financiële en inhoudelijk verantwoording. Daarop wordt uiterlijk op 1 oktober beschikt. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders deze termijn verlengen.

  • 2. Een aanvraag om vaststelling van een andere subsidie wordt ingediend uiterlijk acht weken nadat de laatste gesubsidieerde activiteit heeft plaatsgevonden. Burgemeester en wethouders kunnen de termijn verlengen. Op de aanvraag wordt zo mogelijk binnen vier maar in elk geval binnen acht weken beschikt. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders deze termijn verlengen.

  • 3. Is een aanvraag om vaststelling niet tijdig ingediend, dan kunnen burgemeester en wethouders een nieuwe termijn stellen. Is de aanvraag niet binnen die termijn ingediend, dan kunnen zij de subsidie ambtshalve vaststellen.

Artikel 13 Verantwoording subsidies tot aan € 50.000,-

  • 1.

    Subsidies tot en met € 5.000 worden door burgemeester en wethouders direct vastgesteld of verleend en binnen 8 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2.

    In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 5.000,- wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

  • 3.

    Een aanvraag om vaststelling van een subsidie van meer dan € 5.000 doch ten hoogste

€ 50.000,- dient de subsidieontvanger uiterlijk 8 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

4.De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan. Dit verslag gaat gepaard met een financieel verslag. Subsidies tot ten hoogste € 50.000,- worden ambtshalve vastgesteld.

Artikel 13 A

Eindverantwoording subsidies meer dan € 50.000,-

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan€ 50.000,- dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, uiterlijk 20 weken na afloop van het betrokken boekjaar;

    • c.

      in andere gevallen uiterlijk 12 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijke accountant.

  • 3.

    Bij beleidsregels kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 14 Hardheidsclausule termijnen

1.Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -

ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, kan het college een andere termijn vaststellen.

2.In een beleidsregel kan worden bepaald dat het college van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden kunnen zijn tot de daarmee in te dienen belangen.

Artikel 15 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. De Algemene Subsidieverordening gemeente Beuningen 2010 vervalt met de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 3. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn de bepalingen uit de Algemene Subsidieverordening gemeente Beuningen 2010van toepassing.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Beuningen 2017.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 9 mei 2017

De griffier, De voorzitter,

TOELICHTING

Algemene subsidieverordening Gemeente Beuningen 2017

Inhoudsoverzicht

Artikel 1 Toepasselijkheid van deze verordening

Artikel 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 3 Beleidsregels

Artikel 4 Bevoegdheden burgemeester en wethouders

Artikel 5 Aanvraag

Artikel 6 Aanvraag-en beschikkingstermijnen

Artikel 7 Algemene weigerings- en terugvorderingsgronden

Artikel 8 Verplichting subsidieontvanger

Artikel 11 Wijziging en intrekking subsidie

Artikel 13 Verantwoording subsidies tot aan € 50.000,-

Artikel 15 Inwerkingtreding en overgangsrecht

Waarom een nieuwe Algemene subsidieverordening?

De gemeente Beuningen streeft naar deregulering. Het doel van deze subsidieverordening is een doelmatige en samenhangende verordening met minder regels die beter aansluit bij de behoefte en financiële mogelijkheden. De verordening sluit aan op de beoogde maatschappelijke effecten.

Opzet van de nieuwe verordening: de ASV vormt de kapstok, beleid wordt vastgesteld in beleidsregels.

De ASV geeft de raad de bevoegdheid om beleidsregels vast te stellen; daarmee wordt bepaald welke activiteiten kunnen worden gesubsidieerd. Een beperkt aantal regels dat in de meeste gevallen zal kunnen worden toegepast, is vervolgens in de ASV zelf opgenomen:

  • ·

    aanvraag- en beschikkingstermijnen;

  • ·

    een aantal belangrijke weigeringsgronden (die kunnen worden aangevuld in een beleidsregels, aangezien daar de specifieke voorwaarden zullen worden genoemd om voor een subsidie in aanmerking te kunnen komen);

  • ·

    de mogelijkheid om verplichtingen te verbinden aan een subsidie;

  • ·

    de mogelijkheid om voorschotten te verlenen;

  • ·

    het wijzigen of intrekken van de subsidie na de verlening;

  • ·

    de rekening en verantwoording en de definitieve vaststelling van de subsidie nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

In de nu volgende artikelsgewijze toelichting wordt over artikelen en onderdelen daarvan alleen iets opgemerkt waar dat nodig is.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1, Toepasselijkheid van deze verordening

De ASV is rechtstreeks toepasselijk op de krachtens deze verordening zelf te verstrekken of verstrekte subsidies. Subsidie is ook mogelijk conform artikel 4:23, derde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat subsidie zonder grondslag in een wettelijke regeling kan worden verleend als uit de begroting al blijkt wie de beoogde subsidieontvanger is en wat het maximumbedrag is, alsmede incidentele subsidies die voor hooguit vier jaren worden verleend.

Artikel 2, Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Een subsidieplafond (tweede lid, onderdeel c) is nodig als de subsidieregeling een ‘open’ aanspraak op subsidie geeft. Bij een subsidieplafond hoort een tevoren bekendgemaakt verdelingssysteem, zo wil artikel 4:26 Awb. Subsidies worden op volgorde van binnenkomst behandeld en beschikt.

De raad stelt de subsidieplafonds vast en vermeld bij de bekendmaking de wijze van verdelen (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de AWB). Als dit niet geregeld is kan het plafond niet worden tegengeworpen aan aanvragers die hun aanvraag hebben ingediend voor bekendmaking (artikel 4:2327, tweede lid, van de Awb). Bij de bekendmaking van de plafonds door de raad wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het plafond te verlagen.

Verlaging subsidieplafond.

De verlaging van een subsidieplafond heeft in beginsel geen gevolgen voor aanvragen die vóór bekendmaking van de verlaging zijn ingediend (artikel 4:27, tweede lid, van de Awb). Dat is anders als aan de drie voorwaarden genoemd in artikel 4:28 van de Awb is voldaan:

1) aanvragen voor de desbetreffende subsidie moeten worden ingediend voordat de begroting is vastgesteld of goedgekeurd,

2) de verlaging vloeit voort uit vaststelling van de begroting, en

3) de mogelijkheid van verlaging is aangekondigd bij de vaststelling van het oorspronkelijke subsidieplafond.

Om te waarborgen dat de raad alleen overgaat tot verlaging van subsidieplafonds als die verlaging ook daadwerkelijk kan worden gebruikt zijn het tweede en derde lid opgenomen. Het komt er op neer dat een subsidieplafond alleen kan worden verlaagd als het oorspronkelijke subsidieplafond is vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld én de aanvragen voor de vaststelling van de begroting moesten zijn ingediend én er bovendien op de mogelijke verlaging wordt gewezen bij de bekendmaking van het plafond.

Artikel 3, Beleidsregels

Dit artikel omschrijft de bevoegdheid van de raad om in nadere regels, hierna beleidsregels genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover de raad geen gebruik maakt van deze bevoegdheid is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de Awb is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidie of beleidsregeling, waarin te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb, bestaan hierop maar vier uitzonderingen:

  • a.

    de spoedeisende subsidieverstrekking (tijdelijk, vooruitlopend op de vaststelling van een wettelijk voorschrift);

  • b.

    de subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost(de begroting dient de subsidieontvanger en het bedrag dat ten hoogste kan worden vastgesteld te vermelden).

  • c.

    de incidentele subsidieverstrekking (voor uitzonderlijke gevallen, als er in beginsel slechts eenmalig subsidie zal worden toegekend);

  • d.

    de Europese subsidies(is voor gemeenten nauwelijks van belang).

Artikel 4

Bevoegdheden Burgemeester en wethouders

Dit artikel kent het college o.a. de bevoegdheid toe per beleidsterrein uitvoeringsregels vast te stellen. Deze regels zijn primair bedoeld om het subsidieproces duidelijker te maken. Zij mogen uiteraard niet strijdig zijn met de door de raad vastgestelde beleidsregels.

Artikel 5, Aanvraag

Voor subsidieaanvragen gelden naast de vereisten van artikel 5 en van het eventuele aanvraagformulier, de eisen waaraan elke aanvraag om een beschikking moet voldoen volgens artikel 4:2 Awb:

  • 1.

    vermelding van naam en adres van de aanvrager

  • 2.

    datum en aanduiding van wat men wenst

  • 3.

    andere relevante gegevens moeten worden vermeld of bijgesloten.

Alleen rechtspersonen kunnen een subsidie aanvragen. De ASV is bedoeld voor ondersteuning van maatschappelijk initiatieven. De begripsbepalingen bevatten de voornaamste inhoudelijke criteria (gezamenlijke activiteit, maatschappelijk belang etc.). Bij een rechtspersoon biedt de beschrijving van de doelstelling van de rechtspersoon handvatten voor de beoordeling of het initiatief echt een maatschappelijk initiatief is. Bovendien bestaat een rechtspersoon vaak uit een groep personen, zodat er minder snel sprake zal zijn van een initiatief dat zich richt op een privébelang.

Deze voorwaarde kan het effect hebben dat initiatiefnemers elkaar opzoeken om hieraan te voldoen en waaruit nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan. Bijv. een groep bewoners die een plaatselijke belangenvereniging opzoekt.

Een rechtspersoon kan in vergelijking met natuurlijke personen eenvoudiger verantwoordelijk worden gesteld voor het niet nakomen van de prestaties. Mocht om welke reden dan ook de subsidie teruggevorderd worden dan wordt een terugvordering opgelegd.

Artikel 6, Aanvraag – en beschikkingstermijnen

De indienings- en beschikkingstermijn voor de jaarsubsidie voor het nieuwe jaar lopen gelijk aan die voor de vaststellingsbeschikking van het vorige jaar. De vroege indiening is van belang omdat met deze aanvragen rekening moet kunnen worden gehouden bij het voorbereiden van de begroting; het gaat soms om aanzienlijke bedragen, die én voor de instelling én voor de gemeente van gewicht zijn. Doordat op 1 juni ook de stukken voor de afrekening over het vorige jaar moeten zijn ingeleverd, kunnen de gegevens over jaar n-1 worden betrokken bij de beslissing over jaar n+1.

Voor de subsidieaanvrager is het ook van belang, ruim vóór het nieuwe jaar te weten waarop men waarschijnlijk (zie het begrotingsvoorbehoud van artikel 4) mag rekenen. Daarom is de beschikkingstermijn gesteld op vier maanden, een termijn die normaliter moet kunnen worden gehaald. Zijn er problemen – bijvoorbeeld over de afrekening over het voorgaande jaar, waar partijen eerst uit moeten proberen te komen –, dan is zo nodig de rest van het jaar hiervoor beschikbaar.

Maakt de door de raad vastgestelde begroting het nodig dat minder subsidie kan worden verleend dan genoemd in de eerdere verleningsbeschikking (of zelfs dat in het geheel geen subsidie kan worden gegeven), dan wordt een ‘rectificerende beschikkingen’ zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de begroting genomen en aan de betrokkenen worden toegezonden.

De termijn van ‘vier weken tevoren’ in andere gevallen (lid 2) is soms onhaalbaar, bijv. als om goede redenen heel plotseling het idee opkomt om iets op héél korte termijn te organiseren waarvan ook het college vindt dat dit wenselijk is. Dan zijn er twee mogelijkheden. Soms zal de beleidsregels al een kortere termijn geven. En ten tweede is er het voorgestelde artikel 13, de algemene hardheidsclausule voor te knellende termijnen.

Artikel 7, Algemene weigerings- en terugvorderingsgronden

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

Subsidie aan een onderneming, kan staatssteun opleveren, indien de subsidie niet open staat voor alle ondernemingen die deze activiteiten uitoefenen. Deze vorm van staatssteun is geoorloofd indien zij valt onder één van de vrijstellingsmogelijkheden zoals opgenomen in de vrijstellingsverordening. Het college moet dan deze subsidie melden bij de Europese Commissie via een zogeheten kennisgevingsprocedure. Valt de subsidie niet binnen de reikwijdte van deze vrijstellingsverordening, dan is voor de subsidie toestemming nodig van de Europese Commissie. Als de Europese Commissie de steun (subsidie) niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering zoals bedoeld in art. 7 lid 1 onder a.

De weigeringsgrond in art. 7, lid 1 onder b betekent dat indien subsidie is aangevraagd en tegen die aanvrager is in verband met een andere reeds verleende subsidie een bevel tot terugvordering is uitgevaardigd, het college de aangevraagde subsidie kan weigeren.

Weigeringsgronden voor subsidies zijn denkbaar op drie niveaus.

  • 1.

    De Awb geeft een aantal altijd geldende weigeringsgronden:

    • ·

      overschrijding subsidieplafond (artikel 4:25),

    • ·

      de activiteiten zullen waarschijnlijk niet worden uitgevoerd,

    • ·

      het is aannemelijk dat de aanvrager de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet zal nakomen of dat hij geen behoorlijke rekening en verantwoording zal afleggen, onjuiste of onvolledige inlichtingen die B&W op het verkeerde been zetten,

    • ·

      faillissement, surseance van betaling of schuldsaneringsregeling is aan de orde (artikel 4:35).

  • 2.

    In de tweede plaats kan de ASV weigeringsgronden bevatten.

  • 3.

    Beleidsregels die vastgesteld zijn door het college kunnen weigeringsgronden bevatten.

Artikel 7 betreft in hoofdzaak het tweede niveau. Het geeft dan – in aanvulling op de Awb – algemene weigeringsgronden die altijd van belang zijn. Als een weigeringsgrond spreekt van ‘voor zover...’, betekent het dat de geconstateerde situatie niet tot weigering van de gehele subsidie hoeft te leiden, namelijk als de aanvraag, zou ze alleen de ‘onbesmette’ activiteiten hebben omvat, wel voor subsidie in aanmerking zou zijn gekomen.

Het tweede lid, aanhef en onder h, bepaalt ten slotte dat ook geweigerd kan worden ‘als de aanvrager een bij of krachtens deze verordening gestelde verplichting niet nakomt of niet voldoet aan een daar gestelde voorwaarde om voor de subsidie in aanmerking te kunnen komen’ – het derde niveau.

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

Artikel 8, Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 4:37, eerste lid, van de Awb noemt een aantal verplichtingen die aan een subsidieontvanger kunnen worden opgelegd. De wet staat ook andere verplichtingen toe, maar eist daarvoor een basis in een wettelijk voorschrift; vandaar lid 1.

Artikel 11, Wijzigen en intrekken subsidie

De Awb geeft in de artikelen 4:48 – 4:51 een in beginsel gesloten stelsel van wijzigings- en intrekkingsgronden. Buiten de Awb zijn ook andere gronden voor intrekking mogelijkgeworden; het betreft met name ‘verboden staatssteun’ (het eerste lid) en de Wet Bibob (tweede lid).

Wijzigen of intrekken van een reeds verleende subsidie als blijkt dat die heeft geleid tot verboden staatssteun, is verplicht op grond van de artikelen 107 en 108 VWEU en het daarmee samenhangende beginsel van de ‘Unietrouw’, zo volgt uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU.

Artikel 13, Verantwoording subsidies tot aan € 50.000,-

Bij de vaststelling van het uiteindelijke subsidiebedrag kan blijken dat dit bedrag lager uitvalt dan wat reeds aan voorschotten is betaald. Artikel 4:57 Awb voorziet dan in de mogelijkheid van terugvordering of verrekening.

Artikel 14. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen vasthouden aan een termijn in de ASV of de toepasselijke subsidieregeling wegens bijzondere omstandigheden onevenredig kan zijn tot de daarmee te dienen belangen. Op grond van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders dan een andere termijn vaststellen.

Op grond van het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders bovendien in een subsidieregeling een hardheidsclausule opnemen die ziet op nader in die subsidieregeling aangegeven bepalingen. De Een te treffen voorziening, die niet in de verordening of subsidieregeling is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.

Artikel 15, Inwerkingtreding en overgangsrecht

De nieuwe regeling is alleen van toepassing op de subsidies die betrekking hebben op activiteiten in 2018 of latere jaren, waarvoor de middelen ter beschikking worden gesteld met de begrotingen voor 2018 en later. De aanvragen voor jaarsubsidies voor 2018 moeten dan uiterlijk 1 juni 2017 zijn ingediend – zie artikel 5, eerste lid –. In de maanden na 1 juni kan er vervolgens op deze aanvragen worden beschikt; die subsidies kunnen dan alleen met een begrotingsvoorbehoud worden verleend, zie artikel 3.

In het voorgestelde derde lid wordt bepaald dat de oude subsidieverordening van toepassing blijft op de subsidies over 2017. Dat geldt ook voor de vaststellingsbeschikkingen die in 2017 nog moeten worden genomen en voor de beslissingen op bezwaarschriften die betrekking hebben op ‘oude’ subsidies, ook als ze pas na 1 januari 2018 kunnen worden genomen.