Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Beuningen 2018

Geldend van 17-05-2018 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-05-2018

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Beuningen 2018

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Beuningen 2018

INHOUDSOPGAVE

Paragraaf 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Regel 1 - Begripsbepalingen

Regel 2 - Voorwaarden

Regel 3 - Individualiseren

Paragraaf 2 DRAAGKRACHT

Regel 4 - Draagkracht

Regel 5 - Draagkrachtperiode

Regel 6 - Draagkrachtpercentage

Regel 7 - Terugwerkende kracht

Regel 8 - Drempelbedrag

Paragraaf 3 KOSTEN VAN HET BESTAAN

Regel 9 - Woonkosten

Regel 10 - Maatschappelijke kosten

Regel 11 - Duurzame gebruiksgoederen

Regel 12 - Vrijwillige bewindvoering en WSNP-bewindvoering

Regel 13 - Zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar

Regel 14 - Jongeren van 18 tot 21 jaar in een inrichting

Regel 15 – medische kosten

Paragraaf 4 SLOTBEPALINGEN

Regel 16 - De wijze van betalen

Regel 17 - Uitvoering

Regel 18 - Citeertitel en inwerkingtreding

ALGEMENE TOELICHTING

Wanneer gebruik je het handboek Grip op Participatiewet?

Hoe ga je om met een lening als voorliggende voorziening?

Hoe ga je om met medische kosten? (de relatie met de Collectieve Zorgverzekering voor Minima (CZM))

Hoe ga je om met het verplicht eigen risico?

Mag je forfaitaire bedragen hanteren?

In welke vorm verstrek je de bijzondere bijstand?

REGELGEWIJZE TOELICHTING

Regel 1 - Begrippen

Regel 2 - Voorwaarden

Regel 3 - Individualiseren

Regel 4 - Draagkracht

Regel 5 - Draagkrachtperiode

Regel 6 - Draagkrachtpercentage

Regel 7 - Terugwerkende kracht

Regel 9 - Woonkosten

Regel 10 - Maatschappelijke kosten

Regel 11 - Duurzame gebruiksgoederen

Regel 12 - Vrijwillige bewindvoering en WSNP-bewindvoering

Regel 13 - Zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar

Regel 14 - Jongeren van 18 tot 21 jaar in een inrichting

Regel 15 – Medische kosten

Regel 16 - De wijze van betalen

Regel 17 - Uitvoering

Paragraaf 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Regel 1 - Begripsbepalingen

  • a.

    Voor zover daarvan in deze beleidsregels niet wordt afgeweken gelden de begripsbepalingen van de Participatiewet.

  • b.

    In deze beleidsregels wordt voorts verstaan onder:

    • 1.

      wet: de Participatiewet;

    • 2.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • 3.

      bijstandsnorm: 110% van de op de belanghebbende van toepassing zijnde norm op grond van paragraaf 3.2 van de wet, waarbij artikel 22a buiten toepassing wordt gelaten;

    • 4.

      tremanormen: de landelijke door rechterlijke instanties gehanteerde normen bij de vaststelling van een onderhoudsverplichting naar burgerlijk recht.

Regel 2 - Voorwaarden

  • a.

    Bijzondere bijstand wordt verleend indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan waarin belanghebbende niet kan voorzien uit de bijstandsnorm en de aanwezige draagkracht.

  • b.

    Voor het vaststellen van de noodzaak van de kosten kan advies worden ingewonnen bij derden. (Toelichting)

Regel 3 - Individualiseren

Van de bepalingen en criteria in deze beleidsregel kan gemotiveerd worden afgeweken als de individuele situatie van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft:

  • a.

    in het voordeel van de belanghebbende als zijn individuele omstandigheden dit rechtvaardigen;

  • b.

    in het nadeel van de belanghebbende, al dan niet gedurende een bepaalde periode, als er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. (Toelichting)

Paragraaf 2 DRAAGKRACHT

Regel 4 - Draagkracht

  • a.

    Bij het vaststellen van de draagkracht zijn de bepalingen van hoofdstuk 3, paragraaf 4 van de wet van onverkort van toepassing.

  • b.

    Bij regelmatige inkomsten is het inkomen in de maand voorafgaand aan de maand waarin de kosten zijn opgekomen van de aanvraag bepalend. Bij onregelmatige inkomsten is het gemiddelde inkomen in de drie maanden voorafgaand aan de maand van de aanvraag bepalend. (Toelichting)

Regel 5 - Draagkrachtperiode

  • a.

    De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van een jaar gerekend vanaf de eerste dag van de maand vanaf het moment waarin de kosten zich voordeden.

  • b.

    De draagkracht kan in afwijking van het gestelde in sub a worden vastgesteld voor een periode van een jaar gerekend vanaf de eerste dag van de maand waarin voor het eerst bijzondere noodzakelijke kosten zijn gemaakt, indien in alle redelijkheid met die kosten rekening moet worden gehouden.

  • c.

    De draagkracht kan in afwijking van het gestelde in sub a worden vastgesteld voor een afwijkende periode indien de aard van de bijzondere kosten daartoe aanleiding geeft.

  • d.

    Een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet meer aangepast. (Toelichting)

Regel 6- Draagkrachtpercentage

  • a.

    Met inachtneming van het gestelde in de regels 1, 3 en 4 van deze beleidsregels¬ wordt ten aanzien van vermogen boven de vermogensgrens (artikel 34 lid 3 van de wet) 100% in aanmerking genomen en ten aanzien van het inkomen boven de bijstandsnorm 35% in aanmerking genomen.

  • b.

    Bij samenloop van periodieke en incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht eerst aangewend voor de incidentele kosten. (Toelichting)

Regel 7- Terugwerkende kracht

Hoofdregel is dat geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor kosten die meer dan zes maanden voorafgaand aan de bijstandsaanvraag zijn gemaakt. (Toelichting)

Regel 8 - Drempelbedrag

Artikel 35 lid 2 van de wet vindt bij de verlening van bijzondere bijstand geen doorgang.

Paragraaf 3 KOSTEN VAN HET BESTAAN

Regel 9 - Woonkosten

  • a.

    Bij bewoning van een huurwoning of een eigen woning, waarvan de woonkosten de voor de belanghebbende van toepassing zijnde maximale huurtoeslaggrens krachtens de Wet op de huurtoeslag overschrijden, kan een tegemoetkoming verstrekt worden.

  • b.

    De hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in sub a wordt vastgesteld op het bedrag van de woonkosten, verminderd met het bedrag dat bij een maximale huur op grond van de Wet op de huurtoeslag door de belanghebbende zelf betaald dient te worden.

  • c.

    De tegemoetkoming als bedoeld in sub a wordt voor een maximale periode van een jaar toegekend, onder de verplichting dat de belanghebbende uitziet naar goedkopere huisvesting.

  • d.

    De tegemoetkoming als bedoeld in sub a kan voor een periode van maximaal één jaar worden verlengd, indien en voor zolang geen goedkopere huisvesting verkregen kan worden.

  • e.

    Bijzondere bijstand voor vaste lasten van de woning tijdens detentie kan verleend worden voor de duur van maximaal zes maanden indien dit noodzakelijk is voor een terugkeer in de gemeente op korte termijn.

  • f.

    Bijzondere bijstand voor vaste lasten van de woning tijdens verblijf in een inrichting kan verleend worden voor de duur van maximaal zes maanden indien dit noodzakelijk is voor een terugkeer in de gemeente op korte termijn.

  • g.

    Kosten in verband met verhuizing zoals bedoeld in sub a worden vergoed bij bewoning van een huurwoning of een eigen woning, waarvan de woonkosten de voor de belanghebbende van toepassing zijnde maximale huurtoeslaggrens krachtens de Wet op de huurtoeslag overschrijden.

  • h.

    Kosten in verband met verhuizing en dubbele woonlasten gedurende maximaal één maand worden vergoed als er sprake is van een sociale noodzaak. (Toelichting)

Regel 10 - Maatschappelijke kosten

Bijzondere bijstand kan worden verleend voor:

  • a.

    de eigen bijdrage in de kosten voor rechtsbijstand;

  • b.

    de eenmalige eigen bijdrage in de kosten van jeugdhulpverlening;

  • c.

    uitvaartkosten;

  • d.

    de kosten van een bezoek aan een in een ziekenhuis verblijvend gezinslid;

  • e.

    de kosten van een bezoek aan een gedetineerd gezinslid;

  • f.

    indirecte studiekosten van schoolgaande kinderen;

  • g.

    de eigen bijdrage voor een warme maaltijdvoorziening;

  • h.

    de eigen bijdrage in de kosten van deelname aan een peuterspeelzaal voor kinderen tot en met 4 jaar en de eigen bijdrage voor de voor- en vroegschoolse educatie;

  • i.

    de meerkosten van een babyuitzet als gevolg van een geboorte van een meerling, een ongewenste zwangerschap ten gevolge van een zedendelict of hogere kosten ten gevolge van medische complicaties;

  • j.

    de kosten voor een medisch advies in het kader van inburgering en/of naturalisatie;

  • k.

    borgstelling ter hoogte van maximaal €10.000,-;

  • l.

    overige inrichtingskosten/verhuiskosten;

  • m.

    de kosten voor de eerste maand huur;

  • n.

    de kosten voor ouderbijdrage voor een kind;

  • o.

    ouderbijdrage jeugdhulp;

  • p.

    eigen bijdrage dagbesteding ouderen, tot een maximum van € 5,- per dag. (Toelichting)

Regel 11 - Duurzame gebruiksgoederen

  • a.

    De hoogte van de geldlening voor duurzame gebruiksgoederen wordt vastgesteld op 75% van de prijzengids van het NIBUD. De gebruiksduur van de duurzame gebruiksgoederen wordt vastgesteld op minimaal zeven jaar.

  • b.

    De hoogte van de aflossing van een geldlening voor de duurzame gebruiksgoederen wordt vastgesteld op minimaal 6% van het netto inkomen.

  • c.

    Indien een geldlening op grond van de wet is verstrekt, wordt na drie jaar aflossing overeen¬komstig het volgens deze regel vastgestelde aflossingsbedrag, het restant van de lening omgezet in een bedrag om niet. Met de hiervoor bedoelde geldlening wordt gelijkgesteld de aflossing van een andere geldlening, die voor als noodzake¬lijk aan te merken kosten is aangegaan.

  • d.

    Bij de beoordeling van de noodzaak van bijstandsverlening voor duurzame gebruiksgoederen betrekt het college van burgemeester en wethouders de mate waarin belanghebbende de in de bijstandsnorm aanwezige reserveringsruimte heeft kunnen benutten.

  • e.

    Ten aanzien van personen die een inkomen hebben boven de voor hen geldende bijstandsnorm, wordt dat meerdere -met inachtne¬ming van regel 5 van deze beleidsregels- voor 30% in de aflossing betrok¬ken.

  • f.

    De hoogte van de aflossing wordt herzien, indien de financiële positie van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft. (Toelichting)

Regel 12 - Vrijwillige bewindvoering en WSNP-bewindvoering

Er kan recht op bijzondere bijstand bestaan als er bij:

  • a.

    bewindvoering een beschikking door de rechter is afgegeven en er sprake is van vrijwillige bewindvoering.

  • b.

    WSNP-bewindvoering een beschikking door de rechter is afgegeven.

De hoogte van de bijzondere bijstand in het kader van vrijwillige bewindvoering wordt als volgt vastgesteld:

  • c.

    Is de beloning van de bewindvoerder door de kantonrechter vastgesteld volgens het Burgerlijke Wetboek (5 procent van de netto-opbrengst van de onder bewind staande goederen), dan heeft de bewindvoerder geen recht op een beloning en kan hiervoor geen bijzondere bijstand worden verleend.

  • d.

    Stelt de kantonrechter de beloning afwijkend vast volgens de aanbevelingen van het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK), dan komen deze kosten in aanmerking voor bijstandsverlening.

  • e.

    Als een bewindvoerder aantoonbaar concrete kosten maakt, dan komen deze kosten in aanmerking voor bijstandsverlening.

De hoogte van de bijzondere bijstand in het kader van WSNP-bewindvoering wordt als volgt vastgesteld:

  • f.

    Als de beloning van de bewindvoerder niet uit de boedel kan worden betaald, dan komen deze kosten in aanmerking voor bijstandsverlening. (Toelichting)

Regel 13 - Zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar

  • a.

    Aan de alleenstaande (ouder) van 18 tot 21 jaar en het gezin waarvan één of beide partners jonger is dan 21 jaar kan bijzondere bijstand worden verleend in aanvulling op de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wanneer

    • 1.

      zelfstandige huisvesting noodzakelijk is én

    • 2.

      voor zover de middelen van de ouders niet of niet geheel toereikend zijn of van de belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij voor financiële hulp een beroep op zijn ouders doet.

  • b.

    Van noodzakelijke zelfstandige huisvesting als bedoeld in sub a is sprake als:

    • 1.

      de ouders van belanghebbende zijn overleden of in het buitenland wonen en onbereikbaar zijn;

    • 2.

      belanghebbende op het moment van de bijstandsverlening al 12 maanden zelfstandig woont;

    • 3.

      belanghebbende geen beroep op zijn ouders kan doen.

  • c.

    Belanghebbende wordt geacht redelijkerwijs geen beroep op zijn ouders te kunnen doen als op basis van een schriftelijke indicatie van een instelling voor jeugdhulpverlening sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen ouder(s) en kind.

  • d.

    De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de bijstandsnorm voor (een) belanghebbende(n) van 21 jaar in een vergelijk¬bare situatie vermin¬derd met de van toepassing zijnde bijstandsnorm en de berekende ouderlijke bijdrage.

  • e.

    Voor de beoordeling of en in hoeverre de middelen van de ouders toerei¬kend zijn om in de noodzakelijke bestaans¬kosten van hun kind te voorzien, wordt aangesloten bij de tremanormen.

  • f.

    De op grond van sub b verleende bijzondere bijstand wordt behoudens dringende redenen met toepassing van de tremanormen op de ouders verhaald.

  • g.

    Indien in de situatie van de jongmeerderjarige, als hij 21 was geweest, de kostendelersnorm van toepassing zou zijn, wordt het maximaal te verstrekken bedrag bepaald door berekening conform de kostendelersnorm, tenzij dit hoger uitkomt dan berekening conform bovenstaande uitgangspunten. De verlaging die op grond van de kostendelersnorm bij de overige huisgenoten zou worden toegepast, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten. (Toelichting)

Regel 14 - Jongeren van 18 tot 21 jaar in een inrichting

  • a.

    Aan de alleenstaande van 18 tot 21 jaar die in een inrichting verblijft, kan bijzondere bijstand worden verleend voor zijn persoonlijke uitgaven, voor zover de eigen middelen en die van zijn ouders niet toereikend zijn of van de belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij voor financiële hulp een beroep op zijn ouders doet.

  • b.

    De bijstand als bedoeld in het eerste lid is ten hoogste gelijk aan de bijstandsnorm voor een alleenstaande van 21 jaar of ouder die in een inrichting verblijft. (Toelichting)

Regel 15 – Medische kosten

  • 1.

    Medische kosten komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking, omdat de Collectieve Zorgverzekering voor Minima als voorliggende voorziening beschouwd wordt. Onder medische kosten worden kosten verstaan die op basis van de CZM voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 komen medische kosten wel voor bijzondere bijstand in aanmerking indien:

    • a.

      belanghebbende niet deelneemt aan de Collectieve Zorgverzekering voor Minima, bijvoorbeeld als gevolg van een betalingsachterstand bij de zorgverzekeraar; en/of

    • b.

      een betalingsregeling met de zorgverzekeraar niet afgesproken is of kan worden.

In dit geval bedraagt de hoogte van de bijzondere bijstand niet meer dan het bedrag dat op basis van de CZM voor vergoeding in aanmerking zou komen. Dit bedrag wordt bepaald aan de hand van het vergoedingenoverzicht van het CZM-pakket met de laagste premie per maand. (Toelichting)

Paragraaf 4 SLOTBEPALINGEN

Regel 16 - De wijze van betalen

De betaling van de bijstand vindt uitsluitend op de volgende manieren plaats:

  • a.

    Als belanghebbende in bezit is van de definitieve nota: rechtstreeks aan de belanghebbende.

  • b.

    Op basis van offerte op verzoek van belanghebbende: rechtstreeks aan de leverancier.

  • c.

    Op basis van offerte op verzoek van belanghebbende: rechtstreeks aan belanghebbende. (Toelichting)

Regel 17 - Uitvoering

  • a.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist in die gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien.

  • b.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. (Toelichting)

Regel 18 - Citeertitel en inwerkingtreding

  • a.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Beuningen 2018’ (en maken deel uit van het Besluit Uitvoeringsregels Sociale Zaken (BUSZ)).

  • b.

    Deze beleidsregels treden met ingang van 1 mei 2018 in werking.

  • c.

    De Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Beuningen 2015 worden ingetrokken.

Ondertekening

ALGEMENE TOELICHTING

Wanneer gebruik je het handboek Grip op Participatiewet?

De uitvoeringspraktijk van deze beleidsregels is dat in eerste instantie naar de Participatiewet wordt gekeken. Vervolgens moet het handboek Grip op Participatiewet in combinatie met deze beleidsregels worden geraadpleegd. Op deze manier zal een aanvraag voor bijzondere bijstand op de juiste manier worden beoordeeld.

Hoe ga je om met een lening als voorliggende voorziening?

De algemene regel is dat een lening gezien wordt als een voorliggende voorziening, tenzij in deze beleidsregels een uitzondering wordt gemaakt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lening bij de GKB voor duurzame gebruiksgoederen.

Er wordt in principe geen uitzondering gemaakt bij kosten waarin de belanghebbende al zelf heeft voorzien door te lenen. Deze kosten zouden bij een eventuele aanvraag ‘om niet’ kunnen worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld stofferingskosten. De kosten doen zich dan niet voor.

Hoe ga je om met medische kosten? (de relatie met de Collectieve Zorgverzekering voor Minima (CZM))

De AWBZ en Zvw (=basisverzekering) vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen gelden samen in het kader van de wet als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom in beginsel uitgesloten (artikel 15 lid 1 van de wet).

De bepalingen van de AWBZ en Zvw voorzien slechts in een gedeeltelijke vergoeding van de kosten. De gemeente dient deze wettelijke bepalingen te respecteren. Dit betekent dat kosten die niet in aanmerking komen voor een vergoeding op grond van de bepalingen van de AWBZ en Zvw ook niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Dit is anders in de gevallen wanneer er kosten zijn die toch in het individuele geval als bijzonder en noodzakelijk worden gezien.

De gemeente biedt minima (tot 110%) de mogelijkheid een zorgverzekering (CZM) via de gemeente af te sluiten, die voldoende dekking biedt voor de meest voorkomende medische behandelingen. Minima (tot 110%) ontvangen een gemeentelijke bijdrage in de kosten.

Wanneer de belanghebbende niet deelneemt aan de Collectieve Zorgverzekering voor Minima, bijvoorbeeld als gevolg van een betalingsachterstand bij de zorgverzekeraar of dat het niet mogelijk was om tussentijds over te stappen naar de CZM, kan er éénmalig bijzondere bijstand voor medische kosten verstrekt worden.

Zie voor meer informatie over hoe om te gaan met medische kosten, artikel 15.

Hoe ga je om met het verplicht eigen risico?

De Zvw kent zowel een verplicht eigen risico voor iedere verzekerde van 18 jaar of ouder, als een vrijwillig (hoger) eigen risico.

In zijn Verzamelbrief december 2007 van 20 december 2007 was Staatssecretaris Aboutaleb van SZW van oordeel dat, aangezien het verplicht eigen risico een algemene maatregel betreft die voor alle Nederlanders geldt, er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, zodat er in beginsel geen ruimte is voor bijzondere bijstandsverlening voor het verplicht eigen risico.

Mag je forfaitaire bedragen hanteren?

De gemeente heeft de bevoegdheid om voor bepaling van de omvang van de noodzakelijke kosten en de bepaling van de vergoedingen (in het kader van de bijzondere bijstandverlening) forfaitaire bedragen vast te stellen. Daarmee wordt de belanghebbende geacht de goedkoopste adequate voorziening te treffen.

Als de gemeente forfaitaire bedragen heeft opgesteld, dan kan de belanghebbende aannemelijk maken dat deze in zijn geval niet toereikend zijn voor de noodzakelijke kosten. Op dat moment vergoedt de gemeente de aangetoonde noodzakelijke kosten van de belanghebbende.

In welke vorm verstrek je de bijzondere bijstand?

De bijstand, dus ook de bijzondere bijstand, wordt in beginsel om niet (gratis) verleend (artikel 48 lid 1 van de wet). De wet kent echter ook andere vormen van bijstandsverlening, zoals een geldlening of een verstrekking in natura.

In principe verstrekt de gemeente de bijzondere bijstand om niet, tenzij in deze beleidsregels anders is vermeld.

REGELGEWIJZE TOELICHTING

Regel 1 - Begrippen

Door bij het begrip bijstandsnorm artikel 22a uit te zonderen, wordt bij het bepalen van de toepasselijke bijstandsnorm geen rekening gehouden met de kostendelersnorm. Consequentie zou anders zijn dat een aanzienlijk deel van de burgers met een minimuminkomen na jaren ineens niet meer in aanmerking zou komen voor bijzondere bijstand. Dat wordt als onwenselijk gezien.

Voor alleenstaande ouders moet bovendien de alo-kop niet meegeteld worden bij het bepalen van het inkomen. De alleenstaande ouders hebben immers geen hogere bijstandsnorm meer, dus de verhoging van het kindgebonden budget zou hen allemaal boven de toepasselijke bijstandsnorm brengen.

Regel 2 - Voorwaarden

b. Het is de vrije keuze van de klantmanager of en zo ja bij wie een advies wordt ingewonnen. De klantmanager dient hierbij wel rekening te houden de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen.

Regel 3 - Individualiseren

a. In deze regel wordt duidelijk gemaakt dat er geen limitatieve opsomming van bijzondere kosten bestaat. Verder wordt ook voor bijzondere bijstandsverlening vastgelegd dat bijstand moet worden afgestemd op de bijzondere omstandigheden van het individuele geval. De bijzondere individuele omstandigheden kunnen leiden tot de noodzaak om af te wijken van deze beleidsregels (zie hiervoor ook beleidsregel 16 sub b en artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). De afwijking van de regels moet vanzelfsprekend wel -zwaar- gemotiveerd worden.

b. Individualiseren kan daarnaast ook door middel van het gebruik van artikel 48 van de wet. De bijzondere bijstand kan namelijk ook in de vorm van een geldlening worden vertrekt.

Een voorbeeld hiervan is als een belanghebbende de aan hem toegekende bijzondere bijstand niet heeft aangewend voor de betaling van de kosten waar deze voor was bestemd. Hij toont dan tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan en is het college bevoegd de bij een nieuwe aanvraag aan belanghebbende toe te kennen bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening te verlenen.

Regel 4 - Draagkracht

In afwijking van artikel 35 lid1 van de wet blijft artikel 31 lid 2 van de wet van toepassing. Artikel 34 lid 2 van de wet blijft zoals artikel 35 lid 1 van de wet aangeeft niet van toepassing.

De draagkracht bij een belanghebbende die een bijstandsuitkering ontvangt wordt niet aanwezig geacht. Hetzelfde is ook van toepassing op een belanghebbende die een aanvullende bijstandsuitkering ontvangt.

De draagkracht wordt vastgesteld voor wat betreft de maand waarin de kosten gemaakt zijn.

Regel 5 - Draagkrachtperiode

b. Deze beleidsregel schept de mogelijkheid om af te wijken van beleidsregel 4 sub a. Het verschil zit in het moment indienen van een aanvraag en het moment van het maken van de betreffende kosten. Deze beleidsregel zorgt ervoor dat geïndividualiseerd kan worden.

c. Deze beleidsregels is een verlengstuk van beleidsregel 4 sub b en schept ook de mogelijkheid om af te wijken van beleidsregel 4 sub a. Het draait hierbij om de mogelijkheid tot het vaststellen van een langere periode, bijvoorbeeld met betrekking tot periodieke kosten. Het gevolg is dat geen nieuwe aanvraag nodig is. Uiteraard bestaat hiernaast de mogelijkheid tot individualiseren.

d. In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in beginsel voor die periode definitief is.

Regel 6 - Draagkrachtpercentage

b. De keuze dat de draagkracht eerst wordt aangewend voor de incidentele kosten is een praktische.

Regel 7 - Terugwerkende kracht

Het komt regelmatig voor dat een belanghebbende rekeningen van bijzondere kosten opspaart. Wordt er voor de opgespaarde rekeningen bijzondere bijstand verleend dan is dat (deels) bijzondere bijstand met terugwerkende kracht. Bij de vaststelling van de draagkrachtperiode dient hier rekening mee te worden gehouden door het draagkrachtjaar te laten ingaan op de eerste dag van de maand waar de oudste rekening betrekking op heeft.

Met het woord ‘gemaakt’ in deze beleidsregel wordt bedoeld ‘opgekomen’. Bepalend is dus het moment dat de kosten zich voordoen. Het moment van betaling is dus niet bepalend.

Regel 9 - Woonkosten

a. Hierbij kan gedacht worden aan een echtscheiding met daaruit voortvloeiende financiële consequenties.

Als er sprake is van een eigen woning waarvan de woonkosten lager zijn dan de maximaal subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt gelijk aan het huurtoeslagbedrag waarop een huurder met dezelfde woonlasten aanspraak kan maken. Als de woonkosten hoger zijn, wordt gehandeld overeenkomstig de situatie in geval van bewoning van een huurwoning.

Bij de vaststelling van de hoogte van de woonlasten van een eigen woning wordt (limitatief) uitgegaan van:

  • de hypotheekrente;

  • het eigenaarsdeel van de onroerende zaakbelasting;

  • de brand-/opstalverzekering;

  • de erfpachtcanon;

  • de waterschapsomslag (omslagheffing eigenaarsdeel opgelegd door het waterschap);

  • een vast bedrag voor de kosten van groot onderhoud (normbedragen Ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen VROM)).

d. De periode van maximaal één jaar kan via individualiseren worden verlengd.

e. De vaste lasten van de woning zijn limitatief en bevatten de huur, voorschot water en energie, de abonnementskosten radio, televisie, internet, telefoon, de ziektekosten en de inboedelverzekering. Het kan zijn dat het verbruik aanzienlijk lager ligt, omdat belanghebbende in detentie is. Hierdoor wordt na afloop een teruggaaf van energie, water (en andere zaken) mogelijk. Hiervoor is bijzondere bijstand verstrekt. Er kan voor worden gekozen om alleen bijzondere bijstand te verstrekken voor het “vastrecht” of achteraf te controleren wat de werkelijke kosten waren. Als richtlijn wordt een periode van maximaal 6 maanden financiering vanuit bijzondere bijstand gehanteerd.

f. Uit praktische overwegingen wordt de systematiek gehanteerd dat de normale uitkering algemene bijstand pas met ingang van de eerste dag van de derde (kalender)maand waarin de belanghebbende verblijft in een inrichting omgezet in de lagere norm. Dan pas kan er bijzondere bijstand voor vaste lasten worden verleend. Als richtlijn wordt een periode van maximaal 6 maanden financiering vanuit bijzondere bijstand gehanteerd.

g. Kosten in verband met verhuizing (vanuit een huurwoning of een eigen woning, waarvan de woonkosten de voor de belanghebbende van toepassing zijnde maximale huurtoeslaggrens krachtens de Wet op de huurtoeslag overschrijden) zijn niet-limitatief. De verhuiskosten betreffen het transport van de inboedel (huur verhuisbedrijf, verhuiswagen of boedelbak) en de herinrichtingskosten (stoffering, behang en verf) worden vergoed ter hoogte van de werkelijke kosten tot een maximum van €400,- per keer.

h. Voorbeelden hiervan zijn een onrustige buurt, een echtscheiding met een onveilige situatie of een stalker. Hieruit wordt afgeleid dat er sprake moet zijn van een sociale noodzaak. Dit moet de klantmanager zelf beoordelen en uitgebreid motiveren.

Regel 10 - Maatschappelijke kosten

a. Inleiding

Het betreft de kosten met betrekking tot het voeren van procedures bij de rechter. Voorbeelden hiervan zijn de eigen bijdrage voor een advocaat, griffierecht en reiskosten.

De Wet op de rechtsbijstand (Wrb) vergoedt de kosten van een op grond van deze wet toegevoegde advocaat. Daarbij geldt een eigen bijdrage waarvan de hoogte afhankelijk is van het inkomen en vermogen van de belanghebbende. De noodzakelijkheid kan in beginsel worden aangenomen indien er een advocaat is toegevoegd op grond van de Wrb.

Voorliggende voorzieningen

Het Besluit proceskosten bestuursrecht geldt als een toereikende en passende voorliggende voorziening voor de reiskosten die de belanghebbende heeft gemaakt in verband met het bijwonen van rechtszittingen van bestuursrechters. Reiskosten in verband met een bezoek aan de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie kunnen worden vergoed. Bij de bepaling daarvan wordt aangesloten bij de tarieven van het openbaar vervoer (bij treinvervoer tweede klasse). Voor de reiskosten in verband met het bijwonen van zittingen bij civiele of strafrechters kan bijzondere bijstand worden verleend ter hoogte van treinvervoer tweede klasse en autovervoer €0,19 per kilometer.

Ook een rechtsbijstandsverzekering kan een voorliggende voorziening zijn. De belanghebbende moet dan wel over zo'n verzekering beschikken. Het feit dat de belanghebbende geen rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten, is geen grond om een verzoek om bijzondere bijstand in de kosten van rechtsbijstand af te wijzen.

De Wet tarieven in burgerlijke zaken kent de mogelijkheid van indebetstelling (een regeling voor korting op het griffierecht wegens financieel onvermogen). Op grond van deze regeling kan worden volstaan met de betaling van een lager griffierecht. Voor zover belanghebbende op deze regeling een beroep kan doen, geldt deze regeling als een aan de wet voorliggende voorziening.

Geen bijzondere bijstand

De volgende kosten komen in beginsel nooit in aanmerking voor bijzondere bijstand:

  • De proceskosten van de tegenpartij, indien de belanghebbende wordt veroordeeld om deze te betalen. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden komen deze kosten toch voor vergoeding in aanmerking.

  • Vertaalkosten. Als een toevoeging is afgegeven, is het voor een advocaat op grond van de Uitvoeringsregeling subsidie vertaaldiensten van de Raad voor Rechtsbijstand mogelijk om gebruik te maken van de vertaaldiensten van het Tolk- en Vertaalcentrum Nederland (Tvcn). Deze mogelijkheid geldt voor alle rechtsgebieden.

  • Reiskosten voor het bijwonen van rechtszittingen van bestuursrechters. Hiervoor bestaat een voorliggende voorziening (Besluit proceskosten bestuursrecht).

  • Verdergaande rechtsbijstand ten vervolge op een spreekuur. Deze eigen bijdrage wordt de belanghebbende geacht uit zijn inkomen te kunnen voldoen (Wrb).

  • De kosten gemaakt in de bezwaarfase, zoals reiskosten voor het bijwonen van een hoorzitting of kosten van ondersteuning door een adviseur.

Wel bijzondere bijstand (vorm)

Uitgaande van het feit dat voldoende draagkracht ontbreekt en er geen sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid dan wel zeer ernstig misdragen jegens het college, bestaat er in principe een recht op bijstand om niet.

Als het verzoek om toevoeging van een advocaat op grond van de Wrb is afgewezen, is de procedure in beginsel niet noodzakelijk. Wijs in dat geval het verzoek om bijzondere bijstand af. Motiveer de afwijzing met de stelling dat de Wrb dient te worden beschouwd als een aan de wet voorliggende voorziening die toereikend en passend is.

Schematisch overzicht:

  • Bezwaar

    • Toevoeging: Ja, indien er sprake is van schade a.g.v. een in eerste instantie genomen onrechtmatig bijstandsbesluit.

    • Geen toevoeging: Ja, indien er sprake is van schade i.v.m. gemaakte noodzakelijke kosten a.g.v. een genomen onrechtmatig bijstandsbesluit.

  • Beroep

    • Toevoeging: Ja

    • Geen toevoeging: Ja, indien de kosten van rechtsbijstand noodzakelijk zijn.

  • Civielrechtelijk proces

    • Toevoeging: Ja

    • Geen toevoeging: Ja, indien de kosten van rechtsbijstand noodzakelijk zijn.

  • Strafrechtelijk proces

    • Toevoeging: Ja

    • Geen toevoeging: Ja, indien de kosten van rechtsbijstand noodzakelijk zijn en er geen sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid dan wel zeer ernstig misdragen jegens het college.

Naast de eigen bijdrage voor de toevoeging op grond van de Wrb mogen door een advocaat nog de volgende kosten in rekening worden gebracht (bij bezwaar, beroep en hoger beroep):

  • griffierechten (let op de mogelijkheid van indebetstelling);

  • kosten van getuigen en deskundigen;

  • uittreksels uit de openbare registers, waaronder de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA);

  • telegrammen, internationale telex, internationale fax en internationale telefoongesprekken.

Verplichtingen

Verbind indien nodig één of meer van de volgende verplichtingen aan de toe te kennen bijzondere bijstand:

  • De verplichting om uit de toegekende bijzondere bijstand de betreffende kosten te voldoen;

  • De verplichting om betalingsbewijzen te overleggen;

  • De verplichting om, indien mogelijk, te verzoeken om veroordeling van de tegenpartij in de proceskosten;

  • Indien nodig: specifieke verplichtingen in verband met het feit dat de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht.

b. De wijze waarop de ouderbijdrage wordt vastgesteld leidt ertoe dat de ouder de ouderbijdrage in principe dient te bekostigen uit eigen middelen (bijvoorbeeld Algemene Kinderbijslagwet (AKW)). Echter, omdat de onderhoudskosten in het betreffende kwartaal betaald moeten zijn om aanspraak te kunnen maken op kinderbijslag, kan in voorkomende gevallen eenmalig bijzondere bijstand worden verleend voor (de eigen bijdrage in) de onderhoudskosten van uit huis geplaatste kinderen.

De hoogte van de eenmalige bijzondere bijstand wordt afgestemd op (de eigen bijdrage in) de te maken onderhoudskosten voor het uit huis geplaatste kind in het lopende kwartaal. De eenmalige bijzondere bijstand voor (de eigen bijdrage in) de onderhoudskosten van uit huis geplaatste kinderen wordt verstrekt in de vorm van een geldlening. Indien er geen kinderen meer in huis wonen, kan vrijstelling van de ouderbijdrage worden gevraagd: de eigen bijdrage wordt alsdan op nul gesteld.

c. Alle kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een overledene. Ten behoeve van een overledene kan géén bijstand worden gevraagd c.q. verleend in de begrafeniskosten. De nabestaanden (dit zijn meestal de achtergebleven echtgeno(o)t(e) en/of kinderen) dienen deze kosten voor hun rekening te nemen, elk voor een erfrechtelijk evenredig deel. Dit zal in het algemeen betekenen dat de begrafeniskosten kunnen worden gedeeld door het aantal nabestaanden.

Indien de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de belanghebbende niet over toereikende middelen beschikt, dan kunnen de erfgenamen voor hun evenredige aandeel in de begrafenis- of crematiekosten een aanvraag om bijstand indienen bij de gemeente waar de betreffende erfgenaam woonachtig is.

Nabestaanden die de nalatenschap hebben verworpen, worden bij deze verdeling wel meegenomen. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. Denk in dit geval bijvoorbeeld aan een uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering.

De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt forfaitair €4.000,- per gebeurtenis.

Een voorbeeld: de moeder van een belanghebbende (die leeft van de bijstandsnorm) overlijdt. Naast de belanghebbende zijn er nog drie kinderen en geen vader. De begrafenis kost €10.000,-. Dit betekent dat de belanghebbende recht heeft op €2.500,-.

d. De reiskosten voor het bezoeken van naaste familieleden (1e en 2e graad bloedverwantschap) buiten de eigen woongemeente kunnen zodanig hoog oplopen, dat deze niet meer tot het normale uitgavenpatroon kunnen worden gerekend. Deze kosten zijn dan als bijzondere kosten aan te merken.

In deze situatie kan bijstand verleend worden voor maximaal 4 bezoeken per week voor 2 personen of dagelijks voor 1 persoon. Geen rekening behoeft te worden gehouden met reiskosten die gemaakt worden in verband met het bezoeken van zieke familieleden in de eigen woonplaats, tenzij hiervoor een medische noodzaak aanwezig is.

In zeer bijzondere gevallen kan worden afgeweken van bovengenoemde bezoekfrequentie en kan bijstand worden verleend gerelateerd aan een hogere bezoekfrequentie. Er kan namelijk een dringende behoefte en noodzaak bestaan om familieleden vaker te bezoeken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het bezoeken van een terminale patiënt. Uit de rapportage zal in voldoende mate de redelijkheid of de noodzaak voor een hogere bezoekfrequentie moeten blijken.

De hoogte van de vergoeding is gelijk aan die van het openbaar vervoer tweede klasse of €0,19 per kilometer indien wordt gereisd met eigen vervoer.

Is echter op medische gronden (niet langdurig) vervoer per taxi noodzakelijk, dan kunnen de hieraan verbonden meerkosten worden vergoed. Hiervoor is echter wel een medisch advies nodig van een medisch adviseur. Bij langdurig vervoer is ‘het keukentafelgesprek’ de eerste stap die gezet moet worden.

Betaling van bijzondere bijstand vindt plaats op declaratiebasis na overleggen van betalingsbewijzen. In geval van reizen met eigen vervoer vindt betaling plaats na overleggen van een door belanghebbende ondertekend en gespecificeerd overzicht.

e. Gedetineerden die in een huis van bewaring of in een “gesloten” gevangenis verblijven hebben geen mogelijkheid om éénmaal per maand of vaker met verlof te gaan. In deze situatie kan bijstand worden verleend voor maximaal twee bezoeken per maand door de partner en de bij de partner inwonende minderjarige kinderen.

Indien de gedetineerde in het buitenland vast zit, geldt dezelfde bezoekfrequentie. In dat geval komen, vanwege het territorialiteitsbeginsel, de vervoerskosten tot aan de grens voor bijstandsverlening in aanmerking.

De hoogte van de vergoeding is gelijk aan de kosten van openbaar vervoer tweede klasse of €0,19 per kilometer indien met eigen vervoer wordt gereisd.

Betaling van bijzondere bijstand vindt plaats op declaratiebasis na overleggen van betalingsbewijzen. In geval van reizen met eigen vervoer vindt betaling plaats na overleggen van een door belanghebbende ondertekend en gespecificeerd overzicht.

f. Bijzondere bijstand

Voor directe studiekosten van leerlingen tot 18 jaar in het voortgezet en beroepsonderwijs kan aanspraak gemaakt worden op een tegemoetkoming krachtens hoofdstuk 3 van de WTOS. Deze vergoeding bevat slechts een forfaitair component voor reiskosten. De WTOS is weliswaar een voorliggende voorziening, maar deze kan niet als passend en toereikend worden beschouwd voor de reiskosten voor gezinnen van wie de feitelijke reiskosten ten gevolge van specifieke omstandigheden sterk afwijken en voor wie deze kosten een te zware belasting vormen.

De kosten van een schooltas, schrijfgerei en de huur van het schoolkluisje vallen naast de reiskosten (zie hierboven) wel onder indirecte studiekosten.

Voorliggende voorzieningen

Sinds begin 2018 is het Kindpakket actief hierin zijn ook financiële mogelijkheden met betrekking tot studiekosten opgenomen. Het aanbod van het Kindpakket is nog in beweging. Het kan zijn dat middelen die nu middels bijzondere bijstand gefinancierd worden, later in het Kindpakket worden opgenomen. Daarnaast is er een samenwerking tussen Stichting Leergeld en het ROC waaruit ook financiering van studiekosten mogelijk is. Beide voorzieningen zijn voorliggend.

Noodzakelijke kosten

De noodzaak wordt aangenomen als er sprake is van verzorgende ouders van ten laste komende kinderen van 12 tot 18 jaar die het voortgezet onderwijs volgen, met een inkomen (en vermogen) ter hoogte van de bijstandsnorm (zie regel 1 sub b onderdeel 3 van deze regels).

Hoogte

- Vergoeding van de reiskosten vindt slechts plaats eenmaal per half jaar en op declaratiebasis. Reisafstand, enkele reis, moet méér dan 15 kilometer zijn. Kinderen die na de basisschool hun middelbare schoolopleiding of een vervolgopleiding (bijv. Middelbaar BeroepsOnderwijs (MBO)) gaan volgen, worden geacht een afstand tot en met 15 kilometer te kunnen overbruggen per fiets, brommer, e.d.).

- Vergoeding van de huur van het schoolkluisje vindt slechts plaats eenmaal per schooljaar en op declaratiebasis.

- Vergoeding van de schooltas vindt slechts plaats op eenmaal per drie schooljaren en op de hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt forfaitair €40,-.

g. Alleen de meerkosten van de warme maaltijdvoorziening komen voor vergoeding in aanmerking. Uitgegaan wordt van een gemiddelde prijs voor een warme maaltijd volgens van de richtprijzen uit de prijzengids van het NIBUD. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de daadwerkelijke kosten van de warme maaltijd via de maaltijdvoorziening.

De noodzaak wordt in principe aangenomen als een klant een warme maaltijdvoorziening via de gemeente of stichting Perspectief ontvangt. Wanneer een klant echter een magnetron kan bedienen, hoeft dat niet automatisch te betekenen dat er geen bijzondere bijstand behoeft te worden verstrekt. Er wordt dan weliswaar geen warme maaltijdvoorziening via de gemeente of stichting Perspectief verstrekt, maar daarmee is nog niet vastgesteld of de aanvrager wel of niet kan koken. Als dit het geval is, dan vindt een individuele beoordeling plaats van de situatie van de klant. De bijzondere bijstand wordt verstrekt per kwartaal.

h. Gezinnen die in aanmerking komen voor bijzondere bijstand zijn de gezinnen die géén kinderopvangtoeslag ontvangen. Bijzondere bijstand is aan de orde voor ieder kind dat naar de peuterspeelzaal gaat en waarbij de ouder geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. De noodzaak staat vast, het bijzondere karakter ook, omdat wordt aangehaakt bij de visie dat voor peuters het bezoek aan een peuterspeelzaal maatschappelijk zeer wenselijk is als er geen andere vorm van kinderopvang is. Enkel de draagkracht moet worden toegepast.

Landelijk bestaat er daarnaast een voorziening voor kinderen met een risico op een taal- en/of ontwikkelingsachterstand: de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Gemeenten mogen zelf invulling geven aan het formuleren van de doelgroep. In de gemeente Beuningen wordt de volgende omschrijving gehanteerd:

  • een kind met 1 of 2 anderstalige (niet het Nederlands als thuistaal of moedertaal hebben) ouders;

  • een kind met 1 of 2 laagopgeleide ouders;

  • een kind vanuit kinderzorg en/of zorggezin;

  • een kind vanuit de vroegsignalering volgens het peutervolgsysteem.

De Jeugdgezondheidszorg van de GGD stelt de indicatie vast. VVE wordt gesubsidieerd door de gemeente, maar ouders betalen wel een eigen bijdrage. Ouders die de bijstandsnorm verdienen, kunnen een aanvraag voor bijzondere bijstand doen voor deze eigen bijdrage. De noodzaak staat vast, het bijzondere karakter ook. Enkel de draagkracht moet worden toegepast.

De middelentoets (inkomen en vermogen) moet worden toegepast. Van een ‘drempelbedrag’ is geen sprak. De gehele eigen bijdrage wordt vergoed.

Kinderopvang voor ouders die een traject naar werk volgen wordt in deze regel niet bedoeld. Dat is een andere route (participatiebudget).

De bijzondere bijstand wordt verstrekt per kwartaal of per maand en op declaratiebasis. De wijze van betalen is geregeld in regel 15.

i. De kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken.

In hoeverre de belanghebbende voor de kosten van een babyuitzet heeft kunnen reserveren zal individueel beoordeeld moeten worden. In het algemeen geldt dat de belanghebbende in ieder geval vanaf de vierde maand van de zwangerschap voor deze kosten heeft kunnen reserveren.

Aangepaste (positie)kleding

Kosten van aangepaste kleding voor de moeder behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm en komen derhalve niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Hoogte

De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand is forfaitair vastgesteld op 75% van de richtprijs basispakket babyuitzet uit de prijzengids van het NIBUD (niet maal twee, omdat bij zwangerschap van één kind geen vergoeding mogelijk is). De reden voor het percentage van 75 is gelegen in het feit dat belanghebbende ook tweedehands goederen kan aanschaffen.

Vorm

De bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van borgtocht indien de belanghebbende alleen onder deze voorwaarde een lening kan afsluiten bij een geldverstrekker (meestal de gemeentelijke kredietbank). De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een geldlening verleend indien borgtocht niet mogelijk is. Alleen wanneer er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, is het mogelijk om de bijzondere bijstand om niet te verstrekken. Dit is bijvoorbeeld het geval indien reserveringsmogelijkheden in het verleden hebben ontbroken en er vanwege noodzakelijke leningen geen aflossingscapaciteit meer resteert.

j. Onder verwijzing naar CRvB 31-10-2006, nr. 06/3262 WWB kunnen de kosten van een medisch advies voor een inburgeringsvoorziening tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan worden gerekend, welke redelijkerwijs niet uit een inkomen op bijstandsniveau kunnen worden voldaan. De bijzondere bijstand wordt verstrekt op declaratiebasis.

Hoe zit het met de kosten van een medisch advies in het kader van naturalisatie? Kan daar bijzondere bijstand voor worden verstrekt? Het antwoord op de vraag is ja o.b.v. artikel 6 lid 3 Wet inburgering. Nu de kosten voor rekening komen van degene die de ontheffing aanvraagt kan er sprake zijn van noodzakelijke kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt verleend.

k. De gebruikelijke voorwaarde voor het verstrekken van een saneringskrediet is dat gemeente Beuningen een borgstelling (vorm) verleent. Dit betekent dat de kredietverstrekker bij ons de resterende vordering kan innen wanneer de schuldenaar in gebreke blijft. Het college van burgemeester en wethouders kunnen een borgstelling verlenen op grond van de wet. Ook inwoners met een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm kunnen hiervoor in aanmerking komen. Het krediet is tot maximaal €10.000 (maandelijkse aflossing maximaal €300,00).

l. Dit artikel gaat niet over de situatie van de verhuizing naar een goedkopere woning (zie regel 9a en 9g). Dit artikel ziet dus op de overige situaties. Voorbeelden hiervan zijn: kosten in verband met het transport van de inboedel en weder-inrichtingskosten (stoffering, behang en verf) wegens medische noodzaak of sociale noodzaak.

Voorliggende voorziening

Een lening van een commerciële bank of de gemeentelijke kredietbank. In sommige gevallen kan de Wet maatschappelijke ondersteuning een voorliggende voorziening zijn. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin de verhuizing medisch noodzakelijk is in verband met een beperking van de betrokkene.

Recht op bijzondere bijstand

De volgende omstandigheid kan volgens de CRvB niet als bijzonder worden aangemerkt:

  • Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, in verband met aanwezige schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen aan de GSD. Het gaat immers niet aan om schulden, dan wel het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte als gevolg daarvan, op de bijstand af te wentelen. Zie CRvB 16-03-1999, nr. 97/11553 ABW en CRvB 2-11-1999, nr. 98/973 NABW.

De volgende omstandigheden kunnen mogelijk wel als bijzonder worden aangemerkt:

  • Er bestaat een medische noodzaak voor het maken van de kosten;

  • Er bestaat een sociale noodzaak voor het maken van de kosten (bijvoorbeeld in geval van zeer ernstige bedreiging in de naaste woonomgeving).

Hoogte bijzondere bijstand

Verhuiskosten an sich (bijvoorbeeld huur aanhanger, brandstofkosten e.d.) worden vergoed ter hoogte van de werkelijke kosten tot een maximum van €400,- per keer.

Inzake de overige inrichtingskosten (stoffering, behang en verf) is voor wat betreft de maximaal mogelijke vergoeding 75% van de richtprijs uit de prijzengids van het NIBUD.

Aan de bijstand verbonden verplichtingen (o.a. vorm)

Verbind indien nodig een of meer van de volgende verplichtingen aan de toe te kennen bijzondere bijstand:

  • De verplichting om uit de toegekende bijzondere bijstand de betreffende kosten te voldoen;

  • Specifieke verplichtingen in verband met het feit dat de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht.

m. Bij het huren van een woning moet de klant vaak de eerste maand of een deel daarvan vooruit betalen om in het bezit van de sleutel te komen. Tevens is men dan een bedrag aan administratiekosten en soms ook borg verschuldigd. Aan het eind van die eerste maand moet de klant weer de huur voor de daaropvolgende maand voldoen.

Vorm

Als er geen sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kunnen de eerste maand huur en de administratiekosten om niet worden verstrekt en de borg in de vorm van een lening, omdat de borg bij het opzeggen van de huur weer wordt terugbetaald aan de klant.

Als er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (bijvoorbeeld een nieuwe huurwoning als gevolg van een gedwongen huisuitzetting) zowel de eerste maand huur, administratiekosten en borg in de vorm van een lening verstrekken.

n. De plicht van de ouder(s) om zorg te dragen voor hun kind(eren) blijft bestaan ook als het kind uit huis is geplaatst (artikel 69 tot en met 76 van de Wet op de Jeugdzorg). De bijdrage die de ouder(s) of stiefouder(s) voor de verzorging van hun uit huis geplaatst kind moeten betalen, wordt bepaald door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) op grond van de Jeugdwet. Het CAK draagt ook zorg voor de inning van de bijdragen. In het algemeen zal het CAK die ouder aanschrijven die de kinderbijslag of de alimentatie ontvangt.

Op grond van een aanwijzing van de Minister van VWS wordt de ouderbijdrage in individuele gevallen op voorhand buiten invordering gesteld. Het gaat daarbij om die gevallen waarin de aflossingscapaciteit ontbreekt om de ouderbijdrage te voldoen. Dat is het geval indien de bijdrageplichtige rechtmatig een uitkering ontvangt:

  • op grond van artikel 20 lid 1 onderdeel a van de Wet of artikel 21 onderdeel a van de Wet;

  • op grond van artikel 23 van de Wet; of op grond van een andere zak- en kleedgeldvergoeding;

  • op grond van de Rva 2005.

Indien de CAK-bijdrage verschuldigd is voor kinderen voor wie geen aanspraak op kinderbijslag bestaat, geldt dat er geen bijstand kan worden verleend, omdat de kosten van de CAK-bijdrage in dat geval kosten zijn ter voldoening van alimentatieverplichtingen. Op grond van artikel 14 onderdeel a van de Wet zijn alimentatieverplichtingen niet-noodzakelijke kosten.

o. Voor bepaalde vormen van jeugdhulp kan een ouderbijdrage verschuldigd zijn. Deze bijdrage kan vergoed worden via bijzondere bijstand, als de belanghebbende voor dit kind geen kinderbijslag meer krijgt. Krijgt de belanghebbende later alsnog kinderbijslag? Dan moet de belanghebbende de bijzondere bijstand terugbetalen.

p. De dagbesteding basis voor ouderen is per 1 juli 2015 een algemene voorziening geworden. Voor deze algemene voorziening wordt een eigen bijdrage gevraagd van 10 euro per dag per deelnemer. Voor deelnemers die in aanmerking komen voor minimabeleid geldt dat zij een vergoeding kunnen krijgen voor deze eigen bijdrage van € 5,- per dag. Dit betreft het bedrag dat we aanmerken voor de ondersteuning en dagbesteding. De overige 5 euro zijn de kosten voor de warme maaltijd, koffie, thee en de activiteiten.

Regel 11 - Duurzame gebruiksgoederen

Definities

Teneinde onduidelijkheid over de begrippen duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten weg te nemen, volgt hierna een korte verduidelijking.

Inrichtingskosten zijn onder te verdelen in:

  • duurzame gebruiksgoederen (die verstrekt worden op grond van artikel 51 van de wet) en

  • overige inrichtingskosten/verhuiskosten, zoals verf, gordijnen, vloerbedekking en behang (die verstrekt worden op grond artikel 48 lid 1 van de wet). Dit zijn dus kosten die niet zien op duurzame gebruiksgoederen (zie hiervoor regel 10l)

Deze regel gaat alleen over duurzame gebruiksgoederen. Voor overige inrichtingskosten/verhuiskosten is regel 10l van toepassing.

Voorliggende voorziening

  • Een lening bij de Gemeentelijke Kredietbank (GKB). Hiermee moet echter coulant worden omgegaan.

In navolgende gevallen geldt de GKB niet als voorliggende voorziening:

  • 1.

    Voor personen van 70 jaar en ouder;

  • 2.

    Belanghebbende heeft reeds langer dan 3 jaar een uitkering op bijstandsniveau, en belanghebbende lost 3 jaar of langer af of heeft een verplichting tot aflossing voor 3 jaar of langer lopen aan noodzakelijke kosten waarvoor de volledige bestedingsruimte is benut. Elke rek tot reserveren ontbreekt in dat geval. De in de norm begrepen aflossingscapaciteit dient dus wel volledig te zijn ingezet;

  • 3.

    Gezinnen met drie of meer schoolgaande kinderen en daarmee samenhangende kosten;

  • 4.

    Voor personen die voor de datum aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtingskosten verbleven in de Centraal Opvang Asielzoekers en een verblijfsvergunning hebben gekregen.

Voorliggende voorziening

  • Wmo. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin vloerbedekking moet worden vervangen, omdat de belanghebbende een allergie heeft voor huisstofmijt.

  • Zvw/AWBZ. Dit is het geval als bepaalde inrichtingselementen van woningen medisch noodzakelijk zijn. De betreffende voorzieningen staan vermeld in de Regeling zorgverzekering.

Bijzondere omstandigheden

Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen. Een belanghebbende dient een deel van de uitkering levensonderhoud te reserveren voor vervanging van duurzame gebruiksgoederen. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk, zoals een voormalig bewoner van een asielzoekerscentrum (AZC) die niet heeft kunnen reserveren en een belanghebbende die tweemaal binnen een korte tijdsduur wordt geconfronteerd met de vervanging van een duurzaam gebruiksgoed.

Aangezien veel belanghebbenden veelal niet zouden kunnen reserveren voor de vervanging van hun duurzame gebruiksgoederen, worden automatisch de bijzondere omstandigheden aangenomen ten aanzien van de navolgende limitatieve opsomming van duurzame gebruiksgoederen: wasmachine, koelkast, fornuis, zitmeubel en bed.

Hoogte

De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand is forfaitair vastgesteld op 75% van de richtprijs uit de prijzengids van het NIBUD. Hierbij zijn niet inbegrepen de bezorgkosten, de kosten voor het omzetten van een (koelkast)deur en de verwijderingsbijdrage. Deze opsomming is niet limitatief. Deze kosten en de verwijderingsbijdrage worden ook vergoed via de bijzondere bijstand. De reden voor het percentage van 75 is gelegen in het feit dat belanghebbende ook tweedehands goederen kan aanschaffen.

Een voormalig bewoner van een AZC die niet heeft kunnen reserveren, kan in aanmerking komen voor een volledige woninginrichting. De hoogte van de geldlening voor duurzame gebruiksgoederen wordt vastgesteld op 60% van het totaal inventarispakket van de prijzengids van het NIBUD. De reden voor het percentage van 60 is gelegen in het feit dat een voormalig bewoner van een AZC ook tweedehands goederen kan aanschaffen en het totaal inventarispakket van de prijzengids van het NIBUD ook niet noodzakelijke goederen bevat. Alleen in uitzonderlijke gevallen mag er worden geïndividualiseerd. Anders is er namelijk sprake van rechtsongelijkheid.

Verplichtingen

In het verleden werd bij toekenning de verplichting van overlegging van nota's van de aangeschafte gebruiksgoederen opgelegd. Deze beleidskeuze wordt onder deze beleidsregels niet meer gevolgd. Dit betekent dat de klant geen nota´s meer hoeft te overleggen. Dit voorkomt veel administratief werk bij de klantmanager, maar levert ook minder last op voor de belanghebbende. Er dient wel een bestedingsverplichting in de beschikking te worden vermeld.

De verantwoording voor het besteden van het uitgekeerde bedrag ligt volledig bij de belanghebbende, waarbij de belanghebbende de verplichting heeft om de verstrekte bijstand uitsluitend te besteden aan duurzame gebruiksgoederen. Bij een signaal van fraude wordt een onderzoek ingesteld.

Aangezien de gebruiksduur op minimaal 7 jaar is vastgesteld, betekent dit dat de belanghebbende behoudens (nieuwe) bijzondere omstandigheden geen succesvolle nieuwe aanvraag bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen kan doen. Om te beoordelen of er sprake is van (nieuwe) bijzondere omstandigheden kan de klantmanager op huisbezoek gaan. De klantmanager heeft hier eigen beoordelingsvrijheid.

Verrekening

Als een belanghebbende bijzondere bijstand ontvangt voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen (gedeeltelijk) in de vorm van een geldlening, dan vindt er verrekening plaats met de lopende bijstandsuitkering (indien mogelijk). Het betreft hier minimaal 6% van het netto inkomen. De belanghebbende wordt verzocht voor de verrekening schriftelijk toestemming te geven.

Op deze manier is het voor belanghebbende duidelijk dat er op de lopende bijstandsuitkering een bedrag wordt ingehouden. In principe is de toestemming tot verrekening niet noodzakelijk. Artikel 60 lid 3 van de wet geeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid tot verrekening met de lopende bijstandsuitkering.

In het kader van de duidelijkheid voor belanghebbende en klantmanager is gekozen voor de schriftelijke toestemming. Als de belanghebbende geen toestemming wil verlenen dan kan de klantmanager de belanghebbende wijzen op de inhoud van artikel 60 lid 3 van de wet.

Aflossing (vorm)

De duur van de aflossing bedraagt in principe 3 jaar. Dit is inclusief de periode van aflossing aan de GKB. Is gedurende deze periode volledig aan de aflossingsverplichting voldaan, dan wordt het resterende bedrag van de lening geacht als bijzondere bijstand om niet te zijn verleend.

Indien ook leenbijstand is verstrekt voor een waarborgsom, is de maximale aflossingstermijn van 3 jaar niet van toepassing. De waarborgsom moet namelijk volledig worden terugbetaald. Na de 3 jaarsperiode die geldt voor de leenbijstand voor inrichtingskosten e.d., moet gedurende 3 maande worden afgelost op de waarborgsom. De waarborgsom wordt namelijk weer terugbetaald bij het verlaten van de woning. Indien dit niet gebeurt is dat in verband met schade of huurachterstand, hetgeen de eigen verantwoordelijkheid is van de betrokkene.

De aflossingsbedragen en de duur van de aflossing kunnen afgestemd worden op de omstandigheden en de mogelijkheden van persoon en gezin. Zo kan het aflossingsbedrag hoger worden vastgesteld of de aflossingsduur op langer dan 3 jaar worden gesteld indien sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Regel 12 - Vrijwillige bewindvoering en WSNP-bewindvoering

Noodzaak

Voor bewindvoering geldt dat de noodzaak van de eventuele kosten daarvan als vaststaand moet worden beschouwd, als de rechter belanghebbende onder bewind geplaatst heeft. Het college kan in deze geen eigen afweging meer maken. Voorzover belanghebbende de kosten niet uit eigen middelen kan betalen, kan bijzondere bijstand worden verleend.

Aanvraag

Ook rechtstreeks door een bewindvoerder ingediende en ondertekende aanvragen worden behandeld.

Hoogte vergoeding bij vrijwillige bewindvoering

De tarieven van de Aanbevelingen van het LOVCK gelden alleen maar als de kantonrechter een beschikking heeft afgegeven waaruit dit blijkt. Het maakt daarbij niet uit of de kantonrechter in de beschikking expliciet een afwijkende beloning voor het betreffende bewind heeft opgenomen of een algemene machtiging met betrekking tot alle cliënten van de bewindvoerder heeft afgegeven aan de bewindvoerder. Ook een handtekening van de griffier kan volstaan.

Artikel 1:447 BW ziet op de beloning van de bewindvoerder en niet op specifieke kosten die een bewindvoerder kan hebben. Indien de bewindvoerder aantoonbaar concrete kosten heeft gemaakt, denk daarbij bijvoorbeeld aan porto- en reiskosten, dan kan voor deze kosten wel bijzondere bijstand worden toegekend. Dit geldt indien aan alle voorwaarden wordt voldaan.

Hoogte vergoeding bij WSNP- bewindvoering

In het kader van de vraag of de salariskosten van de WSNP-bewindvoerder voor bijstandsverlening in aanmerking komen is van belang te beoordelen of deze kosten zich voor een belanghebbende ook daadwerkelijk voordoen.

Voor zover het salaris uit de boedel kan worden betaald is in deze kosten voorzien en is er om die reden in beginsel geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten.

Het kan echter voorkomen dat de rechtbank het salaris van de bewindvoerder hoger heeft vastgesteld dan het bedrag dat uit de boedel kan worden betaald. In dat geval mag de bewindvoerder het gedeelte van zijn salaris dat niet uit de boedel kan worden betaald niet bij belanghebbende in rekening brengen. Er bestaat in beginsel dan ook geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten van het salaris van de bewindvoerder, voor zover dat niet uit de boedel kan worden betaald.

Uitbreiding doelgroep

De CRvB heeft in het verleden geoordeeld dat een belanghebbende die onder WSNP-bewindvoering staat, maximaal kan beschikken over 90% van de toepasselijke bijstandsnorm. In dit verband wordt de lijn van de CRvB doorgetrokken in de richting van de vrijwillige bewindvoering. Dit betekent dat in het laatste geval bij vrijwillige bewindvoering ook wordt aangenomen dat de belanghebbende maximaal kan beschikken over 90% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Een belangrijke kanttekening bij deze uitbreiding is dat deze belanghebbenden alleen voor bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten in aanmerking kunnen komen. Een succesvol beroep op de andere gemeentelijke minimaregelingen, zoals de individuele inkomenstoeslag, is niet mogelijk.

Betaling

De bijzondere bijstand wordt op declaratiebasis per kwartaal vooraf betaald.

Regel 13 - Zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar

Het gaat in deze beleidsregel om een eventuele aanvulling op de landelijke normen voor 18 , 19 en 20 jarigen, die geen onderscheid kennen voor het thuis- en het uitwonen.

Deze aanvullende bijstand wordt slechts verleend voor zover de betrokkene voor die noodzakelijke bestaanskosten geen beroep op de ouders kan doen. Er moet dus altijd gekeken worden naar de onderhoudsplicht.

Daarnaast hoeft er geen sprake te zijn van zelfstandige woonruimte. Het noodzakelijk zijn van zelfstandige huisvesting is voldoende.

Regel 14 - Jongeren van 18 tot 21 jaar in een inrichting

Artikel 13 lid 2 onder a van de wet zegt: ´Geen recht op algemene bijstand heeft degene van 18, 19 of 20 jaar die in een inrichting verblijft´. De wetgever vond het wenselijk de bijstand die eventueel moet worden verleend aan 18 tot 21 jarigen die in een inrichting verblijven, geheel als bijzondere bijstand vorm te geven. Het komt heel incidenteel voor dat aan deze groep bijstand moet worden verstrekt.

Nog meer dan bij andere jongeren beneden 21 jaar zal de te verlenen bijstand afhangen van de persoonlijke omstandigheden. Bij personen in deze leeftijdscategorie wordt van de ouders over het algemeen een bijdrage gevraagd in de kosten van het verblijf in de inrichting.

De bijstand die, rekening houdend met deze onderhoudsplicht, moet worden verleend, zal in voorkomende gevallen minder bedragen dan het landelijke normbedrag voor personen vanaf 21 jaar. Een juiste aansluiting op de bestaanskosten van de betrokkene en de ouderlijke onderhoudsplicht kan dus alleen maar worden bereikt door de hoogte van de bijstand geheel af te stemmen op de individuele omstandigheden van de betrokkene. Daarvoor vormt de bijzondere bijstand het aangewezen instrument.

De persoonlijke toelage in de vorm van bijzondere bijstand voor 18 tot 21 jarigen die in een inrichting verblijven, is afhankelijk van de in de betrokken inrichting noodzakelijke persoonlijke uitgaven en bedraagt ten hoogste de norm voor een in een inrichting verblijvende alleenstaande van 21 jaar of ouder, vermeld in artikel 23 van de wet.

De bijstand wordt slechts verleend indien redelijkerwijs geen beroep kan worden gedaan op de onderhoudsplichtige. Waar mogelijk wordt de bijstand op de onderhoudsplichtige verhaald.

Regel 15 – Medische kosten

De Wlz en Zvw (=basisverzekering) vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen gelden samen in het kader van de wet als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom in beginsel uitgesloten (artikel 15 lid 1 van de wet).

De bepalingen van de Wlz en Zvw voorzien slechts in een gedeeltelijke vergoeding van de kosten. De gemeente dient deze wettelijke bepalingen te respecteren. Dit betekent dat kosten die niet in aanmerking komen voor een vergoeding op grond van de bepalingen van de Wlz en Zvw ook niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Dit is anders in de gevallen wanneer er kosten zijn die toch in het individuele geval als bijzonder en noodzakelijk worden gezien.

De gemeente biedt minima (tot 110%) de mogelijkheid een zorgverzekering (CZM) via de gemeente af te sluiten, die voldoende dekking biedt voor de meest voorkomende medische behandelingen. Minima (tot 110%) ontvangen een gemeentelijke bijdrage in de kosten.

Aangezien de CZM diverse pakketten kent, wordt in dit artikel uitgegaan van het vergoedingenoverzicht dat hoort bij het pakket met de laagste premie per maand.

Wanneer de belanghebbende niet deelneemt aan de Collectieve Zorgverzekering voor Minima, bijvoorbeeld als gevolg van een betalingsachterstand bij de zorgverzekeraar of dat het niet mogelijk was om tussentijds over te stappen naar de CZM, kan er éénmalig bijzondere bijstand voor medische kosten verstrekt worden. Met ingang van het kalenderjaar volgend op de aanvraag kan de belanghebbende overstappen naar de Collectieve Zorgverzekering voor Minima. Indien de belanghebbende dit niet heeft gedaan, kan er niet opnieuw aanspraak worden gemaakt op bijzondere bijstand voor medische kosten.

Regel 16 - De wijze van betalen

In artikel 4:89 Awb staat:

  • 1.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, geschiedt betaling door bijschrijving op een daartoe door de schuldeiser bestemde bankrekening.

  • 2.

    Betaling geschiedt in euro, tenzij bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan anders is bepaald.

  • 3.

    Betaling door bijschrijving op een bankrekening geschiedt op het tijdstip waarop de rekening van de schuldeiser wordt gecrediteerd.

  • 4.

    Bij wettelijk voorschrift kan worden bepaald dat betaling aan een ander dan de schuldeiser geschiedt.

Lid 4 is van belang bij betaling van bijzondere bijstand rechtstreeks aan derden, zoals de leverancier. Dit is nu geregeld in regel 16.

Regel 17 - Uitvoering

a. Deze beslissingen zijn onderworpen aan de voorgeschreven bezwaar- en beroepsprocedures, zodat ook in deze gevallen de beslissing gemotiveerd genomen moet worden.

b. Burgemeester en wethouders moeten handelen volgens de opgestelde beleidsregels, tenzij dat voor belanghebbenden gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de beleidsregels. Deze afwijking dient gemotiveerd te worden in de beslissing op de aanvraag ter voorkoming van precedentwerking.

Het gebruik van deze bevoegdheid is niet onbeperkt, juist omdat afwijking van de beleidsregel beperkt moet blijven tot zeer bijzondere gevallen. Dat betekent dat deze bevoegdheid slechts in een beperkt aantal gevallen gebruikt kan worden. Het te vaak gebruikmaken van deze bevoegdheid zou een ondermijning van het beleid betekenen. Dat kan leiden tot willekeur.