Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Beuningen

Geldend van 13-03-2014 t/m heden

Intitulé

Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Beuningen

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen en Wijchen,

overwegende dat:

- voor een doelmatige uitvoering van de gemeentelijke taken op het gebied van het heffen en

invorderen van gemeentelijke rechten en belastingen en de Wet waardering onroerende zaken (Wet

WOZ) intergemeentelijke samenwerking wenselijk is;

- intergemeentelijke samenwerking leidt tot een vermindering van kwetsbaarheid en een verbetering

van de continuïteit en de kwaliteit van uitvoering;

- als rechtsvorm de gemeenschappelijke regeling met een centrumgemeente de voorkeur geniet;

- de gemeente Beuningen als centrumgemeente wordt aangewezen; de autonomie van de afzonderlijke

gemeenten ten aanzien van de tarieven en belastingsoorten behouden blijft;

besluiten

de volgende 'Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Beuningen', hierna genoemd 'de regeling' aan

te gaan:

Artikel 1. Algemene bepalingen

Deze regeling verstaat onder:

a. de gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen en Wijchen;

b. de uitvoeringsorganisatie: de centrumgemeente, waar het gemeenschappelijk belastingkantoor van de gemeenten is ondergebracht, waar de in deze regeling beschreven taken worden uitgevoerd;

c. centrumgemeente : de gemeente Beuningen;

d. dienstverleningsovereenkomst: de overeenkomst die de gemeenten afsluiten ter uitvoering van deze gemeenschappelijke regeling.

Artikel 2. Doel en reikwijdte van de regeling

1. De regeling wordt aangegaan ter behartiging van het belang van een goede uitvoering van de taken van de gemeenten op het gebied van het heffen en invorderen van gemeentelijke rechten en belastingen en de uitvoering van de Wet WOZ.

2. De uitvoeringsorganisatie wordt belast met de uitvoering van de in het eerste lid genoemde belastingtaken.

3. De gemeenten sluiten één of meer dienstverleningsovereenkomst af om het in artikel 2, eerste lid, gestelde doel te realiseren.

Artikel 3. Portefeuillehouderoverleg

1. De portefeuillehouders Belastingen van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten komen tenminste eenmaal per jaar in vergadering bijeen voor overleg en afstemming ter zake de Regeling.

2. Het hoofd van de uitvoeringsorganisatie is als adviseur aanwezig bij het overleg, als bedoeld in lid 1, en adviseert de portefeuillehouders over de aan de orde zijnde onderwerpen.

Artikel 4. De uitvoeringsorganisatie

1. De uitvoeringsorganisatie voert met inachtneming van het overige in deze regeling bepaalde de dienstverleningsovereenkomst uit.

2. De verantwoordelijkheid voor de organisatorische vormgeving en de hiërarchische aansturing van de uitvoeringsorganisatie, inclusief alle aangelegenheden van rechtspositionele aard, ligt bij de centrumgemeente.

3. De bevoegdheid tot het nemen van besluiten noodzakelijk voor de uitvoering van de dienstverleningsovereenkomst mandateren de bevoegde bestuursorganen van de gemeenten aan het hoofd van de uitvoeringsorganisatie met de mogelijkheid van ondermandaat.

4. De bevoegde bestuursorganen van de gemeenten wijzen het hoofd van de uitvoeringsorganisatie aan als gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel a en b van de Gemeentewet en artikel 1, tweede lid van de wet WOZ.

5. De uitvoeringsorganisatie verricht haar werkzaamheden ter uitvoering van de dienstverleningsovereenkomst vanuit de centrumgemeente.

6. De uitvoeringsorganisatie legt tijdig rekening en verantwoording af aan het portefeuillehouderoverleg.

Artikel 5. Beleid

1. De uitvoeringsorganisatie verzorgt de beleidsvoorbereiding met betrekking tot de producten, waarop deze regeling betrekking heeft.

2. De uitvoeringsorganisatie draagt zorg voor de onderlinge afstemming ter voorbereiding van de besluitvorming, evenals de administratief juridische verwerking, waaronder publicatie, ter inzagelegging en toezending aan andere instanties.

3. De uitvoeringsorganisatie verzorgt de voorbereiding van voorstellen tot vaststelling en wijziging van verordeningen ter zake tarieven en belastingsoorten ten behoeve van de individuele gemeenten, gehoord de portefeuillehouder van de gemeente waarop de voorstellen betrekking hebben.

4. De uitvoeringsorganisatie legt voorstellen ter zake vaststelling en wijziging van overig beleid ter besluitvorming voor aan het college of colleges op wie de voorstellen betrekking hebben, gehoord de portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten.

5. De uitvoeringsorganisatie draagt zorg voor de administratief juridische verwerking, waaronder publicatie, ter inzagelegging en toezending aan andere instanties.

Artikel 6. Financiële bepaling

1. De kostenverdeling verbonden aan de dienstverlening door de centrumgemeente wordt uitgewerkt in één of meerdere dienstverleningsovereenkomsten.

2. De kostensoorten en toerekening van kosten worden uitgewerkt in één of meerdere dienstverleningsovereenkomsten.

3. De centrumgemeente stelt jaarlijks vóór 1 juni voorafgaand aan het kalenderjaar een conceptbegroting op ter zake de uitvoeringsorganisatie, welke ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het portefeuillehouderoverleg.

4. Het portefeuillehouderoverleg stelt jaarlijks vóór 1 juli de conceptbegroting vast ten behoeve van de begrotingsbehandelingen in de gemeenteraden.

5. De centrumgemeente verzendt vóór 1 april van ieder kalenderjaar aan de overige gemeenten een nacalculatie van het afgelopen kalenderjaar op basis van de werkelijke kosten en aantallen.

6. De gemeenten betalen aan de centrumgemeente per kwartaal een voorschot dat gelijk is aan 25% van de in lid 2 opgenomen kosten.

Artikel 7. Archief

1. Ten aanzien van de zorg en het beheer van de archiefbescheiden van de organen van de regeling alsmede ten aanzien van het toezicht op het beheer zijn de voorschriften van de gemeente van vestiging van overeenkomstige toepassing.

2. De aan de uitvoering van het eerste lid verbonden kosten komen ten laste van de regeling.

3. Als beheerseenheden worden aangemerkt de door het dagelijks bestuur als zodanig aangewezen organisatieonderdelen.

Artikel 8. Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

1. Toetreding tot de Regeling door andere gemeenten behoeft goedkeuring van de deelnemende gemeenten.

2. Deze regeling kan worden gewijzigd, dan wel worden opgeheven na een daartoe strekkend besluit van de deelnemende gemeenten.

3. De deelnemende gemeenten kunnen besluiten tot opheffing van de regeling. In dat geval stelt de centrumgemeente een liquidatieplan op met daarin opgenomen de financiële gevolgen van de opheffing.

4. Indien zich gedurende die periode omstandigheden van buitengewone aard voordoen die desondanks tot uittreding c.q. opheffing van de regeling kunnen dwingen, zal hiervan na instemming tussen de gemeenten kunnen worden afgeweken.

5. Onder deze omstandigheden van buitengewone aard als bedoeld in het vorige lid van dit artikel wordt mede verstaan de situatie, dat het aantal categorieën van producten, waarop de Regeling betrekking heeft, op grond van een wettelijk voorschrift, dat niet door de gemeenten is vastgesteld, wordt verminderd.

6. Uittreding vindt niet eerder plaats dan per 31 december van enig jaar, met inachtneming van een termijn van aanzegging aan de andere gemeenten van tenminste twee jaar.

7. De financiële gevolgen van uittreding komen voor rekening van de uittredende gemeente. Onder deze gevolgen wordt in ieder geval verstaan het ontstaan van wachtgeldverplichtingen.

8. Voor de vaststelling van de financiële gevolgen van uittreding als bedoeld in lid 6, wordt voorafgaande aan die uittreding door de deelnemende gemeenten gezamenlijk advies gevraagd aan een onafhankelijke externe deskundige. Het advies van deze deskundige is voor de gemeenten bindend. De kosten van het inschakelen van de deskundige zijn voor rekening van de uittredende gemeente.

Artikel 9. Slotbepalingen

1. De ' Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Beuningen, Druten, Heumen en Wijchen, in werking getreden per 1-1-2011 op basis van besluitvorming van de colleges van de deelnemende gemeenten, wordt ingetrokken met ingang van de in het 3e lid genoemde datum van ingang, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

3. De datum van ingang van deze regeling is 1 januari 2012.

4. De centrumgemeente zendt deze regeling aan Gedeputeerde Staten van Gelderland.

5. De gemeenten dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor bekendmaking van de regeling.

6. Deze regeling wordt aangehaald als 'Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Beuningen'.

Toelichting op de Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Beuningen

Artikel 1. Algemene bepalingen

Subd:

De dienstverleningsovereenkomst (DVO) is een belangrijk document in de samenwerking tussen de gemeenten. Deze overeenkomst regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de gemeenschappelijke regeling en bevat daarom bepalingen omtrent kosten, kostenverdeling, rechten, plichten en kwaliteitsdoelstellingen.

Artikel 2. Doel en reikwijdte van de regeling

Lid 1 en 2:

De regeling ziet primair op de uitvoering van de taken van de gemeenten op het gebied van het heffen en invorderen van gemeentelijke rechten en belastingen en de uitvoering van de WOZ. Voor de uitvoering wordt geen openbaar lichaam, afzonderlijk gemeenschappelijk orgaan of stichting, maar een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie die ondergebracht wordt bij een centrumgemeente. In het perspectief van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) is dit een van de lichtste vormen van samenwerking. De gemeentelijke autonomie ter zake beleidsbepaling blijven volledig intact. Voorts is de samenwerking niet gebonden aan een aantal procedurele vereisten die de Wgr aan zwaardere vormen wel voorschrijft.

Lid 2 en 3:

De Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Beuningen is een kaderregeling. De verfijning en uitwerking van onderlinge verplichtingen en rechten en plichten wordt vastgelegd in één of meer dienstverleningsovereenkomsten, die de colleges met elkaar afsluiten.

Artikel 3. Portefeuillehouderoverleg

Vanuit hun bestuurlijke verantwoordelijkheid binnen de gemeenten voor het beleidsveld belastinggebied worden de portefeuillehouders als eersten betrokken bij de voorbereiding van besluiten ter zake het belastinggebied. Het portefeuillehouderoverleg beoogt waar mogelijk afstemming binnen de deelnemend, gemeenten te bevorderen.

Artikel 4. De uitvoeringsorganisatie

De nieuw te vormen uitvoeringsorganisatie is het hart van de samenwerking en functioneert als 'afdeling' voor de deelnemende gemeenten. Om het hoofd van de uitvoeringsorganisatie in staat te stellen zijn uitvoerende taak naar behoren en adequaat vorm te geven, is het noodzakelijk mandaat te verlenen voor tenminste die taken waarvoor het te doen gebruikelijk is mandaat te verlenen. De bevoegdheden van de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar ingevolge artikel 231, tweede lid onderdeel a en b van de Gemeentewet, betreffen geen bevoegdheden op grond van mandaat, maar zelfstandige bevoegdheden op grond van de wet. De colleges zijn verplicht deze ambtenaren aan te wijzen met een aanwijzingsbesluit. Deze ambtenaren zijn zelfstandige bestuursorganen tegen wiens besluiten bezwaar en beroep openstaat.

Tenslotte is geregeld dat de uitvoeringsorganisatie verantwoording aflegt aan het portefeuillehouderoverleg. Deze verantwoording betreft de inhoudelijke aspecten van het beleidsveld Belastingen. De aansturing van het personeel en aanverwante zaken is een zaak van de centrumgemeente, die daartoe van het hoofd van de uitvoeringsorganisatie een afdelingsplan kan verlangen.

Artikel 5. Beleid

De uitvoeringsorganisatie verzorgt de beleidsvoorbereiding met betrekking tot de producten, waarop deze regeling betrekking heeft. In het algemeen betreft dit het redigeren van en het adviseren over de belastingverordeningen. In mindere mate voorkomend, maar evenwel mogelijk, is het vaststellen van 'overig' belastingbeleid. Het beleidsveld belasting wordt immers als relatief beleidsarm gekenschetst.

De uitvoeringsorganisatie draagt waar mogelijk zorg voor onderlinge afstemming ter voorbereiding van de besluitvorming en draagt zorg voor de administratief juridische verwerking, waaronder toezending aan andere instanties, alsmede publicatie en ter inzagelegging, waartoe de andere gemeenten hun medewerking verlenen.

Artikel 6. Financiële bepaling

Lid 1

De kostenverdeling verbonden aan de dienstverlening door de centrumgemeente wordt uitgewerkt in de dienstverleningsovereenkomst.

De termijnen als genoemd in de volgende leden van het artikel geven de deelnemende gemeente voldoende gelegenheid de financiële consequenties te verwerken in de gemeentebegrotingen en jaarrekeningen.

Lid 3 en 4

Het budgetrecht behoort aan de gemeenteraden, die jaarlijks de gemeentebegroting vaststellen. Teneinde de relaties tussen de financiële consequenties van het gemeenschappelijk belastingkantoor met inbegrip van de dienstverleningsovereenkomst(en), de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de portefeuillehouders en de gemeentebegroting te reguleren, zijn de procedurebeginselen in dit artikel vastgelegd.

Kosten verdeling

De kostensoorte/j zijn in beginsel vast en kunnen in de DVO (of DVO's) vrij nauwkeurig worden benoemd. De kosten zelf zijn bijna altijd variabel, zowel de gemeenschappelijke kosten als de aan eigen gemeentelijk beleid gerelateerde kosten (bv individuele belastingtarieven). In de DVO wordt een algemene bepaling opgenomen over de wijze waarop de kostenverdeling wordt vastgesteld.

De goedkeuring met betrekking tot de kostenverdeling zelf volgt uit de goedgekeurde

gemeentebegrotingen. Hiermee wordt het budgetrecht van de gemeenteraad volledig gerespecteerd. In de DVO wordt een bepaling opgenomen op grond waarvan de door de raad vastgestelde begrotingsparagraaf bindend is voor de kostenverdeling tussen de gemeenten. Zo wordt voorkomen, dat - naast de verplichte begrotingen- ieder jaar ook een nieuwe DVO moet worden overeengekomen. De aansprakelijkheid bij financiële claims van derden wordt beheerst door de criteria uit het Burgerlijk Wetboek (BW 6:162 en volgende). Het financiële risico ligt bij die gemeente die de schade toerekenbaar veroorzaakt. Een van het Burgerlijk Wetboek afwijkende regeling wordt niet noodzakelijk geacht.

Artikel 7. Archief

Als er binnen een Gemeenschappelijke regeling geen Archiefverordening en/of Besluit Informatiebeheer zijn, gelden die van gemeente van vestiging.

Voor wat betreft de archiefbepaling in de GR zijn destijds, in nauwe samenwerking met Bestuurlijk Juridische Zaken, zgn. modelbepalingen opgesteld die ook zijn opgenomen ín de Modelbepalingen voor Gemeenschappelijke Regelingen zoals bv Nijmegen die hanteert.

Lid 1

Ten aanzien van de zorg en het beheer van de archiefbescheiden van de organen van de regeling alsmede ten aanzien van het toezicht op het beheer zijn de voorschriften van de gemeente van vestiging van overeenkomstige toepassing.

Lid 2

De aan de uitvoering van het tweede lid verbonden kosten komen ten laste van de regeling.

Lid 3

Als beheerseenheden worden aangemerkt de door het dagelijks bestuur als zodanig aangewezen organisatieonderdelen.

Artikel 8. Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Dit artikel regelt de procedure en gevolgen bij toetreding, uittreding, wijziging en opheffing van de Regeling.

Artikel 9. Slotbepalingen

Deze regeling wordt begripsvormend en aangehaald als 'Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Beuningen'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Wijchen.