Regeling vervallen per 01-01-2012

Algemene subsidieverordening gemeente Beverwijk

Geldend van 01-12-2008 t/m 31-12-2011

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Beverwijk

De raad van de gemeente Beverwijk;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 juni 2008, nummer 2008/15898;

 

gehoord de Commissie Algemeen Bestuur, Veiligheid en Middelen d.d. 24 juni 2008;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

                   besluit:

 

1. vast te stellen de volgende Algemene subsidieverordening gemeente Beverwijk van

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Accountantsverklaring:

een verklaring van een gecertificeerd accountant, waaruit blijkt dat de verleende subsidie conform de in beschikking opgenomen verplichtingen is besteed.

Boekjaar:

een kalenderjaar

Budgetsubsidie:

een subsidie voor de duur van één of meerdere jaren waaraan het college te leveren prestaties verbindt.

College:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk.

Commerciële activiteit:

een activiteit met winstoogmerk.

Egalisatiereserve:

financiële buffer waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar.

Instelling:

een volledige rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, die zich ten doel stelt activiteiten te verrichten ten behoeve van de bevolking van de gemeente Beverwijk.

Jeugdsportsubsidie:

een subsidie voor een bepaald tijdvak als waardering voor de bevordering van de sportbeoefening van Beverwijkse jeugdleden.

Meerjarensubsidie:

een subsidie, die verleend wordt voor meer dan één boekjaar, maar ten hoogste 4 boekjaren.

Particulier:

een natuurlijke persoon, dan wel een groep van natuurlijke personen, die ten behoeve van de bevolking van de gemeente Beverwijk een subsidieaanvraag indient.

Prestaties:

de in de beschikking vastgelegde resultaten die met gesubsidieerde activiteiten moeten worden behaald. Hierbij kan de activiteit zelf de prestatie zijn of de concrete effecten van de activiteit.

Projectsubsidie:

een eenmalige subsidie voor een bepaalde activiteit.

Subsidiejaar:

een kalenderjaar.

Subsidieplafond:

een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de wet, te weten het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verlening van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Waarderingssubsidie:

een subsidie voor het in een bepaald tijdvak uitvoeren van door het college gewaardeerde activiteiten.

Wet:

de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.2 Reikwijdte

  • 1. Voor zover subsidie niet verstrekt wordt op grond van een begrotingspost, kan het college subsidie verstrekken voor het verrichten van activiteiten op het gebied van volksgezondheid, belangenbehartiging, vrijwilligerswerk, sport, mediabeleid, jeugd en jongeren, dorps- en buurthuiswerk, opbouwwerk, kunst en cultuur, ouderenbeleid, welzijn en recreatieve voorzieningen.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op het verstrekken van subsidies waaromtrent voorzien is bij of krachtens een wettelijk voorschrift afkomstig van (bestuursorganen van) de Europese Unie, het rijk, de provincie of andere publiekrechtelijke rechtspersonen, dan wel waaromtrent een afzonderlijke subsidieverordening door de raad is vastgesteld.

Artikel 1.3 Bevoegdheden

Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 1.4 Subsidieplafonds

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.3. kan de raad subsidieplafonds vast- stellen voor de budgetten die voor subsidiëring beschikbaar zijn.

  • 2. Tenzij de raad gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid in het eerste lid, is het college bevoegd tot het vaststellen van de subsidieplafonds.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidieverlening kan, naast de in artikel 4:25 van de wet en artikel 4:35 van de wet geregelde gevallen, worden geweigerd indien:

  • 1.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op, niet aanwijsbaar of in onvoldoende mate ten goede komen van de inwoners van de gemeente;

  • 2.

    de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken;

  • 3.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld.

  • 4.

    subsidieverlening niet past binnen het op het betreffende beleidsterrein bekendgemaakte beleid dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben.

  • 5.

    de activiteiten van de instelling niet open staan voor inwoners van de gemeente Beverwijk zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid, politieke gezindheid, tenzij deze activiteiten gericht zijn op integratie en / of het wegnemen van achterstanden bij bepaalde groepen

  • 6.

    de activiteiten van overwegend religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard zijn.

  • 7.

    het commerciële activiteiten betreft.

HOOFDSTUK 2 BUDGETSUBSIDIES

Artikel 2.1 Reikwijdte

  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op budgetsubsidies.

  • 2. Afdeling 4.2.8. van de wet is van toepassing, tenzij bij het bepaalde in dit hoofdstuk daarvan wordt afgeweken.

Artikel 2.2. Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverlening wordt door een instelling voor 1 juni van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd ingediend.

  • 2. In aanvulling op het krachtens artikel 4:61 van de wet over te leggen activiteitenplan en een begroting overlegt de aanvrager in ieder geval ook de balans van het voorafgaande boekjaar met toelichting.

  • 3. In aanvulling op het bepaalde in artikel 4:62 van de wet bevat het activiteitenplan ook een vertaling van de activiteiten van de instelling in meetbare prestaties en beoogde resultaten en heeft het een relatie met het gemeentelijk beleid.

  • 4. Het college kan toestaan dat van de in het eerste lid genoemde termijn wordt afgeweken.

Artikel 2.3. Meerjarensubsidie

  • 1. Het college kan een meerjarensubsidie verlenen, met een maximum van vier jaar.

  • 2. Indien het college een meerjarensubsidie verleent, wordt in de subsidiebeschikking aangegeven op welke bedragen de subsidieontvanger jaarlijks aanspraak heeft.

Artikel 2.4. Subsidieverlening

  • 1. De beslissing op een subsidieaanvraag welke vóór 1 juni is ontvangen, wordt uiterlijk op 31 december van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar genomen.

  • 2. Het college maakt de in het eerste lid bedoelde beslissing uiterlijk twee weken nadat deze is genomen bekend aan de instelling.

  • 3. Indien toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 2.2. vierde lid, dan bepaalt het college het tijdstip waarop wordt beslist.

Artikel 2.5. Inhoud beschikking

In aanvulling op het gestelde in de artikelen 4:30 en 4:31 van de wet bevat de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval een zo concreet mogelijke omschrijving van de prestaties, die door de instelling met het ter beschikking gestelde subsidie verricht moeten worden, alsmede van de daarmee beoogde resultaten.

Artikel 2.6. Bevoorschotting

Het college kan voorschotten verlenen:

  • 1.

    Aan de subsidieontvanger waaraan budgetsubsidie is verleend van minder dan € 50.000,00 per boekjaar, wordt het gehele sub­sidie­bedrag jaar­lijks bij wijze van voorschot in twee gelijke termijnen, in het eerste en derde kwartaal, betaald.

  • 2.

    Aan de subsidieontvanger waaraan een budgetsubsidie is ver­leend van € 50.000,00 per boekjaar of meer, wordt het gehele subsidiebedrag jaarlijks bij wijze van voor­schot in vier gelijke ter­mij­nen, in het eerste, tweede, derde en vierde kwar­taal, betaald.

  • 3.

    In bijzondere situaties kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het be­paalde in het eerste en tweede lid.

Artikel 2.7. Tussentijdse rapportage

Het college kan bepalen dat de instelling tussentijds verslag dient uit te brengen van de voortgang van haar activiteiten en een prognose voor de resterende periode.

Artikel 2.8. Egalisatiereserve

Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat de instelling een egalisatiereserve mag vormen.

Artikel 2.9. Toestemmingsvereisten

De subsidieontvanger heeft  toestemming nodig van het college voor:

  • a.

    het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

  • b.

    het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

  • c.

    het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

  • d.

    het aangaan en beëindigen van overeenkomsten ter verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

  • e.

    het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

  • f.

    het doen van schenkingen.

  • g.

    het vormen van fondsen en reserveringen.

Artikel 2.10. Mededelingsvereisten

De subsidieontvanger stelt het college in kennis van:

  • a.

    het wijzigen van de statuten;

  • b.

    het vaststellen of wijzigen van tarieven door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

  • c.

    het ontbinden van de rechtspersoon en/of het beëindigen van de activiteiten;

  • d.

    het doen van aangifte van faillissement of het aanvragen van surséance van betaling.

Artikel 2.11. Eigen vermogen

  • 1. Het eigen vermogen van een subsidieontvanger, voor zover gevormd door subsidie van het college, mag niet meer bedragen dan de maximale egalisatiereserve. Het meerdere wordt in mindering gebracht op de subsidie.

  • 2. Bij de bepaling van de vermindering houdt het college rekening met de mate waarin de subsidie heeft bijgedragen tot het verwerven van eigendommen en/of relateren de hoogte van de vergoeding aan de reeds geleverde producten/diensten. Buiten beschouwing wordt gelaten het vermogen opgebouwd uit inkomsten van derden.

Artikel 2.12. Financieel- en activiteitenverslag

  • 1. Het financieel- en activiteitenverslag als bedoeld in artikel 4:75 en 4:76 van de wet wordt uiterlijk 1 juni van het boekjaar volgend op het subsidiejaar ingediend, conform door het college vastgestelde nadere regels.

  • 2. Artikel 4:76 van de wet wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de subsidieontvanger die voor zijn inkomsten overwegend afhankelijk is van subsidiëring door het college van de gemeente Beverwijk.

  • 3. De administratie van de gesubsidieerde instelling is zo ingericht dat op ieder moment op inzichtelijke wijze een overzicht kan worden verkregen van haar bezittingen, vorderingen en schulden alsmede haar exploitatieresultaten.

  • 4. Het college kan toestaan dat van de in het eerste lid genoemde termijn binnen het boekjaar mag worden afgeweken.

Artikel 2.13. Accountantsverklaring

De op grond van de in artikel 4:78 van de wet bestaande verplichting tot indiening van een accountantsverklaring bij het financieel verslag, geldt niet indien dit in de beschikking waarbij subsidie wordt verleend door het college anders bepaald wordt.

Artikel 2.14. Controle

Indien door of namens de rijksoverheid, provincie of regionale overheidsorganen, na overleg met het gemeentebestuur, of door of vanwege het gemeentebestuur zelf onderzoek wordt gedaan naar uitvoering van gesubsidieerde activiteiten of naar naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen, dan verleent de instelling hieraan de benodigde medewerking. De instelling wordt door het college zo mogelijk van tevoren op de hoogte gebracht van de onderzoeken.

Artikel 2.15. Subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt de verleende subsidie vast vóór 31 december van het boekjaar volgend op het tijdvak waarvoor subsidie is verleend.

  • 2. Indien van toepassing, wordt bij het besluit tot vaststelling van het bedrag van de subsidie rekening gehouden met de vermindering bepaald bij artikel 2.11.

HOOFDSTUK 3 PROJECTSUBSIDIES

Artikel 3.1. Reikwijdte

Dit hoofdstuk is van toepassing op projectsubsidies

Artikel 3.2. Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een projectsubsidie wordt uiterlijk dertien weken voor aanvang van de activiteiten ingediend door een particulier en/of instelling.

  • 2. De aanvrager overlegt naast het activiteitenplan en een begroting in ieder geval ook de balans van het voorafgaande jaar met toelichting.

  • 3. Het college kan toestaan dat van de in het eerste lid genoemde termijn wordt afgeweken.

Artikel 3.3. Subsidieverlening

De beslissing op een aanvraag wordt genomen binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag. Het college is bevoegd deze termijn eenmaal met vier weken te verdagen.

Artikel 3.4. Bevoorschotting

Het college kan aan de subsidieontvanger waaraan een projectsubsidie is verleend een voorschot verlenen van maximaal 80 procent van de ver­leende subsidie.

Artikel 3.5. Tussentijdse rapportage

Het college kan bepalen dat de instelling tussentijds verslag dient uit te brengen van de voortgang van haar activiteiten en een prognose voor de resterende periode.

Artikel 3.6. Toestemmingsvereisten

De subsidieontvanger heeft toestemming nodig van het college voor:

  • a.

    het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

  • b.

    het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

  • c.

    het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

  • d.

    het aangaan en beëindigen van overeenkomsten ter verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

  • e.

    het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

  • f.

    het doen van schenkingen.

Artikel 3.7. Mededelingsvereisten

De subsidieontvanger stelt het college in kennis van:

  • a.

    het wijzigen van de statuten;

  • b.

    het ontbinden van de rechtspersoon en/of het beëindigen van de activiteiten;

  • c.

    het doen van aangifte van faillissement of het aanvragen van surséance van betaling.

Artikel 3.8. Verantwoording

  • 1. De verantwoording van de financiën en de activiteiten wordt binnen een termijn van dertien weken na afloop van de gesubsidieerde activiteiten ingediend.

  • 2. De administratie van de subsidieaanvrager moet zo zijn ingericht dat op ieder moment op inzichtelijke wijze een overzicht kan worden verkregen van haar bezittingen, vorderingen en schulden alsmede haar exploitatieresultaten.

  • 3. Het college kan toestaan dat van de in het eerste lid genoemde termijn  mag worden afgeweken.

Artikel 3.9. Controle

Indien door of namens de rijksoverheid, provincie of regionale overheidsorganen, na overleg met het gemeentebestuur, of door of vanwege het gemeentebestuur zelf onderzoek wordt gedaan naar uitvoering van gesubsidieerde activiteiten of naar naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen, dan verleent de instelling hieraan de benodigde medewerking. De instelling wordt door het college zo mogelijk van tevoren op de hoogte gebracht van de onderzoeken.

Artikel 3.10. Subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt de projectsubsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de verantwoording als bedoeld in artikel 3.8. eerste lid.

  • 2. Bij het besluit tot vaststelling van het bedrag van de subsidie houdt het college rekening met eventuele extra inkomsten ten opzichte van de bij de aanvraag ingediende begroting.

HOOFDSTUK 4 WAARDERINGSSUBSIDIES

Artikel 4.1 Reikwijdte

  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op waarderingssubsidies.

  • 2. Afdeling 4.2.8. van de wet is van toepassing, tenzij bij het bepaalde in dit hoofdstuk daarvan wordt afgeweken.

Artikel 4.2. Bevoegdheid

Het college kan een waarderingssubsidie verlenen voor door hem gewaardeerde activiteiten indien:

  • a.

    de aanvrager een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is;

  • b.

    de aanvrager een subsidie van min­der dan € 20.000,00 per jaar vraagt;

  • c.

    de aanvrager geen personeel in dienst heeft;

  • d.

    de diversiteit, complexiteit en veranderlijkheid van de activiteiten gering zijn;

  • e.

    deze naar het oordeel van het college de geëigende subsidiesoort is ondanks dat niet aan de onder b. tot en met d. genoemde criteria is voldaan.

Artikel 4.3. Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt voor 1 juni van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd ingediend bij het college.

  • 2. Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag worden in ieder geval overlegd:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten die in een boekjaar plaats zullen vinden, overeenkomstig artikel 4:62 van de wet.

    • b.

      een begroting omvattende een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

    • c.

      de balans en de staat van baten en lasten van het voorgaande boekjaar met toelichting.

  • 3. Het college kan toestaan dat van de in het eerste lid genoemde termijn binnen het kalenderjaar worden afgeweken.

Artikel 4.4. Meerjarensubsidie.

  • 1. Het college kan voor een periode langer dan een boekjaar subsidie verlenen, met een maximum van vier jaar.

  • 2. Indien van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt in de subsidiebeschikking aangegeven op welke bedragen de subsidieontvanger jaarlijks recht heeft

Artikel 4.5. Nadere regels

Het college kan in nadere regels de nadere criteria en de hoogte van het toe te kennen subsidiebedrag per waarderingssubsidie vaststellen.

Artikel 4.6. Subsidieverlening

  • 1. De beslissing op een subsidieaanvraag welke vóór 1 juni is ontvangen, wordt uiterlijk op 31 december van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar genomen.

  • 2. Het college maakt de in het eerste lid bedoelde beslissing uiterlijk twee weken nadat deze is genomen bekend aan de instelling.

  • 3. De beschikking bevat een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt

  • 4. In deze beschikking tot subsidieverlening wordt ook bepaald of de subsidieontvanger na afloop van een subsidiejaar waarvoor subsidie is verstrekt een summier schriftelijk verslag uitbrengt omtrent het verloop van de activiteit dan wel de besteding van de subsidie.

  • 5. Het college bepaalt voor welke datum de subsidieontvanger de eventuele  verantwoording inzendt.

  • 6. Indien toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 4.3. derde lid, dan bepaalt het college het tijdstip waarop wordt beslist

Artikel 4.7. Bevoorschotting

Het college kan voorschotten verlenen:

  • 1.

    Aan de subsidieontvanger waaraan een waarderingssubsidie is verleend van minder dan € 10.000,00 per jaar, wordt het gehele sub­sidie­bedrag jaar­lijks in het eerste kwartaal betaald.

  • 2.

    Aan de subsidieontvanger waaraan een waarderingssubsidie is ver­leend van € 10.000,00 per jaar of meer, wordt het gehele subsidiebedrag jaarlijks bij wijze van voor­schot in twee gelijke ter­mij­nen, in het eerste en derde kwar­taal, betaald.

  • 3.

    In bijzondere situaties kan het college afwijken van het be­paalde in het eerste en tweede lid.

Artikel 4.8. Subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt de waarderingssubsidie vast vóór 31 december van het boekjaar volgend op het tijdvak waarvoor subsidie is verleend.

  • 2. Indien de verantwoording niet tijdig is ontvangen dan kan het college besluiten de subsidie alsnog lager vast te stellen

Artikel 4.9. Accountantsverklaring

De op grond van de in artikel 4:78 van de wet bestaande verplichting tot indiening van een accountantsverklaring bij het financieel verslag, geldt niet voor de waarderingssubsidies.

HOOFDSTUK 5 JEUGDSPORTSUBSIDIE

Artikel 5.1. Begripsbepaling

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 

Sportvereniging:

de vereniging, die gevestigd is in de gemeente Beverwijk en die sportbeoefening van haar leden tot doel heeft;

Jeugdlid:

een contributie betalend lid, woonachtig in de gemeente Beverwijk, die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

Artikel 5.2. Reikwijdte

De jeugdsportsubsidie kan worden toegekend aan Beverwijkse verenigingen als  waardering voor de bevordering van de sportbeoefening van Beverwijkse jeugdleden en als tegemoetkoming in de kosten hiervan.

Artikel 5.3. Subsidievoorwaarden

Om voor toekenning van subsidie in aanmerking te komen voldoet de sportvereniging aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    zij is gevestigd binnen de gemeente Beverwijk;

  • b.

    zij heeft betalende Beverwijkse jeugdleden;

  • c.

    zij is aangesloten bij een door NOC*NSF erkende landelijke sportbond of sportunie;

Artikel 5.4. Subsidieaanvraag

  • 1. Voor het indienen van het subsidie verzoek wordt gebruik gemaakt van het door of namens het college daarvoor vastgestelde aanvraagformulier. Het college bepaalt de datum waarop het aanvraagformulier uiterlijk moet worden ingediend.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van een bewijs van afdracht aan de landelijke sportbond en een opgave van het aantal Beverwijkse jeugdleden per 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, op basis van de geboortedata en de postcodegegevens.

  • 3. Wanneer het een eerste subsidieaanvraag betreft, wordt naast het genoemde in het tweede en derde lid tevens overlegd:

    • a.

      een afschrift van de statuten van de sportvereniging;

    • b.

      een afschrift van de inschrijving van de Kamer van Koophandel;

    • c.

      een kopie van de inschrijving bij de NOC*NSF erkende landelijke sportbond.

Artikel 5.5. Subsidieberekening

  • 1. Het subsidiebedrag wordt berekend op basis van het aantal Beverwijkse jeugdleden.

  • 2. Het college bepaalt per jaar het bedrag per jeugdlid.

Artikel 5.6. Subsidieverlening en vaststelling

Het subsidiebedrag wordt vastgesteld zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening.

HOOFDSTUK S SLOTBEPALINGEN

Artikel S.1. Periodiek verslag

Het college publiceert conform art. 4:24 van de wet tenminste eenmaal in een periode van vijf jaar een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de budgetsubsidies in de praktijk. Deze verslaglegging is niet van toepassing ten aanzien van de overige vormen van subsidie.

Artikel S.2. Ontheffing

Het college kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van één of meer verplichtingen van deze verordening.

Artikel S.3. Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan het college afwijken van de in deze verordening opgenomen bepalingen indien de gevolgen van een strikte toepassing ervan jegens een aanvrager onevenredige gevolgen zou hebben in verhouding tot het met de bepaling te dienen doel.

Artikel S.4. Intrekking

Bij inwerkingtreding van deze verordening worden ingetrokken:

  • a.

    de Algemene subsidieverordening Beverwijk vastgesteld bij raadsbesluit van 1 april 2004, nummer2004/927;      

  • b.

    de Subsidieverordening ten behoeve van de jeugdsport, vastgesteld bij raadsbesluit van 27 oktober 1988, nummer 134/1988, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 27 januari 1994 nummer 1J/1994.

Artikel S.5. Overgangsbepalingen

  • 1. Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld.

  • 2. Vaststelling van voor de inwerkingtreding van deze verordening verleende subsidies vindt plaats overeenkomstig de voor de inwerkingtreding van deze verordening geldende bepalingen.

  • 3. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om subsidie is ingediend en daarop nog niet is beslist, zijn de bepalingen van deze verordening van toepassing

Artikel S.6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 december 2008.

Artikel S.7. Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Algemene subsidieverordening gemeente Beverwijk 2009”.

2. Met de inwerkingtreding van bovenstaande verordening de Algemene subsidieverordening Beverwijk vastgesteld bij raadsbesluit van 1 april 2004, nummer 2004/927  en de subsidieverordening ten behoeve van de jeugdsport, vastgesteld bij raadsbesluit van 27 oktober 1988, nummer 134/1988, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 27 januari 1994 nummer 1J/1994 in te trekken.

Ondertekening

Beverwijk, 2 oktober 2008
de raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,