Regeling vervallen per 21-02-2013

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2007

Geldend van 01-01-2007 t/m 20-02-2013

Intitulé

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2007

De raad van de gemeente Beverwijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 oktober 2006, nr. 2006/10310;

gelet op artikelen 8 en 30 van de Wet werk en bijstand

gelet op het advies d.d. 26 oktober 2006 van het Cliëntenplatform

gehoord de commissie Onderwijs, Sociale Zaken, Cultuur en Welzijn d.d. 6 november 2006;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2007

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen.

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand; 

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk;

    • c.

      woning: een woning, een woonwagen of een woonschip;

    • d.

      woonkosten: indien een huurwoning wordt bewoond, de geldende huurprijs; of indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar de omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud;

    • e.

      gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21, onder c, van de wet.

    • f.

      verzorgingsbehoevende: persoon, die zonder de verzorging zou zijn aangewezen op opname in een instelling ter verzorging of verpleging.

  • 2. Voor zover niet anders bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 Categorieën

Artikel 2 Categorieën

  • 1. Voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar, aan wie bijstand kan worden verleend, geldt een categorieaanduiding.

  • 2. De categorieën worden aangeduid als:

    • a.

      alleenstaande;

    • b.

      alleenstaande ouder; of

    • c.

      gehuwde.

Hoofdstuk 3 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3 Verhogingscriteria

  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 20% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft.

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning één of meer anderen hun hoofdverblijf hebben.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander, die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft: 

    • a.

      niet ten laste komende kinderenmet een inkomen van ten hoogste de norm als bedoeld in artikel 21 van de wet vermeerderd met de gemeentelijke toeslag in artikel 3 lid 2 van deze verordening.

    • b.

      de alleenstaande of alleenstaande ouder, die verzorgingsbehoevende is dan wel in wiens woning een verzorgingsbehoevende zijn hoofdverblijf heeft.

Hoofdstuk 4 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of de toeslag

Artikel 4 Verlagingen bijstandsnorm gehuwden

  • 1. De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10% van de gehuwdennorm voor gehuwden, in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft.

  • 2. Het derde lid van artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Verlagingen bij ontbreken woonkosten

  • 1. De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 18% van de gehuwdennorm, indien een woning wordt bewoond waaraan geen woonkosten verbonden zijn.

  • 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid kan voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder niet leiden tot een uitkering, die lager is dan de norm als bedoeld in artikel 21, onder a of b, van de wet.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 6 Opdracht college

  • 1. De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

  • 2. Het college beslist in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

  • 3. Het college informeert de gemeenteraad jaarlijks over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 7 Hardheidsclausule

In gevallen waarin de toepassing van deze verordening een bijzondere hardheid zou betekenen voor de belanghebbende is het college bevoegd om af te wijken van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 5.

Artikel 8 Intrekking

De Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2004, hierna te noemen “oude verordening”, wordt ingetrokken op 1 januari 2007

Artikel 9 Overgangsrecht

  • 1. De oude verordening blijft tot 1 juli 2008 van toepassing voor degene die op 31 december 2006 recht heeft op algemene bijstand – en wiens recht op 1 januari 2007 niet is geëindigd – en die op grond van de onderhavige verordening recht heeft op een lagere toeslag of een hogere verlaging dan met toepassing van de oude verordening.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toepassing van de oude verordening eindigt zodra een wijziging van de omstandigheden van belanghebbende optreedt of is opgetreden, die leidt tot aanpassing van de bijstandsnorm en/of de toeslag of verlaging.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2007.

Ondertekening

Beverwijk, 23 november 2006
de raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

Toelichting op de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2007.

Toelichting algemeen

Op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) dient de gemeenteraad een verordening vast te stellen met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder c juncto artikel 30 van de wet. Deze verordening is – net als de oude verordening - opgesteld op basis van de criteria rechtvaardigheid, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid.

 

Toelichting per artikel

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2 Categorieaanduiding

De werking van deze verordening is beperkt tot uitkeringsgerechtigden in de leeftijdscategorie van 21 tot 65 jaar. De artikelen 26, 27 en 28 WWB maken ook categoriale verlagingen mogelijk voor uitkeringsgerechtigden van 18, 19 en 20 jaar. Deze uitkeringsgerechtigden hebben echter al een lagere norm (de jongerennorm), omdat zij in principe een beroep kunnen doen op de ouderlijke onderhoudsplicht.

 

Wanneer het niet toepassen van de verordening op uitkeringsgerechtigden van 18,19 of 20 jaar onredelijke uitkomsten geeft, dan blijft het college bevoegd om op grond van artikel 18, eerste lid, van de wet de bijstand lager vast te stellen. Te denken valt aan de situatie waarin gehuwden met een kind geen woonkosten hebben. Vallen beide echtgenoten in de leeftijdscategorie van 21 tot 65 jaar, dan wordt de norm verlaagd met 18% (verlaging bij ontbreken woonkosten). Valt één echtgenoot in de leeftijdscategorie van 21 tot 65 jaar, maar is de ander jonger dan 21 jaar dan wordt de (jongeren)norm niet verlaagd. Laatstgenoemde gehuwden beschikken dan over een hogere norm. In dergelijke uitzonderlijke situaties kan het college gebruik maken van haar bevoegdheid tot individualiseren en de betreffende jongerennorm wel lager vaststellen, op dezelfde wijze als zou gebeuren bij gehuwden van 21 jaar en ouder.

 

Artikel 3 Verhogingscriteria

Lid 1

Alleenstaanden en alleenstaande ouders die de kosten niet met een ander kunnen delen (in de woning heeft geen ander zijn hoofdverblijf) hebben recht op de maximale toeslag van 20% van de gehuwdennorm. Dit volgt uit artikel 30, tweede lid, onder a, van de wet.

Bij huur van een kamer van een kamerverhuurbedrijf wordt de kamer als zelfstandige wooneenheid aangemerkt en bestaat recht op de maximale toeslag van 20% van de gehuwdennorm.

Lid 2

Wanneer in de woning van de uitkeringsgerechtigde een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt er vanuit gegaan dat deze bepaalde kosten kan delen (bijvoorbeeld huur en energiekosten). Het is niet van belang of de uitkeringsgerechtigde de kosten daadwerkelijk deelt. Dat is een verantwoordelijkheid van de uitkeringsgerechtigde zelf.

 

Omdat de uitkeringsgerechtigde niet alle noodzakelijke kosten van bestaan kan delen, ontvangt hij wel een toeslag, maar deze is lager dan de toeslag van het eerste lid en bedraagt 10% van de gehuwdennorm. De toeslag is ook 10% als meer dan één ander zijn hoofdverblijf heeft in dezelfde woning. Zolang er sprake is van een zelfstandige huishouding, blijft een deel van de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan uitsluitend voor rekening van de uitkeringsgerechtigde.

 

Voor huur van kamers bij een kamerverhuurbedrijf wordt verwezen naar de toelichting op het eerste lid.

Lid 3

Het gaat hier om inwonende kinderen die niet in de bijstand zitten. Het inkomen van het kind wordt niet in aanmerking genomen als het lager is dan de volledige basisnorm voor een alleenstaande vermeerderd met de gemeentelijke toeslag van 10%. Dat geeft kinderen (bijvoorbeeld studerende) gelegenheid om meer dan nu bij te verdienen zonder dat dit van invloed is op de uitkering van de ouder.

 

Artikel 4 Verlaging bijstandsnorm gehuwden

Wanneer in de woning van de uitkeringsgerechtigden een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt er vanuit gegaan dat deze bepaalde kosten kunnen delen (bijvoorbeeld huur en energiekosten). Het is niet van belang of de uitkeringsgerechtigden de kosten daadwerkelijk delen. Dat is een verantwoordelijkheid van de uitkeringsgerechtigden zelf.

 

Artikel 5 Verlaging bij ontbreken woonkosten

Het college verlaagt de norm of de toeslag (verder) op grond van artikel 27 WWB als de uitkeringsgerechtigde lagere kosten van bestaan heeft door zijn woonsituatie. De verlaging is vastgesteld op 18%.

 

Het percentage van 18 is als volgt berekend:

minimale huur voor huurtoeslag                                                                   € 193,50 per maand m.i.v. 1 januari 2006

minimale huurtoeslag                                                                                                                      €   25,00 per maand m.i.v. 1 januari 2006

totaal                                                                                                                                                            € 218,50 per maand

Deze kosten bedragen 18% van de gehuwdennorm (€ 1.201,20 per maand per 1 januari 2006).

 

Als aan een door de uitkeringsgerechtigde bewoonde woning geen woonkosten zijn verbonden verlaagt het college de norm met 18% van de gehuwdennorm (bijvoorbeeld bij kraakwoningen).

 

In het tweede lid wordt aangegeven dat toepassing van een verlaging er niet toe kan leiden dat de uitkering (inclusief eventuele toeslag) lager wordt dan de norm, als bedoeld in artikel 21 van de wet. Dit geldt alleen voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder. Belanghebbenden dienen minimaal over het normbedrag als bedoeld in artikel 21 van de wet te kunnen beschikken.

 

Artikel 6  Individualisering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 7   Hardheidsclausule

Eén van de kenmerken van de Wet werk en bijstand is afstemming van de bijstand op de feitelijke behoefte in het individuele geval. Aan dit beginsel wordt ook inhoud gegeven door de mogelijkheid de hoogte van toeslagen en verlagingen af te stemmen op de zeer bijzondere individuele situatie van de belanghebbende.

Artikel 8  Intrekking

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9  Overgangsrecht

Uitgangspunt is dat de nieuwe verordening per 1 januari 2007 wordt toegepast op bijstandsaanvragen die op en na die datum worden ingediend. Ook is de nieuwe verordening direct van toepassing na 1 januari 2007 op een uitkering die reeds bestond op 31 december 2006 en waarbij toepassing van de nieuwe verordening voor de belanghebbende niet tot nadeel leidt.

 

De oude verordening blijft tot uiterlijk 1 juli 2008 van toepassing. Op deze manier wordt bewerkstelligd dat de gemeente de tijd heeft om herbeoordelingen uit te voeren en nieuwe besluiten te nemen. Gedurende twaalf maanden na de inwerkingtreding dienen de uitkeringen die op 1 januari 2007 verstrekt worden, te worden beoordeeld naar de bepalingen van de nieuwe verordening. Deze herbeoordelingen kunnen worden gecombineerd met het reguliere onderzoek. Voor 1 januari 2008 dienen de nieuwe besluiten te zijn genomen.

Als besloten wordt dat:

  • 1.

    een hogere toeslag of een lagere verlaging van toepassing is, dan treedt het besluit in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007;

  • 2.

    een lagere toeslag of een hogere verlaging van toepassing is, dan treedt het besluit eerst in werking op 1 juli 2008. Het oude uitkeringsniveau blijft dus gedurende 18 maanden na de inwerkingtreding van de verordening gehandhaafd, zodat voor belanghebbende duidelijk is op welk tijdstip voor hem/haar de gewijzigde toeslag en/of verlaging ingaat.

 

Indien gedurende tenminste 30 dagen geen recht op algemene bijstand heeft bestaan, eindigt de toepassing van de oude verordening. Deze situatie vloeit voort uit artikel 45, derde lid, van de wet (30-dagen regel).

 

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 11 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.