Regeling vervallen per 16-02-2018

Nadere regels bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Beverwijk 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 15-02-2018

Intitulé

Nadere regels bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Beverwijk 2015

Burgemeester en wethouders vna Beverwijk;

Overwegende dat,

met ingang van 1 januari 2015 de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in werking treedt en dat hiervoor gemeentelijk beleid vastgesteld moet worden;

Gelet op de artikelen 12, leden 2 en 3, 13, 16 en 17 Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Beverwijk 2015;

besluiten:

  • 1.

    De nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Beverwijk 2015 vast te stellen (INT-14-15648).

  • 2.

    De Wmo-raad te antwoorden volgens conceptbrief UIT-14-12349.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Reikwijdte

De Nadere regels zijn gebaseerd op de artikelen 11, zesde lid (Pgb aan iemand uit het sociaal netwerk van de cliënt), 12, eerste lid onder b en derde lid onder a (berekening kostprijs), 13, eerste lid (kwaliteitseisen) 16 (waardering mantelzorgers), 17 (tegemoetkoming meerkosten door chronische ziekte of beperking) en 21 (betrekken van ingezetenen bij het beleid) van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Beverwijk.

Artikel 1.2 Btw

De in deze Nadere regels genoemde bedragen zijn, voor zover van toepassing, inclusief btw.

Hoofdstuk 2 Voorwaarden voor het betrekken van diensten, hulpmiddelen en maatregelen uit het sociale netwerk van de cliënt

Artikel 2.1. Persoonsgebonden budget (Pgb)

Het tarief als bedoeld in artikel 11 lid 6 van de verordening bedraagt € 20,- per uur tenzij de kostprijs als bedoeld in artikel 11 derde lid onder c, lager is dan € 20,- dan wordt het tarief vastgesteld op dat lagere bedrag.

Artikel 2.2.

Er kan een Pgb verstrekt worden voor ondersteuning door personen uit het sociale netwerk van de cliënt wanneer de ondersteuning de gebruikelijke hulp overstijgt, dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan zorg in natura.

  • a.

    Het college bepaalt voor gezinsleden binnen hetzelfde huishouden in hoeverre sprake is van gebruikelijke zorg op basis van het protocol gebruikelijke hulp.

  • b.

    Bij personen uit het sociale netwerk van een cliënt, niet zijnde een gezinslid binnen hetzelfde huishouden, bepaalt het college op basis van de individuele specifieke situatie wanneer de hulp naar zijn oordeel de gebruikelijke zorg overschrijdt.

Hoofdstuk 3 Regels voor bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

Artikel 3.1 Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

De bedragen per vierweken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.1 eerste lid Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 3.2 Kostprijs traplift, hulp bij het huishouden en begeleiding

  • 1. De kostprijs van de voorziening is gelijk aan de door de gemeente te betalen prijs van de betreffende voorziening, inclusief eventuele individuele aanpassingen en eventuele kosten van onderhoud en verzekering. Dit geldt voor voorzieningen, verstrekt op basis van bruikleen, huur of eigendom.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de kostprijs voor een traplift € 133,32 per vier weken.

  • 3. De kostprijs van hulp bij het huishouden is vastgesteld op:

    • a.

      categorie 1: € 17, - per uur;

    • b.

      categorie 2: € 19, - per uur.

  • 4. De kostprijs van begeleiding is vastgesteld op € 19,- per uur.

Artikel 3.3 Ingangsdatum

  • 1. De ingangsdatum van de eigen bijdrage is gelijk aan de toekenningsdatum van de gevraagde voorziening.

  • 2. De eigen bijdrage gaat voor het eerst in met ingang van de volgende data:

    • a.

      voor nieuwe cliënten die een scootmobiel, driewielfiets of woningaanpassing toegekend krijgen: 1 maart 2015

    • b.

      voor bestaande cliënten die al een scootmobiel, driewielfiets of woningaanpassing toegekend hebben gekregen: 1 juli 2015;

    • c.

      voor nieuwe cliënten die begeleiding of kortdurend verblijf toegekend krijgen: 1 januari 2015;

    • d.

      voor bestaande cliënten die al begeleiding of kortdurend verblijf toegekend gekregen hebben: 1 januari 2015.”

Artikel 3.4 Duur eigen bijdrage

  • 1. De periode waarover de eigen bijdrage in rekening wordt gebracht, bedraagt bij: zorg in natura:

    • a.

      woonvoorziening in bruikleen, huur of eigendom: gedurende 39 perioden van vier weken;

    • b.

      vervoersvoorziening in bruikleen, huur of eigendom zijnde een scootmobiel of een driewielfiets: gedurende 39 perioden van vier weken;

    • c.

      hulp bij het huishouden en bij begeleiding: gedurende de gehele periode van de hulpverlening;

    • d.

      begeleiding: € 19, - per uur of per dagdeel van maximaal 4 uur, indien de begeleiding gedurende de gehele looptijd van de voorziening in groepsverband wordt gegeven;

  • 2. Bij een persoonsgebonden budget bedraagt de periode waarover de eigen bijdrage in rekening wordt gebracht bij:

    • a.

      een woonvoorziening en een vervoersvoorziening: gedurende 39 perioden van vier weken;

    • b.

      hulp bij het huishouden en bij begeleiding: gedurende de gehele looptijd van de voorziening.

Artikel 3.5 Overlijden

Bij overlijden van de klant wordt de eigen bijdrage beëindigd per de dag van overlijden.

Artikel 3.6 Beëindiging

Bij beëindiging van de verstrekking van de voorziening wordt de eigen bijdrage met ingang van de inleverdatum beëindigd.

Artikel 3.7 Vervanging voorzieningen

Wanneer een voorziening, die in huur, bruikleen of eigendom is verstrekt wordt vervangen, heeft dit geen invloed op de duur van de eigen bijdrage. De duur van de eigen bijdrage blijft in dat geval gelijk aan het maximum van 39 perioden van 4 weken voor het totaal van de eerste verstrekking. Voor een vervangende verstrekking wordt niet opnieuw een eigen bijdrage gevraagd.

Artikel 3.8 Uitzonderingen

Er wordt geen eigen bijdrage in rekening gebracht voor de volgende voorzieningen:

  • a.

    rolstoelen;

  • b.

    aanpassingen aan rolstoelen;

  • c.

    pas voor de OV-Taxi;

  • d.

    voorzieningen ten behoeve van kinderen tot 18 jaar. Vanaf de dag dat het kind 18 jaar wordt zal voor een voorziening, die in bruikleen of in eigendom is verstrekt, een eigen bijdrage in rekening worden gebracht conform deze nadere beleidsregels;

  • e.

    voor woonvoorzieningen in gemeenschappelijke ruimten.

Hoofdstuk 4 Kwaliteitseisen maatschappelijk ondersteuning

Artikel 4.1 Eisen met betrekking tot de te leveren diensten en ondersteuning

De te leveren voorziening(en) en ondersteuning:

  • c.

    is cliëntgericht, doeltreffend doelmatig en veilig,

  • d.

    is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt;

  • e.

    dient er toe te strekken dat de zelfredzaamheids- of participatieproblematiek van de cliënt vermindert, dan wel de achteruitgang vertraagt, dan wel in adequate opvang van de cliënt wordt voorzien;

  • f.

    kan in een individueel ondersteuningsplan vastgelegd worden dat in overleg met de cliënt tot stand komt. Hierin worden alle relevante afspraken inzake de voorziening of ondersteuning vastgelegd en door de cliënt en diegene die de ondersteuning biedt, ondertekend. Tussentijdse opzegging door de cliënt is mogelijk en dient onverwijld bij het college te worden gemeld.

Artikel 4.2 Eisen met betrekking tot de toegankelijkheid van locaties

Indien de voorziening of de ondersteuning op locatie wordt geleverd, is deze locatie geschikt (gemaakt) voor de doelgroep op gebied van aanwezigheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid van een bruikbaar gehandicaptentoilet.

Artikel 4.3 Eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten

Van professionele hulpverleners die direct contact hebben met cliënten wordt daarnaast verwacht dat zij:

  • a.

    een klantvriendelijke en servicegerichte instelling hebben;

  • b.

    goede sociale en communicatieve vaardigheden hebben;

  • c.

    de Nederlandse taal in woord en geschrift beheersen, voor zover relevant voor de uitvoering van de werkzaamheden;

  • d.

    cliënten met respect bejegenen;

  • e.

    gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die ze uitvoeren;

  • f.

    een actieve signaleringsplicht naleven ten aanzien van veranderingen in de (fysieke en psychische) gezondheid, de sociale situatie en de behoefte van de cliënt aan meer of andere ondersteuning of zorg. Voor zover het huishoudelijke ondersteuning betreft, heeft de signaleringsplicht uitsluitend betrekking op verandering in de huishouding.

Hoofdstuk 5 Waardering mantelzorgers

Artikel 5.1

De blijk van waardering bestaat uit een attentie in natura en is niet om te zetten naar een financiële tegemoetkoming of geldbedrag.

Artikel 5.2

De woonplaats van de cliënt is leidend, de mantelzorger(s) kunnen ook uit een andere gemeente afkomstig zijn.

Artikel 5.3

Per cliënt kunnen maximaal twee mantelzorger(s) een attentie ontvangen per jaar.

Hoofdstuk 6 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen

Artikel 6

  • 1. Bij aantoonbare meerkosten als gevolg van een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen kan jaarlijks een tegemoetkoming verstrekt worden. De tegemoetkoming kan worden verstrekt aan mensen met een inkomen tot maximaal 120% van het wettelijk minimumloon. De bepalingen over draagkracht, zo die in het gemeentelijk minimabeleid zijn opgenomen, zijn hierop van toepassing.

  • 2. Om in de meerkosten voor personen met een beperking of chronisch psychische of psychosociale problemen tegemoet te komen kan het Gemeentelijk Extra Pakket, de collectieve ziektekostenverzekering van nut zijn. Wanneer dat het geval is zijn de bepalingen van het gemeentelijk minimabeleid van toepassing.

Hoofdstuk 7 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Artikel 7.1 Doelstelling

Het bewerkstelligen dat belanghebbenden bij de Wmo vanuit een onafhankelijke positie optimaal betrokken zijn bij de voorbereiding, vaststelling, uitvoering en evaluatie van het Wmo-beleid, en het bijdragen aan de totstandkoming en verbetering van het beleid en dienstverlening van de Wmo.

Artikel 7.2 Advies en informatieverschaffing Wmo-raad

  • 1. De Wmo-raad adviseert het college van burgemeester en wethouders gevraagd en ongevraagd over het gemeentelijk beleid met betrekking tot de Wmo bestaande uit de voorbereiding, vaststelling, uitvoering en evaluatie van het gemeentelijk beleid en de bijbehorende procedures en regelingen met betrekking tot de Wmo.

  • 2. De Wmo-raad adviseert het college van burgemeester en wethouders gevraagd en ongevraagd met betrekking tot gemeentelijk personeels- en organisatiebeleid in het kader van de Wmo. Individuele klachten, bezwaarschriften en andere zaken die betrekking hebben op individuele cliënten behoren niet tot het werkterrein van de Wmo-raad. De Wmo-raad houdt zich niet met de behandeling van individuele zaken bezig.

  • 3. Het college vraagt het advies op een zodanig tijdstip dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit. In het geval het college afwijkt van het advies van de Wmo-raad wordt in de collegenota aangegeven op welke gronden van dit advies is afgeweken.

  • 4. Het college voorziet de Wmo-raad van informatie ten behoeve van het naar behoren kunnen functioneren van de Wmo-raad. Het betreft hier alle informatie die noodzakelijk is om beleid en uitvoering te begrijpen en om te kunnen reageren op plannen voor het ontwikkelen en wijzigen van beleid.

  • 5. Tussen de portefeuillehouder Wmo en de Wmo-raad vindt minimaal vier keer per jaar overleg plaats, waarvoor beide partijen punten kunnen agenderen.

  • 6. De samenwerking tussen het college en de Wmo-raad wordt jaarlijks geëvalueerd door de Wmo-raad en door de Wmo-raad wordt een (inhoudelijk en financieel) jaarverslag opgesteld dat voor 1 april wordt aangeboden aan het college en daarna gepubliceerd.

  • 7. Indien er geen Wmo-raad meer functioneert binnen de gemeente zal het college de totstandkoming van de Wmo-raad actief bevorderen.

  • 8. De Wmo-raad streeft ernaar de doelgroepen die zij vertegenwoordigt regelmatig te raadplegen en bij haar werkzaamheden te betrekken.

  • 9. Tijdens de vergadering behandelde stukken in conceptvorm worden niet aan derden verspreid.

Artikel 7.3 Samenstelling en lidmaatschap

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders benoemt de leden van de Wmo-raad. Bij de samenstelling van de Wmo-raad wordt gestreefd naar een zo breed mogelijke vertegenwoordiging van alle in de Wmo genoemde doelgroepen. Leden van de Wmo-raad hebben een aantoonbare binding met de gemeente Beverwijk. Leden van de Wmo-raad mogen geen met hun lidmaatschap van de Wmo-raad onverenigbare functies vervullen.

    • a.

      De Wmo-raad kent een minimum van 9 en een maximum van 13 leden.

    • b.

      De Wmo-raad wijst uit haar midden een voorzitter, een vice-voorzitter, een penningmeester en een secretaris aan.

  • 2. Het college kan één of meer commissies instellen gericht op een specifieke doelgroep. De strekking van het huishoudelijk reglement is op deze commissies van toepassing.

  • 3.

    • a.

      De leden en voorzitter van de Wmo-raad worden benoemd voor een bepaalde periode zoals is vastgelegd in het huishoudelijk reglement.

    • b.

      De leden en voorzitter van de Wmo-raad treden af volgens een rooster zoals is vastgelegd in het huishoudelijk reglement.

    • c.

      Leden en voorzitter kunnen voor herbenoeming worden voorgedragen; herbenoeming kan voor een maximum aantal keren zoals is vastgelegd in het huishoudelijk reglement van de Wmo-raad.

  • 4.

    • a.

      Het lidmaatschap eindigt door het persoonlijk opzeggen van het lidmaatschap.

    • b.

      Het lidmaatschap eindigt als een lid geen verbinding meer heeft met de gemeenschap Beverwijk.

    • c.

      Het lidmaatschap eindigt door veelvuldige afwezigheid zonder kennisgeving en of overleg.

    • d.

      Het lidmaatschap eindigt bij het aanvaarden van onverenigbare werkzaamheden.

Artikel 7.4 Faciliteiten

  • a. Het college stelt aan de Wmo-raad zodanige middelen ter beschikking dat de raad redelijkerwijze in staat kan worden geacht om in het kader van de uitvoering van deze verordening zijn taken uit te voeren.

  • b. De middelen als bedoeld in het eerste lid worden jaarlijks toegekend op basis van een begroting met in achtneming van de in de vastgestelde gemeentebegroting opgenomen financiële middelen, en - indien de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 7.5 Huishoudelijk reglement

De Wmo-raad stelt het huishoudelijk reglement vast na consultatie van het college. Het huishoudelijk reglement beschrijft in ieder geval taken, bevoegdheden, werkwijze en het schema van aftreden van leden van de Wmo-raad.

Ondertekening

Beverwijk, 09 december 2014
burgemeester en wethouders voornoemd,
de gemeentesecretaris, de burgemeester,