Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2016

Geldend van 13-02-2024 t/m heden

Intitulé

Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2016

De raad van de gemeente Beverwijk;

gezien het voorstel van het seniorenconvent d.d. 3 februari 2016, nummer INT-16-25291;

gehoord de Raadscommissie;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen het volgende reglement van orde:

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2016

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • d.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden;

  • e.

    voorstel van orde: voorstel tot het nemen van een beslissing betreffende de wijze, het tijdstip of de duur van de behandeling van een aanhangig onderwerp;

  • f.

    initiatiefvoorstel: een voorstel van een lid van de raad voor een verordening of een ander voorstel, dat buiten de agenda valt en dat zo spoedig mogelijk op de agenda van de vergadering wordt geplaatst;

  • g.

    interpellatie een verzoek van een lid van de raad om in de vergadering van de raad inlichtingen van (een lid van) het college te krijgen over een onderwerp dat niet op de agenda staat;

  • h.

    persoonlijk feit elk lid kan tijdens een debat op elk moment het woord vragen vanwege een persoonlijk feit. Het lid dat het woord vraagt vanwege een persoonlijk feit krijgt van de voorzitter onmiddellijk het woord.

Artikel 2. De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3. De plaatsvervangend voorzitter

  • 1. In zijn vergadering in nieuwe samenstelling waarin de wethouders worden geïnstalleerd benoemt de raad uit zijn midden een eerste en tweede plaatsvervangend voorzitter van de raad.

  • 2. De eerste plaatsvervangend voorzitter als bedoeld in het vorige lid wordt benoemd uit de leden van de fracties die tezamen de coalitie vormen, de tweede plaatsvervangend voorzitter wordt benoemduit de leden van de overige fracties.

  • 3. De raad kan de door hem benoemde plaatsvervangend voorzitter uit zijn functie ontheffen als hij niet langer het vertrouwen van de raad geniet. De raad benoemt dan een nieuwe plaatsvervangend voorzitter.

  • 4. Een plaatsvervangend voorzitter kan op zijn verzoek door de raad van zijn functie ontheven worden. De raad benoemt dan in de eerst volgende vergadering een nieuwe plaatsvervangend voorzitter. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4. De griffier

  • 1. De griffier is elke vergadering van de raad, de agendacommissie, het presidium en het seniorenconvent aanwezig.

  • 2. Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad aangewezen plaatsvervanger.

  • 3. De griffier kan op uitnodiging van de voorzitter aan beraadslagingen in raadsvergaderingen deelnemen.

Artikel 5. Het presidium

  • 1. Er is een presidium dat bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters.

  • 2. Fractievoorzitters of hun conform artikel 10 derde lid bekend gemaakte plaatsvervangers kunnen deelnemen aan de beraadslagingen tijdens vergaderingen van het presidium.

  • 3. De burgemeester is voorzitter van het presidium. Bij zijn afwezigheid wordt zijn positie ingenomen door de fractievoorzitter van de grootste fractie.

  • 4. De voorzitter roept de vergadering van het presidium bijeen.

  • 5. Het presidium kan anderen uitnodigen deel te nemen aan zijn vergaderingen.

  • 6. Het presidium doet aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad en de raadscommissies voor zover het niet betreft de taken van de agendacommissie.

  • 7. De vergaderingen van het presidium zijn openbaar.

  • 8. Het presidium houdt een lijst van moties en toezeggingen bij en stelt deze vast.

Artikel 6. Het seniorenconvent

  • 1. Er is een seniorenconvent dat bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters.

  • 2. Fractievoorzitters of hun conform artikel 10 derde lid bekend gemaakte plaatsvervangers kunnen deelnemen aan de beraadslagingen tijdens vergaderingen van het seniorenconvent.

  • 3. De burgemeester is voorzitter van het seniorenconvent. Bij zijn afwezigheid wordt zijn positie ingenomen door de loco-burgemeester.

  • 4. Het seniorenconvent heeft tot taak:

    • a.

      de burgemeester desgevraagd van advies te dienen;

    • b.

      het afstemmen van zaken en het voeren van overleg over aangelegenheden die een vertrouwelijk karakter dragen;

  • 5. De voorzitter roept de vergadering van het seniorenconvent bijeen.

  • 6. De vergaderingen van het seniorenconvent worden met gesloten deuren gehouden.

  • 7. Voor de afloop van de vergadering beslist het seniorenconvent of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

Artikel 7. De agendacommissie, samenstelling en vergaderingen

  • 1. Er is een agendacommissie die bestaat uit de voorzitter van de raad en de voorzitters van de raadscommissies. De voorzitter van de raad is adviserend lid.

  • 2. De agendacommissie wijst uit zijn midden een eerste en tweede voorzitter aan.

  • 3. De agendacommissie beslist ter zake van procedurele kwesties met betrekking tot de vergaderingen van de raad en de door de raad ingestelde commissies, waaronder in elk geval wordt begrepen:

    • a.

      de vaststelling van de voorlopige agenda voor de raadsvergaderingen;

    • b.

      de vaststelling van de agenda van de vergaderingen van de door de raad ingestelde commissies;

    • c.

      de beoordeling van de lijst mededelingen en ingekomen stukken voor de raad;

    • d.

      de voorbereiding van hoorzittingen van de door de raad ingestelde commissies.

  • 4. Het bepaalde in het derde lid heeft geen betrekking op de rekenkamercommissie, de commissie voor de behandeling van bezwaarschriften, de auditcommissie, de werkgeverscommissie, de commissie Broekpolder, de IJmond-commissie, de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven en het Presidium.

  • 5. Vergaderingen van de agendacommissie zijn openbaar.

  • 6. Bij afwezigheid van de voorzitter van de raad heeft de door het college, op grond van het bepaalde in de eerste volzin van artikel 77, eerste lid, van de Gemeentewet, aangewezen wethouder recht om in de vergadering van de agendacommissie aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 7. Fractievoorzitters of hun conform artikel 10 derde lid bekend gemaakte plaatsvervangers kunnen deelnemen aan de beraadslagingen tijdens vergaderingen van de agendacommissie.

  • 8. Indien in de vergadering van de agendacommissie over een onderwerp gestemd moet worden, is de stemming beperkt tot de leden die raadslid zijn.

  • 9. De agendacommissie stelt periodiek de lange termijnagenda vast.

Hoofdstuk 2 Onderzoek geloofsbrieven; fracties

Artikel 8. Commissie tot onderzoek van geloofsbrieven

  • 1. De voorzitter van de raad benoemt bij aanvang van elke zittingsperiode een commissie tot onderzoek van geloofsbrieven, bestaande uit vijf leden van de raad.

  • 2. De commissie als bedoeld in het eerste lid benoemt uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

  • 3. Indien de commissie door ontstentenis van commissieleden niet bijeen kan komen in de samenstelling als genoemd in artikel 9 tweede lid is de voorzitter van de commissie bevoegd ad-hoc één of meerdere leden van de raad aan te wijzen om in vervanging van de ontbrekende leden van de commissie te voorzien.

Artikel 9. Het onderzoek van de geloofsbrieven van leden en wethouders

  • 1. Het onderzoek van de geloofsbrieven en de daarbij behorende overige bescheiden van benoemde leden van de raad geschiedt door de commissie als bedoeld in artikel 8, eerste lid.

  • 2. Indien het onderzoek van geloofsbrieven betrekking heeft op nieuw gekozen leden van de raad na periodieke aftreding, wordt het onderzoek door de commissie in voltalligheid verricht. In alle overige gevallen wordt het onderzoek verricht door tenminste drie leden uit de commissie, de voorzitter inbegrepen.

  • 3. De commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven brengt zo spoedig mogelijk in een vergadering van de raad verslag uit van haar bevindingen. De raad beslist vervolgens terstond, of - zo de zaak dat vordert - op een daartoe te bepalen dag omtrent de toelating van het lid.

  • 4. Over de toelating van leden die benoemd zijn verklaard na periodieke aftreding besluit de raad in zijn oude samenstelling.

  • 5. De commissie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderzoekt bij de benoeming van een wethouder of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. Het tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10. Fracties

  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden, worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. Indien:

    1° één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    2° twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    3° één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

    wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5. Met de in het vorige lid beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 11. Vergaderfrequentie

  • 1. De vergaderingen van de raad vinden plaats op een donderdag overeenkomstig het door de agendacommissie vastgestelde schema voor raads- en commissievergaderingen en worden gehouden in het stadhuis.

  • 2. De vergaderingen vangen aan om 19.30 uur en worden uiterlijk om 22.30 uur beëindigd dan wel geschorst, bijzondere gevallen - ter beoordeling van de agendacommissie of de raad - voorbehouden.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag, aanvangsuur en eindtijd bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met de agendacommissie.

  • 4. Indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit de raad bestaat schriftelijk, met opgave van reden, om een extra vergadering verzoekt, pleegt de voorzitter overleg met de agendacommissie over dag, tijdstip en eindtijd waarop die vergadering wordt gehouden.

Artikel 12. Oproep en publicatie voorstellen

  • 1. De burgemeester publiceert ten minste dertien dagen voor een vergadering een oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met die oproep gepubliceerd.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 14, vierde lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen door de voorzitter zo spoedig mogelijk, doch voor aanvang van de vergadering gepubliceerd. In uitzonderlijke gevallen worden deze stukken voor de aanvang van de vergadering door de voorzitter ter hand gesteld van de leden van de raad.

  • 4. Indien een extra vergadering wordt gehouden als gevolg van het bepaalde in artikel 11, vierde lid, kan de voorzitter afwijken van de in het eerste lid genoemde termijn met dien verstande dat tussen het tijdstip van publicatie van de oproep en het tijdstip van de vergadering een termijn van tenminste 48 uur is gelegen.

Artikel 13. Agenda

  • 1. Voordat de oproep wordt gepubliceerd, stelt de agendacommissie de voorlopige agenda op.

  • 2. Bij het opstellen van de agenda als bedoeld in het eerste lid, kan een lid van de agendacommissie een voorstel doen om bij de behandeling van een bepaald onderwerp spreektijden vast te stellen per fractie en voor de leden van het college in totaliteit.

  • 3. De agenda bevat in elk geval:

  • a. een overzicht van voorstellen die, gelet op de adviezen van de commissies, als bedoeld in artikel 24, derde lid van de verordening op de raadscommissies, zonder beraadslaging kunnen worden afgedaan;

  • b. een overzicht van voorstellen die met beraadslaging worden afgedaan. Dit overzicht geeft tevens de volgorde weer waarin de voorstellen worden behandeld alsmede de beschikbare tijd voor de beraadslaging;

  • c. in voorkomende gevallen een overzicht van ingekomen burgerinitiatieven als bedoeld in artikel 24 van de Participatieverordening.

  • 4. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter van de agendacommissie, in overleg met de fractievoorzitters, na de publicatie van de oproep tot uiterlijk het tijdstip van aanvang van een vergadering een aanvullende voorlopige agenda opstellen.

  • 5. In afwijking van het eerste lid stelt de voorzitter, in overleg met de leden van de agendacommissie, de voorlopige agenda op indien een extra vergadering wordt gehouden als gevolg van het bepaalde in artikel 11, vierde lid.

Artikel 14. Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage. Op verzoek van een lid van de raad wordt door de griffier aan hem een gewaarmerkte kopie verstrekt.

  • 2. Stukken respectievelijk schriftelijke mededelingen die het college respectievelijk de burgemeester aan de raad wensen te doen ter uitvoering van het bepaalde in artikel 160, tweede lid, artikel 169, tweede en vierde lid en artikel 180 van de Gemeentewet worden gedurende een periode van dertig dagen voor de leden van de raad ter inzage gelegd. Het tweede lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid kunnen stukken ook op elektronische wijze ter beschikking worden gesteld.

Artikel 15. Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in een plaatselijk nieuwsblad, op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      een aanduiding van de onderwerpen en voorstellen, die in de vergadering aan de orde komen;

    • c.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Paragraaf 2 Orde van de vergadering

Artikel 16. Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 17. Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter, na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 18. Opening vergadering; ontbreken vergaderquorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde tijdstip, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden van de raad aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden van de raad, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

  • 3. Indien de voorzitter tijdens de vergadering vaststelt dat het vereiste aantal leden van de raad niet meer aanwezig is, sluit hij de vergadering.

Artikel 19. Notulen

  • 1. De griffier draagt zorg voor het bijhouden van het audio- en videoverslag en de besluitenlijst van de vergadering.

  • 2. Het audio- en videoverslag

    • a.

      omvat de volledige vergadering;

    • b.

      wordt geïndexeerd naar de onderwerpen die besproken zijn en de sprekers die het woord hebben gevoerd;

    • c.

      wordt zo spoedig mogelijk via de website van de gemeente gepubliceerd.

  • 3. De besluitenlijst bevat een opsomming van de genomen besluiten, afspraken en toezeggingen en wordt zo spoedig mogelijk na de vergadering via de website van de gemeente en in het plaatselijk nieuwsblad gepubliceerd.

Artikel 20. Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college of de burgemeester aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt gelijktijdig met de voorlopige agenda gepubliceerd en ter inzage gelegd.

  • 2. Indien na het afsluiten van de lijst nog stukken inkomen die betrekking hebben op onderwerpen die voor de vergadering zijn geagendeerd, worden die toegevoegd aan de lijst van mededelingen en ingekomen stukken.

  • 3. De raad bepaalt op voorstel van de agendacommissie de wijze van afdoening van de ingekomen stukken. Uitgangspunt hierbij is dat de raad slechts een besluit neemt ten aanzien van de procedure van afdoening en de voorzitter desgevraagd, bij wijze van uitzondering, kan toestaan dat de leden van de raad hun gevoelens over de inhoud van het ingekomen stuk uiten.

Artikel 21. Vaststelling agenda, sprekerslijst, hamerstukken, volgorde agendapunten

  • 1. De leden van de raad delen voor het begin van de vergadering door middel van het plaatsen of laten plaatsen van een aantekening op de sprekerslijst mede over welke punten van de voorlopige agenda zij het woord wensen te voeren.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van de vergadering de agenda vast.

  • 3. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen vragen.

  • 4. Onder aanduiding van het kopje ‘hamerstukken' plaatst de raad bij het vaststellen van de agenda de onderwerpen als bedoeld in artikel 13, derde lid, onder a. Over deze onderwerpen wordt het woord niet gevoerd.

  • 5. De voorzitter stelt de agendapunten als bedoeld in het vierde lid en de agendapunten waarover geen van de leden van de raad het woord wenst te voeren collectief aan de orde en constateert dat deze voorstellen zonder hoofdelijke stemming zijn aangenomen.

  • 6. Bij het vaststellen van de agenda kan de raad in uitzonderingsgevallen het bepaalde in het vierde afwijken, indien een lid van de raad daartoe uiterlijk 24 uur voor de aanvang van de raadsvergadering een gemotiveerd verzoek bij de voorzitter indient.

Artikel 22. Spreekregels

  • 1. De leden van de raad spreken vanaf het spreekgestoelte of vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. Wethouders spreken vanachter het spreekgestoelte.

Artikel 23a. Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in twee termijnen, tenzij de raad anders beslist. Na iedere termijn van de raad wordt het lid van het college dat het aangaat in de gelegenheid gesteld te reageren. Zo nodig volgt er een derde termijn waarin uitsluitend de leden van de raad spreekrecht hebben.

  • 2. Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 3. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 4. Een lid van de raad mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 5. Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid van de raad dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat (sub)amendement, die motie of dat voorstel.

  • 6. Bij de bepaling hoeveel malen een lid van de raad over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde of een persoonlijk feit.

Artikel 23b. Spreekrecht burgers

  • 1. Na de opening van de vergadering kunnen toehoorders in een tijdvak van totaal maximaal dertig minuten het woord voeren.

  • 2. De toehoorders die van het in het eerste lid bedoelde spreekrecht gebruik willen maken, melden zich, uiterlijk een half uur voor aanvang van de vergadering, bij de voorzitter of de griffier aan als inspreker, onder vermelding van het onderwerp waarover gesproken zal worden.

  • 3. Degenen die zich als inspreker hebben aangemeld, krijgen van de voorzitter gedurende maximaal vijf minuten het woord.

  • 4. Insprekers kunnen alleen het woord voeren over onderwerpen die niet op de agenda staan. Deze beperking geldt niet voorafgaand aan de eerste termijn van de behandeling van de Kadernota, de Voorjaarsnota, de Najaarsnota en de Begroting.

  • 5. Insprekers kunnen niet het woord voeren over vertrouwelijke onderwerpen, strikt individuele belangen (ter behandeling waarvoor de gemeente procedures heeft vastgesteld) en/of klachten over het gedrag van individuele personen.

  • 6. Indien zich meer dan zes insprekers hebben aangemeld, wordt de in het eerste lid genoemde totale spreektijd evenredig over de insprekers verdeeld.

Artikel 24. Handhaving orde; schorsing vergadering

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren.

  • 2. De voorzitter kan interrupties toestaan. Deze dienen te bestaan uit korte opmerkingen of vragen zonder inleiding. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 3. Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 4. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden van de raad de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in artikel 26, derde lid van de Gemeentewet kan de voorzitter ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 25. Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 26. Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid van de raad het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing bij het afdoen van de hamerstukken als bedoeld in artikel 21, vierde lid.

Artikel 27. Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3. Stemmingen

Artikel 28. Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden van de raad kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of conform artikel 28 Gemeentewet zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Indien door één of meer leden van de raad hoofdelijke stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. Alvorens de aangekondigde voorstellen aan de orde te stellen, deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen.

  • 5. De voorzitter of de griffier roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid van de raad dat daarvoor overeenkomstig het voorgaande lid is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 6. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid van de raad, dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 7. De leden van de raad brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 8. Heeft een lid van de raad zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid van de raad zijn vergissing pas later, dan kan hij - nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt - wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 29. Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd en vervolgens over het voorstel.

Artikel 30. Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter twee leden van de raad tot stembureau.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid van de raad dat zich niet op grond van artikel 28 van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden van de raad dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden van de raad die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt;

    • f.

      een stembriefje dat de naam van de te kiezen persoon niet duidelijk aanwijst.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 31. Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 32. Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Bevoegdheden, instrumenten raadsleden

Artikel 33. Amendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid van de raad dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid van de raad is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet, om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde – oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Elk schriftelijk ingediend amendement of subamendement wordt zo spoedig mogelijk vermenigvuldigd en aan de leden van de raad rondgedeeld, tenzij de voorzitter heeft bepaald dat met voorlezing kan worden volstaan.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 34. Moties

  • 1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. Een in behandeling komende motie wordt zo spoedig mogelijk vermenigvuldigd en aan de leden van de raad rondgedeeld, tenzij de voorzitter heeft bepaald dat met voorlezing kan worden volstaan.

  • 4. Een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel kan worden ingediend zolang de beraadslaging over het aanhangig onderwerp of voorstel nog niet is gesloten.

  • 5. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 6. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld. Een lid van de raad kan voorstellen de motie op een ander tijdstip te behandelen. Artikel 35, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 35. Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 36. Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk - door tussenkomst van de griffier - bij de voorzitter van de agendacommissie worden ingediend.

  • 2. De agendacommissie zendt het voorstel naar het college zodat dit zijn wensen en bedenkingen ten aanzien van het voorstel kenbaar kan maken. Vervolgens plaatst de agendacommissie het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat:

    • a.

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • b.

      het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie.

Artikel 37. Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de agendacommissie in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 38. Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste achtenveertig uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk - door tussenkomst van de griffier - bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek, wordt het verzoek in stemming gebracht.

  • 3. De raad verleent het verlof in ieder geval indien tenminste 6 leden waaruit de raad bestaat het verzoek tot het houden van een interpellatie ondersteunt. Stemming als bedoeld in het tweede lid blijft dan achterwege.

  • 4. Wanneer de raad het verlof verleent, bepaalt de raad op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 5. De voorzitter stelt de interpellant in de gelegenheid het woord te voeren. Vervolgens geeft de voorzitter het woord aan de leden van het college. Daarna verleent de voorzitter het woord aan de leden van de raad. Hierna volgt een tweede termijn voor de leden van het college en de leden van de raad. Indien interpellant dat wenst, wordt een derde termijn gehouden waarbij de raad bepaalt wie aan deze termijn deel kunnen nemen.

Artikel 39. Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk, door tussenkomst van de griffier, ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2. Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift toegezonden aan de raad.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 40. Mondelinge vragen

  • 1. De voorzitter geeft de leden van de raad aan het begin van de vergadering de gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen aan het college of de burgemeester. De maximale beschikbare tijd voor dit agendapunt bedraagt dertig minuten.

  • 2. Het lid van de raad dat van de mogelijkheid om mondelinge vragen te stellen gebruik wil maken, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 10 uur voor aanvang van de vergadering - door tussenkomst van de griffier - bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met de agendacommissie weigeren een onderwerp aan de orde te stellen indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3. De voorzitter nodigt de leden van het college die het onderwerp van de vragen het meest aangaan uit voor de raadsvergadering.

  • 4. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen aan de orde worden gesteld.

  • 5. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 6. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 7. Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 8. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 9. Tijdens de behandeling van de mondelinge vragen kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 41. Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen aan het college of aan de burgemeester worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2. De vragen worden - door tussenkomst van de griffier - bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht. Gelijktijdige kennisgeving vindt plaats aan de plaatselijke dag- en nieuwsbladen.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan schriftelijk en gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden worden door het college of de burgemeester aan de raad medegedeeld. Gelijktijdige kennisgeving vindt plaats aan de plaatselijke dag- en nieuwsbladen.

  • 5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 42. Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die het presidium vaststelt.

Artikel 43. Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die het presidium vaststelt.

Hoofdstuk 6 Besloten vergadering

Artikel 44. Notulen

  • 1. De notulen van een besloten vergadering worden niet gepubliceerd, maar liggen uitsluitend voor de leden van de raad alsmede de leden van het college ter inzage bij de griffier. Op verzoek van een lid van de raad of een lid van het college wordt door de griffier aan hem een gewaarmerkte kopie verstrekt.

  • 2. Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 45. Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 46. Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 7 Toehoorders en pers

Artikel 47. Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen. Indien de beschikbare ruimte ontoereikend is, neemt de voorzitter de nodige maatregelen om de overige toehoorders in de gelegenheid te stellen het verloop van de vergadering te volgen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 48. Maatregelen van orde

Onverminderd het bepaalde in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet kan de voorzitter, indien hij dit nodig oordeelt de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 49. Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 50. In werking treden

  • 1. Dit reglement treedt in werking op 1 mei 2016.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2010.

Artikel 51. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2016.

Ondertekening

Beverwijk, 7 april 2016
de raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

Bijlage bij het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2016

Artikelsgewijze toelichting

N.B. voor de leesbaarheid is de mannelijke persoonvorm gekozen. Waar “hem” staat dient “hem/haar” gelezen te worden en waar “zijn” staat, moet gelezen worden “zijn/haar”.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Onder ‘aanhangig’ wordt verstaan dat het onderwerp aan de orde of in behandeling is.

Bij een persoonlijk feit valt te denken aan bijvoorbeeld belediging van een lid of aantijgingen die als onterecht worden ervaren.

Artikel 2 De voorzitter

Artikel 9 van de Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester de voorzitter is van de raad. Als de burgemeester niet als voorzitter kan optreden, stelt artikel 77 van de Gemeentewet dat het langstzittende raadslid hem vervangt. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Van deze mogelijkheid is in dit reglement gebruik gemaakt. In artikel 3 is bepaald dat de burgemeester wordt vervangen door een door de raad aangewezen lid van de raad.

Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester.

De burgemeester heeft op grond van artikel 21 van de Gemeentewet het recht in de raadsvergadering aan de beraadslagingen deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 3 De plaatsvervangend voorzitter

Zie de artikelsgewijze toelichting op artikel 2.

Er wordt zowel een waarnemer uit de coalitiepartijen als een uit de oppositiepartijen benoemd, om er voor te zorgen dat er ook hier weer een afspiegeling van de gekozen raadsleden ontstaat.

Indien een waarnemer niet goed functioneert, kan de raad hem uit zijn functie ontheffen. De plaatsvervangend voorzitter kan ook zelf verzoeken van zijn functie ontheven te worden.

Artikel 4 De griffier

Dat de griffier aanwezig is tijdens raadsvergaderingen vloeit voort uit artikel 107b van de Gemeentewet. Naar analogie hiervan is de griffier ook in de vergaderingen van de andere gremia uit het eerste lid van artikel 4 aanwezig.

De Gemeentewet vereist voorts dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid van artikel 4 is daarover een bepaling opgenomen.

In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid van artikel 4 een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslagingen.

Artikel 5 Het presidium

De ‘oude’ reglement van orde dat t/m 2015 van kracht was, kende alleen het seniorenconvent. Vergaderingen van dit gremium waren besloten en dat botste met het uitgangspunt van openbaar bestuur. Vandaar dat in dit nieuwe reglement het presidium met openbare vergaderingen is geherintroduceerd.

Ook hier is de burgemeester weer voorzitter. Indien hij niet aanwezig kan zijn, is de voorzitter van de grootste raadsfractie zijn waarnemer.

Het presidium gaat over de organisatie en het functioneren van de raad en de raadscommissies, voor zover dit niet door de agendacommissie wordt geregeld.

Ook treedt het op als ‘bewaker’ van de lijsten van moties en toezeggingen.

Artikel 6 Het seniorenconvent

Naast het presidium, dat in openbaarheid vergadert, is gebleken dat er ook in enkele gevallen behoefte bestaat aan een overleg in beslotenheid tussen de burgemeester en de fractievoorzitters. Te denken valt hierbij aan zeer persoonlijke zaken, zoals functiebeoordeling e.d.

Omdat het hier meestal gaat om zaken, die het college van b&w, dan wel de burgemeester met de fractievoorzitters wil delen, is hier de loco-burgemeester als vervangend voorzitter aangewezen.

Omdat openbaarheid toch als het grootste goed wordt gezien, wordt aan het einde van een vergadering van het seniorenconvent apart bepaald of het verhandelde in de vergadering inderdaad geheim moet blijven, of dat de zaken alsnog openbaar kunnen worden gemaakt.

Artikel 7 De agendacommissie , samenstelling en vergaderingen

Zie ook de toelichting op artikel 5.

De agendacommissie vervult een procedurele rol bij de voorbereiding van de raads- en de commissievergaderingen. Dan gaat het onder meer om het opstellen van de voorlopige agenda en de plaats en tijdstip van de vergaderingen. De raad en de raadscommissies stellen zelf tijdens de vergadering de agenda definitief vast.

De griffier is bij elke vergadering van de agendacommissie aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden.

De vergaderingen van de agendacommissie vinden altijd in de openbaarheid plaats.

In het derde lid is nadrukkelijk opgenomen dat de agendacommissie beslist bij procedurele kwesties. Dit betekent dat anderen daartoe niet meer bevoegd zijn.

Een andere taak van de agendacommissie is het periodiek vaststellen van de lange termijnagenda.

De agendacommissie heeft geen bemoeienis met de agenda’s van de rekenkamercommissie, de commissie voor de behandeling van bezwaarschriften, de commissie Broekpolder, de auditcommissie, de werkgeverscommissie en de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven. Deze commissies bepalen alle hun eigen agenda. Ook houdt de agendacommissie zich niet bezig met de agenda van de IJmondcommissie. Hiervoor is nl. een aparte “agendacommissie IJ-mond” in het leven geroepen.

Hoofdstuk 2 Onderzoek geloofsbrieven; fracties

Artikel 8 Commissie tot onderzoek van geloofsbrieven en Artikel 9 Het onderzoek van de geloofsbrieven van leden en wethouders.

Deze twee artikelen bieden de mogelijkheid om een permanente commissie voor het onderzoek van geloofsbrieven in het leven te roepen. Deze commissie kan dan buiten de vergadertijdstippen van de raad bijeen komen om de geloofsbrieven te onderzoeken. Schorsing van de raadsvergadering is hierom in de regel dan niet meer nodig.

Voorts wordt er voorzien in de leemte van de Gemeentewet ten aanzien van het onderzoek van geloofsbrieven van een te benoemen wethouder. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen worden gesteld aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden.

Artikel 10 Fracties

In de praktijk is gebleken dat in een aantal gevallen behoefte blijkt te bestaan aan de definitie van een fractie. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). In diverse regelingen wordt het begrip "fractie" gehanteerd. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het dit reglement opgenomen omschrijving van het begrip fractie.

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten.

Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Ook kan een fractie besluiten haar naam te veranderen. Dit staat een fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepaling heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad is gehouden met ingang van de eerst volgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 11 Vergaderfrequentie

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

Artikel 12 Oproep en publicatie voorstellen

Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip, en plaats van de vergadering. Het eerste lid bepaalt daarom dat de burgemeester tenminste dertien dagen vóór een vergadering de agenda en de vergaderstukken van die vergadering publiceert. De agenda vermeldt dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

De agenda heeft in zekere mate een voorlopig karakter: de agenda kan op grond van het bepaalde in het derde lid nog worden aangevuld.

De in artikel 25, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd.

In artikel 12 is een termijn opgenomen tussen het tijdstip van publicatie van de agenda en het tijdstip van de vergaderingen. Indien één vijfde deel van de raad daarom verzoekt, wordt een extra raadvergadering gehouden. Met de bepaling in het 4e lid is het mogelijk een dergelijke vergadering op korte termijn te houden.

Artikel 13 Agenda

De agendacommissie bepaalt in haar overleg hoe de agenda van de raad er uit komt te zien. Dit is echter een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om twee weken voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan na het publiceren van de oproep zo nodig een aanvullende voorlopige agenda opgesteld worden, zie bijvoorbeeld de bepaling in artikel 13, derde lid.

Individuele raadsleden kunnen via de agendacommissie onderwerpen voor de agenda voordragen. Hiermee kan het individuele raadslid invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. In het derde lid is opgenomen dat op de agenda een onderverdeling wordt gemaakt met agendapunten die zonder beraadslaging worden afgedaan (onderdeel a, de zogenaamde “hamerstukken”) en de agendapunten die naar verwachting met beraadslaging worden afgedaan (onderdeel b).

De agendacommissie maakt de onderverdeling aan de hand van de adviezen van de raadscommissies. Indien de raadscommissie in haar advies aangeeft dat het een "hamerstuk" betreft, plaatst de agendacommissie het betreffende onderwerp of voorstel op het overzicht van de voorstellen die zonder beraadslaging worden afgedaan. Het is niet mogelijk dat over deze agendapunten het woord wordt gevoerd (zie ook het bepaalde in artikel 21, vierde lid). Deze agendapunten worden aan het begin van de vergadering collectief afgedaan.

In de overige gevallen plaatst de agendacommissie de onderwerpen of voorstellen op het overzicht van voorstellen die naar verwachting met beraadslaging worden afgedaan. De onderverdeling heeft echter een voorlopig karakter: de raad bepaalt in zijn vergadering zelf over welke onderwerpen beraadslaging zal plaatsvinden. Over de agendapunten ten aanzien waarvan een of meerdere leden op de sprekerslijst hebben aangegeven dat zij het woord wensen te voeren, vindt beraadslaging plaats. Zie verder de toelichting op artikel 21.

Het is mogelijk dat de agendacommissie per vergadering of per onderwerp de spreektijden beperkt.

Er is overigens geen sanctie opgenomen indien een lid zijn spreektijd overschrijdt. Het ligt voor de hand dat de voorzitter het betreffende lid op de overschrijding van zijn spreektijd wijst. In artikel 13 is tevens een regeling opgenomen ten aanzien van het opstellen van een agenda voor extra vergaderingen.

Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).

Verder gaat het hier om stukken waarvan het college de raad eerst in de gelegenheid moet stellen zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Bijvoorbeeld in het geval van het aangaan van een overeenkomst die ingrijpende gevolgen voor de gemeente kan hebben. Daarnaast betreft het hier de inlichtingen van het college en de burgemeester die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (zie het tweede lid).

Artikel 15 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet.

Paragraaf 2 Orde van de vergadering

Artikel 16 Presentielijst

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

Ook wordt de lijst gebruikt bij hoofdelijke stemming. De voorzitter bepaalt dan via loting bij welk raadslid van de genummerde presentielijst de stemming begint.

Artikel 17 Zitplaatsen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 18 Opening vergadering; ontbreken vergaderquorum

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Artikel 19 Notulen

Het woord “notulen” suggereert een schriftelijk verslag. Sinds 2012 is echter sprake van digitale verslaglegging door middel van audio- en videobestanden. Sinds 2015 wordt ook een zgn. transcript van de vergaderingen gemaakt. Dit is softwarematig uitgeschreven tekst van de vergadering als achtergrondinformatie. De audio- en videobestanden en de besluitenlijst blijven leidend voor het bepalen wat er tijdens een vergadering is gezegd. De besluitenlijst blijft ook schriftelijk en wordt nog immer op gebruikelijke wijze bekend gemaakt. Artikel 23, vijfde lid van de Gemeentewet verplicht daartoe.

Artikel 20 Ingekomen stukken

Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter alleen bij wijze van uitzondering toestaan.

Artikel 21 Vaststelling agenda, sprekerslijst, hamerstukken, volgorde agendapunten

Dit artikel is opgenomen om de vergadering efficiënter te kunnen afwikkelen. De raad stelt bij de aanvang van de vergadering de agenda definitief vast.

Over agendapunten als bedoeld in artikel 13, derde lid onder a (hamerstukken) wordt het woord niet gevoerd. Intekenen op de sprekerslijst ten aanzien van deze agendapunten is dan ook niet mogelijk.

In uitzonderingsgevallen is het echter mogelijk dat een lid van de raad bij de voorzitter een verzoek indient alsnog het woord te voeren.

De andere agendapunten worden eveneens aan het begin van de vergadering afgedaan indien geen van de leden op de lijst als bedoeld in het eerste lid, heeft aangegeven dat hij het woord wenst te voeren bij een bepaald onderwerp.

Over de overige agendapunten en over de uitzonderingsgevallen als hierboven bedoeld, vindt wel beraadslaging plaats.

Het derde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid het onderwerp naar een commissie te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

Artikel 22 Spreekregels

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 23a Aantal spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Artikel 23b Spreekrecht Burgers

Het is belangrijk dat inwoners betrokken worden bij het bestuur van de stad en de gemeenteraad moet laagdrempelig toegankelijk moet zijn. Daarom is in 2024 dit artikel toegevoegd aan het Reglement van Orde dat het voor inwoners mogelijk maakt om in de raadsvergaderingen in te spreken over onderwerpen die niet op de agenda staan door middel van een inspreekhalfuur. Hierbij wordt ook toegevoegd dat deze beperking niet geldt voorafgaand aan de eerste termijn van de behandeling van de Kadernota, de Voorjaarsnota, de Najaarsnota en de Begroting.

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing vergadering

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aan de orde zijn onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 24 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikel 48 van dit reglement.

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. De voorzitter en de wethouders hebben het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 21, eerste en tweede lid van de Gemeentewet.

Artikel 26 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

Het is ook mogelijk een stemverklaring af te leggen bij de als zodanig geagendeerde hamerstukken.

Artikel 27 Beslissing

Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel zelf moet worden genomen, nadat een amendement hier op is aangenomen.

Paragraaf 3 Stemmingen

Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming

De Gemeentewet kent twee vormen van stemmen: schriftelijk en hoofdelijk.

Schriftelijke stemming vindt plaats bij stemming over personen. De procedure van schriftelijke stemming is nader uitgewerkt in artikel 30 van dit reglement.

In artikel 32 van de Gemeentewet is bepaald dat de overige stemmingen (dat wil zeggen, alle andere stemmingen dan waarop artikel 31 van deze wet betrekking op heeft) bij hoofdelijk oproeping geschieden.

Zo'n overige stemming vindt plaats indien een van de leden van de raad of de voorzitter dat verlangt. In dat geval geschiedt de stemming mondeling.

Indien over een voorstel geen stemming wordt verlangd, is het aangenomen. De raad heeft niet de bevoegdheid van de Gemeentewet af te wijken. Bij wie de stemming begint, is bepaald in het vijfde lid.

De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.

Deze regeling kan er echter niet toe leiden dat een voorstel alsnog word verworpen!

Ook in het geval er dan blijkt dat een meerderheid van de leden aantekening in de notulen vraagt, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd, is het voorstel aangenomen!

Evenmin kan een informele stemprocedure waarbij gevraagd wordt welke leden tegen het voorstel zijn, er toe leiden dat het voorstel wordt verworpen. Afgezien van het feit dat in dit geval bijvoorbeeld eventuele onthoudingen van stemming onopgemerkt blijven, is ook in het geval de (vermeende) meerderheid aangeeft tegen het voorstel te zijn, het voorstel - gelet op de dwingend voorgeschreven bepalingen van de Gemeentewet - aangenomen

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Onder een voltallige vergadering wordt verstaan: een vergadering waarin alle leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

Met "alle leden waaruit de raad bestaat" wordt het wettelijke aantal (artikel 8 Gemeentewet) bedoeld; in de Beverwijkse situatie derhalve 27 leden.

In artikel 28 van de Gemeentewet is omschreven wanneer een lid van de raad zich van deelname aan een stemming dient te onthouden.

Artikel 29 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 33 en 34 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het raadsvoorstel.

Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen. Stemming over een motie vindt, evenals een amendement, plaats voordat de stemming plaatsvindt over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft.

Artikel 30 Stemming over personen

De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of een voordracht of aanbeveling geheim, dus schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet).

Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er meerdere benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) mag een gecombineerd stembiljet worden gebruikt.

In het vijfde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.

Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

Artikel 31 Herstemming over personen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 32 Beslissing door het lot

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 4 Bevoegdheden, instrumenten raadsleden

Artikel 33 Amendementen

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels vast te stellen. Deze nadere regels zijn opgenomen in het tweede tot en met vijfde lid. Op grond van het bepaalde in artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.

Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 23).

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 29.

Artikel 34 Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudeli-ke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. In het reglement is verder opgenomen dat een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel uiterlijk tot de sluiting van de beraadslaging kan worden ingediend. Is de beraadslaging eenmaal gesloten (zie artikel 27) dan kan geen motie meer worden ingediend.

Moties over onderwerpen die niet op de agenda staan, worden “moties vreemd aan de orde” genoemd. De procedure hiervoor is geregeld in het zesde lid van dit artikel.

Voorts is in het zevende lid geregeld tot welk moment een motie door de indiener(s) kan worden ingetrokken.

Artikel 35 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 36).

Artikel 36 Initiatiefvoorstel

Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is in artikel 147a van de Gemeentewet het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.

In 2016 is de artikel 147a in die zin gewijzigd, dat het college zijn wensen een bedenkingen ten aanzien van het initiatiefvoorstel kenbaar moet kunnen maken alvorens de raad een beslissing neemt. Dit betekent niet dat het college oneindig de tijd heeft om die wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Aan de bepaling in genoemd (nieuw) artikel 147a wordt voldaan door het initiatiefvoorstel daadwerkelijk aan het college te zenden. Dit laat onverlet het feit dat de raad het initiatiefvoorstel kan agenderen voor een volgende raadsvergadering.

Daarnaast kan de raad bepalen dat het initiatiefvoorstel eerst in een raadscommissie behandeld moet worden, voordat raadsbehandeling plaatsvindt.

Artikel 37 Collegevoorstel

Artikel 37 heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. In dit reglement heeft de raad deze taak overgelaten aan de agendacommissie. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.

Artikel 38 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.

De raad verleent altijd verlof tot het houden van interpellatie, indien het verzoek tot het houden ervan door tenminste zes raadsleden wordt ondersteund.

Artikel 39 Inlichtingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 40 Mondelinge vragen

Deze bepaling vormt een aanvulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. In een dualistisch stelsel is het echter niet meer vanzelfsprekend dat de ter zake kundige wethouder aanwezig is. Om deze reden is in het reglement opgenomen dat het stellen van mondelinge vragen schriftelijk wordt aangekondigd.

Artikel 41 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Het college of de burgemeester is verplicht om de raad schriftelijk te informeren indien zij niet binnen een termijn van dertig dagen op schriftelijke vragen van een of meer van de raadsleden een antwoord kunnen geven.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 42 Procedure begroting en Artikel 43 Procedure jaarrekening

De in deze artikelen bepaalde procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.

Hoofdstuk 6 Besloten vergadering

Artikel 44 Notulen

In artikel 23 van de Gemeentewet is geregeld dat de raadsvergadering in uitzonderingsgevallen achter gesloten deuren kan plaatsvinden. In artikel 44 wordt geregeld hoe in die gevallen met de verslaglegging dient te worden omgegaan.

Artikel 45 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig, waaraan artikel 45 uitvoering geeft.

Artikel 46 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; ook van stukken die niet persé aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Hoofdstuk 7 Toehoorders en pers

Artikel 47 Toehoorders en pers

Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de voorzitter – indien er tijdens een raadsvergadering meer publieke belangstelling is dan dat er plaatsen op de publieke tribune zijn – er voor moet zorgen dat het publiek op een andere plek dan de raadzaal het verloop van de vergadering moet kunnen volgen. Dit impliceert dat een deel van de bezoekers naar een andere ruimte (bijvoorbeeld het bedrijfsrestaurant) kan worden geleid om daar de raadsvergadering via een beeld- en geluidsverbinding te kunnen volgen.

Artikel 48 Maatregelen van orde

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 49 Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 50 In werking treden

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 51 Citeertitel

Door het opnemen van een citeertitel wordt deze regeling afdoende geïdentificeerd.

Toevoeging van vindplaats en datum van vaststelling is bij verwijzing naar deze

Regeling derhalve niet noodzakelijk.