Subsidieregeling voor onderhoud aan gemeentelijke monumenten 2001

Geldend van 06-07-2001 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling voor onderhoud aan gemeentelijke monumenten 2001

De Raad van de gemeente Beverwijk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 mei 2001, nr. 2001/2765;

gelet op de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de "Subsidieregeling voor onderhoud aan gemeentelijke monumenten 2001".

Artikel 1.

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeentelijke monumenten: objecten, die burgemeester en wethouders ingevolge de Monumentenverordening hebben aangewezen als gemeentelijk monument;

  • b.

    onderhoud: noodzakelijke werkzaamheden om  een monument in goede staat te houden c.q. in de bestaande staat te behouden en/of om toekomstig onderhoud en kostbare restauraties te voorkomen of te verminderen;

  • c.

    onderhoudswerkzaamheden: de in de bij deze regeling behorende lijst genoemde werkzaamheden;

  • d.

    eigenaar: de eigenaar of zakelijk gerechtigde van het gemeentelijk monument, zoals die is vermeld in de kadastrale legger;

  • e.

    subsidiabele kosten: dat deel van de kosten voor het plegen van onderhoud aan een monument, dat de normale kosten van onderhoud te boven gaat, een en ander ter beoordeling van het College van burgemeester en wethouders;

  • f.

    subsidie: een bijdrage in de subsidiabele kosten;

  • g.

    regeling: de “Subsidieregeling voor onderhoud aan gemeentelijke monumenten 2001”.

Artikel 2.

Burgemeester en wethouders kennen aan de eigenaar van een gemeentelijk monument een subsidie toe in de kosten van onderhoud van een gemeentelijk monument met in achtneming van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 3.

De in artikel 2 genoemde subsidie bedraagt per tijdvak van vijf jaar 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van ƒ 2.500,--(€ 1.134,45).

Artikel 4.

De subsidie wordt slechts verleend onder de volgende voorwaarden:

  • 1.

    • a.

      de onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door ter zake bekwame en erkende bedrijven; afhankelijk van de aard van de werkzaamheden kan door het College van burgemeester en wethouders het afsluiten van een CAR-verzekering verlangd worden. Indien de werkzaamheden, geheel of gedeeltelijk worden verricht door derden anders dan in de uitoefening van een bedrijf, al dan niet met behulp van anderen, zonder dat er sprake is van de uitoefening van een bedrijf, wordt het maximale subsidiebedrag berekend over de aangetoonde kosten, met uitzondering van loonkosten voortvloeiende uit eigen arbeid;

    • b.

      met de onderhoudswerkzaamheden mag geen begin worden gemaakt voordat op de aanvraag een beslissing is genomen, tenzij hiervoor toestemming is verleend door het College van burgemeester en wethouders;

    • c.

      binnen 12 weken na de toekenning van de subsidie dient met het treffen van de onderhoudswerkzaamheden een aanvang te zijn gemaakt;

    • d.

      binnen 52 weken na toekenning van de subsidie dienen de onderhoudswerkzaamheden te zijn voltooid en gereed gemeld;

    • e.

      dat aan de door burgemeester en wethouders met de controle belaste personen op de door en te bepalen tijdstippen:

      • 1.

        toegang wordt verleend tot het monument;

      • 2.

        inzage wordt verleend in de op de onderhoudswerkzaamheden betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

      • 3.

        de op de onderhoudswerkzaamheden betrekking hebbende gegevens worden verstrekt;

      • 4.

        gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op de onderhoudswerkzaamheden betrekking hebbende gegevens;

    • f.

      de bescheiden en gegevens, die nodig zijn voor een juiste toepassing van deze regeling, moeten worden verstrekt;

    • g.

      het monument moet blijvend voldoende tegen brand-, storm- en bliksemschade worden verzekerd;

    • h.

      aanwijzingen door of namens het College van burgemeester en wethouders moeten stipt worden opgevolgd;

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de in het 1e lid onder c. en d. vermelde termijnen.

Artikel 5.

  • 1. Burgemeester en wethouders wijzen een subsidieaanvraag af indien:

    • a.

      met het plegen van de voorgestelde onderhoudswerkzaamheden niet of niet in voldoende mate de doelstelling van het onderhoud wordt gediend;

    • b.

      de kosten van de onderhoudswerkzaamheden niet geacht kunnen worden te verstaan in een redelijke verhouding tot het te verkrijgen resultaat;

    • c.

      het door de Gemeenteraad van de gemeente Beverwijk vastgestelde budget voor het betreffende jaar waarin de aanvraag om subsidie is binnengekomen niet meer toereikend is;

    • d.

      op grond van een verzekeringsovereenkomst de kosten van de onderhoudswerkzaamheden zijn gedekt;

    • e.

      voor onderhoudswerkzaamheden binnen een termijn van 5 jaar, voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag wordt ingediend, subsidie is verleend.

  • 2. Burgemeester en wethouders nemen een beslissing als bedoeld in het eerste lid onder a. en b. na advisering van de Monumentencommissie.

Artikel 6.

  • 1. De aanvraag om subsidie dient schriftelijk bij het College van burgemeester en wethouders te worden ingediend vergezeld van de volgende bescheiden:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten van de onderhoudswerk-zaamheden, op onderdelen te splitsen in materialen en arbeid, in tweevoud;

    • b.

      voor zover van toepassing in tweevoud een tekening, waarop de bestaande toestand en de nieuwe toestand staan aangegeven;

    • c.

      voor zover van toepassing een bestek en voorwaarden of werkomschrijving;

    • d.

      een opgave van de aannemer(s).

  • 2. Het College van burgemeester en wethouders beslist binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Burgemeester en wethouders nemen niet eerder een beslissing dan nadat de Monumentencommissie gelegenheid is gegeven omtrent de aanvraag een advies uit te brengen.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing met 4 weken verdagen.

  • 5. In spoedeisende gevallen kan het College van burgemeester en wethouders een voorlopig bedrag aan subsidie toekennen.

  • 6. Bij de aanmelding van de voltooiing van de onderhoudswerkzaamheden dient de eigenaar rekeningen en betaalbewijzen te overleggen.

  • 7. Indien uit de bij gereedmelding overlegde stukken blijkt dat de kosten van de onderhoudswerkzaamheden hoger zijn, dan in de aanvraag zijn genoemd, dan wordt de toegekende subsidie niet verhoogd.

  • 8. Uitbetaling van de toegekende subsidie vindt plaats nadat de bij de gereedmelding overlegde bescheiden door of namens het College van burgemeester en wethouders voor akkoord zijn verklaard.

Artikel 7.

Indien blijkt, dat de subsidie is toegekend en uitbetaald op grond van onjuiste of onvolledig verstrekte gegevens, dan kan het College van burgemeester en wethouders het gehele of een gedeelte van het subsidiebedrag terugvorderen.

Artikel 8.

  • 1. In gevallen, waarin deze regeling niet (onmiddellijk) voorziet, kan het College van burgemeester en wethouders een passende voorziening treffen. Hiervan dient ten spoedigste mededeling te worden gedaan aan de Monumentencommissie.

  • 2. Deze regeling kan worden aangehaald als “Subsidieregeling voor onderhoud aan gemeentelijke monumenten 2001”.

  • 3. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

Ondertekening

Beverwijk, 28 juni 2001
de Raad voornoemd,
de Secretaris, de Voorzitter,

Bijlage A. SUBSIDIABELE ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN

Ingevolge artikel 1, sub c van de “Subsidieregeling voor onderhoud aan gemeentelijke monumenten 2001” zijn de volgende restauratiewerkzaamheden subsidiabel:

 

  • a.

    herstel en vernieuwen van rietendaken (met daklatten en beperkt herstel van sporen);

  • b.

    herstel van dakvlakken gedekt met pannen, leien (met daklatten en herstel van sporen), lood, zink of koper;

  • c.

    herstel van goten (in zink, koper of lood), inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren; het aanbrengen van goten waar deze niet eerder aanwezig waren;

  • d.

    herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken, stoepen, roedenverdeling, lijstwerk;

  • e.

    herstel van windveren en waterborden, schoorstenen, kapellen, hoeken keperlood;

  • f.

    herstel van dak-/torenluiken, loopbruggen, het luiken afglazen van torens;

  • g.

    inboeten, beperkt herstel muurwerk, voegwerk en/of pleisterwerk van gevels;

  • h.

    natuursteen: beperkt vervangen of inboeten;

  • i.

    behandeling van muur- en houtwerk ter regulering van de vochthuishouding, dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

  • j.

    herstel van bliksembeveiliging;

  • k.

    buitenschilderwerk en binnenschilderwerk wat betreft ramen en buitendeuren;

  • l.

    herstel van dragende constructies (ankerbalk-gebinten, schoren en platen, balkkappen, spantbenen);

  • m.

    uitwendig herstel van diverse bijgebouwen, zoals hooibergen, schuren, bakhuisjes, pompen, hekken, bruggen, koetshuizen, oranjerieën, theekoepels, voor zover opgenomen in de redegevende omschrijving;

  • n.

    herstel van glas-in-lood en beglazing;

  • o.

    vervanging en herstel van overige (bouw-)elementen met waarde van grote zeldzaamheid of historische waarde.

 

Toelichting:

ad a.  bedoelde werkzaamheden hebben betrekking op opstoppen en herdekken van rietdaken;

ad g.  bedoelde werkzaamheden kunnen ook betrekking hebben op zwakke plekken aan binnenzijde als gevolg van externe oorzaken bijvoorbeeld lekkage;

ad i.  bedoelde werkzaamheden kunnen ook betrekking hebben op het interieur wanneer het uit preventief oogpunt noodzakelijk wordt geacht het hele pand te behandelen;

ad j.  bedoelde werkzaamheden hebben betrekking op herstel en vervanging van het bestaande beveiligingssysteem overeenkomstig op de huidige NEN-normen;

ad n.  bedoelde beglazingswerkzaamheden hebben betrekking op herstel van bestaande raampartijen (enkel) glas en het aanbrengen van voorzieningen ter voorkoming van beschadiging van gebrandschilderd glas e.d.;

ad o.  met name kan hierbij worden gedacht aan orgels, torenuurwerk, specifieke technische installaties in monumenten van bedrijf en techniek, die vanwege hun aard als bijzondere elementen kunnen worden aangemerkt: vervolgens elementen van landschapsstoffering van bouwkundige aard, stoepen en historische bestratingen en interieuronderdelen van monumentale waarde (schouwen e.d.).