Regeling vervallen per 26-05-2013

Verordening op de heffing en invoering van reclamebelasting 2011

Geldend van 16-12-2010 t/m 25-05-2013

Intitulé

Verordening op de heffing en invoering van reclamebelasting 2011

De raad van de gemeente Beverwijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2010, nummer 2010/67930;

gehoord de gezamenlijke commissie Algemeen Bestuur, Veiligheid en Middelen en Ruimte, Economie en Stadsbeheer d.d. 11 november 2010;

gelet op artikel 147, 216 en 227 van de Gemeentewet;

besluit:

  • I

    vast te stellen

    Verordening op de heffing en invoering van reclamebelasting 2011

  • II

    de verordening zoals genoemd in besluit I te evalueren in december 2012 en het college op te dragen dit evaluatiemoment te borgen in een af te sluiten convenant met de Stichting Winkelstad Beverwijk.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt verstaan onder:

  • a.

    tussenpersoon: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en het sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in een vaste betrekking staat;

  • b.

    exploitant: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;

  • c.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen of kleuren of een combinatie daarvan, dan wel een reclamevoorwerp, zichtbaar vanaf de openbare weg, die aard- en nagelvast is verbonden aan dan wel in gebruik met een gebouwd perceel;

  • d.

    vestiging: een gebouw, of deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;

  • e.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;

  • f.

    reclamevoorwerp: een voorwerp, waarmee beoogd wordt reclame te maken dan wel aandacht te trekken van het publiek voor een product, een dienst of een bedrijf.

Artikel 2 Voorwerp van de belasting en belastbaar feit

Onder de naam “reclamebelasting” wordt, binnen de aangewezen gebieden zoals aangewezen op de bij deze verordening behorende overzichtskaarten, zoals opgenomen in bijlage 2 t/m 4, een belasting geheven ter zake van reclameobjecten.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, reclameobjecten worden aangetroffen.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten met vermelding van de naam van een tussenpersoon in verband met de verhuur of de verkoop van roerende en onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting ter zake van een reclameobject dat door tussenkomst van een exploitant is aangebracht, geheven van die exploitant.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven naar een vast bedrag per vestiging, ongeacht de oppervlakte van de reclameobjecten.

  • 2. Het bedrag van de belasting is afhankelijk van de locatie.

  • 3. Indien meerdere gebouwde percelen of delen daarvan naast elkaar gelegen zijn, onderling verbonden zijn en tezamen en met dezelfde naamsduiding worden gebruikt door één belastingplichtige, wordt dit als één vestiging gezien.

  • 4. Indien dezelfde belastingplichtige een aantal niet naast elkaar gelegen gebouwde percelen of gedeelten, waarop reclameobjecten zijn aangebracht, in gebruik heeft, worden deze aangemerkt als afzonderlijke vestigingen.

  • 5. De tarieven van de reclamebelasting zijn opgenomen in de bij de verordening behorende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven door middel van een aanslag.

Artikel 6 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting naar het maandtarief verschuldigd voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5. Indien een belastingplichtige in de loop van het belastingtijdvak van tariefgebied A naar tariefgebied B, zoals opgenomen in de bij de verordening behorende tarieventabel, verhuist en aldaar een andere vestiging in gebruik neemt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met het verschil tussen de respectievelijke maandtarieven van de beide tariefgebieden, gedurende het resterende aantal volle kalendermaanden in het kalenderjaar.

  • 6. Het derde, vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen hetzelfde tariefgebied verhuist en aldaar een andere vestiging in gebruik neemt.

Artikel 8 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschieden onderscheidenlijk een vergoeding aan de gemeente verschuldigd is;

  • b.

    die korter dan 13 weken in het belastingjaar aanwezig zijn, al dan niet in één aaneengesloten periode;

  • c.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • d.

    die door de gemeente of in opdracht van semioverheden is geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • e.

    die door (semi) overheden of cultureel-maatschappelijke instellingen of verenigingen zijn aangebracht en die een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • f.

    die zijn aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • g.

    die nostalgische uitingen aan de gevel zijn ouder dan 50 jaar en die geen relatie hebben met de uitoefening van het bedrijf;

  • h.

    die zijn aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag ineens worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld;  

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later;

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan met betrekking tot de heffing en de invordering van de reclamebelasting nadere regels stellen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening reclamebelasting Beverwijk 2011”.

Ondertekening

Beverwijk, 7 december 2010
de raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

Bijlage 1 Tarieventabel behorende bij Verordening reclamebelasting Beverwijk 2011

Artikel 1

De tarieven bedragen voor het hebben van één of meerdere reclameobjecten, per vestiging:

 

  • 1.

    tarief A, in tariefgebied A, € 498 per jaar                       

  • 2.

    tarief B, in tariefgebied B, € 396 per jaar                      

 

Artikel 2.

  • 1.

    Het gebied van de reclamebelasting is gelegen op de in de bijgevoegde en onlosmakelijk bij deze tarieventabel behorende kaarten in bijlage 2 t/m 4 aangegeven gebieden.

  • 2.

    Tariefgebied A is het deel van de Breestraat dat is gelegen binnen het op de bijgevoegde en onlosmakelijk bij deze tarieventabel behorende kaart in bijlage 2 aangegeven gebied. Met tarief A worden belast alle vestigingen die grenzen aan de Breestraat, ongeacht of de ingang van de vestiging is gelegen aan de Breestraat of een zijstraat van de Breestraat. Onder Tariefgebied A vallen tevens de op de bijgevoegde en onlosmakelijk bij deze tarieventabel behorende kaarten in bijlage 3 en 4 aangegeven gebieden.

  • 3.

    Tariefgebied B is het gebied dat is aangegeven op de bijgevoegde en onlosmakelijk bij deze tarieventabel behorende kaart in bijlage 2, dat niet als tariefgebied A is aangeduid.

 

Behoort bij raadsbesluit (2010/67930)

 

Beverwijk, 7 december 2010

de raad van de gemeente Beverwijk,

de griffier, de voorzitter,

Bijlage 2 Heffingsgebied

Gebied binnenstad

Bijlage 3 Heffingsgebied

Gebied Marlo terrein

Bijlage 4 Heffingsgebied

Gebied meubelboulevard