Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012

Geldend van 19-04-2014 t/m heden

Intitulé

Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012

De raad van de gemeente Beverwijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 februari 2012, nummer 2012/3532;

gehoord de commissie Onderwijs, Sociale Zaken, Cultuur en Welzijn d.d. 13 maart 2012;

Ten aanzien van de Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel g, WWB;

besluit:

Vast te stellen de verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012

Artikel 1 - Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      maatschappelijke participatie: een maatschappelijke, educatieve of sportieve activiteit, die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken;

    • d.

      belanghebbende: een persoon met een hem ten laste komend kind tot 18 jaar, dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt.

  • 2. Voor zover niet anders bepaald worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet en in de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 - Maarschappelijke participatie

De gemeenteraad beschouwt het als zijn taak om de maatschappelijke participatie te bevorderen en belemmeringen die schoolgaande kinderen ondervinden in die participatie als gevolg van de financiële positie hun ouders, terug te dringen.

Artikel 3 - Voorwaarden

  • 1. Uitsluitend een belanghebbende zoals bedoeld in artikel 35, vijfde lid, van de wet, met een in aanmerking te nemen inkomen van ten hoogste een inkomen zoals bedoeld in artikel 35, negende lid, van de wet, komt in aanmerking voor categoriale bijzondere bijstand op grond van deze verordening.

  • 2. Uitsluitend kosten voor sociaal-culturele, educatieve en sportieve activiteiten in verband met maatschappelijke participatie zoals bedoeld in artikel 2 komen in aanmerking voor categoriale bijzondere bijstand op grond van deze verordening.

Artikel 4 - Uitvoering

  • 1. De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

  • 2. Het college stelt nadere regels vast voor de uitvoering van deze verordening. Daarin wordt tenminste uitgewerkt, welke voorizeningen gericht op maatschappelijke participatie er zijn voor schoolgaande kinderen en tot welk bedrag en onder welke voorwaarden daar aanspraak op kan worden gemaakt.

  • 3. Het college brengt jaarlijks verslag uit over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 5 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op de datum waarop deze is gepubliceerd.

Artikel 6 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012.

Ondertekening

Beverwijk, 5 april 2012
de raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

Toelichting Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012

Algemeen

De WWB zoals deze per 1 januari 2012 luidt, bepaalt in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, WWB dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over het verlenen van categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt met betrekking tot de kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind. Hierbij moet in ieder geval worden bepaald op welke wijze invulling wordt gegeven aan het begrip 'maatschappelijke participatie' (artikel 8k tweede lid, onderdeel d, WWB).

De Tweede Kamer heeft middels de motie Blanksma-Spekman c.s. aangegeven dat het belangrijk is dat gemeenten bijdragen aan het terugdringen van het aantal kinderen dat om financiële redenen maatschappelijk niet meedoet. Het is niet wenselijk dat de slechte financiële positie van hun ouders kinderen in hun kansen en mogelijkheden tot ontwikkelen belemmert. Willen kinderen kans hebben op een zelfredzame toekosmt, dan is maatschappelijke participatie van groot belang.

Deze verordening is vooral een intentieverklaring van de raad, waarmee het belang van maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen wordt benadrukt. De uitvoering wordt onder in de verordening genoemde voorwaarden overgelaten aan het college.

De wetgever beoogt de inkomensondersteuning rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede te laten komen. Om ervoor te zorgen dat de categoriale bijzondere bijstand daadwerkelijk ten behoeve van het kind wordt besteed, hebben wij ervoor gekozen een 'aantoonplicht' in stand te houden. Dit betekent dat aan de belanghebbende gevraagd kan worden aan te tonen dat er ten behoeve van het kind kosten zijn gemaakt voor maatschappelijke participatie.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Onder maatschappelijke participatie worden alle maatschappelijke, sociaal-culturele of educatieve activiteiten verstaan, die beogen een sociaal isolement van schoolgaande kinderen te voorkomen of te doorbreken. De activiteiten moet dus gericht zijn op deelname aan de samenleving. Daarbij kan gedacht worden aan lidmaatschap van sportverenigingen en cultuurverenigingen, abonnementen op kranten en tijdschriften, abonnementen op bilbiotheek of zwembad, een museumkaart of de NS Kortingskaart.

Ook kosten in verband met participatie op school, zoals ouderbijdrage, boekenfonds, excursies en school- en schrijfspullen, komen voor vergoeding in aanmerking. Er wordt gekozen voor een ruime interpretatie van het begrip maatschappelijke participatie om daarmee de keuzevrijheid van de belanghebbenden te benadrukken.

Artikel 2

In artikel 8, tweede lid, onderdeel d, WWB is expliciet bepaald dat de gemeenteraad in de verordening maatschappelijke participatie regels moet stellen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip 'maatschappelijke participatie'.

In dit artikel is aangegeven dat de raad het tot zijn taak rekent de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen te bevorderen. Het oogmerk van maatschappelijke participatie het voorkomen of doorbreken van sociaal isolement. Er wordt gekozen voor een invulling van deze taak: het stimuleren van deelname aan sociaal culturele activiteiten en meer specifiek de actieve deelname aan sport en cultuur. Daarnaast wordt beoogd belemmeringen weg te nemen bij het volgen van scholing of opleiding. De kosten mogen niet in de weg staan aan het succesvol volgen van onderwijs.

Artikel 3

In artikel 3 zijn algemene voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor categoriale bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35, vijfde lid, WWB. In het eerste lid van deze verordening wordt voor de duidelijkheid verwezen naar de voorwaarden die volgen uit de wet, te weten:

  • °

    het behoren tot de doelgroep: een persoon met een hem te laste komend kind, dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, met betrekking tot kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind;

  • °

    het hebben van een in aanmerking te nemen inkomen van ten hoogste 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

In het tweede lid is voorts bepaald dat uitsluitend kosten voor sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten in verband met maatschappelijke participatie in aanmerking komen voor categoriale bijzondere bijstand.

Artikel 4

Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de uitvoering van deze verordening. Daarbij kan gedacht worden aan regels met betrekking tot de aanvraagprocedure, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop controle is op de bestedingvan de kosten om zeker te stellen dat de tegemoetkoming ten behoeve van het kind is gebruikt.

Het college doet dat in de Beleidsregels bijzondere bijstand. Bedragen en nadere voorwaarden liggen vast in genoemde beleidsregels.

Artikel 5 en 6

Deze artikelen spreken voor zich.