Regeling vervallen per 22-08-2018

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Beverwijk 2015

Geldend van 19-12-2014 t/m 21-08-2018

Intitulé

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Beverwijk 2015

Burgemeester en wethouders van Beverwijk;

Overwegende dat,

Het wettelijke recht op jeugdzorg en individuele aanspraken op jeugdzorg worden door de inwerkingtreding van Jeugdwet vervangen door een voorzieningenplicht waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeene worden bepaald (maatwerk). De algemeen verbindende voorschriften zoals opgenomen in de Nadere Regels Jeugdhulp gemeente Beverwijk 2015 vormen het procedurele kader voor dit maatwerk.

Gelet op artikel

156 van de Gemeentewet in samenhang met de artikelen 2, 4, 5, 6 van de Verordening Jeugdhulp Beverwijk 2015

besluiten:

De nadere regels Jeugdhulp gemeente Beverwijk 2015 (INT-14-15777) vast te stellen

Artikel 1. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Versterken van de sociale context:

      • 1)

        Algemene (ook digitale) informatieverstrekking omtrent ontwikkelingsbehoeften jeugdigen en opvoedingsvragen opvoeders;

      • 2)

        Activiteiten ter versterking van de pedagogische civil society, zoals stimuleren en faciliteren van initiatieven vanuit de informele netwerken, steuncontacten tussen ouders en jongeren en intergenerationele contacten die een bijdrage leveren aan een gezonde en veilige opgroei- en opvoedomgeving, mogelijkheden voor ouders/opvoeders om elkaar te ontmoeten;

      • 3)

        Laagdrempelige opvoedondersteuningsactiviteiten;

      • 4)

        Maatjesprojecten, vrijwilligersinzet, welzijnsprojecten gericht op ondersteuning van opgroeien en opvoeden;

      • 5)

        Mantelzorgondersteuning voor kinderen en gezinnen.

    • b.

      Basisondersteuning:

      • 1)

        Bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei en opvoedvragen;

      • 2)

        Ondersteuning en lichte hulp voor jeugdigen en/of ouders, waaronder vormen van vrij toegankelijke hulp, gericht op het creëren van een stabiele opvoed- en opgroeisituatie;

      • 3)

        Ondersteuning en lichte hulp aansluitend bij de onderwijs/ opvangsetting, waarbij ondersteuning voor opvoeders en jeugdigen geboden wordt. Het betreft activiteiten die in een onderwijssetting plaatsvinden waarbij de nadruk ligt op zorg;

      • 4)

        Regulier casemanagement: het systematisch coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan jeugdigen en/of gezinnen, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn.

  • 2. De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Voorzieningen behorend bij flexibele ondersteuning, waaronder:

      • 1)

        Specifieke jeugdhulptrajecten gericht op jeugdige en/of gezinssysteem;

      • 2)

        Dag- of weekendopvang, respijtzorg;

      • 3)

        Specifieke multidisciplinaire interventies gecoördineerd uitgevoerd door verschillende zorgaanbieders voor gezinnen met meervoudige problemen.

    • b.

      Intensieve ondersteuning

      • 1)

        Intensieve en meer langdurige interventies gericht op behandeling, herstel en/of rehabilitatie;

      • 2)

        Intensieve dagbehandeling op maat;

      • 3)

        Inzet van (tijdelijke) vervangende opvoedsituatie, verblijf (op maat) van cliënten buiten de gewone leef/gezinssituatie;

      • 4)

        Inzet van spoedzorg en crisisopvang (bij acute onveiligheid en/of inzet van crisisplekken vanuit verblijfsfuncties;

      • 5)

        Gedwongen jeugdhulp en dwang en drangtrajecten;

      • 6)

        Specialistische diagnostiek.

Artikel 2. Melding en toegang tot jeugdhulp via de gemeente

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een aanbieder van een overige voorziening zoals bedoeld in artikel 1.1. van deze Nadere Regels.

  • 2. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel.

Artikel 3. Het gesprek

  • 1. Binnen twee weken na melding van de hulpvraag bij het college vindt een gesprek plaats met de jeugdige en/of zijn ouders.

  • 2. Bij het maken van de afspraak voor het gesprek brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet op te stellen. Als de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 3. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het gesprek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders geven in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op identificatieplicht ter inzage.

  • 4. Het college onderzoekt in het gesprek zoals bedoeld in lid 1 zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een Persoonsgebonden Budget (PGB), waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 5. Als de jeugdige en/of ouders een familiegroepsplan hebben opgesteld als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, dan betrekt het college het familiegroepsplan bij het onderzoek zoals bedoeld in lid 4 van dit artikel.

  • 6. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de Jeugdwet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 7. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en kan hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken vragen.

  • 8. Het college kan, indien nodig, na het gesprek een nader onderzoek starten en hiervoor de jeugdige en/of zijn ouders verzoeken alle van belang zijnde en toegankelijke gegevens en bescheiden te verschaffen over de jeugdige en zijn situatie die tijdens het gesprek niet beschikbaar waren.

  • 9. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 4. Het ondersteuningsplan

  • 1. Binnen vier weken na het gesprek kan het college een ondersteuningsplan opstellen waarin de hulpvraag is vastgelegd en de daarvoor passende ondersteuning en stelt deze beschikbaar aan de jeugdige en/of zijn ouders. Het verslag van het gesprek vormt een onderdeel van het ondersteuningsplan.

  • 2. In het geval dat het college externe expertise of nader onderzoek nodig acht, kan de termijn zoals bedoeld in lid 1 verlengd worden met maximaal vier weken. De termijn kan ook met wederzijdse instemming verlengd worden.

  • 3. Het ondersteuningsplan dient door het college en de jeugdige en/of de ouders ondertekend te worden.

  • 4. De jeugdige en/of zijn ouders geven op het ondersteuningsplan aan of zij het al dan niet eens zijn met de inhoud van het ondersteuningsplan.

Artikel 5. Aanvraag en beschikking voor individuele voorziening

  • 1. Het ondertekende ondersteuningsplan kan een aanvraag voor een individuele voorziening zijn.

  • 2. Uiterlijk twee weken na ondertekening van het ondersteuningsplan ontvangt de jeugdige en/of de ouders een beschikking van het college in de gevallen zoals bedoeld in artikel 5.2 van de Verordening jeugdhulp gemeente Beverwijk 2015.

Artikel 6. Voorwaarden, beoordeling en afweging toegang individuele voorziening

  • 1. Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het ondersteuningsplan zoals bedoeld in artikel 4 van deze Nadere Regels wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening, of;

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening.

  • 2. Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Verordening jeugdhulp gemeente Beverwijk2015 is afgegeven.

Artikel 7. Onderdelen beschikking

  • 1. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het PGB wordt aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

    • c.

      wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

Artikel 8. Regels voor PGB voor het betrekken van jeugdhulp uit het eigen sociaal netwerk

  • 1. Een PGB voor het betrekken van jeugdhulp door een persoon die behoort tot het sociaal netwerk, wordt alleen verstrekt wanneer er sprake is van een zware beperking en deze vorm van ondersteuning noodzakelijk is voor het kunnen wonen en functioneren van de jeugdige binnen het eigen gezin. Tevens geldt dat een PGB slechts kan worden toegekend indien de hulp meer dan 10 uur per week nodig is.

  • 2. Daarnaast dient er sprake te zijn van een van de volgende voorwaarden:

    • a.

      de hulp is niet goed vooraf in te plannen, of

    • b.

      de hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden, of

    • c.

      de hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden, of

    • d.

      de hulp moet op verschillende locaties worden geleverd, of

    • e.

      de hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn, of

    • f.

      de hulp moet vanwege de aard van de beperking geboden worden door een persoon waar de jeugdige geen hechtings- of contactprobleem mee heeft.

  • 3. De persoon die in aanmerking wil komen voor een PGB dient in een plan te motiveren waarom een PGB wordt aangevraagd en op welke wijze deze wordt ingezet.

  • 4. Het college stelt criteria op waaraan een plan voor de aanvraag van een PGB minimaal dient te voldoen.

  • 5. Voor ondersteuning bij het opstellen van een plan voor de aanvraag van een PGB kan gebruik gemaakt worden van vrij toegankelijke cliëntondersteuning.

  • 6. Het uurtarief voor geboden zorg vanuit het sociaal netwerk bedraagt maximaal € 20,--.

Ondertekening

Beverwijk, 02 december 2014
burgemeester en wethouders voornoemd,
de gemeentesecretaris, de burgemeester