Regeling vervallen per 10-05-2012

Verordening Maatregelen Wet werk en bijstand 2012

Geldend van 10-05-2012 t/m 09-05-2012

Intitulé

Verordening Maatregelen Wet werk en bijstand 2012

De raad van de gemeente Beverwijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 februari 2012, nr. 2012/3532;

gelet op artikel 8 eerste lid, onderl b, en artikel 30 van de Wet werk en bijstand;

gehoord de commissie Onderwijs, Sociale Zaken, Cultuur en Welzijn d.d. 13 maart 2012;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Maatregelen Wet werk en bijstand 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WWB: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk;

    • c.

      bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

    • d.

      algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5 onderdeel b van de WWB;

    • e.

      bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5 onderdeel d van de WWB;

    • f.

      maatregel: het verlagen van de bijstand als bedoeld in artikel 18, lid 2 van de WWB;

    • g.

      belanghebbende: de persoon die bijstand aanvraagt of ontvangt. Onder belanghebbende valt mede het gezin zoals bedoeld in artikel 4 WWB.

    • h.

      jongere: belanghebbende jonger dan 27 jaar.

  • 2. Voor zover niet anders bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de WWB en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college besluit tot het opleggen van een maatregel in een individueel geval met inachtneming van de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen voor de uitvoering van deze verordening.

  • 3. Het college informeert de raad jaarlijks over de uitvoering van deze verordening.

Hoofdstuk 2 De ernst van het feit

Artikel 3 Tekortschieten

  • 1. De bijstand wordt eenmalig met € 100,00 verlaagd wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college is tekortgeschoten in het verstrekken van de inlichtingen of in het verlenen van de medewerking als bedoeld in artikel 17 van de WWB.

  • 2. In de nader regels bedoeld in artikel 2, tweede lid kan het college een van het eerset lid afwijkende maatregel vaststellen voor het niet of niet tijdig inleveren van een rechtmatigheidsonderzoeksformulier, wijzigingsformulier en/of statusformulier.

Artikel 4 Ernstig tekortschieten

De bijstand wordt eenmalig met € 200,00 verlaagd wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college ernstig is tekortgeschoten in:

  • a.

    het naar vermogen verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • b.

    het meewerken aan een voorziening die in het kader van de WWB wordt aangeboden of die, gezien aard en doel gelijk is te stellen met een WWB voorziening;

  • c.

    het betonen van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

  • d.

    zijn gedrag jegens het college;

  • e.

    verlenen van medewerking aan het plan van aanpak, als bedoeld in artikel 44a WWB;

  • f.

    medewerking verlenen aan de door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige actviteiten.

Artikel 5 Maximering

  • 1. Als het recht op algemene bijstand over de maand waarover de maatregel wordt toegepast minder bedraagt dan de in de artikelen 3 en 4 vastgestelde verlaging, blijft de verlaging beperkt tot dat recht.

  • 2. Als de maatregel betrekking heeft op bijzondere bijstand kan het college, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 3 en 4, besluiten de maatregel te beperken tot een deel van de bijstand.

Artikel 6 Zeer ernstig tekortschieten

  • 1. De bijstand wordt gedurende één maand met het volledige recht op bijstand over die maand verlaagd wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college zeer ernstig is tekortgeschoten in één of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde opzichten.

  • 2. Van zeer ernstig tekortschieten als bedoeld in het eerste lid is in elk geval sprake als vaststaat of redelijkerwijs is aan te nemen dat:

    • a.

      het beroep door belanghebbende op algemene bijstand gedurende meer dan een maand het gevolg is van diens handelen of nalaten;

    • b.

      de belanghebbende middelen heeft verzwegen waarmee hij gedurende meer dan één maand in zijn levensonderhoud kon voorzien;

    • c.

      de belanghebbende zich in zijn gedrag jegens het college schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht.

Hoofdstuk 3 De mate van verwijtbaarheid

Artikel 7 Weging van het gedrag

  • 1. Het college kan de maatregel, gelet op de mogelijkheden van de belanghebbende en de omstandigheden waaronder het verwijtbare handelen of nalaten plaatsvond, hoger of lager vaststellen of vaststellen voor een langere periode dan als bepaald in de artikelen 3, 4 en 6.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid, houdt het college rekening met gedragingen uit het voorafgaande jaar, en kan de hoogte of duur van de maatregel aanpassen.

Hoofdstuk 4 De omstandigheden van persoon of gezin

Artikel 8 Weging van de gevolgen van de maatregel

  • 1. Het college kan de maatregel, gelet op de omstandigheden van persoon of gezin, hoger of lager vaststellen dan met toepassing van de vorige artikelen.

  • 2. Het college kan bij het besluit tot opleggen van een maatregel rekening houden met latere gedragingen van de belanghebbende in overeenstemming met zijn verplichtingen ingevolge de WWB.

Hoofdstuk 5 Het uitvoeren van de maatregel

Artikel 9 Uitvoering

De uitvoering van het besluit tot opleggen van een maatregel vindt plaats op de eerste betaling van de bijstand, volgend op de bekendmaking van de maatregel, maar niet later dan een jaar na de bekendmaking.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 10 Voorziening door college

In gevallen waarin de toepassing van deze verordening een bijzonder hardheid zou betekenen voor de belanghebbende is het college bevoegd om af te wijken van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6.

Artikel 11 Citeerartikel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2012

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie raadsbesluit onder gelijktijdige intrekking van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2007.

Artikel 12 Overgangsrege ling

  • 1. In de gedraging plaaats heeft gevonden vóór de inwerkingtreding van deze verordening, legt het college de maatregel op overeenkomstig de Maatregelenverordening WWB 2007 en WIJ 2009, tenzij de nieuwe verordening gunstiger is voor de belanghebbende.

  • 2. Indien de gedraging plaast vindt na inwerkingtreding van deze verordening, wordt de maatregel opgelegd op grond van de Maatregelenverordening WWB 2012.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op de datum waarop deze is gepubliceerd.

Artikel 14 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelenverordening WWB 2012.

Ondertekening

Beverwijk, 5 april 2012
de raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

Toelichting op de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand

Toelichting algemeen

 

Op 01 januari 2012  is de Wet werk en bijstand 2012 in werking getreden.  Het kabinet is van mening dat teveel mensen die wel kunnen werken, nu langs de kant staan. Om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen via werk in hun eigen onderhoud kunnen voorzien, voert het kabinet in 2013 de Wet werken naar vermogen (WWNV) in. Vooruitlopend op de WWNV is per 01 januari 2012 de gewijzigde WWB ingevoerd.

De WWB 2012 bepaalt in artikel 18, lid 1 dat het college de bijstand en daaraan verbonden verplichtingen afstemt op de omstandigheden, de mogelijkheden en de middelen van de belanghebbende.

In lid 2. van dat artikel wordt dat op de volgende wijze uitgewerkt:

Indien de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit deze wet dan wel de artikelen 28, tweede lid of 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, verlaagt het college overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, de bijstand. Van een verlaging wordt afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Het college heeft dus de bevoegdheid en de plicht om de bijstand te verlagen binnen de kaders die de raad in de verordening bepaalt.

Met deze bevoegdheid heeft het college een instrument in handen om het beoogde reïntegratiebeleid en handhavingsbeleid te sturen.

Die verlaging van de uitkering moet niet worden gezien als een vorm van straf maar als een instrument tot gedragsbeïnvloeding. Doel is de belanghebbende aan te zetten tot bijstellen van diens verwijtbare handelen of nalaten.

De verordening is duaal opgezet. De raad stelt de hoofdlijnen vast en het college is verantwoordelijk voor de nadere detaillering en de uitvoering. Daarbij heeft het college zich vanzelfsprekend te houden aan de uitgangspunten van deze verordening en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

De verordening deelt verwijtbare gedragingen in drie categorieën:

- tekortschieten;

- ernstig tekortschieten;

- zeer ernstig tekortschieten;

De afweging van verwijtbaar gedrag in het individuele geval en het besluit over de omvang van de verlaging van de bijstand wordt vormgegeven langs drie stappen:

- de ernst van het feit: wat wordt de belanghebbende verweten;

- de mate van verwijtbaarheid: hoe ernstig moet het handelen of nalaten de belanghebbende worden aangerekend;

- de omstandigheden: wat zijn de gevolgen van de verlaging van de bijstand voor persoon en gezin.

Toelichting per artikel

 

Artikel 1               Begrippen

De in dit artikel beschreven begrippen spreken voor zich.

Er is in deze verordening gekozen voor het begrip maatregel, omdat dit beter dan het begrip afstemming de bedoeling van het genomen besluit, namelijk om de bijstand te verlagen wegens verwijtbaar handelen of nalaten, weergeeft. Een maatregel beoogt een gedragsverandering teweeg te brengen.

 

Artikel 2               Opdracht college

Dit artikel benadrukt het duale karakter van de verordening.

Het eerste lid is feitelijk een nadere invulling van de wettelijke bepaling zoals verwoord in artikel 18, lid 1.

Nadere regels van het college zijn gericht op de rechtszekerheid van de belanghebbenden en op de uitvoerbaarheid.

 

Artikel 3               Tekortschieten

De wet verplicht de belanghebbende in artikel 17 en in de artikelen 28 en 29 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) tot het verstrekken van inlichtingen en tot het verlenen van de noodzakelijk geachte medewerking. Als voorbeelden kunnen worden genoemd het tijdig reageren op oproepen, het tijdig overleggen van gegevens of gevraagde bewijsstukken.

De verplichtingen van de belanghebbende kunnen zowel de algemene als de bijzondere bijstand betreffen.

Bij de beoordeling van deze verantwoordelijkheid wordt het gedrag van elk meerderjarig gezinslid, die het hoofdverblijf in dezelfde woning heeft, meegewogen.

 

Artikel 4               Ernstig tekortschieten

Uitgangspunt van de wetgever is de zelfstandige bestaansvoorziening van de belanghebbende. Als deze diens verantwoordelijkheid op dit punt niet of onvoldoende nakomt, is er sprake van een ernstige vorm van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.Bij de beoordeling van deze verantwoordelijkheid wordt het gedrag van elk meerderjarig gezinslid, die het hoofdverblijf in dezelfde woning heeft, meegewogen.

onder het "naar vermogen verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid" valt ook het tijdens de wachttijd naar vermogen zoeken naar werk of een opleiding van de jongere.

Met de onder b. bedoelde (reïntegratie)voorziening wordt gelijk gesteld een voorziening in het kader van een inburgeringstraject of een traject dat wordt aangeboden door de Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) en het niet voldoende meewerken aan het plan van aanpak voor de jongere.

Met het onder c. bedoelde betonen van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan wordt onder meer bedoeld op situaties waarbij sprake is van verwijtbaar ontslag, het niet voldoende gezocht hebben naar algemeen geaccepteerde arbeid en/of scholing van de belanghebbende jonger dan 27 jaar, of te snel besteed vermogen, waardoor aanspraak op bijstand ontstaat.

In onderdeel d. gaat het om verbaal of fysiek agressief gedrag. Met gedrag jegens het college wordt mede bedoeld gedrag ten opzichte van personen die in het kader van de uitvoering van de WWB ten dienste of in opdracht van het college werkzaam zijn. Daaronder vallen tevens personen die betrokken zijn bij de uitvoering van voorzieningen op grond van de WWB.

 

Artikel 5               Maximering

Een maatregel is geen boete. Een verlaging kan nooit hoger zijn dan het recht op bijstand over de maand waarin deze is opgelegd.

Bij bijzondere bijstand kan een maatregel van respectievelijk € 100,00 of € 200,00 betekenen dat er per saldo geen bijzondere bijstand uitbetaald wordt.

De hoogte van de maatregel kan ertoe leiden dat de maatregel niet in verhouding staat tot het toegekende bedrag. Het tweede lid voorziet erin dat het college bij lage bedragen voor bijzondere bijstand de maatregel beperkt tot een deel van die bijstand. Dit wordt uitgewerkt in de uitvoeringsregels van het college.

 

Artikel 6               Zeer ernstig tekortschieten

Het betreft in dit artikel dezelfde (verwijtbare) gedragingen als in artikel 4, maar dan in ernstiger mate. Dat rechtvaardigt een zwaardere maatregel, namelijk 100% van de uitkering over een maand.

In het tweede lid is een aantal situaties genoemd waarbij in elk geval sprake is van zeer ernstig tekortschieten.

 

Artikel 7               Weging van het gedrag

Bij het oordeel van het college over de mate waarin de belanghebbende is tekortgeschoten wordt meegewogen in hoeverre diens gedraging hem te verwijten valt.

Hiermee wordt recht gedaan aan de omstandigheden in het individuele geval. Het zal in het algemeen nodig zijn om de belanghebbende te horen.

Deze weging kan zowel tot een lagere als tot een hogere maatregel of voor een langere periode gelden dan geregeld in de artikelen 3, 4 en 6 leiden.

Let wel: bij het ontbreken van elke verwijtbaarheid wordt geen maatregel opgelegd.

Het zijn bij het tweede lid situaties waarin sprake is van herhaald verwijtbaar gedrag (recidive).  Hierbij wordt bij het besluit voor een "nieuwe" maatregel een eerder besluit op een maatregel meegenomen, als een eerder besluit of besluiten voor een maatregel korter dan 1 jaar daarvoor heeft of hebben plaatsgevonden.Dat zal dus meestal leiden tot een hogere maatregel of een langere periode van de maatregel. Als richtlijn bij herhaald verwijtbaar gedrag (recidive) kan gekozen worden voor een verdubbeling van de eerder opgelegde maatregel.

 

Artikel 8               Weging van de gevolgen van de maatregel

Als de maatregel leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de belanghebbende of diens gezin, kan deze worden gematigd. Ook hier is dus een individuele afweging vereist.

Een maatregel beoogt gedragsbeïnvloeding. Als de belanghebbende inmiddels aantoonbaar zijn gedrag heeft verbeterd kan dat aanleiding zijn om de maatregel lager vast te stellen of niet op te leggen als positieve prikkel. Dit is vastgelegd in het tweede lid. Indien het gaat om een maatregel opgelegd voor een periode langer dan 3 maanden, moet binnen 3 maanden het besluit tot het opleggen van deze maatregel worden heroverwogen.

 

Artikel 9               Uitvoering

Tot de maatregel wordt zo snel mogelijk besloten (lik op stuk) en het besluit wordt per gemotiveerde beschikking aan de belanghebbende bekendgemaakt..

De verlaging vindt plaats op de volgende betaling van de bijstand en is dus toekomstgericht.

Dit sluit aan bij de gedachte dat de maatregel een instrument tot gedragsbeïnvloeding is.

Als de verwijtbare gedraging betrekking heeft op de aanspraak op nog niet betaalde bijzondere bijstand, dan kan de verlaging ook daarop plaatsvinden.

Heeft de belanghebbende geen recht (meer) op bijstand, dan kan de maatregel niet worden geëffectueerd. Maakt hij echter binnen een jaar nadien weer aanspraak op bijstand, dan wordt de verlaging alsnog toegepast. Een verlaging op grond van gedragingen, genoemd in deze verordening, kan eveneens worden toegepast op de bijzondere bijstand, voor algemene bestaanskosten, die aan belanghebbenden op grond van artikel 12 WWB wordt verstrekt.

 

A rtikel 12            Overgangsregeling

Op grond van deze overgangsregeling worden de gedragingen van voor 1 februari 2012 volgens de 'oude' verordening beoordeeld, tenzij de nieuwe verordening gunstiger is voor de belanghebbende. Gedragingen vanaf deze datum vallen onder de nieuwe verordening, zodra de nieuwe verordening in werking is getreden. Indien dit nog niet het geval is, blijven de gedragingen onder de oude verordening vallen.