Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Beverwijk houdende regels omtrent financiën Financiële verordening gemeente Beverwijk 2017

Geldend van 10-10-2017 t/m 31-12-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Financiële verordening gemeente Beverwijk 2017

De raad van de gemeente Beverwijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16 mei 2017, nummer INT-17-35808;

gehoord de Raadscommissie;

gelet op artikel 212 Gemeentewet;

besluit:

  • 1.

    de financiële verordening 2017 (INT-17-35600) inclusief bijlage afschrijvingstermijnen activa vast te stellen; 

  • 2.

    de financiële verordening 2013 (2012/53347), vastgesteld op 6 december 2012, in te trekken; 

  • 3.

    de budgetspelregels tussen raad en college met nummer 2002/4782 in te trekken; 

  • 4.

    de budgetregels kredieten, reserves en voorzieningen met nummer 2004/1062 in te trekken.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

Deze verordening maakt gebruik van de terminologie zoals gebruikt in de van toepassing zijnde wet- en regelgeving (Gemeentewet en het Besluit Begroten en Verantwoorden voor provincies en gemeenten, hierna het BBV). Ten behoeve van de leesbaarheid worden in dit artikel enkele begrippen specifiek benoemd. In deze verordening wordt verstaan onder:

Administratie:

Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Afdeling:

Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

Doelmatigheid:

Het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

Doeltreffendheid:

De mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Grondexploitatie(complex):

Een ruimtelijk plan voorzien van een financiële vertaling (zie grondexploitatiebegroting).

Grondexploitatiebegroting:

Een meerjarige opstelling van de geraamde kosten en opbrengsten van een grondexploitatie(complex) en die op basis van een eenduidig prijspeil worden doorgerekend naar een eindresultaat.

Investering:

Uitgaven die verbonden zijn aan het verwerven van activa die langer dan een jaar meegaan. Dit zijn meestal bedrijfsmiddelen of investeringen in de openbare ruimte zoals de kapitaalgoederen wegen, riolering, groen en gebouwen.

Overheidsbedrijf:

Een onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

Rechtmatigheid:

Het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode, op voorstel van het college, de taakvelden per programma vast.

  • 3. De raad stelt, op voorstel van het college, per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken worden overeenkomstig het BBV een overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead weergegeven.

  • 2. In de begroting wordt van alle voorgenomen investeringen het benodigd jaarbedrag voor het begrotingsjaar opgenomen.

  • 3. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten weergegeven.

  • 4. In de jaarrekening wordt, conform artikel 53 van het BBV, de niet uit de balans blijkende verplichtingen opgenomen. Hiervoor wordt een grensbedrag van € 50.000 gehanteerd.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt aan de raad een voorjaarsnota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze voorjaarsnota voor het zomerreces vast.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien ter grootte van € 50.000 opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting voor het betreffende jaar: a) de baten en de lasten per taakveld, b) de algemene dekkingsmiddelen, c) de in de investeringsplannen per taakveld opgenomen investeringskredieten en d) de in het meerjarenperspectief Grondexploitaties opgenomen grondexploitaties.

  • 2. In de begroting wordt een totaalkrediet aangevraagd voor de bedrijfsvoeringsinvesteringen via het bedrijfsvoeringinvesteringsplan. Hieruit worden afzonderlijke investeringen gedaan nadat dit door het college is besloten.

  • 3. De overige investeringen worden via aparte raadsvoorstellen ter vaststelling ingediend bij voorkeur via investeringsplannen per taakveld.

  • 4. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 5. Indien het college voorziet dat een geautoriseerde baat of last op taakveldniveau dreigt te worden overschreden met 10% van het budget op taakveldniveau of met een bedrag ter grootte van € 25.000 wordt dit in de eerstvolgende tussenrapportage of via een afzonderlijk voorstel aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het geautoriseerde budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 6. Indien het college voorziet dat een geautoriseerd investeringskrediet dreigt te worden overschreden met 10% van het krediet of met een bedrag ter grootte van € 25.000 wordt dit, in de eerstvolgende tussenrapportage of via een afzonderlijk voorstel, aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

Artikel 6. Investeringsplan per taakveld

Investeringsaanvragen worden zoveel mogelijk geclusterd en gelijktijdig per taakveld door de raad afgewogen en vastgesteld.

Artikel 7. Grondexploitatie

  • 1. Voordat gronden in exploitatie worden genomen, wordt een grondexploitatie opgesteld. De grondexploitatie wordt vastgesteld en geopend door de raad.

  • 2. Met in achtneming van de Wet ruimtelijke ordening (WRO) bevat de grondexploitatie ten minste:

    • a.

      een planologische kaart van het te exploiteren grondgebied met plangrenzen;

    • b.

      een beschrijving van het te ontwikkelen programma en de uit te voeren werken;

    • c.

      een uitvoeringsplanning en een vooraf gedefinieerde looptijd;

    • d.

      een risico analyse;

    • e.

      de geraamde ontwikkelingskosten;

    • f.

      de geraamde opbrengsten;

    • g.

      het eindresultaat van de exploitatie op eindwaarde en contante waarde per boekjaar.

Artikel 8. Meerjarenperspectief Grondexploitaties

Jaarlijks wordt per exploitatie en voor het geheel van exploitaties een geactualiseerd meerjarenperspectief opgesteld en ter vaststelling voorgelegd aan de raad.

Per grondexploitatie wordt behandeld:

  • a.

    de herziene onderdelen zoals vermeld in artikel 7 lid 2;

  • b.

    de gerealiseerde kosten en opbrengsten tot aan de herziening en de oude versus de nieuwe prognoses;

  • c.

    een analyse van de verschillen ten opzichte van de laatst vastgestelde grondexploitatie.

Artikel 9. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente twee keer per begrotingsjaar.

  • 2. binnen de bebouwde kom op een openbare plaats indien de hond niet is aangelijnd;

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar taakvelden;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e;

  • 3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden in de begroting groter dan 10% of groter dan € 25.000 toegelicht.

  • 4. De tussenrapportages Voorjaarsnota en Najaarsnota bevatten een overzicht van de lopende kredieten waaruit per investeringskrediet blijkt:

    • a.

      de startdatum;

    • b.

      de beoogde sluitingsdatum;

    • c.

      de uitputting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Investeringen op het gebied van bedrijfsvoering en op het gebied van sport worden geactiveerd vanaf een investeringsbedrag ter grootte van € 10.000. Investeringen in de openbare ruimte worden geactiveerd vanaf een investeringsbedrag van € 50.000.

  • 2. Op vaste activa wordt lineair afgeschreven met ingang van het jaar na ingebruikname van het actief.

  • 3. Voor het afschrijven worden de termijnen gehanteerd zoals vermeld in de Bijlage Afschrijvingstermijnen activa bij deze verordening.

  • 4. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 5. Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in 5 jaar afgeschreven.

  • 6. Bij raadsbesluit kunnen gebouwen worden afgeschreven tot een restwaarde van 25% van de investeringswaarde.

  • 7. Bij de berekening van de overige kapitaallasten wordt geen rekening gehouden met restwaarden.

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden, de zogenoemde debiteuren regulier, wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende debiteuren sociale zaken en debiteuren belastingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt toerekening van rente over de reserves aan de taakvelden plaats.

  • 2. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen, ter vaststelling, aan. Deze nota behandelt:

    • a.

      de vorming, besteding en opheffing van reserves;

    • b.

      de vorming, besteding en opheffing van voorzieningen.

Artikel 13. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht en van goederen, werken en dienstendie worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen en reserves voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead, apart geadministreerd.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 4. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves zoals bepaald overeenkomstig het vijfde lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent naar boven afgerond.

  • 5. Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het vierde lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves wordt op een half procent naar boven afgerond.

  • 6. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Uitgangspunt is het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 14. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang vraagt het college vooraf goedkeuring aan de raad middels een raadsbesluit waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang vraagt het college vooraf goedkeuring aan de raad middels een raadsbesluit waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 3. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 15. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de vaststelling van de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en andere gemeentelijke heffingen.

  • 2. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons. De raad stelt deze nota vast.

Artikel 16. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie wordt geregeld in het Treasurystatuut. Het college biedt de raad eens in de vier jaar het Treasurystatuut, ter vaststelling, aan.

Artikel 17. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf Lokale heffingen, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in ieder geval op:

  • a.

    de berekening van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 13, vijfde lid;

  • b.

    de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 13, vierde lid;

  • c.

    de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 18. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota Weerstandsvermogen en risicobeheersing, ter vaststelling, aan. De nota bevat regels en richtlijnen over:

  • a.

    het aanhouden van weerstandsvermogen;

  • b.

    het beheersen van risico’s;

  • c.

    de normering van financiële kengetallen in relatie tot de financiële positie.

Artikel 19. Grondbeleid

  • 1. Investeringen voor bovenwijkse voorzieningen worden geactiveerd onder materiële vaste activa en worden niet ingebracht in een later te openen grondexploitatie.

  • 2. Tussentijds winstnemen uit een complex is niet toegestaan.

  • 3. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota Grondbeleid, ter vaststelling, aan. De nota bevat:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 20. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 21. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 22. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 23. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Financiele verordening gemeente Beverwijk 2013 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiele verordening gemeente Beverwijk 2013 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. De Budgetregels tussen raad en college vastgesteld door de raad op 28 november 2002 en de Budgetregels kredieten, reserves en voorzieningen vastgesteld door de raad op 1 april 2004 vervallen op het moment van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt, met uitzondering van artikel 13.4 en 13.5, in werking de dag na die van bekend making en werkt terug tot 1 januari 2017. Artikel 13.4 en 13.5 treedt met ingang van 1 januari 2018 in werking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Beverwijk 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 6 juli 2017.
Beverwijk,
de raad voornoemd,
de griffier,
de voorzitter,

Bijlage Afschrijvingstermijnen activa (artikel 10)

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

Software automatisering

4 jaar

Kosten voor onderzoek en ontwikkeling

5 jaar

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

Gebouwen

Nieuwbouw

40 jaar

Semipermanent

25 jaar

Renovatie

25 jaar

Dakbedekking en vervanging daken

20 jaar

Noodgebouw

15 jaar

Vervanging technische installaties

10 jaar

Riolering

Persleidingen

60 jaar

Riolen en putten

60 jaar

Gemalen, bouwkundig gedeelte

40 jaar

Gemalen, technisch gedeelte

15 jaar

Randvoorzieningen, bouwkundig technisch

60 jaar

Randvoorzieningen, bouwkundig financieel

40 jaar

Randvoorzieningen, technisch gedeelte

15 jaar

Bedrijfsvoering

Telecommunicatie apparatuur

10 jaar

Inventaris en meubilair

tussen 5 en 15 jaar

Gereedschappen en machines

tussen 5 en 10 jaar

Vervoermiddelen

tussen 5 en 10 jaar

Hardware automatisering

4 jaar

Gronden en terreinen worden geactiveerd maar er wordt niet op afgeschreven.

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:

Openbare ruimte

Aanleg sportpark

40 jaar

Aanleg sportvelden

25 jaar

Begraafplaats

20 jaar

Hekwerk en ballenvanger

10 jaar

Speeltuinen en speelvoorzieningen

10 jaar

Weg- en waterbouw

Betonconstructie van bruggen

60 jaar

Viaducten en tunnels

60 jaar

Houtconstructie van bruggen

20 jaar

Aanleg wegen, vaarwegen en waterpartijen

40 jaar

Aanleg fiets- en voetpaden, trottoirs en parkeerplaatsen

25 jaar

Herinrichting en reconstructie van wegen, vaarwegen, waterpartijen, fiets- en voetpaden, trottoirs en parkeerplaatsen

20 jaar

Openbare verlichting, masten

30 jaar

Openbare verlichting, armaturen

25 jaar

Verkeersregelinstallaties

15 jaar

Straatmeubilair

10 jaar

Parkeerautomaten

10 jaar