Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Beverwijk houdende regels omtrent het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s

Geldend van 14-10-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Beverwijk houdende regels omtrent het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s

1. Inleiding

Het Rijk heeft regels gesteld aan hoe gemeenten hun geld en kapitaal beheren. Die regels staan in de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) waarin kaders worden gesteld voor een verantwoorde, verstandige en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden.

De treasuryfunctie wordt gedefinieerd als “het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s”.

In het treasurystatuut worden de kaders voor het opstellen en uitvoeren van het treasurybeleid beschreven. Het gaat daarbij om de beleidsmatige vaststelling van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. De verdere uitwerking hiervan vindt jaarlijks plaats in de begroting van de gemeente. Dit statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk.

Verder bevat het statuut - conform artikel 212 van de gemeentewet - regels voor de organisatie van de administratie en voor het beheer van vermogenswaarden en - conform artikel 213 van de gemeentewet - regels die de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de financiële administratie en het beheer van de vermogenswaarden waarborgen.

Op basis van de Financiële verordening van de gemeente dient het treasurystatuut tenminste eens in de vier jaar aan de raad te worden aangeboden ter vaststelling. Het huidige treasurystatuut was in 2015 vastgesteld.

Bij de opstelling van het treasurystatuut 2020 is rekening gehouden met het relevante wettelijke kader in de Gemeentewet, de Wet fido, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), het verplicht schatkistbankieren en het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten.

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna worden de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie weergegeven. Hierbij worden de taakverdeling en de verantwoordelijkheden behandeld. Tot slot wordt ingegaan op de tussentijdse en jaarlijkse rapportages die noodzakelijk zijn om statuut worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

De aanbevelingen uit de Eindrapportage van de onderzoekscommissie leningenportefeuille Beverwijk, juni 2017 (INT-17-37450) zijn, voor zover van toepassing voor het treasurystatuut, verwerkt in dit treasurystatuut.

Tenslotte is hoofdstuk 3 Toetsingscriteria en randvoorwaarden voor het aangaan van garantiestellingen, het verstrekken van leningen en het aankopen van aandelen opgenomen. Dit hoofdstuk geeft weer in welke volgorde en aan welke criteria moet worden voldaan voor het aangaan van garantiestellingen, het verstrekken van leningen en het aankopen van aandelen.

2. Treasurystatuut

De raad van de gemeente Beverwijk;

Gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders, gelet op artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet, de Wet financiering decentrale overheden en de Wet regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.

I Begrippenkader

Artikel 1

In dit statuut wordt verstaan onder:

-

Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

-

Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

-

Garantie

Een borgstelling waarbij de gemeente zich tegenover een geldverstrekker verbindt een of meerdere vorderingen van een geldverstrekker op een debiteur te voldoen indien de debiteur niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet;

-

Geldstromenbeheer

Alle activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten over te boeken zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

-

Gemeente

De gemeente Beverwijk;

-

Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

-

Kasgeldlening

Opname of uitzetting van geldmiddelen voor korte termijn (van 1 week tot 12 maanden);

-

Kasgeldlimiet

Het maximum van de kortlopende financieringspositie op basis van de Wet Fido (wordt berekend aan de hand van een wettelijk vastgesteld percentage van het begrotingstotaal aan het begin van het jaar);

-

Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

-

Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij;

-

Liquiditeitenbeheer

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar

-

Liquiditeitenplanning

Een prognose van in- en uitgaande geldstromen, voortvloeiende uit de gemeentelijke begroting, geplande investeringen, verstrekking van leningen aan derden en de financiering daarvan en de belegging van overtollige middelen;

-

Onderhandse geldlening

Leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geld gevende partij worden vastgesteld;

-

Publieke taak

Gemeenten kunnen uitsluitend leningen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen voor de uitoefening van de publieke taak. De Wet fido geeft aan het begrip publieke taak een beperkte invulling. Bankachtige activiteiten (het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen) worden hiertoe niet gerekend en zijn verboden. De gemeenteraad bepaalt het kader van de publieke taak, binnen de normen van de Wet fido;

-

Rating

Een oordeel over de kredietwaardigheid van een bedrijf, bank of een ander soort financiële instelling, financiële producten of een land;

-

Renterisico

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

-

Renterisiconorm

Het maximumbedrag conform de wet Fido waarover in enig jaar renterisico mag worden gelopen als gevolg van aflossing en renteherziening gebaseerd op een wettelijk vastgesteld percentage van het totaal van de vaste schuld bij aanvang van het jaar;

-

Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

-

Rentevisie

Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

-

Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

-

Schatkistbankieren

Het verplicht aanhouden van overtollige liquide middelen en beleggingen bij het ministerie van Financiën door gemeenten, provincies, waterschappen en door hen opgerichte gemeenschappelijke regelingen. Het is niet langer mogelijk om financiële geldmiddelen en vermogen bij private partijen buiten de schatkist aan te houden. De middelen die een decentrale overheid in de schatkist aanhoudt, blijven beschikbaar voor de uitoefening van hun publieke taak;

-

Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

-

Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer;

-

Vaste schuld

Schuldtitels met een looptijd van minimaal één jaar en één dag;

-

Vlottende schuld

Schuldtitels met een looptijd van maximaal één jaar

-

Wet fido

Wet financiering decentrale overheden.

II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut;

  • 5.

    Het genereren van informatie ter ondersteuning van het te voeren treasurybeleid en de af te leggen verantwoording over het gevoerde beheer.

Risicobeheer

III Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    Het college mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door de gemeenteraad goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf het advies van het college van burgemeester en wethouders wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij;

  • 2.

    Het college kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 3.

    Het college mag conform artikel 2 lid 3 van de herziene Wet fido liquide middelen in de vorm van leningen uitzetten bij andere openbare lichamen in het kader waarvan gebruik kan worden gemaakt van diensten van tussenpersonen als genoemd in art 12 lid 4;

  • 4.

    Het beleid betreffende de financiering is gericht op spreiding van toekomstige renterisico’s. Hierdoor wordt voorkomen dat een ongewenst budgettaire belasting kan ontstaan in een jaar waarin voor een substantieel deel van de leningportefeuille hoogrentende leningen c.q. leningconversies moeten worden gesloten c.q. plaatsvinden;

  • 5.

    Om renterisico op het aantrekken van financieringsmiddelen te beheersen is het gebruik van derivaten niet toegestaan;

  • 6.

    Het uitzetten van geldmiddelen in de vorm van deelnemingen in rechtspersonen, maatschappen en verenigingen uit hoofde van de publieke taak, zoals opgenomen in artikel 160 van de Gemeentewet, is alleen toegestaan op basis van een besluit van de raad.

IV Renterisicobeheer

Artikel 4

  • 1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand;

  • 5. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft het college tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

V Koersrisicobeheer

Artikel 5

  • 1. Het college beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening-courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, commercial paper (CP), certificates of deposit (CD), obligaties, medium term notes (MTN) en garantieproducten (mits de hoofdsom voor 100% is gegarandeerd);

  • 2. Tevens beperkt het college de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

VI Kredietrisicobeheer

Artikel 6

In principe worden geen leningen uit hoofde van de publieke taak verstrekt. Indien de gemeenteraad toch besluit tot het verstrekken van leningen aan derden, dan worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

VII Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7

Het college beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd tot maximaal 5 jaar. De berekende financieringsbehoefte maakt onderdeel uit van de paragraaf financiering van de begroting.

VIII Valutarisicobeheer

Artikel 8

Valutarisico’s worden door het college uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de Nederlandse geldeenheid, de euro.

Gemeentefinanciering

IX Financiering

Artikel 9

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen, commercial paper (CP), certificate of deposit en medium term notes (MTN);

  • 4.

    Het college vraagt minimaal drie offertes op alvorens een financiering wordt aangetrokken.

X Langlopende uitzettingen

Artikel 10

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    Middelen die aangehouden worden bij de schatkist, mogen binnen de schatkist geplaatst worden op een depositorekening.

XI Schatkistbankieren

Artikel 11

Door de invoering van het verplicht schatkistbankieren is het niet meer mogelijk tijdelijke overschotten weg te zetten bij een financiële instelling anders dan bij de schatkist. Wel is het mogelijk om als decentrale overheden gebruik te maken van elkaars overliquiditeit. Hierbij worden de richtlijnen en grensbedragen zoals genoemd in de Wet fido in acht genomen.

XII Relatiebeheer

Artikel 12

Het college beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 3.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden tenminste ééns in de vier jaar beoordeeld;

  • 4.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid tenminste een A- rating te hebben;

  • 5.

    Financiële instellingen (banken, kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen statutair in Nederland te zijn gevestigd. Bovendien dienen zij onder Nederlands toezicht te vallen, bijvoorbeeld van De Nederlandsche Bank of de Verzekeringskamer;

  • 6.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit financiële markten (AFM);

  • 7.

    Het beheer van relaties met financiële instellingen, waaronder de bankrelaties, valt onder de verantwoordelijkheid van de treasurer. Hieronder wordt verstaan:

    • Het beheer van rekeningen bij verschillende bancaire instellingen, waarbij wordt gestreefd naar een zo klein mogelijk aantal rekeningen om de transparantie te vergroten;

    • Het zorgdragen voor voldoende kredietfaciliteit;

    • Het zorgdragen voor informatie bij financiële instellingen over verdeling van bevoegdheden binnen de gemeente ten behoeve van een efficiënte afhandeling en minimalisering van risico’s van transacties;

    • Het onderhouden van contacten met banken, instellingen en (geld)makelaars ten behoeve van de toegang tot en van kennis over de ontwikkelingen in de financiële markten.

Kasbeheer

XIII Geldstromenbeheer

Artikel 13

  • 1. Om de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en op de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 2. Afdeling Financien voert het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uit via één bank en beperkt zoveel mogelijk contante geldstromen.

XIV Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 14

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    Het college streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatie-circuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan het college kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 – de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening-courant;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s.

Administratieve organisatie en interne controle

XV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 15

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1. De taken en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2. Bevoegdheden zijn via mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3. Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en de controle wordt uitgevoerd door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de registratie en fiattering voor betaling in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4. Tegenpartijen wordt opdracht gegeven bevestigingen van iedere transactie naar de financiële administratie te versturen zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 5. Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten;

  • 6. Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie direct gecontroleerd door de teamleider administratie.

XVI Verantwoordelijkheden

Artikel 16

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

 

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

  • Het vaststellen van het treasurystatuut;

  • Het vaststellen van treasurydoelstellingen, beleidskaders en limieten;

  • Het vaststellen van de paragraaf financiering in de begroting en de jaarrekening;

  • Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

  • Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

  • Het uitvoeren van de niet aan het college van B&W overgedragen treasuryactiviteiten;

  • Stemt in met het aangaan van langlopende leningen;

  • Stemt in met het aangaan van garantiestellingen;

  • Stemt in met het verstrekken van langlopende leningen;

  • Stemt in met het aankopen van aandelen.

College van B&W

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

  • Het rapporteren en verantwoording afleggen aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

Gemeentesecretaris

  • Het toezien op de opzet, het bestaan en de voortdurend goede werking van adequate treasuryprocessen.

Concerncontroller

  • Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

  • Het controleren en bewaken van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.

Algemeen Manager

  • Het zorgdragen voor een tijdige, juiste en volledige uitvoering van werkzaamheden door de uitvoerende functies;

  • Het zorgdragen voor een tijdige uitvoering van adequate controlewerkzaamheden door het team F&C.

Treasury Overleg

  • Periodiek overleg over treasury, waarin meerjarige kasstroomoverzichten, het uitvoeren van het treasurybeleid om korte, middellange en lang termijn, mogelijke herfinanciering van af te lossen leningen en, kasgeldlimiet, renterisiconorm, garanties en overige onderwerpen worden besproken;

  • Deelnemers: Concerncontroller en Treasurer

  • Bij afwijkingen op het treasurybeleid wordt overleg gevoerd met de gemeentesecretaris

  • Voorbereiden van voorstellen m.b.t.:

    • -

      aangaan van langlopende leningen;

    • -

      aangaan van garantiestellingen;

    • -

      verstrekken van langlopende leningen;

    • -

      aankopen van aandelen.

Team F&C

  • Het voeren van de interne controle (inzake getrouwheid en rechtmatigheid) op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan de concerncontroller;

  • Het actualiseren van de interne-controlemaatregelen;

  • Het opstellen van een controledossier.

Budgethouders,

teamleiders

  • Het aanleveren van juiste en tijdige informatie aan team F&C met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten;

  • Verantwoordelijk voor betalingen middels het paraferen van de aan hen toegewezen facturen.

Treasurer

(Teamleider Financiën, waarbij de werkzaamheden zijn ondergemandateerd)

  • Algemeen: de treasurer verricht geldtransacties met een looptijd vanaf 1 maand, de medewerker belast met de uitvoering van de kassiersfunctie verricht geldtransacties met een looptijd tot 1 maand;

  • Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten worden uitgevoerd conform het treasurystatuut en de paragraaf financiering en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door de algemene manager;

  • Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer en het zorgdragen voor de liquiditeitsplanning en de financieringsprognose;

  • Het beheren van de geldstromen;

  • Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

  • Het adviseren van de teams over de gevolgen/geldstromen van hun activiteiten en projecten voor de liquiditeitspositie;

  • Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de medewerker belast met de uitvoering van de kassiersfunctie;

  • Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

  • Het afleggen van verantwoording aan de algemene manager over de uitvoering van de activiteiten;

  • Het opstellen van de paragraaf financiering.

Kassier (Team F&C)

  • Algemeen: de kassier verricht geldtransacties met een looptijd tot 1 maand, de treasurer verricht geldtransacties met een looptijd vanaf 1 maand;

  • Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

  • Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer.

Team F&C

  • Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

  • Het incasseren van openstaande vorderingen;

  • Het rapporteren en afleggen van verantwoording aan de treasurer over de uitvoering van de aan hem/haar geondermandateerde activiteiten.

De externe accountant

  • Het in het kader van de reguliere controle vaststellen van de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

XVII Bevoegdheden

Artikel 17

In onderstaande tabel staan de bevoegdheden met betrekking tot de treasuryactiviteiten weergegeven en de daarbij benodigde fiattering.

 

Bevoegd functionaris

(eerste handtekening)

Autorisatie door

(tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

  • 1.

    Het uitzetten van middelen via callgeld, deposito en spaarrekening (looptijd korter dan één maand)

Medewerker belast met uitvoering van de kassiersfunctie

Treasurer

  • 2.

    Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld (looptijd korter dan één maand)

Medewerker belast met uitvoering van de kassiersfunctie

Treasurer

  • 3.

    Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Medewerker belast met uitvoering van de kassiersfunctie

Gemandateerd medewerker Financiën

Bankrelatiebeheer

  • 4.

    Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen (het wijzigen van betalingsbevoegdheden valt hier niet onder)

Burgemeester

Geen

  • 5.

    Bankcondities en tarieven afspreken

Burgemeester

Geen

Risicobeheer

  • 6.

    Het afsluiten van derivatentransacties

Niet van toepassing (niet toegestaan)

Niet van toepassing (niet toegestaan)

Financiering en uitzetting

  • 7.

    Het vaststellen van kredietfaciliteiten (looptijd langer dan één maand)*

Treasurer

Algemeen Manager

  • 8.

    Het aantrekken van middelen via onderhandse kortlopende leningen zoals vastgelegd in de paragraaf financiering*

Burgemeester

Geen

  • 9.

    Het uitzetten van middelen zoals vastgelegd in art. 14 van het treasurystatuut

Treasurer

Algemeen Manager

  • 10.

    Het verstrekken van garanties en leningen aan derden en het aankopen van aandelen uit hoofde van de publieke taak

College van B&W

Gemeenteraad

  • 11.

    Het aangaan van langlopende leningen uit hoofde van de publieke taak

College van B&W

Gemeenteraad

*) Wanneer de hoogte van de leningen afwijkt van wat in de begroting is opgenomen, is een collegebesluit noodzakelijk.

XVIII Informatievoorziening

Artikel 18

Om de uitvoering van het treasurybeleid en de daarbij behorende transparantie te optimaliseren moeten de betrokkenen de informatie juist en tijdig aanleveren. De beheersmatige informatievoorziening richten wij hiervoor in op basis van het navolgende schema:

Informatie

Frequentie

Informatie

verstrekker

(Eind)informatie-

ontvanger

  • 1.

    Gegevens met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeiten-planning (relevante veranderingen in verwachtingspatronen dienen direct gemeld te worden)

Continu

Teamleiders

Treasurer

  • 2.

    Liquiditeitenplanning

Jaarlijks (begroting en tussen-rapportages)

Medewerker belast met treasury functie

Treasurer en de

Concerncontroller

  • 3.

    Beleidsplannen treasury in paragraaf financiering van de begroting

Jaarlijks (begroting)

Treasurer

Gemeenteraad

  • 4.

    Verantwoording en evaluatie van treasuryactiviteiten in de paragraaf financiering van het jaarverslag

Jaarlijks (jaarrekening)

Treasurer

Gemeenteraad

  • 5.

    Het opstellen en verzenden van informatie zoals de “uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden” voorschrijft aan derden (toezichthouder en CBS)

Kwartaal

Teamleider F&C

Derden

  • 6.

    Lenings- /uitzettings-/ garantiebesluiten

binnen 14 dagen

na Raadsbesluit

College van

B&W

Provincie

XIX Inwerkingtreding

Artikel 19

Dit treasurystatuut treedt in werking per 1 januari 2020 na vaststelling door de gemeenteraad van de gemeente Beverwijk.

3. Aangaan van garantstellingen, verstrekken van leningen en het aankopen van aandelen

Volgorde

Het eerste uitgangspunt is dat de gemeente Beverwijk terughoudend omgaat met het verstrekken van garantstellingen, het verstrekken van leningen en het aankopen van aandelen.

In de onderstaande volgorde wordt op grond van de toetsingscriteria en randvoorwaarden gehandeld:

  • 1.

    Aangaan van garantiestellingen

  • 2.

    Indien garantiestellingen niet mogelijk is dan geldt het verstrekken van een lening

  • 3.

    Indien garantiestellingen en verstrekken van een lening niet mogelijk is, dan geldt het aankopen van aandelen.

Algemeen

De gemeente gaat alleen over tot garantstelling als deze maatregel past binnen de taak van de gemeente als overheid en binnen de geldende Europese, landelijke en gemeentelijke wet- en regelgeving. Elke aanvraag voor een garantstelling wordt daarom getoetst aan een aantal criteria en randvoorwaarden, zoals hieronder opgenomen.

Toetsingscriteria

De toetsingscriteria zijn:

  • Er is sprake van publiek belang;

  • Er is sprake van strikte noodzakelijkheid;

  • Betrokkenheid van andere partijen is noodzakelijk en wenselijk om het publiek belang te borgen;

  • Er is financiële dekking voor het instrument;

  • De investering wordt financieel haalbaar geacht in relatie tot de financiële positie van de aanvrager;

  • Er is geen sprake van ongeoorloofde staatssteun en er is geen strijdigheid met de Wet Markt en Overheid.

Publiek belang

De gemeente mag financieringsinstrumenten alleen inzetten als er sprake is van publiek belang. De gemeente bepaalt - gemotiveerd en transparant - zelf wat onder de publieke taak verstaan moet worden en hoe deze zal worden uitgeoefend. Een verstrekte garantie moet dus nadrukkelijk verband houden met het uitvoering geven aan beleidsdoelstellingen. Het is de raad die de publieke taak bepaalt. Een aanvraag moet daarom altijd getoetst worden aan de kaders die door de raad zijn meegegeven, zoals de programmabegroting.

Idealiter zou men door middel van een kosten-baten analyse de publieke baten in euro’s willen uitdrukken. Dit is echter in de meeste gevallen onmogelijk. Het is echter belangrijk om toch zo helder mogelijk te verantwoorden wat de publieke baten zijn. Er zou bijvoorbeeld een overzicht kunnen worden opgesteld met de vraag wie er gebaat is bij het afgeven van de lening of garantie, hoe groot deze groep is, en hoe groot de baten naar schatting zijn. Hierbij is het dus van belang om de situatie zonder en met garantie of lening voor deze groep te vergelijken om duidelijk te maken wat het afgeven ervan voor de groep betekent.

Als het college een lening of garantie nodig en wenselijk acht, dient te worden verantwoord waarom men verwacht dat de baten de kosten zullen overstijgen.

De (verwachte) baten dienen te worden gespecificeerd.

  • o

    Wie heeft baat bij de afgegeven lening of garantie?

  • o

    Hoe groot is deze groep?

  • o

    Hoe groot zijn de baten voor deze groep? Het verschilt van geval tot geval hoe deze baten worden uitgedrukt.

Strikte noodzakelijkheid

Zoals aangegeven gaat de gemeente in beginsel terughoudend om met aanvragen voor garantstellingen. Het verstrekken van garanties is op zichzelf geen gemeentelijke taak en wordt daarom zoveel mogelijk overgelaten aan de markt. Dit om marktverstoring te voorkomen en vanuit het principe dat private partijen de zaken onderling vanuit hun eigen verantwoordelijkheid regelen, zonder tussenkomst van de gemeente. Een vereiste voor betrokkenheid van de gemeente is dan ook dat er sprake is van strikte noodzakelijkheid.

Bijvoorbeeld omdat externe partijen niet of slechts deels bereid zijn te financieren zonder tussenkomst van de gemeente, terwijl er wel een publiek belang is. Dit betekent meestal dat de gemeente risico’s loopt daar waar de markt niet bereid is tot financieren. Hiervoor zal de gemeente een vergoeding en/of waarborgen eisen.

Concreet houdt dit toetsingscriterium het volgende in:

  • Voor een garantstelling wordt alleen gekozen wanneer financiers niet bereid zijn (volledige) financiering te verstrekken, zonder een garantstelling. Dit moet worden aangetoond door de aanvrager.

  • De garantie moet van essentieel belang zijn voor het kunnen (blijven) uitoefenen van de activiteiten;

  • De gemeente verstrekt geen garantie als de financiële verantwoordelijkheid in handen is van een andere bestuurslaag (bijvoorbeeld gemeente of waterschap);

  • De aanvrager moet aantonen dat er geen of ontoereikende Rijks(garantie)regelingen of garanties vanuit andere instanties, zoals waarborgfondsen, mogelijk zijn waar het betreffende project/aanvrager gebruik van kan maken.

Financiële haalbaarheid en positie van de aanvrager

De risico's voor de gemeente worden beperkt door vooraf onderzoek te doen naar de financiële haalbaarheid en de financiële positie waarin de aanvragende instantie verkeert.

Bij de beoordeling wordt uitgegaan van de volgende criteria:

  • Door de aanvrager moeten voldoende zekerheden worden overlegd voor de garantstelling (bijvoorbeeld regresrecht of het eerste recht van hypotheek op een pand of op grond). Voor een zekerheidsstelling komen alleen roerende of onroerende zaken die gevestigd of gelegen zijn binnen de gemeente Beverwijk in aanmerking. De zekerheidsstelling wordt zo snel mogelijk - en in ieder geval binnen zes maanden - gevestigd na goedkeuring van de garantieaanvraag.

  • De gemeente kan op de afgegeven garantie een vergoeding in de vorm van een premie verlangen in het kader van de regels omtrent staatssteun. De premie wordt gesteld op een marktconform percentage waarvoor de gemeente in enig jaar risico loopt. De financiële positie en prognoses van de aanvrager dienen zodanig te zijn dat rente en aflossing naar verwachting betaald kunnen blijven worden.

  • De meerjarenbegroting, inclusief investering en kapitaallasten, is sluitend.

Staatssteun en Wet Markt en Overheid

Van staatssteun is sprake bij elk voordeel dat een overheid aan een onderneming geeft. Bijvoorbeeld door het verstrekken van een lening of het geven van een garantie aan een onderneming tegen een lagere rente of premie dan de markt biedt. Staatssteun is gebonden aan Europese regelgeving. Het is verboden om ongeoorloofde staatssteun te verstrekken. De staatssteunregels kennen een aantal uitzonderingen, bijvoorbeeld wanneer het gaat om een algemeen economisch belang. Op elke garantstellingsaanvraag wordt daarom een staatssteuntoets uitgevoerd om ongeoorloofde staatssteun te voorkomen. De gemeente neemt als uitgangspunt dat commerciële ondernemingen (gekenmerkt door een winstoogmerk) geen aanspraak kunnen maken op een garantie. Dit om het risico op ongeoorloofde staatssteun verder te minimaliseren.

Gerelateerd is de Wet markt en overheid. De Wet Markt en Overheid schrijft gedragsregels voor overheden voor om concurrentievervalsing te voorkomen. Ook in het kader van deze wet wordt een toets uitgevoerd bij elke garantstellingsaanvraag.

In de bijlage worden nog aanvullende onderwerpen voor de beoordeling vermeld.

Randvoorwaarden

Naast de hierboven uiteengezette toetsingscriteria is er een aantal randvoorwaarden waaraan elke aanvraag

voor garantstelling moet voldoen:

  • Geen garantstellingen onder € 50.000. Voor kleinere bedragen zijn de administratieve lasten te hoog ten opzichte van het maatschappelijk nut. Aanvragen onder de € 50.000 worden niet in behandeling genomen.

  • Indien bij een garantstelling een beroep kan worden gedaan op een (nationaal) waarborgfonds, moet de aanvraag bij het desbetreffende fonds worden ingediend. Bij een positieve toets is de gemeente bereid maximaal 50% te participeren.

  • Geen langlopende garanties, tenzij.

  • Langlopende garanties worden in principe niet toegekend, met name bij instellingen waar de gemeente slechts beperkte invloed heeft. Een looptijd van maximaal vijftien jaar wordt gehanteerd voor publiek maatschappelijke of grote gesubsidieerde instellingen.

  • Alleen in bijzondere gevallen en na instemming van de raad kan hiervan worden afgeweken.

  • Garantstelling maximaal ‘pro rata’ bij bestuurlijk en / of financieel belang. Indien een garantstelling wordt verstrekt aan een organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en/of financieel belang heeft, geldt altijd dat de gemeente (maximaal) ‘pro rata’ bijdraagt aan de totale garantstelling. De gemeente zal bijvoorbeeld maximaal voor 20% garant staan voor een lening aan een rechtspersoon waarin de gemeente zelf voor 20% deelnemer is.

  • Geldlening binnen een jaar na goedkeuring garantie. De garantienemer moet binnen een jaar na goedkeuring (B&W besluit) van de garantie de geldlening hebben aangetrokken. Bij overschrijding van deze termijn moet een nieuw verzoek worden ingediend.

  • De geldlening waarop de garantstelling van toepassing is, is lineair of annuïtair.

  • Geen herziening rentepercentage lening tijdens looptijd garantstelling. Om risico’s te voorkomen door een stijgende rente mag de geldlening gedurende de looptijd van de garantstelling niet aan renteherziening onderhevig zijn.

  • Nieuwe aanvraag bij grote wijzigingen of herfinanciering. Als grote wijzigingen optreden in de aanvraag, zoals de hoogte van het bedrag of rentepercentage, of in het geval van herfinanciering dient opnieuw een aanvraag voor een garantie ingediend te worden. Het gehele toetsingsproces wordt opnieuw doorlopen, met de mogelijkheid dat de aanvrager alsnog wordt doorverwezen naar een waarborgfonds of de kapitaalmarkt.

Gemeentelijke geldlening

Indien geen garantiestelling mogelijk is en toch aan de toetsingscriteria en randvoorwaarden wordt voldaan, dan gelden de onderstaande aanvullende voorwaarden.

De gemeente Beverwijk hanteert het principe dat er geen geldleningen aan derden worden verstrekt om de volgende redenen:

  • 1.

    Het vervullen van bancaire taken, zoals het verstrekken van leningen, is geen publieke taak. De gemeenteorganisatie is hier ook niet op ingericht.

  • 2.

    Met een garantstelling kan hetzelfde bereikt worden, namelijk dat een derde partij een lening verstrekt aan de instelling, met de zekerheid dat de gemeente als achtervang optreedt.

  • 3.

    Het verlenen van een geldlening betekent dat de gemeente zelf ook dit geld zal moeten aantrekken(doorverstrekking). Dit heeft direct effect op de gemeentelijke schuldpositie. Een gemeentelijke lening verstrekken ligt in die context minder voor de hand.

Beleidslijn is daarom dat alleen in zeer uitzonderlijke gevallen een lening wordt verstrekt. Het verstrekken van een garantstelling heeft altijd de voorkeur boven het verstrekken van een geldlening. Voorwaarden bij het verstrekken van een geldlening zijn dat er een zwaarwegend publiek belang in het spel is en dat door de benaderde financiers buitenproportionele eisen worden gesteld, zelfs bij garantstelling door de gemeente.

Voor de toetsing worden dezelfde toetsingscriteria gevolgd zoals in dit stuk opgenomen voor garantstellingen.

Aandelen

Aanvullend op de toetsingscriteria en randvoorwaarden zoals vermeld in dit hoofdstuk voor het verstrekken van garantiestellingen geldt onderstaande voor aankopen van aandelen.

De gemeente zal bij (de voorbereiding van) het besluit complexe afwegingen op verschillende gebieden moeten maken, zoals:

  • I.

    Onder welke voorwaarden mag de gemeente deze aandelen kopen (rechtmatigheid)?

  • II.

    Bereikt de gemeente met deze aankoop haar doel (doeltreffendheid)?

  • III.

    Wordt dit doel bereikt met de inzet van zo weinig mogelijk middelen (doelmatigheid)?

  • IV.

    Welke financiële risico’s loopt de gemeente bij de aankoop?

Ad I Alleen aandelen kopen om beleidsdoel na te streven en niet als financieringsfunctie

Goedkeuring voor substantiële uitbreiding van een belang in een deelneming.

Toetsing van Financieringsconstructie

Ad II Potentieel doel: Welk (beleids) doel wordt specifiek beoogd met de aankoop van de aandelen en wat is de reden dat dit niet kan middels garantiestelling of leningen.

Ad III Wat is de invloed op de aandeelhoudersvergadering, het benoemen leden van de Raad van Commissarissen.

Ad IV Financiering jaarlijkse rentelasten uit dividendopbrengsten. Wat is het koersrisico en niet verkoopbaar zijn van de aandelen

Risicobeheersing

In elke fase van de procedure voor garantstellingen zijn maatregelen getroffen met het doel risico’s in de uitvoering van dit proces te minimaliseren.

Risicobeheersing bij beoordelen en verstrekken van garantstellingen

In het voorgaande zijn toetsingscriteria en randvoorwaarden beschreven voor de verstrekking van garanties door de gemeente Beverwijk. Ten behoeve van de risicobeheersing in het uitvoeren van een beoordeling op een garantieaanvraag worden de volgende stappen ondernomen.

Beoordeling aanvraag

Bij beoordeling van een aanvraag vindt de eerste toetsing plaats aan de hand van de toetsingscriteria en randvoorwaarden zoals opgenomen in dit hoofdstuk. Daarnaast wordt bij de beoordeling van de aanvraag ingegaan op de risico’s van het in te zetten instrument en de wijze waarop deze risico’s worden afgedekt (hypotheekrecht, premie, etc.

Functiescheiding

In het proces van toetsing en beoordeling vindt functiescheiding plaats in de verschillende taken en verantwoordelijkheden voor verlening en registratie.

Overeenkomst

Een aantal randvoorwaarden voor het besluit of de overeenkomst ten behoeve van de garantstelling zijn:

  • Bij toekenning van een garantstelling wordt geëist dat er geen bedingen opgenomen worden in de geldleningovereenkomst die de aansprakelijkheid van de gemeente verhogen of uitbreiden boven of naast de aan de geldleningovereenkomst verbonden betaling van rente en aflossing.

  • Organisaties aan wie een garantie afgeven wordt moeten beleid formuleren over het inzetten van verklaringen omtrent het gedrag (VOG). De intentie is om alleen garanties af te geven aan organisaties met bestuurders, medewerkers en vrijwilligers van onberispelijk gedrag. Het betreffende beleid wordt door de gemeente opgevraagd en beoordeeld.

  • In het besluit of de overeenkomst worden bepalingen opgenomen over informatieverstrekking, interventie en het intrekken van een garantie, zoals hieronder uiteengezet.

Beheer en monitoring van garantstellingen

Na het besluit tot het verlenen van een gemeentegarantie is zowel op bestuurlijk als financieel vlak monitoring van belang. Hiervoor wordt de onderstaande werkwijze gehanteerd.

Jaarlijkse informatieverstrekking door geldnemer

In het besluit of de overeenkomst ten behoeve van de garantstelling is opgenomen dat de geldnemer jaarlijks -binnen zes maanden na het verstrijken van het boekjaar - de jaarstukken over het verstreken boekjaar bij het college indient. Dit bestaat uit de balans en de winst- en verliesrekening met toelichting en een accountantsverklaring of een verklaring van de kascommissie. Voor individuele gevallen is maatwerk mogelijk en kan de gemeente nadere eisen stellen. Daarnaast kan de gemeente de meest actuele gespecificeerde exploitatiebegroting bij de geldnemer opvragen. Ook treft de geldnemer actief risicobeheersmaatregelen en informeert de gemeente hierover. Wanneer dit op basis van de verstrekte informatie nodig blijkt vindt met het bestuur of de directie waaraan de garantie verstrekt is minimaal één keer per jaar overleg plaats waarin bovenstaande punten en de informatievoorziening door de geldverstrekker aan de orde komen.

Jaarlijkse informatievoorziening door geldverstrekker

De geldverstrekker informeert het college jaarlijks - binnen zes maanden na het verstrijken van het boekjaar of en in hoeverre de geldnemer zijn verplichtingen uit hoofde van de geldleningovereenkomst waarvoor de gemeente garant staat, is nagekomen.

Jaarlijkse risicoanalyse door gemeente

De door de geldnemer en geldverstrekker aangeleverde informatie wordt jaarlijks door de gemeente beoordeeld. Een risicoanalyse wordt uitgevoerd. Hieruit volgt een kleurcodering per garantstelling, die indiceert hoe risicovol de garantie is. Het college rapporteert hierover aan de raad middels een geheime rapportage, die voorafgaande aan de behandeling van de programmabegroting aan de raad wordt toegezonden.

Overige informatieverstrekking

De geldnemer en de geldverstrekker hebben daarnaast gedurende het gehele jaar de informatieplicht om aan het college die gegevens te verstrekken die van belang zijn voor de risico-ontwikkeling die met de garantstelling samenhangt. In het geval van betalingsproblemen onderneemt de garantienemer actie om de betalingsproblemen zo snel mogelijk weg te nemen of te beperken. In ieder geval zullen zij het college zo spoedig mogelijk berichten over:

  • Het niet nakomen door de geldnemer van de aan de geldlening verbonden betalingsverplichtingen waarvoor de gemeente garant staat. Hierbij is het uitgangspunt dat in het geval van betalingsproblemen de garantienemer actie onderneemt om de betalingsproblemen zo snel mogelijk weg te nemen of te beperken;

  • Wezenlijke wijzigingen van de gegevens en bescheiden die bij de aanvraag om garantie zijn overgelegd;

  • Rapportages waaruit blijkt dat de resultaten van de begroting significant nadeliger uitkomen;

  • Een statutenwijziging van de geldnemer;

  • Een fusie van de geldnemer;

  • Ontbinding van de geldnemer.

Interventiemogelijkheden

De gemeente kan interveniëren wanneer hier aanleiding voor is op basis van de verstrekte (al dan niet jaarlijkse) informatievoorziening. Het gaat hierbij om de volgende acties om risico’s te beperken of wegnemen:

  • De gemeente kan de frequentie en inhoud van informatievoorziening aanscherpen;

  • Het college kan een door hen aangewezen persoon laten deelnemen aan de bestuursvergaderingen van de geldnemer, die daarvoor de volledige agenda van deze vergaderingen en de notulen van de gehouden vergaderingen ontvangt. Deze persoon heeft inzage in de te behandelen stukken en de mogelijkheid om de risico-ontwikkeling voor de gemeente bij voorgenomen besluiten nader toe te lichten en hierover zo nodig terstond het college te informeren;

  • Het college kan één of meer door hen aangewezen personen zitting te laten nemen in het bestuur.

Intrekken van een garantie

De gemeente kan een garantie intrekken wanneer een of meerdere van de volgende zaken van toepassing zijn:

  • De overeenkomst van geldlening waarop de garantie betrekking heeft komt niet binnen een jaar na het garantiebesluit tot stand. Hierbij wordt de hoofdsom dus niet volgens het overeengekomen storting- en aflossingsschema aan de geldnemer ter beschikking gesteld;

  • Het risico dat voor de gemeente uit de verstrekte garantie voortvloeit, wordt significant gewijzigd door toedoen of nalaten van de geldnemer. De geldnemer onderneemt activiteiten die grote financiële risico's met zich meebrengen of treft geen maatregelen om vermogensverlies te voorkomen. Denk hierbij aan wanbeheer en het nalaten van afsluiten van verzekeringen;

  • De garantienemer voldoet niet aan de in de overeenkomst opgenomen verplichtingen;

  • De garantienemer heeft onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt, waarbij de juiste gegevens zouden leiden tot een andere beschikking tot garantieverlening;

  • De (aanvraag tot) garantstelling was anderszins onjuist of onvolledig en de garantienemer wist dit of kon dit weten.

Informatievoorziening aan de raad

In het onderdeel ‘Niet in de balans tot uitdrukking komende verplichtingen en aanspraken’ wordt in de jaarrekening door het college aan de raad verantwoording afgelegd over verstrekte garantstellingen. Daarnaast wordt in de programmabegroting gerapporteerd over het (bijgestelde) risicoprofiel per garantstelling en, indien van toepassing, welke acties worden ondernomen.

Ondertekening

Bijlage

Een risico mitigerende beheersmaatregel die de gemeente hanteert is dat voorafgaand aan de verstrekking van een garantie of geldlening grondig onderzoek wordt uitgevoerd naar de haalbaarheid van het project en naar de financiële en bestuurlijke positie van de aanvragende instelling. Dit onderzoek start nadat uit de fase van toetsing van het wettelijk kader is komen vast te staan dat de aanvraag voldoet aan de vigerende wet- en regelgeving binnen de gemeente.

Het onderzoek bestaat uit de volgende verschillende onderdelen;

  • 1.

    Toetsing van het onderwerp waarvoor garantie of geldlening wordt aangevraagd

  • Hierbij richt het onderzoek zich op de volgende onderwerpen

    • o

      Betreft het een fysiek object (i.v.m. mogelijke zekerheidstelling)

    • o

      Eigendomsverhouding in relatie tot investeringsobject (wordt de aanvrager 100% eigenaar)

    • o

      Welk percentage van de financiering wordt gefinancierd - financieringsplan

    • o

      Is het investeringsobject financieel haalbaar (beoordelen kosten/baten analyse)

  • 2.

    Toetsing van het management van de aanvragende rechtspersoon

  • Hierbij richt het onderzoek zich op de volgende onderwerpen;

    • o

      Juridische vorm van de rechtspersoon

    • o

      Dagelijks bestuur (consistentie en historie)

    • o

      Relatie met de gemeente

  • 3.

    Toetsing van de rentabiliteit (financiële positie) van de aanvragende rechtspersoon

  • Hierbij richt het onderzoek zich op de volgende onderwerpen;

    • o

      Balans (o.a. EV, VV, activa, etc.)

    • o

      Resultaten van de afgelopen jaren (resultatenrekening)

    • o

      Meerjarenbegroting (toekomstige inkomsten en uitgaven)

    • o

      Investeringsplan

    • o

      Liquiditeitspositie

    • o

      Cashflowprognose

    • o

      Financiële ruimte voor vervanging en onderhoud

  • 4.

    Toetsing van de solvabiliteitspositie van de aanvragende rechtspersoon

  • Hierbij richt het onderzoek zich op de volgende onderwerpen;

    • o

      Verhouding EV/VV

    • o

      Current ratio

    • o

      Niet uit de balans blijkende meerjarige verplichtingen

    • o

      Niet uit de balans blijkende bezittingen (stille reserves)

  • 5.

    Toetsen van mogelijkheid tot zekerheidstellingen

  • Het onderzoek richt zich op de volgende onderwerpen;

    • o

      Onroerende goederen (hypotheek/pandrecht/borgstelling)

    • o

      Verzekeringen

    • o

      In uitzonderlijke gevallen persoonlijke zekerheidstelling

Voor een objectieve uitkomst is het van belang dat het toetsen van de verschillende onderdelen volgens een uniforme en vastgestelde werkwijze wordt uitgevoerd.

Beoordeling uitkomst

Om de uitkomsten van de toetsing eenduidig en objectief te beoordelen, wordt voor de toetsingscomponenten een rating (score) vastgesteld. De uitkomst van de rating vormt onderdeel van het advies dat wordt opgenomen in de B&W nota en/of het raadsvoorstel. Met de resultaten van dit onderzoek (uitkomst rating) wordt aan het college en/of de raad een beeld gegeven omtrent de financiële risico’s rondom een aanvraag voor een gemeentegarantie of geldlening.

Voorbeelden van ratio’s die worden gebruikt door de BNG bij het verstrekken van een geldlening zijn;

  • o

    Loan to value (LTV): lening gedeeld door de waarde van het object.

Hoe meer de uitkomst tendeert naar 1 des te hoger het risico

  • o

    Debt service cover ratio (DSCR): kengetal dat aangeeft of er voldoende kasstromen worden gegenereerd om rente en aflossing te dekken. Hoe hoger de uitkomst des te gunstiger.

  • o

    Interest coverage ratio (rentedekkingsratio): geeft aan hoeveel maal een onderneming haar interestlasten terugverdient.

Toelichting op het statuut

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden, de limieten geven de “speelruimte” aan waarbinnen handelingen verricht mogen worden. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De paragraaf financiering bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De paragraaf financiering in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijke rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte team (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente (verstandige) karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus het college van burgemeester en wethouders en niet de Concernstaf die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur het advies van de Concernstaf inwint voordat zij een beslissing neemt t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. De gemeente heeft dit advies overgenomen. De Concernstaf adviseert over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat de Concernstaf de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente .

Artikel 3 lid 3

Dit artikel bepaalt dat, conform artikel 2 lid 3 van de Wet fido, er leningen kunnen worden versterkt aan andere openbare lichamen. Voorwaarde is dat het leningverstrekkende openbare lichaam niet belast is met het financiële toezicht op het openbare lichaam waaraan de lening verstrekt wordt.

Artikel 3 lid 4

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 3 lid 5

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld per 1 januari van enig jaar (zie artikel 6 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 4

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening-courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, commercial papers, obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen (minimale) rente worden uitgekeerd.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido.

Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 5 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de actuele waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van maximaal 5 jaar op te stellen.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de treasurer juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige teams over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar en een minimum- omvang van nominaal € 450.000,-. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma. De term Commercial Paper staat voor verhandelbare schuldbekentenissen met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door niet-kredietinstellingen.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt. Het opvragen van offertes gebeurt met inachtneming van de Europese aanbestedingsregels.

Artikel 10 lid 1

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2

Als een decentrale overheid dat wenst kan een deel van de middelen op de rekening-courant voor langere tijd worden vastgezet in een of meerdere deposito’s. Een decentrale overheid kan een deposito vervroegd laten vrijvallen. Dit kan echter alleen als de decentrale overheid (een deel van) de middelen nodig heeft voor het uitoefenen van zijn publieke taak. In de praktijk is een directe koppeling tussen het vrijvallen van een deposito en een uitgave aan de publieke taak waarschijnlijk niet altijd te maken. Dat is ook niet nodig. Deze randvoorwaarde is alleen bedoeld om te voorkomen dat via het vervroegd opvragen van deposito’s gespeculeerd wordt op verwachte ontwikkelingen in de rentestand met als doel koerswinst te realiseren of koersverlies te minimaliseren. Het uitgangspunt is derhalve dat een deposito alleen vervroegd kan worden opgevraagd wanneer de middelen benodigd zijn voor het daadwerkelijk verrichten van uitgaven. Een deposito kan alleen in zijn geheel vervroegd vrijvallen. Uiteraard kan een deel van de vrijgevallen middelen wel worden gebruikt om een of meerdere nieuwe deposito’s af te sluiten.

Bij voortijdige beëindiging van een deposito wordt de actuele marktwaarde van het deposito uitgekeerd. Voor de berekening van de actuele markt-waarde wordt gebruik gemaakt van de methode voor bestaande deelnemers aan schatkistbankieren. Deze berekening is opgenomen in bijlage 1 van de Regeling rekening-courant- en leningenbeheer derden van het Rijk.

Artikel 11

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2, lid 1 en 2 van de Wet fido. Het doel hiervan is om vast te leggen dat alle overtollige liquide middelen van een openbaar lichaam bij de schatkist moeten worden aangehouden. De middelen blijven echter wel te allen tijde beschikbaar voor de publieke taak. Uitgezonderd van het verplicht aanhouden in de schatkist zijn middelen voor zover deze, gerekend over een kwartaal, gemiddeld het drempelbedrag niet te boven gaan. Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van de gemeente. Indien het begrotingstotaal kleiner of gelijk aan € 500 miljoen is, is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 250.000 bedraagt. Indien het begrotingstotaal groter dan € 500 miljoen is, is het drempelbedrag gelijk aan € 3,75 miljoen, vermeerderd met 0,2% van het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat. Het drempelbedrag wordt jaarlijks in de financieringsparagraaf van de begroting opgenomen en over de benutting van het drempelbedrag wordt bij het jaarverslag gerapporteerd over de benutting per kwartaal.

Artikel 12 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal ééns in de 4 jaar plaats moet hebben door het Hoofd FA en de medewerker belast met Treasury.

Artikel 12 lid 4

Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Om dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de AFM staan.

Artikel 13 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 13 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Contant geld is fraudegevoelig. Ter bescherming van gemeente en kasbeheerders wordt het handelen met contant geld tot een minimum beperkt.

Artikel 14 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 14 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening-courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 15

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het mandateringspatroon vast, in casu welke taken en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 16

De taken en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 16 respectievelijk artikel 17 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende taken aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, e.d.). Deze taken dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 17

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 18

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening gewaarborgd wordt.

Artikel 18 pt. 1

Teams dienen informatie te verschaffen in een zo vroeg mogelijk stadium waarin zich significante wijzigingen aandienen.