Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2013

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2013

De raad van de gemeente Bladel;

 

overwegende dat de doelstelling van de rioolheffing is om de tarieven 100% kostendekkend te houden;

 

dat de rioolheffing, conform de in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2014 opgenomen methodiek en financiële uitgangspunten en de investeringsramingen voor de periode 2012-2021 met gemiddeld 3,38% moet stijgen om het voornoemde uitgangspunt te bereiken;

 

dat het waterverbruik zich over de afgelopen verbruiksperioden heeft gestabiliseerd en geen wijzigingen worden verwacht;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 september 2012;

 

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

 

besluit:

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2013.

Artikel 1 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • 2.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • 3.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van Brabant Water betrekking heeft;

  • 4.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • 1.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • 2.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2.

    Als gebruiker wordt aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffin

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 2.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in het belastingjaar naar het perceel is toegevoerd of opgepompt.

  • 3.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • 1.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • 2.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

      De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4.

     De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

  • 5.

    Voor zover de gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar vastgesteld op basis van het waterverbruik van vergelijkbare huishoudens.

Artikel 6 Belastingtarieven

De belasting bedraagt voor elke volle eenheid van één kubieke meter water € 1,99.

Artikel 7 Belastingjaar

  • 1.

    Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de heffing door middel van afrekeningen van Brabant Water plaatsvindt, de verbruiksperiode zoals die door de betrokken belastingplichtige voor het desbetreffende belastingobject geldt.

  • 2.

    In andere gevallen dan in het eerste lid bedoeld, is het belastingtijdvak gelijk aan het belastingjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven bij wege van een schriftelijk gedagtekende kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de afrekening van Brabant Water. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de voorschotnota van Brabant Water of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.

  • 2.

    De belasting per kalenderjaar wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    Ingeval het belastingtijdvak de verbruiksperiode is, moet het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van Brabant Water moet worden betaald.

  • 2.

    Ingeval de belasting wordt geheven bij wege van aanslag moet het bedrag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

 

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening rioolrechten 2012”, vastgesteld door de raad van de gemeente Bladel bij besluit van 3 november 2011, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

  • 4.

    Indien het belastingtijdvak een verbruiksperiode is en deze niet gelijk is aan het kalenderjaar vangt, in afwijking van artikel 7, eerste lid, het eerste belastingtijdvak waarvoor deze verordening geldt aan op 1 januari 2013 en eindigt het belastingtijdvak op het moment dat de op 1 januari 2013 lopende verbruiksperiode eindigt.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing 2013”.

 

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 1 november 2012.

De raad voornoemd,

de griffier,          de voorzitter,