Regeling vervallen per 01-01-2015

Algemene subsidieverordening welzijn 2008

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Algemene subsidieverordening welzijn 2008

De raad van de gemeente Bladel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16-10-2007

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht,

b e s l u i t

vast te stellen de volgende verordening:

Algemene subsidieverordening welzijn 2008

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raad:

    de raad van de gemeente Bladel;

  • b.

    college:

    het college van burgemeester en wet­houders van de gemeente Bladel;

  • c.

    instelling:

    een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, dan wel een natuurlijke persoon of groep van natuurlijke personen, die zonder winstoogmerk op inwoners van de gemeente Bladel gerichte welzijnsactiviteiten verricht, of voornemens is te ver­richten en daar­voor subsidie wenst te ontvan­gen;

  • d.

    individuele aanvrager:

    een inwoner van de gemeente Bladel of diens wettelijke vertegenwoordiger die op grond van deze verordening een aanvraag doet voor toekenning van een individueel subsidie;

  • e.

    beroepskracht:

    degene die op grond van een arbeids­overeenkomst of een overeenkomst tot het verlenen van enkele diensten ten behoeve van een instelling een func­tie uitoe­fent;

  • f.

    vrijwilliger:

    degene die diensten verricht ten be­hoeve van een instelling zonder daar­voor op enigerlei wijze een vergoe­ding te ontvangen, anders dan een eventuele onkos­tenvergoeding;

  • g.

    subsidie:

    de aanspraak op financiële middelen, verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, an­ders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of dien­sten;

  • h.

    jaar:

    het kalenderjaar

  • i.

    begroting:

    de raming van inkomsten en uitgaven voor een jaar;

  • j.

    subsidieplafond:

    het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor het verstrekken van subsidies krachtens deze verordening;

  • k.

    jaarverslag:

    het door de instelling vastgesteld inhoude­lijk en financieel verslag over een jaar;

  • l.

    activiteitenprogramma:

    het door de instelling opgestelde programma, waarin de in het betrokken jaar uit te voeren activiteiten wor­den vermeld met de doelstelling, de te han­teren methoden en de benodigde perso­nele, materiële en organisatori­sche midde­len;

  • m.

    kwaliteit:

    de in het activiteitenprogramma en het jaarverslag te omschrijven norm die in­stellingen bij de uitvoering van activiteiten nastreven;

  • n.

    welzijn:

    het beleidsterrein waartoe behoren de activiteiten van maatschappelijke en sociaal-culturele aard, gericht op het welbevinden van personen en groepen in de samenleving, waarvan ontplooiing, het dragen van verantwoordelijkheden voor zichzelf en anderen en actieve maatschappelijke deelname, aspecten zijn;

  • o.

    welzijnsplan:

    een door de raad vast te stellen plan als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning, waarin de kaders worden gesteld voor de onderdelen van maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g van de Wmo, met uitzondering van de persoonsgerichte voorzieningen als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g, 6;

  • p.

    jaarprogramma:

    het jaarlijks door het college vast te stellen overzicht van activiteiten, of projecten, of investeringen van instellingen, die voor subsidie in aanmerking komen;

  • q.

    subsidie-overeenkomst:

    een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, tussen het college en de instelling, waarin afspraken zijn opgenomen over meetbare producten, prestaties en activiteiten, die worden uitgevoerd in relatie tot de subsidie die voor een bepaald tijdvak is verleend;

  • r.

    uitvoeringsregeling:

    een door de raad, of op grond van deze verordening door het college vastgestelde regeling voor de uitvoering van individuele subsidiëring voor door de raad aangewezen activiteiten.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van de terreinen van welzijn die door de raad in het welzijnsplan worden aangewezen.

  • 2. Aan een instelling, of aan een individuele aanvrager, kan subsidie worden verleend indien de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd naar het oordeel van het college passen binnen de gemeentelijke beleidsdoelstellingen zoals opgenomen in de programma’s Zorg en Welzijn van de actuele programmabegroting en in het actuele welzijnsplan van de gemeente.

  • 3. In financiële zin wordt de reikwijdte begrensd door het subsidieplafond dat door de raad is vastgesteld.

Artikel 3 Voorbereiding welzijnsplan en jaarprogramma

  • 1. De raad bereidt de vaststelling van het welzijnsplan voor.

  • 2. De raad kan aan het college opdragen om met inachtneming van beschreven richtinggevende kaders tot de voorbereiding van het welzijnsplan over te gaan.

  • 3. Het college bereidt de vaststelling van het jaarprogramma voor.

  • 4. Op de voorbereiding van de besluiten tot vaststelling van het welzijnsplan en van het jaarprogramma, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 4 Vaststelling welzijnsplan, subsidieplafond en jaarprogramma

  • 1. De raad stelt het welzijnsplan vast, in beginsel voor een periode van vier jaar. Vaststelling vindt plaats, uiterlijk in de vergadering waarin de begroting van de gemeente wordt vastgesteld voor het eerste jaar waarvoor het welzijnsplan zal gelden.

  • 2. De raad stelt het subsidieplafond voor activiteiten en projecten jaarlijks vast, uiterlijk in de vergadering waarin de begroting van de gemeente wordt vastgesteld. De raad kan meerdere subsidieplafonds vaststellen, waarmee een koppeling gelegd wordt tussen een bepaald bedrag en een bepaald beleidsterrein of cluster van activiteiten.

  • 3. De financiële ruimte voor investeringssubsidies wordt door de raad vastgesteld in het meerjaren investerings- en activiteitenprogramma, dat deel uitmaakt van de begroting van de gemeente.

  • 4. Het college stelt, rekening houdend met het welzijnsplan, het subsidieplafond, en de vastgestelde begroting van de gemeente, het jaarprogramma vast, uiterlijk vier weken na vaststelling van de begroting van de gemeente.

Artikel 5 Subsidiesoorten

De in artikel 1 onder g genoemde subsidie wordt onderscheiden in de volgende subsidiesoorten:

  • a.

    budgetsubsidie:

    Een subsidie waarbij de instelling een bedrag krijgt toegewezen om een tevoren goedgekeurd activiteitenprogramma uit te voeren. Deze subsidiesoort is van toepassing op activiteiten die een structurele basis hebben in de gemeentelijke beleidsdoelstellingen.

  • b.

    projectsubsidie:

    Een subsidie waarbij de instelling een bedrag krijgt toegewezen om een vooraf goedgekeurd project uit te voeren. Deze subsidiesoort is van toepassing op incidentele of kortlopende activiteiten, met een maximale looptijd van vier jaar. Projecten zijn bedoeld om eenmalig de aandacht te vestigen op gemeentelijke beleidsspeerpunten of om nieuwe activiteiten of werkmethoden uit te proberen waarmee beoogd wordt invulling te geven aan gemeentelijke beleidsdoelstellingen.

  • c.

    waarderingssubsidie:

    Een subsidie waarbij de instelling een bedrag krijgt toegewezen voor activiteiten die de gemeente van belang vindt, zonder deze naar aard of inhoud te willen beï­­nvloeden en zonder de uitvoering of de voortzetting ervan, van subsidiëring afhankelijk te maken. Deze subsidiesoort is van toepassing op activiteiten met een relatief lage prioriteit in de gemeentelijke beleidsdoelstellingen en op activiteiten waarbij de beperkte omvang van het subsidiebedrag, - te weten maximaal € 2.500,00 -, aanleiding geeft om de administratieve verplichtingen tot een minimum te beperken.

  • d.

    investeringssubsidie:

    Een subsidie waarbij een instelling een bedrag krijgt toegewezen voor het verwerven, aanleggen, bouwen, her- of verbouwen, uitbreiden of inrichten van ondersteunende welzijnsaccommoda­ties, of voor het verwerven van duurzame goederen die voor de uitvoe­ring van activiteiten/projecten nood­zakelijk zijn. Deze subsidiesoort is van toepassing op investeringen in duurzame roerende of onroerende goederen in relatie tot activiteiten die een structurele basis hebben in de gemeentelijke beleidsdoelstellingen.

  • e.

    individuele subsidie:

    Een subsidie waarbij een individuele aanvrager een bedrag krijgt toegewezen als bijdrage in de kosten van deelname aan bepaalde welzijnsactiviteiten.Deze subsidiesoort is van toepassing op activiteiten die door de raad zijn aangewezen en waarvoor een uitvoeringsregeling is vastgesteld.

Artikel 6 Subsidieovereenkomst

  • 1. Het college kan voor de uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, subsidieovereenkomsten sluiten met instellingen.

  • 2. Met het oog op de continuïteit kunnen subsidieovereenkomsten een looptijd van meerdere jaren hebben. Bij meerjarige subsidieovereenkomsten wordt het voorbehoud gemaakt dat de raad jaarlijks de benodigde financiële middelen beschikbaar stelt.

Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag

Artikel 7 De aanvraag voor subsidieverlening

  • 1. De aanvraag voor subsidieverlening wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2. De aanvraag voor een budgetsubsidie, een projectsubsidie, een waarderingssubsidie, of een investeringssubsidie wordt ingediend voor 1 mei voorafgaande aan het jaar waar­voor subsidie wordt aange­vraagd.

  • 3. De aanvraag voor een individuele subsidie wordt ingediend gedurende de aanvraagperiode die is opgenomen in de uitvoeringsregeling op grond waarvan de individuele subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. Een instelling die het voornemen heeft om gedurende meerdere jaren dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten uit te voeren, kan volstaan met één subsidieaanvraag voor de gehele looptijd van het welzijnsplan als bedoeld in artikel 4, of voor de gehele looptijd van de subsidieovereenkomst als bedoeld in artikel 6. De aanvraag moet in dat geval worden ingediend voor 1 mei voorafgaande aan het eerste jaar van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 5. Indien een aanvraag betrekking heeft op een activiteit, die niet was voorzien op het tijdstip vermeld in het eerste, het tweede en het vierde lid, kan de aanvraag worden ingediend tot dertien weken voordat met de activiteit een begin wordt gemaakt.

Artikel 8 Inhoud van de aanvraag voor subsidieverlening

  • 1. De aanvraag van een budgetsubsidie gaat vergezeld van een activiteitenprogramma met bijbehorende begroting voor het tijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Indien de aanvraag betrekking heeft op een periode van meerdere jaren, bevat die een begroting voor elk van de jaren waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. De aanvraag van een projectsubsidie gaat vergezeld van een projectomschrijving en een bijbehorende begro­ting. Indien de aanvraag betrekking heeft op een periode van meerdere jaren, bevat die een begroting voor elk van de jaren waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. De aanvraag van een waarderingssubsidie gaat vergezeld van een beschrijving van de activiteit(en) die de aanvrager uitvoert. Het college kan ook zonder dat er een aanvraag voor een waarderingssubsidie is ingediend, tot toekenning van een waarderingssubsidie besluiten.

  • 4. De aanvraag van een investeringssubsidie gaat vergezeld van:

    • a.

      een materieel en financieel uitgewerkt investerings­plan, dat inzicht geeft in de aard van de voorgenomen investering, in de kosten die met de voorgenomen investering samen­hangen en in de wijze waarop die kosten gedekt worden;

    • b.

      een overzicht van de samenstelling en de bestemming van het vermogen van de instelling;

    • c.

      een exploitatiebegroting voor het eerste jaar waarin naar verwachting de financiële gevolgen van de in­vestering geheel doorwerken.

  • 5. De aanvraag van een individuele subsidie gaat vergezeld van de gegevens die voorgeschreven zijn in de uitvoeringsregeling.

  • 6. Het college kan bepalen dat andere gegevens moeten worden overgelegd die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn, dan die genoemd zijn in het eerste tot en met vijfde lid van dit artikel.

Artikel 9 Eerste aanvraag

  • 1. Indien een instelling voor de eerste keer subsidie aanvraagt, kan het college voor de beoordeling van de aanvraag verlangen dat, behalve de gegevens als bedoeld in artikel 8, ten minste ook de volgende bescheiden worden overgelegd:

    • a.

      een kopie van de oprichtingsakte, de statuten, de reglementen, of indien dergelijke stuk­ken nog niet beschikbaar zijn, de ontwerpen daarvan;

    • b.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

  • 2. Een instelling komt slechts voor subsidie in aanmerking indien de instelling naar het oordeel van het college voldoet aan elk van de volgende voorwaarden:

    • a.

      de instelling beschikt over voldoende maatschappelijk draagvlak voor de realisering van de activitei­ten, hetgeen onder meer kan blijken uit het aantal leden/deelne­mers;

    • b.

      de instelling beschikt met inbegrip van de aangevraagde subsidie, over voldoende financiële middelen om de gestelde doelen te kunnen verwezenlijken.

Artikel 10 De aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Voor waarderingssubsidies en voor individuele subsidies hoeft geen aanvraag tot vaststelling ingediend te worden. Voor deze subsidiesoortengeldt de beschikking tot subsidieverlening tevens als beschikking tot subsidievaststelling.

  • 2. De instelling die een beschikking tot verlening van een budgetsubsidie of een projectsubsidie heeft ontvangen, dient een aanvraag voor subsidievaststelling in, vóór 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van de gegevens die het college in de beschikking tot subsidieverlening heeft vermeld en bevat voorts ten minste de volgende gegevens:

    • a.

      een inhoudelijk verslag van de uitgevoerde activiteiten (jaarverslag) met aandacht voor de omvang en de kwaliteit van de uitgevoerde activiteiten;

    • b.

      een verslag van de inkomsten en uitgaven die op de activiteiten betrekking hebben;

    • c.

      een overzicht van de bezittingen en schulden;

    • d.

      indien er sprake is van financiële reserves en voorzieningen, de hoogte en de bestemming daarvan;

    • e.

      indien de subsidie op jaarbasis meer dan € 50.000,00 bedraagt, een accountantsverklaring waaruit de rechtmatigheid van de besteding van de verleende subsidie blijkt.

  • 3. De instelling die een beschikking tot verlening van een investeringssubsidie heeft ontvangen, dient een aanvraag voor subsidievaststelling in binnen dertien weken na de realisering van de investering. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een verslag waaruit blijkt dat de geplande inves­tering is uitgevoerd, welke kosten met de uit­voering samenhangen en op welke wijze die kosten gedekt zijn.

  • 4. Het college kan in de beschikking tot subsidieverlening opnemen dat de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve wordt vastgesteld. Artikel 13, eerste lid, is dan van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 De beschikking

Artikel 11 Beschikking tot subsidieverlening

  • 1. a. Het college beschikt op een subsidieaanvraag voor een budgetsubsidie, een projectsubsidie, een waarderingssubsidie of een investeringssubsidie, binnen vier weken na vaststelling van het jaarprogramma.

    b. Het college beschikt op een aanvraag voor een individuele subsidie binnen de termijn die is op genomen in de uitvoeringsregeling op grond waarvan de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beschikt op een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 7 tweede lid, in elk van de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft, binnen vier weken na vaststelling van het jaarprogramma voor het betreffende jaar.

  • 3. Het college beschikt op een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 7 derde lid, binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. De beslissing kan door het college met ten hoogste zes weken worden verdaagd. Het college stelt de instelling schriftelijk in kennis van het besluit tot verdaging.

  • 5. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten, het project of de investering;

    • b.

      het bedrag van de subsidie, of het bedrag waar­op de subsidie ten hoogste kan worden bepaald en de wijze waarop dit bedrag wordt be­paald;

    • c.

      het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend;

    • d.

      de verplichtingen die aan de subsidieverlening ver­bonden worden;

    • e.

      de gegevens die bij de aanvraag tot subsidievaststelling moeten worden verstrekt.

  • 6. Het college is bevoegd tot betaling van voorschotten.

Artikel 12 Weigeringsgronden

  • 1. De subsidieverlening wordt geweigerd indien de subsidie niet past binnen het subsidieplafond.

  • 2. De subsidieverlening kan worden geweigerd indien:

    • a.

      de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrek­king van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of,

    • b.

      de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surséance van beta­ling is verleend, dan wel een verzoek daar­toe bij de rechtbank is ingediend;

    • c.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd naar het oordeel van het college niet passen binnen de gemeentelijke beleidsdoelstellingen zoals opgenomen in de programma’s Zorg en Welzijn van de actuele programmabegroting en in het actuele welzijnsplan van de gemeente.

  • 3. De subsidieverlening kan worden geweigerd indien er reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaats­vinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Artikel 13 Beschikking tot subsidievaststelling van budget- of projectsubsidie

  • 1. Het college beschikt op een aanvraag als bedoeld in artikel 10 tweede lid, voor 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft.

  • 2. Indien blijkt dat de verleende subsidie niet, of niet volledig, overeenkom­stig haar bestemming is gebruikt, kan het college besluiten tot vaststelling op een ander be­drag dan het bedrag dat vermeld is in de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 14 Beschikking tot subsidievaststelling van investeringssubsidie

  • 1. Het college beschikt op een aanvraag als bedoeld in artikel 10 derde lid, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien blijkt dat de verleende subsidie niet, of niet volledig, overeenkom­stig haar bestemming is gebruikt, kan het college besluiten tot vaststelling op een ander be­drag dan het bedrag dat vermeld is in de beschikking tot subsidieverlening.

Hoofdstuk 4 Voorschriften en sancties

Artikel 15 Verplichtingen

De instelling die subsidie ontvangt is verplicht:

  • a.

    wijzigingen in de aard en omvang van de activiteiten waarvoor de subsidieverlening heeft plaatsgevonden, direct na het ontstaan daarvan, ter kennis te brengen van het college;

  • b.

    een administratie bij te houden van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

  • c.

    de gegevens te verstrekken die het college voor de beoordeling van de aanvragen tot verlening en vaststelling van de subsidie nodig vindt;

  • d.

    zich te verzekeren tegen door het college bepaalde risico’s;

  • e.

    op verzoek van het college zekerheid te stellen voor verleende voorschotten;

  • f.

    nadelige gevolgen van de subsidie voor derden, te beperken of weg te nemen.

Artikel 16 Aanvullende voorschriften

Het college kan aan de subsidieverle­ning voorschriften verbinden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, met betrekking tot ten minste:

  • a.

    aard en omvang van de activiteiten;

  • b.

    de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

  • c.

    de kwaliteit van ruimtelijke voorzieningen waar ge­subsidieerde activiteiten worden uitgevoerd;

  • d.

    de samenwerking met andere instellingen;

  • e.

    het aantal uren dat een instelling is opengesteld voor leden/deelnemers;

  • f.

    de groepsgrootte;

  • g.

    de eigen bijdrage die de instelling verlangt van gebruikers/deelnemers;

  • h.

    het vormen van reserves en voorzieningen.

Artikel 17 Sancties

  • 1. Het college kan besluiten tot opschor­ting van het verstrekken van voorschotten of de subsidie­verlening intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen, indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zul­len plaatsvinden;

    • b.

      de instelling heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de instelling onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou heb­ben geleid, of

    • d.

      veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzet­ting of onge­wijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrek­king of wijzi­ging anders is bepaald.

Artikel 18 Intrekking of wijziging subsidievaststelling

  • 1. Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de instel­ling wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten en omstandigheden waarvan het college bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de sub­sidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten, of

    • c.

      indien de instelling na de subsidievaststelling heeft gehandeld in strijd met aan de subsidie ver­bonden voorschriften.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrek­king of wijziging anders is bepaald.

  • 3. De subsidievaststelling kan niet worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewij­zigd indien sinds de dag waarop de subsidievaststelling is bekendge­maakt, dan wel een handeling als bedoeld in het eerste lid onder c heeft plaatsgevonden, vijf jaren verstreken zijn.

Artikel 19 Wijziging subsidiebeleid

  • 1. Indien aan een instelling voor drie of meer achtereenvol­gende jaren subsidie is verleend voor dezelf­de of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, kan de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak slechts met inachtneming van een redelijke termijn worden geweigerd op de grond dat veran­derde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voort­zetting van de subsidie verzetten.

  • 2. Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsi­die is verleend sinds de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is ver­streken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend.

  • 3. De instelling wordt zoveel mogelijk in de gelegenheid gesteld haar op grond van reeds verleende subsidie aange­gane verplichtingen na te komen.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 20 Uitvoeringsregels

Het college is bevoegd om uitvoeringsregels vast te stellen voor individuele subsidie voor activiteiten die door de raad zijn aangewezen.

Artikel 21 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen terzake van onderwer­pen in deze verordening genoemd.

Artikel 22 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, treft het college, gehoord de betrokken instel­ling, de nodige voorzieningen of beslissingen.

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd om in individuele gevallen een of meer bepalingen in deze verordening en krachtens deze verordening gegeven voorschriften buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken, voor zover toepassing leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 24 Intrekking oude verordening

De Algemene subsidieverordening welzijn 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 25 Overgangsbepaling

De Algemene subsidieverordening welzijn 2006 blijft van toepassing op subsidies die vóór 1 januari 2008 zijn aangevraagd.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene subsidieverordening welzijn 2008”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 december 2007.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,