Regeling vervallen per 01-01-2018

Actualisering beleidsregels en uitvoeringspraktijk WWB 2009

Geldend van 17-07-2010 t/m 31-12-2017

Intitulé

Actualisering beleidsregels en uitvoeringspraktijk WWB 2009

Actualisering beleidsregels en uitvoeringspraktijk WWB

Richtlijn

Onderwerp

Voorstel

A 027

Rechtstreeks beroep rechtbank

Het college acht de bezwaarfase vanwege de volledige bestuurlijke heroverweging in beginsel onmisbaar.

B 003

Ingangsdatum na afwijzing WW

Indien belanghebbende als gevolg van een afgewezen WW-aanvraag een beroep moet doen op bijstand en hiertoe alsnog een aanvraag indient, wordt de bijstand in beginsel toegekend per datum eerste melding UWV, derhalve de datum waarop belanghebbende zich meldde in verband met de WW-aanvraag, mits belanghebbende zich binnen 5 werkdagen na ontvangst van de afwijzing heeft gemeld om bijstand aan te vragen.

B 004

Ingetrokken aanvragen

Het intrekken van een aanvraag wordt door het college bevestigd met een brief dat de aanvraag niet verder wordt behandeld. Deze brief bevat de bevestiging van de intrekking met vermelding van de wijze waarop dit is geschied (telefonisch/mondeling/schriftelijk). De inhoud van de aanvraag en de reden van intrekking worden eveneens in de brief opgenomen.

B 012

Legeskosten verblijfsvergunning en naturalisatie

Recht op bijzondere bijstand

Legeskosten voor de verlenging van een verblijfsvergunning behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke kosten de belanghebbende in beginsel uit de bijstandsnorm dient te voldoen (CRvB 08-11-2005, nr. 04/3055 NABW). De omstandigheid dat de legeskosten ingrijpend zijn verhoogd en de omstandigheid dat deze kosten jaarlijks terugkeren vormen blijkens deze uitspraak geen bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 35 lid 1 WWB. De afwezigheid van de mogelijkheid om voor deze kosten te reserveren en de onmogelijkheid om voor deze kosten een lening af te sluiten, kunnen wel een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35 lid 1 WWB vormen.

De (leges)kosten van naturalisatie behoren niet tot de noodzakelijke kosten.

Vorm van de bijzondere bijstand

Op grond van artikel 48 lid 1 WWB wordt de bijstand in beginsel om niet verstrekt. Slechts als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om in deze kosten te voorzien wordt de bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt (artikel 48 lid 2 onder a WWB).

Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk te maken (leges)kosten onder aftrek van eens in de vijf jaar het bedrag voor de legeskosten die een inwoner van de gemeente verschuldigd is voor een identiteitsbewijs. De kosten voor de aanschaf/vernieuwing van een identiteitsbewijs voor een Nederlander behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de bijstandsnorm voorziet.

B 013

Vaste lasten gedetineerde

Slechts indien zeer dringende redenen (artikel 16 WWB; zie ook paragraaf B3.3 onderdeel 3) hiertoe noodzaken, kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de doorbetaling van vaste lasten tijdens detentie. Hierbij wordt met name bezien of betrokkene redelijkerwijs had kunnen reserveren voor deze kosten of anderszins maatregelen had kunnen nemen (afsluiting nutsvoorzieningen, betalingsregelingen, onderverhuur enzovoorts).

Meestal is de cliënt geruime tijd voorafgaand aan de detentieperiode bekend met de komende detentie en kan dus reserveren of maatregelen nemen. De zeer dringende redenen zullen dan ook slechts hoog zelden voorkomen. Als toch bijstand wordt verstrekt voor de doorbetaling vaste lasten, gebeurt dit als uitgangspunt in de vorm van een geldlening op grond van artikel 48 lid 2 onderdeel b WWB.

B 014

Reiskosten bezoek gedetineerde

Omschrijving van de kosten

Reiskosten voor bezoek aan een gedetineerde kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Bezoekkosten ten behoeve van in het buitenland gedetineerd zijnde familieleden, behoren als uitgangspunt niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. De echtgeno(o)t(e) en de kinderen dienen in staat te worden gesteld om, voor het behoud van de familieband, eenmaal per maand hun gedetineerde familielid te kunnen bezoeken. Daarnaast kan individueel worden bezien of eenmaal per maand bezoek aan een gedetineerde broer of zus (met wie in gezinsverband werd geleefd) of aan een gedetineerd kind, als noodzakelijk kan worden aangemerkt.

Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzonder bijstand is gelijk aan goedkoopste vorm van openbaar vervoer voor het betreffende traject.

Het kan voorkomen dat reizen per auto (met meerdere personen) goedkoper is dan reizen per openbaar vervoer. In dit geval kan een vergoeding worden betaald van € 0,19 per kilometer. Deze vergoeding is gebaseerd op de maximale onbelaste kilometervergoeding waarvan de Belastingdienst uitgaat.

B 016

Meldingsplicht studie

Belanghebbende is verplicht onverwijld, doch uiterlijk voor de eerstvolgende betaling van de uitkering, met een mutatieformulier melding te maken van de aanvang van een studie.

Naar aanleiding van de melding beoordeelt het college of het toestemming kan verlenen voor het volgen van deze studie met behoud van uitkering. Door middel van een beschikking wordt de belanghebbende op de hoogte gesteld van de beslissing. Indien het college toestemming verleent wordt in de beschikking duidelijk omschreven waarvoor toestemming is verleend en onder welke voorwaarden.

De belanghebbende dient binnen een maand na aanvang van de studie een bewijs van inschrijving van het opleidingsinstituut te hebben overgelegd.

B 018

Korten inkomsten kamerhuur of kostganger

Er vindt geen inkomstenkorting in verband met kamerhuurders/kostgangers plaats op grond van artikel 33 lid 4 WWB voor de alleenstaande (ouder) en gehuwden die de woning delen met een of meer huurders, onderhuurders of kostgangers. Bij de bepaling van de toeslag, als bedoeld in artikel 25 WWB, voor de alleenstaande (ouder) en de verlaging, als bedoeld in artikel 26 WWB, voor gehuwden is door het college al rekening gehouden met een of meer huurders, onderhuurders of kostgangers (zie paragraaf B6.6).

Bij een belanghebbende van 65 jaar of ouder die inkomsten uit verhuur of onderverhuur heeft dan wel kostgangers heeft worden op grond van artikel 33 lid 4 WWB de werkelijke inkomsten gekort.

B 019

Saldo lopende rekening bij vermogens-vaststelling

De saldi op lopende rekeningen (geen spaarrekeningen) van de belanghebbende, zijn eventuele echtgenoot of partner en zijn eventuele minderjarige kinderen, behoren tot het vermogen, met uitzondering van een bedrag van

• 70% (50%+20%) van de gehuwdennorm (voor een alleenstaande)

• 90% (70%+20%) van de gehuwdennorm voor een alleenstaande

ouder

• 100% van de gehuwdennorm voor gehuwden

welk bedrag wordt geacht te zijn bestemd voor de lopende (vaste) kosten van het levensonderhoud.

B 020

Moment vermogens-vaststelling bij echtscheiding of verlating

Uitgangspunt is dat het vermogen wordt vastgesteld bij aanvang van de bijstand. In één situatie kan van deze hoofdregel worden afgeweken, te weten:

• als de aanvrager verwikkeld is in een echtscheidingsprocedure of

indien er sprake is van een verlating, en;

• hij slechts kan beschikken over een vermogen dat minder bedraagt

dan de toepasselijke vermogensgrens.

In dat geval kan gewacht worden met de vermogensvaststelling totdat de boedelscheiding een feit is.

B 021

Vermogen bij overname uit andere gemeente

Bij overname van een belanghebbende uit een andere gemeente, wordt het vermogen en de toepasselijke vermogensgrens opnieuw vastgesteld. De reden hiervoor is dat iedere gemeente een eigen verantwoordelijkheid heeft voor de bijstandsverlening en dat het eigen beleid inzake de vaststelling van het vermogen per gemeente kan verschillen.

B 022

Vaststelling vermogen bij wijziging leefvorm

1.De hoogte van de vermogensgrens is gelijk aan de actuele

vermogensgrens die geldt voor de nieuwe leefvorm van de

belanghebbende (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden).

2.Stel het vermogen opnieuw vast (bezittingen minus schulden).

Voorkom daarbij onbillijkheden en houd daarom in ieder geval rekening met het volgende: Het deel van het vermogen dat is ontstaan tijdens de bijstandsperiode door ontvangen rente en besparingen dient gelet op de vrijlatingsbepalingen buiten beschouwing te blijven.

Bij alleenstaande ouders die alleenstaanden worden is het onder omstandigheden aanvaardbaar dat een deel van het vermogen wordt overgedragen aan de (niet meer ten laste komende) kinderen waardoor het vermogen van de bijstandsgerechtigde alleenstaande lager wordt. Maak van deze mogelijkheid gebruik indien bij de oorspronkelijke vermogensvaststelling rekening is gehouden met vermogensbestanddelen van ten laste komende kinderen. De systematiek van de WWB schrijft dit immers voor als de kinderen tot het gezin behoren. Een redelijke wetstoepassing brengt echter met zich mee dat zodra de betreffende kinderen de leeftijd van 18 jaar bereiken (en dus niet langer tot het gezin in de zin van de WWB behoren) bij de vermogensvaststelling van de ouder niet langer rekening wordt gehouden met de vermogensbestanddelen van die kinderen. Dit is slechts dan anders indien er voorafgaande aan de bijstandsverlening een vermogensoverheveling heeft plaatsgevonden van de ouder naar de kinderen met als kennelijk doel om het recht op bijstand (langer) te waarborgen.

B 023

Korten voorlopige teruggave

Ontvangen bedragen aan teruggave en voorlopige teruggave worden gekort, voorzover deze betrekking hebben op een periode waarin bijstand wordt verleend.

Indien het aannemelijk is dat belanghebbende in aanmerking komt voor een voorlopige teruggave in verband met de heffingskorting wordt op grond van artikel 55 WWB de verplichting opgelegd deze bij de belastingdienst aan te vragen (eventueel met behulp van een derde). Tevens wordt de verplichting opgelegd om zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen drie maanden de beschikking van de Belastingdienst te overleggen.

De administratie signaleert in de eerste en tweede maand of de gevraagde gegevens zijn overgelegd. De klantmanager onderneemt actie richting belanghebbende.

Binnen 3 maanden moet een heronderzoek plaatsvinden ter controle op de nakoming van de opgelegde verplichtingen.

Laat belanghebbende het na een teruggave aan te vragen dan wordt het bedrag waarop recht bestaat (ingedikt) gekort met ingang van de eerstvolgende betaling van de uitkering.

B 024

Vrijlaten giften

Over het vrijlaten van giften e.a. is geen apart beleid geformuleerd. Voor het bepalen van vrij te laten giften geldt het hierover gestelde in artikel 31 lid 2 onder m WWB.

Beoordeeld moet worden of het vanuit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is om een gift vrij te laten. Denk bijvoorbeeld aan een kerstpakket van € 50,- die door een werkgever wordt verstrekt.

Het gaat om vrijwillige giften/tegemoetkomingen die niet contractueel zijn vastgelegd. Giften tot een bedrag van €120,- per jaar zijn vrijgelaten.

Als de gift meer bedraagt dan € 120,- per jaar zal overleg met de kwaliteitsmedewerker moeten plaatsvinden om te beoordelen of de gift vrijgelaten kan worden.

B 025

Spaarloon

Als aanvullende bijstand wordt verleend op loon én cliënt doet mee aan de spaarloonregeling, wordt rekening gehouden met het bedrag dat cliënt spaart. Dat wil zeggen dat het netto loon waarop aanvullende bijstand wordt verleend eerst wordt verhoogd met het spaarbedrag. De deelname aan de spaarloonregeling is namelijk vrijwillig en wordt aangemerkt als een vrije bestedingskeuze. Het spaarbedrag betreft echter bruto loon zodat een correctie moet plaatsvinden. Cliënt mag door middel van een berekening van de werkgever, zelf aangeven hoeveel het netto loon zou bedragen indien hij niet zou deelnemen aan de spaarloonregeling. Kan of wil hij dit niet dan wordt ambtshalve een correctie toegepast. Het spaarbedrag wordt dan eerst verminderd met het geldende loonheffingstarief (2009: 33,55% voor niet-werkenden en 31,622% (percentage 2009) voor werkenden. Bij dit laatste percentage is rekening gehouden met de arbeidskorting). Het aldus overgebleven bedrag wordt opgeteld bij het netto-loon en vervolgens vult de bijstand hierop aan.

B 026

Ex-partner betaalt woonkosten

Indien een ander dan belanghebbende de woonkosten betaalt, wordt de bijstand in voorkomende gevallen lager vastgesteld op grond van het individualiseringsbeginsel van artikel 18 lid 1 WWB. Zie ook paragraaf B3.4.

B 027

Waarde auto bij vermogens-vaststelling

Deze richtlijn is van toepassing op het in bezit hebben van:

• auto('s);

• motor(en);

• caravan(s);

• camper(s); en

• aanhanger(s).

Een caravan en een camper worden vanwege hun aard niet als algemeen gebruikelijk aangemerkt. De volledige waarde ervan wordt daarom meegenomen in de vermogensvaststelling.

Een grote aanhanger wordt niet als algemeen gebruikelijk aangemerkt. Een grote aanhanger heeft een toegestane totale massa van meer dan 750 kilo en een eigen kenteken. De waarde van deze aanhanger wordt volledig in de vermogensvaststelling meegenomen.

Een kleine aanhanger heeft een totale toegestane massa van minder dan 750 kilo en geen eigen kenteken. Een kleine aanhanger kan bij de vermogensvaststelling buiten beschouwing worden gelaten.

Een auto of motor wordt pas in de vermogensvaststelling meegenomen als de waarde van de auto uitgaat boven het bedrag van € 2.300.

Als de auto, gelet op de omstandigheden van persoon of gezin noodzakelijk is, dan mag hij in elk geval buiten beschouwing worden gelaten. Dit zal zich in principe slechts voordoen bij een medische noodzaak. Er is in ieder geval een medische noodzaak als op grond van de Wmo is vastgesteld dat de auto noodzakelijk is.

Kentekens vanaf 1999

Bij de waardering van de auto wordt uitgegaan van de inkoopprijs volgens de meest recente koerslijsten van de ANWB. Dit is de indicatieprijs waarvoor de handelaar koopt en wat de cliënt redelijkerwijs voor de auto kan ontvangen. Ligt deze waarde beneden € 4.540,00, dan wordt de waarde met € 454,00 verminderd daar de opbrengst bij verkoop minder kan zijn dan in geval van inruil van de auto. Bij een waarde vanaf € 4.540,00 wordt geen vermindering toegepast. Van bovenstaand uitgangspunt kan afgeweken worden indien de waarde van de auto aantoonbaar minder bedraagt. Let hierbij op dat bijv. een aanschafnota van € 454,00 niet betekent dat de auto werkelijk € 454,00 waard is.

Kentekens vóór 1999

De waarde wordt vastgesteld aan de hand van de gemiddelde prijs op (auto) internetsites.

Bij een oldtimer wordt uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer.

Geen vermogen

Als volgens bovenstaande waardering de auto minder waard is dan € 2.300,00, dan wordt de auto of motor als algemeen gebruikelijk aangemerkt ex artikel 34 lid 2 sub a WWB. Dit betekent dat de auto dan niet als vermogenscomponent wordt aangemerkt. Bij een waarde vanaf € 2.300,00 dan wordt de auto volledig als vermogenscomponent aangewend.

In drie situaties wordt een auto niet als vermogenscomponent aangemerkt:

1.Indien de waarde van de auto minder bedraagt dan € 2.300,-- (zie

hierboven);

2.Indien de auto noodzakelijk is voor het verwerven van een nieuwe

baan. De duur van de werkloosheid vermindert deze

uitzonderingsgraad;

3.Op grond van sociale en/of medische aspecten die het gebruik van de

auto noodzakelijk maken (individualiseren).

In de situaties onder 2 en 3 moet beoordeeld worden of de waarde van de auto zodanig is dat het vanuit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is om de auto niet in de vermogensvaststelling te betrekken.

Let op:

• bij bezit van meer dan 1 auto en/of motor de waarde van de voertuigen

samen bepalen;

• de waarde van een caravan, een camper en een trailer of aanhanger

met eigen kenteken wordt volledig meegenomen in de

vermogensvaststelling.

B 028

Reserving uitvaartkosten

Uitvaartverzekeringen dienen evenals levensverzekeringen, koopsompolissen etc., voor zover als zij te gelde gemaakt kunnen worden, op grond van artikel 31 lid 1 WWB als middel in aanmerking te worden genomen. Het is niet mogelijk om de toepasselijke vermogensgrens te verhogen door vermogen met een bepaalde bestemming buiten beschouwing te laten.

Bij uitvaartverzekeringen die uitkeren in natura door de uitvaart te verzorgen (geldstorting in depot bij een begrafenisondernemer of verzekeringsmaatschappij), kan het mogelijk zijn dat belanghebbende niet redelijkerwijs over dit geld beschikken. Afkopen is vaak uitgesloten, zodat deze verzekering (geld in depot) in het algemeen niet tot de middelen gerekend kan worden op grond van artikel 31 lid 1 WWB. In die zin wordt het vermogen in depot bij een begrafenisondernemer of verzekeringsmaatschappij buiten beschouwing gelaten indien het geld niet tussentijds opeisbaar is.

B 030

Ontheffing arbeidsplicht

Het college kan in individuele gevallen een belanghebbende in de volgende omstandigheden ontheffing van de arbeidsverplichtingen verlenen:

• in geval van (bijzondere) zorgtaken voor één of meer ten laste

komende kinderen van jonger dan 12 jaar (bijvoorbeeld een

gehandicapt of langdurig ziek kind, waarvoor overdag (nog) geen

opvangmogelijkheid is;

• in geval van arbeidsongeschiktheid berekend naar een percentage van

80% of meer (bijstand als aanvulling op WAO, Wajong of WAZ);

• in geval het gezien de medische en/of sociale omstandigheden naar

oordeel van het college niet zinvol is belanghebbende

arbeidsverplichtingen op te leggen

Een ontheffing wordt echter alleen maar verleend, indien er geen voorziening als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a WWB is te treffen ter effectuering van de arbeidsverplichtingen en hoogstens voor de duur van het ontbreken van een dergelijke voorziening.

B 031

Onverwijld uit eigen beweging

Het college verstaat onder 'onverwijld uit eigen beweging', dat belanghebbende de bedoelde inlichtingen zo spoedig mogelijk meldt, doch uiterlijk vermeldt vóór de eerst volgende maandelijkse betaling op een mutatieformulier, gerekend vanaf het moment waarop het te melden feit zich heeft voorgedaan, dan wel kenbaar werd voor belanghebbende.

B 033

Periode te overleggen bankafschriften

Bij aanvraag en heronderzoek is de belanghebbende verplicht van alle bank-, giro-, krediet-, creditcard-, spaar-, internet- en effectenrekeningen (van alle gezinsleden) alle afschriften te overleggen die betrekking hebben op de periode van 3 maanden voorafgaande aan de datum van de aanvraag of het heronderzoek.

Het is de bedoeling dat op termijn alleen het eerste en laatste afschrift van de periode worden gekopieerd en bewaard in het dossier. Uit oogpunt van armoedebestrijding (heffingskortingen, toeslagen belastingdienst) worden voorlopig de bankafschriften nog wel gekopiëerd en in dossier bewaard).

Bij gerichte individuele (fraude-)onderzoeken kan deze periode worden verlengd.

B 036

Meldingsplicht vrijwilligerswerk

De belanghebbende is verplicht om aanvaard vrijwilligerswerk onverwijld te melden voor de eerstvolgende maandelijkse betaling met een mutatieformulier.

Onbetaalde werkzaamheden:

• die de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt belemmeren, en/of;

• waarvoor belanghebbende redelijkerwijs een beloning, anders dan een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 31 lid 2 onder k WWB, kan bedingen,

worden niet aangemerkt als vrijwilligerswerk.

Werkzaamheden worden geacht de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt te belemmeren voor zover het een volledige arbeidsweek onmogelijk maakt of indien het niet gebruikelijk is het te verrichten naast een volledige baan.

Zie voor het verrichte van werkzaamheden waarvoor belanghebbende een beloning had kunnen bedingen paragraaf B4.2.

B 039

Beleidsregels huisbezoek

Een huisbezoek wordt als uitgangspunt aangekondigd. Onder aangekondigd wordt ook verstaan een mededeling in de spreekkamer dat de consulent, eventueel vergezeld van een sociaal rechercheur, samen met belanghebbende naar zijn huis gaat.

Bij inconsistentie van gegevens waarvoor geen plausibele verklaring kan worden afgelegd is een onaangekondigd huisbezoek mogelijk. Daarnaast kan in het kader van een bijzondere onderzoek (repressieve controle) een onaangekondigd huisbezoek plaatsvinden. Bij een huisbezoek dient de consulent zich te legitimeren.

Overigens heeft belanghebbende het recht om het huisbezoek te weigeren. Indien hierdoor het recht op bijstand niet of niet meer kan worden vastgesteld, leidt dit er toe dat de bijstand moet wordt beëindigd. Belanghebbende wordt dit, bij weigering van een huisbezoek, ook medegedeeld.

Raadpleeg verder paragraaf B5.4 onderdeel 3 met betrekking tot de kaders waarbinnen een huisbezoek kan plaatsvinden

B 040

Personen zonder identiteitsbewijs

Bijstand voor aanschaf identiteitsbewijs

Daar de identificatieplicht op breder maatschappelijk terrein is vereist, zijn de kosten in beginsel algemeen noodzakelijke kosten van bestaan zodat hiervoor als uitgangspunt geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt. In het geval dat betrokkene totaal geen middelen heeft, kan worden overgegaan tot het verlenen van een voorschot op grond van artikel 52 WWB om een identiteitsdocument aan te schaffen + de mogelijke kosten van 2 zwart-wit pasfoto's. In zeer bijzondere gevallen is bijzondere bijstand om niet mogelijk.

Niet (tijdig) overleggen identiteitsbewijs

Indien niet (tijdig) een identiteitsbewijs wordt overgelegd, wordt de aanvraag, na het bieden van een hersteltermijn ex artikel 4:5 lid 1 Awb (zie ook paragraaf B5.3), buiten behandeling gelaten. Toont cliënt een geldig ID-bewijs maar weigert hij een kopie te laten maken, dan wordt hiervan melding gemaakt in het dossier. Neem in elk geval op de aard, het nummer en de geldigheidsduur van het ID-document alsmede de aantekening "Cliënt weigert kopie ID-document". Het weigeren van een kopie is geen reden tot buiten behandeling laten van een aanvraag.

Geen identiteitsbewijs

In individuele gevallen kan van identificatie worden afgezien. Denk hier met name aan verslaafden, daklozen, psychiatrische patiënten, dementen en bedlegerige patiënten. In het rapport wordt aangegeven hoe redelijkerwijs de identiteit van de betrokkene is vastgesteld. Denk hierbij aan GBA, verlopen ID-documenten, burgerservicenummer (BSN), notariële akten enzovoorts).

Het ontbreken van een identiteitsbewijs moet altijd goed gemotiveerd worden in de rapportage.

B 041

Personen zonder geldig identiteitsbewijs

Belanghebbende dient zich bij eerste aanvraag te kunnen legitimeren met een geldig identiteitsbewijs. Is de identiteit van belanghebbende eenmaal vastgesteld, dan wordt ook een verlopen identiteitsbewijs of rijbewijs geaccepteerd als legitimatie.

Uiteraard blijft overeind dat als er in redelijkheid getwijfeld mag worden aan de identiteit (bijvoorbeeld pasfoto is 15 jaar geleden gemaakt) van belanghebbende verlangd mag worden dat hij zorgt voor een geschikt identiteitsbewijs.

B 042

Uitleg budgetterings-plicht

Budgetbeheer in de vorm van doorbetaling van kosten

Budgetbeheer wordt toegepast indien sprake is van bestaande of dreigende problematische schulden. Het budgetbeheer beperkt zich tot de kosten van huur, energie, ziektekosten en de aflossing op noodzakelijke schulden. Met dit beheer kan bijvoorbeeld huisuitzetting of afsluiting van de energievoorziening worden voorkomen. Om tot verplicht budgetbeheer over te kunnen gaan moet er sprake zijn van bestaande of dreigende problematische schulden. Het verplichte budgetbeheer beperkt zich verder tot het betalen van kosten waarmee de primaire levensbehoeften worden veilig gesteld. Het gaat met name om betaling van:

• huur;

• energielasten;

• ziektekostenverzekering;

• aflossingen op schulden in verband met vaste lasten (huur, energie)

• aflossingen in verband met schuldregelingen.

Nieuw beleid i.h.k.v. schuldhulpverlening volgt.

B 052

Verlaging wegens ontbreken woon-

kosten

De toeslagenverordening voorziet niet in verlaging van de toeslag of de norm wegens het ontbreken van woonkosten.

De verlaging kan wel in individuele gevallen worden gebaseerd op artikel 18 lid 1 WWB. Deze verlaging moet individueel gemotiveerd worden, m.n. in de beschikking.

B 056

Ingangsdatum normwijziging alleenstaande ouder/ alleenstaande

De normwijziging en de eventuele andere wijzigingen gaan in op de dag dat het laatste ten laste komende kind de leeftijd van 18 jaar bereikt of niet meer door belanghebbende verzorgd wordt.

In geval van een studerend kind dat 18 jaar wordt kan bijzondere bijstand worden toegekend. Indien het laatste ten laste komend kind een opleiding volgt waarvoor recht bestaat op studiefinanciering krachtens de WSF 2000 of een tegemoetkoming krachtens de Wtos, wordt de bijstandnorm voor een alleenstaande middels bijzondere bijstand aangevuld tot de norm voor een alleenstaande ouder tot de 1 eerste dag van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin het kind 18 jaar is geworden.

Belanghebbenden kunnen in aanmerking komen voor de toeslag bijzondere bijstand voormalige alleenstaande ouders. Zie hiervoor paragraaf B7.14 onderdeel 2.

B 057

Ingangsdatum wijziging norm bij verblijf in inrichting

Indien niet vaststaat dat belanghebbende langer dan 2 maanden in een inrichting zal verblijven, wordt de bijstandsnorm gehandhaafd. Verblijft men daarna nog in de inrichting, dan wordt de bijstandsnorm aangepast. Indien bij opname al duidelijk is dat deze langer zal gaan duren dan 6 maanden, dan wordt de bijstandsnorm met ingang van de datum van opname gewijzigd.

B 058

Vaste lasten tijdens verblijf in inrichting

Het verstrekken van bijzondere bijstand voor de vaste lasten tijdens verblijf in een inrichting (begrip inrichting: zie paragraaf B1.3 onderdeel 3) is afhankelijk van het behandelplan.

Bij tijdelijke afwezigheid door bijzondere omstandigheid, kan gedurende een redelijke termijn bijzondere bijstand worden verleend in de kosten verbonden aan het aanhouden van de woning. Tot deze kosten worden enkel gerekend de huur, onder aftrek van huurtoeslag en de vastrechtkosten van nutsbedrijven (niet het verbruik van nutsvoorzieningen) en WOB (water). Als belanghebbende de weekeinden thuis doorbrengt is ook bijzondere bijstand mogelijk voor de abonnementskosten voor de kabeltelevisie.

Verblijft belanghebbende in het weekeinde thuis dan zal de norm aangepast moeten worden. Tevens zal beoordeeld moeten worden of tijdens dit verblijf bijzondere bijstand voor verbruik van nutsvoorzieningen noodzakelijk is.

Elke 6 maanden vindt een herbeoordeling plaats.

B 060

Berekening bijstand bij co-ouderschap

De feitelijke leefsituatie van de cliënt wordt als uitgangspunt genomen. Dit betekent dat voor het gedeelte van de maand, waarin de cliënt feitelijk de zorg heeft voor het ten laste komend kind, de norm alleenstaande ouder wordt toegekend. Voor het gedeelte van de maand waarin het ten laste komend kind niet wordt verzorgd, wordt de norm alleenstaande toegekend.

B 062

Terugwerkende kracht bijzondere bijstand

Aanvragen voor bijzondere bijstand kunnen worden ingediend tot en met 1 jaar na het moment waarop de kosten zijn gemaakt. Het is dus mogelijk om met terugwerkende kracht bijzondere bijstand te verlenen. Dit in tegenstelling tot de algemene bijstand, waarbij dit in beginsel niet kan.

B 065

Wijziging draagkracht tijdens draag-krachtperiode

Tussentijdse wijziging van het inkomen heeft invloed op de draagkracht indien:

1.het een zodanige wijziging van inkomen is dat de wijziging uit het

oogpunt van bijstandsverlening niet buiten beschouwing gelaten kàn

worden;

2.het een wijziging van de gezinssituatie betreft die een normwijziging

(of beëindiging van de bijstand) tot gevolg heeft; of

3.er een wijziging in de vermogenssituatie is opgetreden.

Het vorenstaande levert geen wijziging op ten aanzien van eerder in het draagkrachtjaar verstrekte incidentele bijzondere bijstand.

B 069

Waar en wanneer aanvragen medisch advies

Criteria aanvragen medisch advies voor medische kosten

Een medisch advies wordt slechts aangevraagd indien bijzondere bijstand mogelijk is. Om dit te kunnen beoordelen is het nodig om de relatie met de voorliggende voorziening te bezien. Hierbij dient gekeken te worden naar voorzieningen die door Zorgverzekeraar, AWBZ of Wmo worden verstrekt. Bijzondere bijstand is slechts mogelijk in de volgende gevallen:

• de voorliggende voorziening (basisverzekering

Zorgverzekeringswet)vraagt een eigen bijdrage: geen medisch advies

nodig, de noodzaak staat vast;

• de voorliggende voorziening (basisverzekering Zorgverzekeringswet)

geeft geen vergoeding voor de betreffende kosten omdat:

a.de vergoeding voor betreffende kosten, om medisch inhoudelijke

redenen, bewust buiten de voorliggende voorziening is gehouden. Er

is dan alleen bijzondere bijstand mogelijk als er sprake is van zeer

dringende redenen (paragraaf B3.3). In dit geval wordt een medisch

advies gevraagd met betrekking tot de aanwezigheid van dringende

redenen.

b.er wegens budgettaire redenen voor is gekozen de vergoeding voor

betreffende kosten buiten de voorliggende voorziening te houden. In beginsel is bijzondere bijstand mogelijk. Medisch advies is nodig m.b.t. de noodzaak.

Bij kostensoorten die naar hun aard niet vallen onder een voorliggende voorziening kan in sommige gevallen het aanvragen van een medisch advies achterwege blijven. Indien de aanvraag voor een tegemoetkoming in medische kosten vergezeld gaat van een gedegen medische veklaring van een huisarts of een medische instelling kan overwogen worden of het aanvragen van een medisch advies in het voorkomende geval van toegevoegde waarde is. Als uit de overgelegde verklaring de noodzaak voldoende duidelijk naar voren komt, is een medisch advies niet nodig. Het is echter niet de bedoeling om huisartsen en medische instellingen te vragen om een medische indicatie af te geven of de cliënt naar de huisarts te sturen voor een medische verklaring. Het is in die zin geen alternatief voor het aanvragen van en medisch advies bij de GGD.

Een kritische benadering van de afgegeven medische indicatie blijft noodzakelijk zowel voor wat betreft de aangegeven noodzaak van de te maken of gemaakte kosten als ook eventuele (goedkopere) alternatieven.

Als sprake is van periodieke / meerjarige medische kosten moet een medisch advies de basis vormen voor de verlening van periodieke bijzondere bijstand. Als sprake is van incidentele (niet periodieke) medische kosten kan een kostenafweging plaatsvinden: als de kosten van het medisch advies naar verwachting hoger uitvallen dan de kosten waarvoor bijzondere bijstand is gevraagd, kan een medisch advies achterwege blijven.

Medisch advies tandheelkunde

Bij de volgende reguliere kosten behoeft geen medisch advies te worden ingewonnen bij de GGD:

• periodieke controle;

• trekken;

• vullen;

• de goedkoopste (gedeeltelijke) gebitsprotheses.

Een medisch advies moet wel worden ingewonnen bij:

• kronen;

• bruggen;

• frameprotheses;

• etsprotheses;

• orthodontologische behandelingen;

• paradontologische behandelingen.

B 073

Brillen en contactlenzen

Noodzaak

Voor de beoordeling van de aanvraag is het noodzakelijk dat de cliënt een duidelijk gespecificeerde originele nota en recept van de opticien overlegt. De nota met recept van de opticien is voldoende om de noodzaak van een bril aan te tonen. Om betalingsproblemen te voorkomen kan uitbetaling van de bijstand ook aan de hand van een pro-forma nota. Aan cliënt wordt dan volgens artikel 55 WWB, de verplichting opgelegd om achteraf de originele nota over te leggen.

Frequentie

Als uitgangspunt kan per gezinslid maximaal eenmaal per drie kalenderjaren een vergoeding plaatsvinden (conform normen zorgverzekeraars) door de zorgverzekeraar.

Op grond van bijzondere omstandigheden kan van deze termijn worden afgeweken. Dan kan wel een schriftelijke afwijzing van het verzoek om individuele beoordeling van de zorgverzekeraar worden gevraagd. Vervolgens kan er op basis van een medisch advies vastgesteld worden of een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand op medische gronden noodzakelijk is.

Is er sprake van bijzondere noodzakelijke voorzieningen, dan kan een hogere vergoeding worden verstrekt. Alleen als de noodzaak van de bijzondere voorzieningen niet vast staat, wordt hiervoor een medisch advies gevraagd (zie paragraaf B7.4 onderdeel 5).

Vergoeding

Sommige zorgverzekeraars hanteren bij de aanschaf van een bril geen afzonderlijke vergoedingen meer voor glazen en montuur. De vergoeding voor de bril is dan een totaalbedrag voor glazen + montuur.

De maximale vergoedingen zijn vastgesteld op het laagste bedrag dat de collectieve aanvullende verzekering van CZ of VGZ vergoedt (de goedkoopst adequate voorziening).

De maximale vergoeding bedraagt bij aanschaf van:

• montuur € 70,00

• alleen enkelfocus brilglazen € 180,00

• alleen dubbelfocus brilglazen € 280,00

• complete bril met enkelfocus glazen € 250,00

• complete bril met dubbelfocus glazen € 295,00

• contactlenzen € 180,00

Bijzondere bijstand kan worden verleend voor de werkelijke kosten (tot bovenstaand maximum) onder aftrek van de vergoeding van de zorgverzekeraar.

B 074

Specifieke medische kosten

Eigen bijdragen AWBZ/zorgverzekeraar

1.Eigen bijdragen van kostensoorten die slechts ten dele door de AWBZ

of de zorgverzekeraar worden vergoed, komen in beginsel in

aanmerking voor bijzondere bijstand.

2.Er wordt aan inwoners van Bergeijk, Eersel, Oirschot en Reusel-De

Mierden in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt voor zover de

collectieve aanvullende zorgverzekering medische kosten vergoedt of

deze zou kunnen vergoeden. Voor inwoners van Bladel geldt dit nog

niet.

Aanvulling op richtlijn B074

Onderstaande richtlijn is alleen geldig voor het jaar 2009:

Eigen bijdrage Cak / bijzondere bijstand:

Over 2009 krijgen cliënten vanuit het Cak een korting op de eigen bijdrage van 33%. Echter deze korting wordt pas in 2010 uitbetaald.

Voor personen die de minimum eigen bijdrage betalen gaat het om:

• alleenstaande: € 17,20 per 4 weken x 13 = 223,60 per jaar x 33% = € 

73,79 per jaar (= € 6,15 per maand).

• echtpaar / all.ouder: € 24,60 per 4 weken x 13 = € 319,80 x 33% = € 

105,53 per jaar (= € 8,79 p.m).

Cliënten kunnen voor de eigen bijdrage Cak bijzondere bijstand aanvragen.

ISD de Kempen gaat op de volgende manier met deze aanvragen om:

Bedrag eigen bijdrage over 2009 volledig vergoeden uit de bijzondere bijstand. De cliënt krijgt in 2009 het geen vergoed hij ook daadwerkelijk in 2009 moet betalen. Over het jaar 2009 heeft de cliënt hiermee dus een voordeeltje ter hoogte van € 73,79 voor een alleenstaande en € 105,53 voor een echtpaar.

B 075

Uitvaartkosten

De kosten van de lijkbezorging behoren tot de noodzakelijke bestaanskosten van de erfgenamen. De erfgenamen moeten deze kosten uit het hen beschikbare inkomen voldoen. Voor zover er bij erfgenamen sprake is van onvoldoende middelen, er geen erfenis of verzekering is waaruit de kosten van lijkbezorging voldaan kunnen worden, kan er bijzondere bijstand worden verstrekt. Dit alleen voor het deel van de kosten dat belanghebbende zelf dient te betalen (daar waar sprake is van drie kinderen en één van de kinderen verzoekt om bijzondere bijstand wordt in principe maximaal éénderde van de kosten vergoed).

Op het moment dat er niemand is die de opdracht tot lijkbezorging verstrekt, is de Wet op de Lijkbezorging van toepassing.

Vorm bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand voor uitvaartkosten wordt in beginsel om niet verstrekt.

Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

Het niet afsluiten van een uitvaartverzekering kan in de volgende gevallen gezien worden als tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Het betreft hier het overlijden van één:

• echtgenoot/partner van een echtpaar/samenwonenden;

• minderjarig kind

In deze gevallen kan het de ouders verweten worden dat ze geen uitvaartverzekering hebben afgesloten. Met een uitvaartverzekering kunnen zij immers een beroep op bijzondere bijstand voor begrafeniskosten vermijden. Indien er sprake is van een alleenstaand ouder, kan het niet aan de kinderen verweten worden dat de ouder geen verzekering heeft afgesloten.

Indien er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, dient overwogen te worden om de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening te verstrekken.

Het te vergoeden bedrag

Met ingang van 1 januari 2009 gelden de volgende bedragen:

Voor begrafeniskosten wordt een maximaal te vergoeden bedrag van € 5800,00 gehanteerd. Alleen wanneer er geen grafzerk wordt gelegd wordt hierop een bedrag van € 2100,00 in mindering gebracht. Voor crematiekosten bedraagt het maximaal te vergoeden bedrag € 4600,00.

Alleen in bijzondere situaties kunnen eventuele meerkosten (kosten boven genoemde bedragen) worden vergoed. Vergoeding kan worden afgeleid uit de richtprijzen van het Nibud. Deze situaties dienen vooraf met de kwaliteitsmedewerker te worden besproken.

Bovengenoemde bedragen worden jaarlijks verhoogd met het prijsindexcijfer en afgerond naar boven.

Wanneer de ingediende kosten beneden bovenstaande bedragen blijven worden de werkelijk gemaakte kosten vergoed. De kostenposten worden niet verder afzonderlijk beoordeeld.

Bovengenoemde bedragen zijn gebaseerd op de volgende noodzakelijke kosten:

Begrafeniskosten:

• Legeskosten overlijdensakte € 10.80

• Rouwkaarten (100 stuks zonder porto) € 250.00

• Werkzaamheden uitvaartverzorger € 1200.00

• Eenvoudige kist € 425.00

• Grafrechten algemeen graf € 700.00

• Rouwauto met maximaal 1 volgauto € 300.00

• Opbaren rouwcentrum € 500.00

• Dragers € 300.00

• Grafzerk € 2100.00

Totaal = € 5785.80

Crematiekosten:

• Legeskosten overlijdensakte € 10.80

• Rouwkaarten (100 stuks zonder porto) € 250.00

• Werkzaamheden uitvaartverzorger € 1200.00

• Eenvoudige kist € 425.00

• Rouwauto met maximaal 1 volgauto € 300.00

• Opbaren rouwcentrum € 500.00

• Crematorium € 1200.00

• Sierurn € 200.00

• As bewaren in urnenmuur / columbarium (5 jaar) € 515.00

Totaal € 4600.80

De volgende kosten worden als niet noodzakelijk beschouwd:

• Rouwadvertentie

• Kosten eredienst en/of kosten die voortvloeien uit culturele en

religieuze achtergrond

• Koffietafel etc.

B 076

Kosten bewindvoering

Er zijn verschillende vormen van bewindvoering: (vrijwillig) beschermingsbewind en bewindvoering in het kader van de WSNP. Daarnaast bestaan er ook verschillende vormen van budgetbeheer.

Beschermingsbewind

Beschermingbewind wordt altijd opgelegd door een kantonrechter. Er kan sprake zijn van verplicht beschermingsbewind, maar een cliënt kan ook zelf een verzoek indienen om onder bewind geplaatst te worden (vrijwillig beschermingsbewind).

De cliënt is wettelijk verplicht de bewindvoerder een vergoeding te betalen voor zijn werkzaamheden. Er is geen sprake van enige voorliggende voorziening. De kosten komen daardoor volledig in aanmerking voor bijzondere bijstand. Hierbij worden maximaal de vergoedingen uit de tarievenlijst (zie het algemene deel van Schulinck hierboven) gehanteerd.

Moment van indienen aanvraag

De noodzaak tot beschermingsbewind wordt vastgesteld door de kantonrechter. Het kan enkele maanden duren voordat het besluit genomen is. Omdat de bewindvoerder dan vaak de meest dringende zaken al geregeld heeft voor cliënt, wordt soms een aanvraag bijzondere bijstand ingediend door de bewindvoerder namens de cliënt voor de kosten van bewindvoering nog vóór het kantongerecht een uitspraak heeft gedaan.

Omdat de kosten al wel noodzakelijk zijn, en omdat de rechter het beschermingsbewind in de meeste gevallen toekent, kunnen de kosten van beschermingsbewind vanaf 1 januari 2008 al wel worden vergoed, in afwachting van de uitspraak. Ingangsdatum van de toekennig bijzondere bijstand kan dan worden gelijkgesteld aan het moment van indienen van de aanvraag bewindvoering bij de kantonrechter.

In die gevallen dat de rechter de cliënt niet onder beschermingsbewind plaatst, zal de cliënt of de bewindvoerder de gemeente hierover moeten berichten. De bijzondere bijstand dient dan per direct stopgezet te worden. De bijzondere bijstand die reeds is verstrekt hoeft niet te worden teruggevorderd, omdat het hier om kosten gaat die al zijn gemaakt.

Sommige bewindvoerders brengen, voorafgaand aan de vaststelling door de kantonrechter, voorschotten aan de cliënt in rekening. Bijzondere bijstand kan ook worden verstrekt voor de in rekening gebrachte voorschotten.

Het definitieve salaris van een beschermingsbewindvoerder wordt jaarlijks door de kantonrechter vastgesteld. De bewindvoerder dient ook verantwoording af te leggen bij de kantonrechter, inclusief verantwoording over het salaris. De maximale tarieven zijn terug te vinden in paragraaf B7.7 onderdeel 2.2.

Als de beschermingsbewindvoerder deze tarieven niet overschrijdt en er geen aanwijzingen zijn dat het beschermingsbewind is opgeheven of gewijzigd, dan is het niet noodzakelijk dat de vaststelling van de kosten door de kantonrechter wordt opgevraagd ter bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand.

Bij overschrijding van het aanbevolen tarief (bijvoorbeeld als de bewindvoerder extra werk heeft verricht) blijft de noodzaak van het opvragen van de vaststelling van de kantonrechter wel aanwezig.

Bewindvoerders in het kader van de WSNP

Indien bewindvoerderskosten in het kader van de WSNP niet voldaan kunnen worden uit de boedel, dient hiervoor bijzondere bijstand te worden verstrekt (zie ook de algemene tekst in het Handboek.

Het salaris van de bewindvoerder in het kader van de WSNP is in beginsel lager dan het voor beslag vatbare deel van een inkomen ter hoogte van de bijstsndsnorm en de Faillissementswet regelt dat de eigen bijdrage voor de bewindvoering met voorrang uit de boedel moet worden betaald. In de regel is er dus geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Indien echter de rechtbank op verzoek van de bewindvoerder het salaris, gedurende of aan het einde van het saneringstraject, hoger vaststelt kan dit inhouden dat de boedel ontoereikend is om dit salaris te voldoen.

De omstandigheid dat het salaris van de bewindvoerder niet uit de boedel kan worden voldaan, heeft in beginsel niet tot gevolg dat het WSNP-traject wordt afgebroken. Daarin zou een reden gevonden kunnen worden om in dergelijke gevallen geen bijzondere bijstand te verlenen voor het salaris van de WSNP-bewindvoerder. De CRvB heeft evenwel kosten van het salaris van een door de rechtbank benoemde bewindvoerder in het kader van de WSNP moeten worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in artikel 35 lid 1 WWB (zie CRvB 10-06-2008, nr. 07/06 WWB). In voorkomende gevallen zal het college dus bijzondere bijstand moeten verstrekken voor het salaris van de WSNP-bewindvoerder voor zover dit niet uit de boedel kan worden voldaan.

De afdeling Schulddienstverlening van de dienst Werk, Zorg en Inkomen heeft eigen mogelijkheden voor budgetbeheer. Dit houdt in dat het inkomen van een cliënt binnenkomt op een beheerrekening en dat de vaste lasten (en eventueel andere lasten en reserveringen) automatisch worden betaald.

B 077

Kosten curatele

Omschrijving van de kosten

De kosten tengevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken curatele.

Voorliggende voorzieningen

Er bestaat geen voorliggende voorziening voor de kosten van curatele.

Recht op bijzondere bijstand

Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor kosten van curatele die door de Kantonrechter afwijkend zijn vastgesteld van de hoofdregel van 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen.

Hoogte bijzondere bijstand

Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de curator heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking, rekening houdend met eventuele draagkracht.

B 078

Kosten rechtsbijstand

Proceskosten

Bijzondere bijstand voor proceskosten is mogelijk indien deze noodzakelijk zijn. De noodzaak mag worden aangenomen indien op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) gefinancierde rechtsbijstand wordt verleend (dan is er door de bureaus rechtsbijstandvoorziening een advocaat toegewezen). Bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage kan worden toegekend indien de cliënt een toevoeging door de Raad van Rechtsbijstand overlegt.

Kosten die vergoed kunnen worden zijn de eigen bijdragen en griffiegelden die ingevolge de Wrb voor rekening van de betrokkene blijven. Bijkomende kosten kunnen, voor zover zij noodzakelijk zijn, tevens voor bijstand in aanmerking komen (bijv. kosten uittreksels openbare registers, telefoonkosten, rolverrichtingen deurwaarder).

Kosten van veroordeling behoren tot het zogenaamde procesrisico en worden niet noodzakelijk geacht, dus er is geen bijstandsverlening mogelijk. Ditzelfde geldt ten aanzien van boetes.

Proceskosten vreemdelingen

Bijzondere bijstand is mogelijk indien een vreemdeling proceskosten moet maken als hij/zij in beroep gaat tegen de afwijzing van een verblijfstitel. Voorwaarde is wel dat de vreemdeling de procedure in Nederland af mag wachten. Het moet gaan om een vreemdeling die op grond van zijn vorige status gelijkgesteld was met een Nederlander (zie Besluit gelijkstelling vreemdelingen Abw, Ioaw, Ioaz). In alle gevallen dient beoordeeld te worden in hoeverre de gevraagde kosten noodzakelijk zijn.

Verplichtingen

Aan de bijstandsverlening dient de verplichting te worden verbonden dat belanghebbende een afschrift van de uitspraak van de rechter verstrekt. Het gebeurt namelijk veelvuldig dat de tegenpartij in de kosten van het geding wordt veroordeeld waarna de kosten van eigen bijdrage en griffierechten - waarvoor reeds bijzondere bijstand is verstrekt - aan belanghebbende worden terugbetaald. Dientengevolge dient de verstrekte bijzondere bijstand terugvorderbaar gesteld te worden op grond van artikel 58 lid 1 aanhef sub f onder 2 WWB.

B 079

18 t/m 20-jarigen niet in inrichting

Thuiswonenden

De algemene bijstandsnorm voor personen van 18 t/m 20 jaar (artikel 20 WWB) en de wettelijke onderhoudsplicht van de ouders wordt toereikend geacht om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Aan thuiswonenden personen van 18 t/m 20 jaar wordt geen aanvulling via de bijzondere bijstand verstrekt.

Uitwonenden

Voor de uitwonenden alleenstaande, alleenstaande ouder en gehuwden/samenwonenden kan onder bepaalde voorwaarden naast de algemene bijstand een aanvulling via de bijzondere bijstand op grond van artikel 12 WWB worden verstrekt voor de hogere kosten van het uitwonend zijn. Met betrekking tot de hoogte van de aanvulling geldt het volgende:

• uitwonende alleenstaande van 18 t/m 20 jaar, zonder eigen

huisvestiging, zoals kamerbewoners, kostgangers e.d.: het bedrag

van de WSF 2000-norm voor uitwonende (artikel 33 lid 2 onder b

WWB), € 543,73; (bedrag per 1 januari 2009; zie voor de actuele

bedragen en een overzicht van de bedragen bijlage normen en

bedragen

• uitwonende alleenstaande van 18 t/m 20 jaar, met eigen huisvestiging:

de bijstandsnorm (norm + toeslag - leeftijdsverlaging) voor een

alleenstaande van 21 jaar, zijnde 59% (50% + 20% -11%) van de

gehuwdennorm;

• alleenstaande ouder van 18 t/m 20 jaar:

de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder van 21 jaar, zijnde

90% van de gehuwdennorm;

• gehuwden/samenwonenden met of zonder kinderen en een of beide

partners jonger dan 21 jaar:

de bijstandsnorm voor een gehuwde van 21 jaar, zijnde 100% van de

gehuwdennorm.

B 080

18 t/m 20-jarigen in inrichting

Voor personen jonger dan 21 jaar in een inrichting bestaat geen bijstandsnorm. Deze groep wordt op grond van artikel 13 lid 2 onderdeel a WWB uitgesloten van algemene bijstand. De onderhoudsplicht van de ouders staat centraal.

Alleen als de jongere noodzakelijke bestaanskosten heeft en niet kan terugvallen op de ouders is bijzondere bijstand mogelijk. De jongere kan niet terugvallen op de puders indien:

1.de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn, of

2.hij redelijkerwijs de onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet te gelde

kan maken, dit is aan de orde indien:

a.de ouders zijn overleden;

b.de ouders duurzaam in het buitenland verblijven;

c.er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen de ouders en de

jongere.

Wordt toch bijzondere bijstand voor zak- en kleedgeld verstrekt aan personen van 18 t/m 20 jaar die in een inrichting verblijven, dan dient de individuele situatie te worden bezien voor vaststelling van de norm. Eén en ander is namelijk afhankelijk van hoe maatschappelijk actief belanghebbende is. De hoogte wordt minimaal vastgesteld op 75% van de norm van artikel 23 lid 1 onder a WWB en maximaal de norm van een alleenstaande van 21 jaar en ouder in een inrichting (artikel 23 WWB; zie ook paragraaf B6.8).

In de gevallen genoemd onder c wordt de bijstand, indien mogelijk, verhaald op de ouders.

B 083

LBIO-bijdrage residentiële opvang kinderen

De wijze waarop de LBIO-bijdrage wordt vastgesteld leidt ertoe dat de ouder de ouderbijdrage dient te bekostigen uit eigen middelen waaronder de kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW).

Er bestaat in beginsel dan ook geen recht op bijzondere bijstand omdat de voorliggende voorziening passend en toereikend is.

Indien de ouder de norm voor een alleenstaande en geen kinderbijslag ontvangt, maar wel een LBIO-bijdrage dient te voldoen kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

B 084

Baby-uitzet

Een baby-uitzet behoren als uitgangspunt tot de algemene noodzakelijke kosten van bestaan. Individuele omstandigheden kunnen echter aanleiding zijn om bijzondere bijstand te verstrekken.

Werkwijze

Bij een aanvraag bijzondere bijstand voor een babyuitzet moet cliënt allereerst zelf aangeven, wat hij/zij nodig denkt te hebben, alsmede het bedrag dat hiermee per artikel gemoeid is. Vervolgens wordt een en ander getoetst aan de richtprijzen. Per artikel wordt de laagst verkregen prijs in aanmerking genomen.

Hoogte bijzondere bijstand

Bepaal de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand aan de hand van de richtprijzen zoals opgenomen in de NIBUD-Prijzengids.

B 085

Maaltijd-voorziening

De kosten van de maaltijdvoorziening worden vergoed via de individuele bijzondere bijstand voor zover deze kosten meer bedragen dan het bedrag waarmee de belastingdienst een warme maaltijd waardeert (Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 art. 32). Per 1 januari 2006 was dit bedrag gelijk aan € 3,10.

Omdat de Uitvoeringsregeling loonbelasting op dit punt is vervallen, is besloten het bedrag jaarlijks te indexeren met de consumentenprijsindex, afgerond op 5 cent naar beneden. De algemene kosten van een warme maaltijd bedragen per 1 januari 2009 € 3,25.

B 087

Communicatie en signalering

Telefoonkosten

Telefoonkosten worden gerekend tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Telefoonkosten dienen derhalve uit het reguliere inkomen te worden voldaan.

N.B.: de regeling Chronisch zieken, gehandicapten en ouderen voorziet voor een deel in hogere telefoonkosten.

Alarmering

Hierbij dient een onderscheid gemaakt te worden tussen een

a.halsalarm (of te wel sociale alarmering)

b.bejaardenalarm (of te wel minutenzorg).

ad a.

Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de aansluitkosten en voor de abonnementskosten (ongeveer €10,- per maand). Indien deze kosten echter in de huur inbegrepen zijn, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt (vergoeding via huurtoeslag). Let verder op of de volgende situatie van toepassing is: door zorgverzekeraars VGZ en CZ worden de aansluitkosten en (gedeeltelijke) abonnementskosten vergoed als er sprake is van een medische noodzaak, en als een bepaald bedrijf (CSI Service uit Leende) het systeem plaatst. Is dat het geval, dan kunnen de resterende abonnementskosten nog wel worden vergoed uit de bijzondere bijstand.

Uitbetaling vindt maandelijks plaats zonder overleg nota. Verificatie jaarlijks achteraf.

ad b.

Voor deze kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt omdat hiervoor een vergoeding via het persoonsgebonden budget (AWBZ) aangevraagd kan worden.

B 088

Stookkosten

Inleiding

Stook- en verwarmingskosten behoren in principe tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. Indien op basis van individuele omstandigheden extra stookkosten moeten worden gemaakt, kan voor deze extra kosten bijzondere bijstand worden verleend.

Extra kosten

Van extra kosten is sprake indien ten gevolge van een handicap zoveel extra stookkosten gemaakt moeten worden in ruimten waar de aanvrager of diens huisgeno(o)t(en) zich regelmatig ophouden, dat dit in vergelijking met een gezond persoon in (nagenoeg) dezelfde woonsituatie budgetbelastend is. Dit doet zich met name voor indien:

• de woning groter gemaakt wordt als gevolg van een noodzakelijke

aanpassing i.v.m. een handicap;

• hogere of gelijkmatige temperaturen in de woning noodzakelijk zijn.

Vergoeding

De hoogte van de bijzondere bijstand voor extra stook- of verwarmingskosten worden individueel bepaald. Leidraad hiervoor kan zijn dat informatie wordt ingewonnen bij het Nutsbedrijf om vast te stellen hoe hoog het gemiddelde gasverbruik is in vergelijkbare woonsituaties.

Medisch advies

In bijna alle gevallen zijn de extra stookkosten het gevolg van een medische handicap (bijvoorbeeld: reuma). Indien is gebleken dat in het individuele geval sprake is van extra kosten wordt een medisch advies (GGD) (zie paragraaf B7.4 onderdeel 5.1) gevraagd over de vraag of in verband met de opgegeven handicap, een hogere temperatuur in de woning verzorgend of helend werkt.

Bijstandsverlening

Indien blijkt dat:

• sprake is van extra kosten;

• deze kosten medisch noodzakelijk worden geacht ter verzorging of heling van een handicap, kan met inachtneming van de draagkrachtbepalingen overgegaan worden tot het verlenen van bijzondere bijstand.

B 089

Reiskosten woon-werkverkeer

Het college verstrekt geen bijzondere bijstand voor reiskosten woon-werkverkeer. Indien noodzakelijk kan het college re-integratiemiddelen inzetten voor deze kosten.

Een belanghebbende die maximale uren werkt naar vermogen, maar toch aanvullende uitkering heeft, heeft geen re-integratietraject.. In deze situatie moet de volgende afweging worden gemaakt:

Kunnen / worden reiskosten vergoed door de werkgever? Wanneer dit niet het geval is kan eventueel een vergoeding worden verstrekt via

1.het W-deel of

2.bijzondere bijstand.

Hoe worden reiskosten vergoed

Vergoeding via:

• werkgever;

• w-deel of bijzondere bijstand.

Hoogte bijzondere bijstand

Vergoeding in principe op grond van openbaar vervoer of eventueel €0,19 per kilometer (maximale onbelaste vergoeding). Er geldt een vergoeding voor de goedkoopst adequate voorziening.

B 091

Reiskosten bezoek zieke familieleden

Bezoek aan kind of volwassene opgenomen in een tehuis of inrichting Tevens reiskosten bij bezoek specialist/ ziekenhuis

In eerste instantie moet een beroep gedaan worden op voorliggende voorzieningen: voor reiskosten van ziekenbezoek is in het kader van de ziektekostenverzekering (in bepaalde situaties) een vergoeding mogelijk. Aanvulling op deze verzekering is met inachtneming van het onderstaande mogelijk:

1.gebruik van de goedkoopste klasse van openbaar vervoer;

2.Frequentie: eenmaal per week voor twee bezoekende personen of

tweemaal per week voor één persoon.

Uitzondering bij levensbedreigende ziekte minderjarig kind of gezinsgenoot:

? streekziekenhuis: 1 bezoek per dag;

? ander ziekenhuis: 3 bezoeken per week;

? buitenlands ziekenhuis: geen bijzondere bijstand mogelijk (zie

paragraaf B3.1 onderdeel 2.3) behoudens bijzondere individuele

gevallen.

3.de bezoekers moeten tot het gezin van de te bezoeken persoon

behoren of familie in de eerste graad van hen zijn;

4.van de onder 2 genoemde frequentie kan op medisch advies c.q. op

sociale gronden zowel naar boven als naar beneden worden

afgeweken.

Indien dit op sociaal-medische gronden noodzakelijk wordt geacht kan, bij wijze van individualisering, bijzondere bijstand volgens bovenstaande regels worden verleend aan bloed- of aanverwanten tot de tweede graad en voor zeer goede vrienden van betrokkene.

Attentie

Voor kinderen die onder de voogdij-maatregel vallen en op grond van die maatregel uit huis zijn geplaatst, kan via Bureau Jeugdzorg een beroep worden gedaan op een reiskostenvergoeding. hiertoe dient een formulier bij de gezinsvoogd aangevraagd te worden. Deze vergoeding bestaat uit een bedrag gelijk aan de reiskosten volgens openbaar vervoer 2e klas, éénmaal per maand.

Voor kinderen die onder toezicht staan (de OTS-maatregel) en op grond van die maatregel uit huis zijn geplaatst, verstrekt Bureau Jeugdzorg geen vergoeding voor de reiskosten, omdat deze kinderen niet onder de verantwoordelijkheid van Bureau Jeugdzorg vallen. Voor deze kinderen gelden dan ook bovenstaande voorwaarden bij de beoordeling of er bijzondere bijstand verstrekt kan worden voor de reiskosten.

Vergoeding bij reizen met auto

Het kan voorkomen dat reizen per auto (met meerdere personen) goedkoper is dan reizen per openbaar vervoer. In dit geval kan een vergoeding worden betaald van € 0,19 per kilometer (max. onbelaste vergoeding).

B 092

Reiskosten bezoek UWV Werkbedrijf

Omschrijving van de kosten

De kosten voor het vervoer van het woonadres van belanghebbende naar het UWV Werkbedrijf.

Recht op bijzondere bijstand

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van vervoer voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer. Hieronder wordt ook begrepen het doen van aanvragen, het komen voor gesprekken e.d. bij het UWV Werkbedrijf. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten.

B 096

Bewassing en kledingslijtage

Kleding behoort tot de algemene noodzakelijke kosten van bestaan. Individuele omstandigheden kunnen echter aanleiding zijn om bijzondere bijstand te verstrekken. Denk hier met name aan ontslag uit detentie, sterke gewichtsafname of -toename i.v.m. ziekte of grote onvoorzienbare uitgaven.

Werkwijze

Bij een aanvraag bijzondere bijstand voor kleding moet cliënt allereerst zelf aangeven, wat hij/zij nodig denkt te hebben, alsmede het bedrag dat hiermee per artikel gemoeid is. Vervolgens wordt een en ander getoetst aan de richtprijzen. Per artikel wordt van beide aldus verkregen prijzen de laagste in aanmerking genomen. Draagkracht (35%) wordt in ogenschouw genomen.

Hoogte bijzondere bijstand

Bepaal de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand aan de hand van de richtprijzen zoals opgenomen in de NIBUD-Prijzengids.

Bewassing en kledingslijtage

De kosten verbonden aan onderhoud, reiniging, herstel en vervanging van kleding en beddengoed zijn in de regel algemene noodzakelijke bestaanskosten. Op grond van individuele omstandigheden kan echter sprake zijn van extra kosten als gevolg van een sociale of medische handicap. In deze gevallen is bijzondere bijstand voor deze extra kosten mogelijk.

Vervanging

Als uitgangspunt kan worden gesteld dat bijzondere bijstand voor de vervanging van kleding alleen mogelijk is indien als gevolg van een ziekte of gebrek in korte tijd (maximaal enkele maanden) voltrekkende veranderingen van of aan het lichaam vervanging of aanpassing van de garderobe noodzakelijk is.

• Afwijkende lichaamsbouw (maatkleding) is geen reden tot bijzondere

bijstand voor aanschaf/vervanging van kleding.

• Geen bijzondere bijstand voor aanschaf kleding i.v.m. een

seksetransformatie (transseksuelen).

• Vervanging van kleding die is vernield als gevolg van een geestelijke

stoornis komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.

De hoogte van de bijstand kan worden afgeleid uit de Nibudprijzengids.

Bewassing en kledingslijtage

De kosten verbonden aan onderhoud, reiniging, herstel en vervanging van kleding en beddengoed zijn in de regel algemene noodzakelijke bestaanskosten. Op grond van individuele omstandigheden kan echter sprake zijn van extra kosten als gevolg van een sociale of medische handicap. In deze gevallen is bijzondere bijstand voor deze extra kosten mogelijk.

Vervanging

Als uitgangspunt kan worden gesteld dat bijzondere bijstand voor de vervanging van kleding alleen mogelijk is indien als gevolg van een ziekte of gebrek in korte tijd (maximaal enkele maanden) voltrekkende veranderingen van of aan het lichaam vervanging of aanpassing van de garderobe noodzakelijk is.

• Afwijkende lichaamsbouw (maatkleding) is geen reden tot bijzondere

bijstand voor aanschaf/vervanging van kleding.

• Geen bijzondere bijstand voor aanschaf kleding i.v.m. een

seksetransformatie (transseksuelen).

• Vervanging van kleding die is vernield als gevolg van een geestelijke

stoornis komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.

De hoogte van de bijstand kan worden afgeleid uit de Nibudprijzengids.

Verstrekkingsvorm

Bijstand voor kleding wordt als uitgangspunt om niet verstrekt. In situaties waarbij sprake is van bijstandverlening als gevolg van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, wordt de bijstand ex artikel 48 lid 2 sub b WWB als renteloze geldlening verstrekt. Denk hier aan ontslag bij detentie.

Orthopedisch schoeisel

Voor de kosten van orthopedisch schoeisel is bijzondere bijstand mogelijk. Voor het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de noodzakelijkse kosten van het orthopedisch schoeisel onder aftrek van de kosten van gewone schoenen. De kosten van gewone schoenen worden vastgesteld overeenkomstig de Nibud-normering.

Herstel / onderhoud

Als gevolg van een medische of sociale handicap kan sprake zijn van meer dan algemeen gebruikelijke kosten voor herstel en vervanging van kleding en beddengoed. Deze extra kosten doen zich met name voor bij het gebruik van kunst- en hulpmiddelen en het gebruik van geneesmiddelen. In het juridisch basisboek van de GMD staan de meerkosten aangegeven voor de kosten van kleding, schoeisel en beddengoed als gevolg van bepaalde stoornissen (zie onderstaande tabellen). Op individuele gronden kan van het normenschema worden afgeweken.

Voor kinderen onder 4 jaar is geen sprake van meerkosten daar tot deze leeftijd slijtage en bewassing als normaal wordt gezien.

(Voorbeeld:Gebruikers van alleen (elleboog)krukken hebben geen extra kosten omdat zich nauwelijks slijtage voordoet.)

Bewassing

In bepaalde gevallen is als gevolg van een handicap sprake van bovennormale bewassingskosten. Denk hier bijvoorbeeld aan incontinentie. In het juridisch basisboek van de GMD staan de meerkosten als gevolg van extra bewassing en slijtage als gevolg van een bepaalde aandoening aangegeven (zie onderstaande tabellen). Op individuele gronden kan van het normenschema worden afgeweken.

Personen in een inrichting krijgen een afwijkend bedrag vergoed voor bewassing aangezien de bewassing grotendeels in de inrichting plaatsvindt.

Indicatie

Ter bepaling of sprake is van extra kosten voor kleding en bewassing, wordt een medisch advies (zie paragraaf B7.4 onderdeel 5.1)gevraagd. Bij een verzoek tot verlenging van de bijstand wordt bij ongewijzigde omstandigheden geen nieuw medisch advies gevraagd. Als er sprake is van voor de hand liggende, duidelijke gevallen, is het niet nodig om een medisch advies aan te vragen. Bijvoorbeeld bij plotselinge gewichtstoename of -afname van belanghebbende of duidelijk zichtbare afwijkingen in het looppatroon of prothesegebruik, die de consulent - als hij de belanghebbende kent - zelf kan vaststellen. De consulent kan dan zonder medisch advies de meerkosten vaststellen aan de hand van de in onderstaande tabellen vermelde normbedragen.

Genormeerde kosten

Bij bijstandsverlening is de medische noodzaak vastgesteld. De meerkosten, zoals opgenomen in de Tabellen kleding- en bewassingskosten, zijn op basis van onderzoek door de GMD genormeerd zodat geen bewijsstukken over de werkelijke meerkosten overgelegd hoeven te worden.

De in de tabellen vermelde bedragen zijn bepaald door de bedragen uit het GMD Basisboek vanaf 1993 te indexeren aan de hand van de indexering van de alimentatiebedragen. De eurobedragen zijn afgerond op halve euro's.

B 097

Toeslag voormalig alleenstaande ouders

Inleiding

Indien een alleenstaande ouder te maken heeft men een inkomensterugval naar de norm alleenstaande als gevolg van het feit dat het laatste, in de gezinsbijstand begrepen kind niet meer ten laste van de ouder komt, kan aan de alleenstaande een toeslag worden toegekend. De toeslag garandeert de gehuwdennorm als gezamenlijk gezinsinkomen. Voorwaarde hierbij is dat het kind tot de huishouding van de alleenstaande blijft behoren.

De toeslag

De toeslag voormalig alleenstaande ouder wordt toegekend indien: Het inkomen van de alleenstaande en het inkomen van het laatste kind samen lager zijn dan de bijstandsnorm voor gehuwden (artikel 21 onderdeel c WWB). De hoogte van de toeslag is gelijk aan het verschil tussen het gezamenlijk inkomen en bovengenoemde 'norm'.

Beëindigen toeslag

De toeslag voormalig alleenstaande ouder eindigt indien:

1.de gezamenlijke inkomsten van de ouder en het kind boven het van

toepassing zijnde normbedrag voor gehuwden uitkomen;

2.het kind 21 jaar wordt;

3.het kind niet meer thuis woont.

De doelgroep

Uitsluitend alleenstaande ouders die een inkomen op WWB-niveau hadden, kunnen voor de toeslag in aanmerking komen. Doordat het laatste inwonende kind 18 jaar is geworden verandert voor de ouder de norm alleenstaande ouder in alleenstaande. Dit heeft tot gevolg dat er een lager vrij te laten bescheiden vermogen (zie paragraaf B4.3) van toepassing wordt.

Aandachtspunten

1.Een kind komt niet meer ten laste van de ouder indien:

-het kind 18 jaar wordt; of

-het kind 16 of 17 is en er geen aanspraak meer op kinderbijslag

bestaat; of

-de ouder niet de volledige zorg heeft over het kind.

2.Vakantiegelduitkeringen dienen bij de berekening te worden

betrokken.

3.Indien het laatste kind studiefinanciering ingevolge de Wet

studiefinanciering 2000 (WSF) ontvangt, wordt het inkomen van dat

kind in de meeste gevallen vastgesteld op het normbedrag ex artikel

33 lid 2 WWB. Indien het kind (daarnaast) eigen inkomsten heeft,

dienen deze tevens voor de berekening van de toeslagen als inkomen

te worden aangemerkt.

4.De toeslag wordt aan de alleenstaande ouder toegekend.

5.De toeslag moet bij een inkomenswijziging opnieuw bekeken/berekend

worden.

6.In de beschikking waarin een toeslag wordt toegekend, dient expliciet

de verplichting opgenomen te worden, dat inkomenswijzigingen van

het kind direct worden doorgegeven.

B 102

Verhuiskosten

Verhuiskostenvergoeding

De kosten van een verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. In beginsel is er dus geen bijzondere bijstand voor deze kosten mogelijk. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, kan hiervan afgeweken worden.

Omschrijving kosten

Het gaat bijvoorbeeld om de kosten van benzine en huur aanhanger.

De hoogte van de bijzondere bijstand

De werkelijke kosten worden vergoed waarbij als uitgangspunt geldt: verhuizen door het eigen netwerk.

Als een eigen netwerk ontbreekt kunnen de kosten van een erkende verhuizer worden vergoed. Alvorens tot vergoeding wordt overgegaan moet belanghebbende een offerte opvragen bij twee verschillende verhuisbedrijven.

B 103

Eerste maand huur, opknapkosten, waarborgsom

1e huur:

Bij een noodzakelijke verhuizing wordt maximaal één maand huur vergoed.

Vergoeding in principe om niet.

Opknapkosten:

Bij een noodzakelijke verhuizing wordt in principe maximaal een bedrag ter hoogte van 75% van de kale huur als zijnde opknapkosten vergoed. In bijzondere situaties kan worden bezien of eventuele meerkosten (die door cliënt zijn aangetoond middels bewijsstukken) voor vergoeding in aanmerking dienen te komen.

Vergoeding in principe om niet.

Daar waar sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kunnen bovenstaande kosten toch voor vergoeding in aanmerking komen, echter vergoeding dan in de vorm van een geldlening (artikel 48 lid 2 onderdeel b WWB).

Waarborgsom:

Bij een noodzakelijke verhuizing wordt een eventuele waarborgsom vergoed.

Vergoeding in principe in de vorm van een geldlening (artikel 48 lid 2 sub c WWB). In bijzondere omstandigheden kan de lening worden omgezet in een vergoeding om niet.

B 105

Overbrugging scherpe terugval in inkomen

Een cliënt kan geconfronteerd worden met een plotselinge en onvoorzienbare daling van het inkomen. Deze daling aan inkomen kan zo hoog zijn dat er aanpassingsproblemen (kunnen) ontstaan. In deze situatie kan een toeslag inkomensdaling worden toegekend. Deze toeslag is een periodieke uitkering in de vorm van bijzondere bijstand.

Criteria

• Het nieuwe netto inkomen moet ten minste 25% lager liggen dan het

vorige netto inkomen.

• De inkomensdaling moet onvoorzienbaar zijn.

• Er moet een noodzaak zijn om de toeslag te verstrekken. Bijvoorbeeld:

cliënt heeft bepaalde uitgaven die niet direct opgezegd kunnen

worden.

De hoogte van de toeslag inkomensdaling

De toeslag wordt toegekend gedurende 9 maanden. In de loop van deze periode wordt de toeslag afgebouwd.

De eerste 3 maanden 75 % van de netto inkomensdaling

De daarop volgende 3 maanden 50 % van de netto inkomensdaling

De daarop volgende 3 maanden 25 % van de netto inkomensdaling

B 142

Verkorte aanvraag-procedure

Aanvragen levensonderhoud lopen in principe via UWV/Werkbedrijf. Er bestaat geen verkorte aanvraagprocedure bij UWV/Werkbedrijf. In het kader van de eenmalige gegevensuitvraag zijn de gegevens van personen die digitaal aangevraagd hebben via www.werk.nl al beschikbaar. Een aanvrager hoeft dan alleen nog aan te vullen.

Personen die niet digitaal aanvragen moeten opnieuw de gegevens overleggen bij UWV/Werkbedrijf. Afgesproken kan worden dat reeds bekende gegevens niet opnieuw overgelegd hoeven te worden.

B 145

Woonkosten-toeslag huurders

Stap 1: rekenhuur

Bepaal of bereken de rekenhuur overeenkomstig de Wet op de huurtoeslag (zie paragraaf V2.5 onderdeel 2.5).

Stap 2: maximale WKT (op grond van de WHT-systematiek)

Bereken overeenkomstig de WHT-systematiek (zie "berekeningsformulier huurders") de maximale WKT.

Stap 3: ontvangen huurtoeslag in mindering brengen

Wanneer de woonkostentoeslag een aanvulling is op de (te lage) huurtoeslag, moet het bedrag dat aan huurtoeslag wordt ontvangen in mindering worden gebracht op de berekende maximale woonkostentoeslag (zie stap 2).

Stap 4: aanvullende WKT bij huur boven maximale huurgrens

Wanneer de huur meer bedraagt dan de maximum huurgrens (zie paragraaf V2.5 onderdeel 2.1), dan kan op grond van individuele omstandigheden overwogen worden om een (aanvullende) woonkostentoeslag te verlenen. Besteedt in dit verband in ieder geval aandacht aan het betoonde besef van verantwoordelijkheid: was de ontstane situatie te voorzien en dus te voorkomen? Daarnaast speelt de situatie op de lokale woningmarkt een rol. De woonkostentoeslag kan afhankelijk van de individuele situatie worden geweigerd of afgestemd.

Indien er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, stel de hoogte hiervan dan vast op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens (zie "berekeningsformulier huurders").

De woonkostentoeslag wordt in dit geval tijdelijk toegekend en onder voorwaarden. De periode is 3-6 maanden, met de mogelijkheid tot verlenging tot maximaal 1 jaar. Daarbij wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag. Er dienen concrete voorwaarden te worden opgelegd (bijvoorbeeld inschrijving bij woningbouwverenigingen, overleggen van bewijsstukken of gegevens waaruit blijkt dat goedkopere woonruimte is gezocht, actieve sollicitatieplicht) en de nakoming van de voorwaarden moet worden gecontroleerd. Als wordt afgezien van het opleggen van voorwaarden (bijvoorbeeld bij korte periode van woonkostentoeslag bij zelfstandigen, bij krediethypotheek) moet dit worden gemotiveerd. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop tijdelijk worden verlengd indien het feit dat de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt hem niet te verwijten valt.

Inkomsten medebewoners

Hiermee wordt bij de vaststelling van de hoogte van de woonkostentoeslag rekening gehouden, zoals dat ook gebeurt bij de huurtoeslag.

Draagkracht

Wanneer iemand een woonkostentoeslag aanvraagt maar een inkomen heeft boven bijstandsniveau dient fictief een bijstandsopbouw te worden toegepast. M.a.w. welke norm + toeslagen - verlagingen + woonkostentoeslag zou betrokkene gekregen hebben als hij op bijstand zou zijn aangewezen. Deze uitkomst wordt verminderd met het feitelijke inkomen. Door deze systematiek wordt er feitelijk rekening gehouden met 100% draagkracht.

B 146

Woonkosten-toeslag eigenaren

Stap 1: woonkosten

De woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag zijn:

• De rente die verband houdt met de woning.

o Het gaat hier meestal om hypotheekrente. Verder geldt dat jaarlijks te

ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde

hypotheekrente hierop in mindering moet worden gebracht.

o Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning,

bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld.

o De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de

premies van zogenaamde spaarhypotheken.

• Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals:

o rioolrechten;

o eigenaarsdeel waterschapslasten;

o erfpachtcanon;

o premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor

de opstallen);

o eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel).

• Een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud

o Alleen kosten van groot onderhoud komen in aanmerking voor

woonkostentoeslag. Bedoeld zijn de onderhoudskosten die in geval

van bewoning van een huurhuis voor rekening van de verhuurder

komen (bijvoorbeeld buitenschilderwerk).

o Kosten van klein onderhoud moeten worden voldaan uit de

bijstandsnorm of het daarmee vergelijkbare inkomen. Voor kosten van

ingrijpende reparaties moet afzonderlijk bijstand worden verleend.

Als richtlijn voor de kosten van groot onderhoud gelden de bedragen die zijn opgenomen in het actuele overzicht van normen en bedragen. Deze bedragen zijn door het ministerie van VROM vastgesteld. Afwijking van deze bedragen kan alleen in bijzondere omstandigheden. Niet als een bijzondere omstandigheid kan gelden dat de betrokkene een zeer grote woning bewoont en derhalve hogere onderhoudskosten heeft. De bovengemiddelde kosten zijn niet noodzakelijk en komen daarom niet in aanmerking voor bijstandsverlening.

Stap 2 t/m 4

Voor het overige zij verwezen naar de stappen 2 t/m 4 van de berekening van de woonkostentoeslag voor huurders (zie hiervoor).

Draagkracht

voor woonkostentoeslag wordt een draagkracht (zie paragraaf B7.2) van 100% van het inkomen boven het bijstandsinkomen gehanteerd.

Verplichtingen

Bij een rekenhuur (woonkosten) boven de maximum huurgrens, wordt bezien of een verhuisplicht naar een goedkopere woning wordt opgelegd. De bijzondere bijstand wordt gedurende 3 of 6 maanden, te verlengen tot maximaal 1 jaar verleend. Aan de bijstand worden voorwaarden opgelegd welke ook gecontroleerd worden voordat voortzetting van de bijstand plaatsvindt (bijvoorbeeld arbeidsverplichting, verkoopacties, contacten met verhuurders of onderhuurders, makelaars en inschrijving als woningzoekende bij woningbouwverenigingen).

Indien na dit jaar om verlenging van woonkostentoeslag wordt verzocht, moet de noodzaak hiervoor stringent bezien worden. D.w.z. dat bezien moet worden welke inspanningen belanghebbende zich heeft getroost om goedkopere huisvesting te verkrijgen of om de woonkostentoeslag op andere wijze op te heffen.

Teruggaaf belastingen

Een persoon met een eigen woning kan belasting terugontvangen vanwege renteaftrek eigen woning. De teruggaaf kan achteraf worden ontvangen nadat aangifte is gedaan, maar ook via een maandelijkse voorlopige teruggaaf. De middelen welke een belanghebbende ontvangt vanwege aftrek eigen woning, dienen op de woonkostentoeslag in mindering te worden gebracht, voor zover deze betrekking hebben op de bijstandsperiode. De middelen over de bijstandsperiode worden gekort op de woonkostentoeslag, voor zover de cliënt er redelijkerwijs over kan beschikken middels de voorlopige teruggaaf (vergelijk de algemene bijstand). Aan de hand van de definitieve belastingaanslag wordt de bijstand definitief vastgesteld. Dit kan leiden tot een nabetaling of terugvordering.

B 147

Wanneer inkomsten-vrijlating

Op grond van artikel 19 van de Re-integratieveordening heeft de uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, eenmalig gedurende een periode van maximaal 6 aaneengesloten maanden recht op vrijlating van inkomsten uit arbeid als bedoeld in artikel 31, tweede lid onder o van de wet waarbij het vrijlatingspercentage wordt bepaald op 25% met een maximum van het in artikel 31, tweede lid van de wet genoemde bedrag .

Het recht op inkomstenvrijlating wordt direct bij de aanvraag of kort na de indiensttreding beoordeeld. Het is niet de bedoeling dat dit achteraf wordt beoordeeld.

B 149

Vermogens-vaststelling tijdens de bijstand

Om praktische redenen wordt het vermogen tijdens de verlening van algemene bijstand als volgt vastgesteld:

Vermogenssaldo bij vorige vaststelling (bij aanvang van de bijstand of vorig (her)onderzoek)

+ Ontvangsten sinds de vorige vaststelling (na aftrek van vrijlatingen)

+ Waardevermeerdering van bezittingen

+ Aflossing van schulden sinds de vorige vaststelling

+ Kwijtschelding van schulden sinds de vorige vaststelling

-Nieuwe schulden sinds de vorige vaststelling

-Waardevermindering van bezittingen (m.u.v. bestedingen)

=======================================================

Nieuw vermogenssaldo

Gevolgen van vermogensmutaties

Indien het nieuwe vermogenssaldo lager is dan de actuele van toepassing zijnde vermogensgrens bestaat er recht op algemene bijstand (artikel 34 lid 3 WWB; zie ook paragraaf B4.3 onderdeel 7.2). Is het nieuwe vermogenssaldo daarentegen hoger dan de vermogensgrens dan moet het college de algemene bijstand beëindigen. Belanghebbende zal zijn vermogensoverschot moeten interen voordat er weer recht op algemene bijstand ontstaat (zie paragraaf B4.3 onderdeel 10).

Ontvangsten sinds de vorige vaststelling

Als de belanghebbende tijdens de bijstandsverlening vermogen ontvangt, dan moet het college dit ontvangen vermogen meenemen bij het bepalen van het nieuwe vermogenssaldo, voor zover dit niet is vrijgelaten.

B 151

Dieetkosten

Wanneer medisch advies

Bij een aanvraag om bijzondere bijstand voor dieetkosten dient een advies aan de GGD (zie paragraaf B7.4 onderdeel 5) te worden gevraagd. Bij advisering zal de GGD van de volgende voorwaarden uitgaan:

• het dieet is noodzakelijk; (zie ook jurisprudentie)

• het dieet is uitgesloten van verstrekking krachtens AWBZ of

ziektekostenverzekering;

• het dieet kost meer dan de gebruikelijke voeding;

* hoe lang moet het dieet gevolgd worden.

*

Zelfzorgmiddelen bij chronische aandoening

Vergoeding van zelfzorggeneesmiddelen

Zelfzorggeneesmiddelen zijn medicijnen die zonder dokterrecept bij een apotheker of een drogist gekocht kunnen worden. Ze kunnen echter wel door artsen worden voorgeschreven. Voorbeelden van zelfzorgmiddelen zijn eenvoudige pijnstillers, zoals paracetamol, middelen tegen brandend maagzuur en laxeermiddelen. Medicijnen waarvoor de cliënt wel een doktersrecept nodig heeft, blijven meestal wel (gedeeltelijk) vergoed.

Wanneer bijzondere bijstand?

Bijzondere bijstand is mogelijk indien er sprake is van chronisch gebruik. Als aanknopingspunt kan een gebruik van 3 maanden of langer worden aangemerkt als chronisch gebruik.

De termijn "langer dan 3 maanden" is een aanknopingspunt. In individuele gevallen kan hier natuurlijk vanaf worden geweken. Een en ander is afhankelijk van de omstandigheden van cliënt.

B 153

Tandheelkundige hulp

Tandheelkundige hulp voor personen vanaf 18 jaar is sedert 1 januari 2004 om budgettaire redenen uit het ziekenfondspakket geschrapt. Het is de eigen verantwoordelijkheid van betrokkene zich aanvullend te verzekeren tegen kosten voor tandheelkundige hulp. Slechts bij uitzondering is bijstandsverlening mogelijk.

Uitvoeringsaspecten

Indien tandheelkundige hulp noodzakelijk wordt geacht en geen beroep (meer) kan worden gedaan op de (gemeentelijke) collectieve aanvullende ziektekostenverzekering kan individuele bijzondere bijstand worden verstrekt.

Indien de kosten van tandheelkundige hulp de maximale vergoeding in een kalenderjaar (voor 2008 is dit € 570,00) overschrijden, kan - uiteraard voor zover de kosten noodzakelijk zijn - voor het meerdere boven de maximale vergoeding bijzondere bijstand worden verleend.

De volgende kosten worden als noodzakelijk aangemerkt: preventief periodiek onderzoek, een inci-denteel consult , röntgenfoto's, de kosten in verband met de extractie van tanden en kiezen en de eigen bijdrage die verschuldigd is voor een uitneembare volledige prothetische voorziening voor de boven- en/of de onderkaak.

Wat betreft de "luxe" tandheelkundige hulp, het gaat hierbij onder andere om het plaatsen van kronen en bruggen, orthodontie of parodontologische behandelingen wordt geen bijstand verstrekt, tenzij dit in individuele gevallen medisch noodzakelijk is. Hiertoe dient een medisch advies te worden opge-vraagd. Een vergoeding van de (collectieve) aanvullende verzekering op zich is geen medische indicatie.

Bij de hoogte van de bijzondere bijstand dient voorts rekening te worden gehouden met een eventuele draagkracht (zie paragraaf B7.2).

Toelichting

Personen die niet voldoen aan het inkomenscriterium (110 %) voor de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering dan wel (nog) niet verzekerd zijn bij de zorgverzekeraars CZ of VGZ kunnen niet worden aangemeld voor de collectieve ziektekostenverzekering en derhalve geen recht doen gelden op de categoriale bijzondere bijstand. Zij blijven aangewezen op het individuele bijzondere bijstandsbeleid, voor zover de mogelijkheid zich nog niet heeft voorgedaan van zorgverzekeraar te wijzigen. Wijziging van zorgverzekeraar is jaarlijks mogelijk per 1 januari. Wel dient dit meestal vóór 1 november van het voorafgaande jaar schriftelijk bij de verzekeraar te worden gemeld. Personen die weigeren over te stappen naar de zorgverzekeraars CZ of VGZ hebben geen recht op individuele bijzondere bijstand voor zover de kosten zouden worden gedekt door de collectieve aanvullende verzekering en geen gebruik van de mogelijkheid is gemaakt om van zorgverekeraar te wijzigen (pas effectief na 1 januari eerstvolgend). De rechtsgronden hiervoor zijn artikel 18 WWB en de Afstemmingsverordening 2006 vanwege een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

Personen die wel zijn verzekerd bij CZ of VGZ maar niet wensen deel te nemen aan de collectieve aanvullende verzekering, hebben voor die kosten welke door de collectieve ziektekosten zouden worden gedekt, eveneens vanwege een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan geen recht op individuele bijzondere bijstand.

Zie ook richtlijn B070 - Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering in paragraaf B7.4 onderdeel 2.

Wanneer de maximale vergoeding voor tandartskosten vanuit de collectieve ziektekostenverzekering is overschreden, dient in de individuele situatie worden beoordeeld of er een noodzaak is geweest tot het maken van deze tandartskosten en of hier voldoende besef van verantwoordelijkheid is betoond.

B 159

Overbruggings-uitkering

Het college verstrekt in beginsel geen overbruggingsuitkeringen voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt geacht toereikend te zijn. Indien een belanghebbende gesteld wordt voor noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, waardoor liquideitsproblemen kunnen ontstaan omdat hij deze niet uit de eigen middelen kan voldoen kan voor deze kosten bijzondere bijstand worden verstrekt (zie paragraaf B7.1 ).

In het geval dat, ondanks het bovenstaande beleidsuitgangspunt, op grond van bijzondere omstandigheden aan belanghebbende toch een overbruggingsuitkering voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan wordt verstrekt, wordt de bijstand verstrekt als algemene bijstand om niet. Het college maakt, gezien de bijzondere situatie ten gevolge waarvan de noodzaak van een overbruggingsuitkering is ontstaan, geen gebruik van de bevoegdheid tot terugvordering ervan na beëindiging van de bijstand.

N.B.: in overbrugging tijdens de bijstandsaanvraag is voorzien door het verplichte voorschot; zie paragraaf B10.3 onderdeel 2.2.

B 160

Eigen risico

Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.2). Beantwoording van de vraag of onder een eigen risico voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) vallende kosten voor bijstandsverlening in aanmerking komens, is enigszins complex.

Allereerst dient bedacht te worden dat de Zvw zowel een verplicht eigen risico voor iedere verzekerde van 18 jaar of ouder (artikel 18a lid 1 Zvw), als een vrijwillig (hoger) eigen risico (artikel 19 lid 2 Zvw) kent. De onder een vrijwillig gekozen (hoger) eigen risico vallende kosten zijn niet af te wentelen op de WWB in de zin dat het als noodzakelijk te beschouwen kosten zou betreffen en komen derhalve niet voor bijstandsverlening in aanmerking. De onder het verplicht eigen risico vallende kosten daarentegen vormen wel noodzakelijke kosten van het bestaan. Hierbij is extra complicerend het feit dat:

• de gemiddeld onder het verplicht eigen risico vallende zorgkosten

(kosten tot een bedrag van € 103,00 per kalenderjaar) geacht worden

redelijkerwijs voldaan te kunnen worden uit een inkomen op

minimumnivo (met andere woorden: in het desbetreffende deel is al

voorzien); en,

• dat de Zvw voor chronisch zieken en gehandicapten in een - passend en toereikend geachte - voorliggende voorziening ten aanzien van de bovengemiddelde onder het eigen risico vallende kosten voorziet: structurele compensatie via het CAK.

Als gevolg daarvan hebben chronisch zieken en gehandicapten op grond van artikel 15 lid 1 WWB in beginsel geen recht op bijzondere bijstand voor onder het verplicht eigen risico vallende kosten. Zie hierover paragraaf B7.4 onderdeel 3.1.

Overige belanghebbenden

Voor overige belanghebbenden, die evenmin recht hebben op bijzondere bijstand voor de eerste € 103,00 van het verplicht eigen risico, bestaat daarentegen geen (vergelijkbare) voorliggende voorziening voor de bovengemiddelde onder het verplicht eigen risico vallende kosten (de kosten boven € 103,00).

Chronisch zieken en gehandicapten

Recht op bijzondere bijstand

Tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de onder het verplicht eigen risico van de Zvw vallende kosten. Tot het bedrag van de gemiddeld onder het verplicht eigen risico vallende kosten (een bedrag van € 103,00) voorziet de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau in deze kosten en kan er in beginsel geen bijzondere bijstand voor deze kosten verleend worden.

Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien er ten aanzien van de bovengemiddeld onder het verplicht eigen risico vallende kosten geen (vergelijkbare) voorliggende voorziening openstaat, zoals chronisch zieken en gehandicapten die kennen (artikel 118 a Zvw).

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de toe te kennen bijzondere bijstand voor bovengemiddeld, onder het verplicht eigen risico vallende kosten, bedraagt thans maximaal een bedrag van € 47,00 per kalenderjaar.

Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.2, in mindering gebracht.

Vorm van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt verleend om niet.

V 004

Marginale zelfstandigen

Inleiding

Volgens de constante jurisprudentie is het bijstandsgerechtigden met volledige arbeidsverplichtingen toegestaan om zelfstandige werkzaamheden van bescheiden omvang te verrichten. Door het Ministerie zijn destijds voorwaarden geformuleerd waaraan men moet voldoen om de uitkeringsrechten niet in gevaar te laten komen. Om onbedoelde effecten te voorkomen is het zinvol om voor zelfstandigen werkzaamheden op bescheiden schaal richtlijnen op te stellen. Hieronder worden de betreffende richtlijnen besproken en wordt ingegaan op de verwerking van de inkomsten.

Bescheiden schaal

Bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten zonder dat sprake is van zelfstandigheid zijn toegestaan als het gaat om werkzaamheden van bescheiden omvang. Hieronder wordt verstaan dat de feitelijke werkzaamheden van de bijstandsgerechtigde, en mogelijke partner, maximaal 1225 uur per jaar bedragen. Indien de zelfstandige activiteiten zich ontwikkelen tot een meer dan bescheiden omvang, dienen ze tot deze proporties te worden teruggebracht of kan, bij gebleken levensvatbaarheid, de cliënt een beroep doen op de startersfaciliteiten ingevolge het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz 2004). Situaties van zelfstandigheid moeten altijd worden doorgesproken met de Bbz-consulent. Wanneer er kansen zijn dat de persoon volledig of gedeeltelijk kan uitstromen naar zelfstandigheid, moet deze mogelijkheid bezien worden.

Wanneer volledige uitstroom richting zelfstandigheid niet mogelijk is, dienen de arbeidsvoorwaarden bezien te worden. Wanneer er werkzaamheden van bescheiden omvang plaatsvinden, moet de cliënt volledig reëel beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt. Deze verplichting wordt onvoorwaardelijk opgelegd.

Verplichtingen

Als de zelfstandige activiteiten zijn toegestaan worden aan de bijstand op grond van artikel 55 WWB nadere verplichtingen verbonden, namenlijk:

• er moeten gebruikelijke prijzen worden gevraagd en gebruikelijke

onkosten worden opgevoerd;

• de zelfstandige activiteiten moeten rechtmatig worden uitgevoerd;

• de zelfstandige moet een deugdelijke boekhouding voeren.

Gebruikelijke prijzen / onkosten

De zelfstandige moet normale, branchegebruikelijke marktprijzen hanteren en geen extreem hoge bedrijfskosten met name promotie- en reclamekosten opvoeren. Informatie bij de Bbz-consulent. Daarnaast moet het bedrijf een inkomen opleveren. Bij het hanteren van de inkomstenkorting wordt uitgegaan van de gebruikelijke prijzen en kosten.

Rechtmatige vestiging

De betrokkene dient aan de wettelijke vestigingseisen te voldoen die voor het betreffende bedrijf of beroep van kracht zijn. Te denken valt hierbij aan het bezit van een omzetbelastingnummer, inschrijving Handelsregister van de Kamer van Koophandel, vergunningen, diploma-eisen.

Boekhouding

Om de inkomsten uit zelfstandige arbeid van bescheiden omvang te kunnen vaststellen, moet de cliënt een boekhouding voeren. Bij de aanvraag en het heronderzoek, dienen de jaarstukken en een kopie van de aangifte inkomstenbelasting en premies volksverzekering van het voorafgaande jaar te worden overgelegd. De boekhoudkundige gegevens worden ter advisering aan de Bbz-consulent voorgelegd.

Inkomstenkorting

Aan de betrokken zelfstandige wordt uitkering om niet toegekend. Bij beschikking altijd vermelden dat de uitkering op grond van artikel 58 lid 1 sub e WWB (gedeeltelijk) teruggevorderd zal worden als op basis van de uiteindelijke bedrijfsresultaten volgens het boekhoudverslag, het inkomen hoger is geweest dan waarmee rekening is gehouden. Maandelijks wordt een voorlopige inkomstenkorting toegepast gebaseerd op de geschatte inkomsten. Meestal zijn dat de jaarcijfers van het voorafgaande jaar. Ook hier wordt vooraf een advies aan de Bbz-consulent gevraagd.

Bij freelance activiteiten wordt altijd advies ingewonnen bij de Bbz-consulent.

Fiscale verplichtingen

De in aanmerking genomen netto winst is in werkelijkheid bruto inkomen. Met mogelijke fiscale verplichtingen wordt geen rekening gehouden.

Vermogen

Vermogen dat noodzakelijk is voor het bedrijf blijft buiten beschouwing voor zover het bedrijf inkomen oplevert.

V 023

Kinderopvang sociaal-medisch geïndiceerden

Omdat de bepalingen kinderopvang voor sociaal-medisch geïndiceerden in de Wet Kinderopvang nog niet in werking zijn getreden, zijn de in de Wko daarover opgenomen artikelen niet van toepassing. Ten aanzien van deze doelgroep is beleid geformuleerd.

Het beleid komt erop neer dat bij sociaal-medische indicatie het vermogen in de eigen woning buiten beschouwing blijft. Voor het overige vermogen (bv spaartegoeden, auto) gelden de normale draagkrachtregels van de bijzondere bijstand. Hier wordt dus het zgn. bescheiden vermogen buiten beschouwing gelaten.