Regeling vervallen per 14-07-2014

Horecastappenplan gemeente Bladel

Geldend van 14-07-2014 t/m 13-07-2014

Intitulé

Horecastappenplan gemeente Bladel

INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding

  • 1.1. Introductie

  • 1.2. Opbouw horecastappenplan

2. Juridische handhavingmiddelen

  • 2.1 Afstemming juridische handhavingmiddelen

  • 2.2 Overtredingen en handhavingmiddelen

3. Drank- en Horecawet en Horeca-exploitatievergunning

  • 3.1 Exploitatie horecabedrijf zonder vergunning

  • 3.2 Intrekking drank- en horecavergunning

  • 3.2.1 Intrekking vergunning wegens overtreding Drank- en Horecawet

  • 3.2.2 Intrekking vergunning wegens overtreding Drank- en Horecawet

  • 3.3. Intrekking horeca-exploitatievergunning

4. Terrassen

  • 4.1. Terras zonder vergunning

  • 4.2 Overtreding voorschriften terrasvergunning

5. Geluidsoverlast

6. Brandveiligheid

7. Speelautomaten

  • 7.1. Exploitatie speelautomaten zonder vergunning

  • 7.2. Overtreding vergunningvoorschriften

  • 7.3 Exploitatie van niet goedgekeurde speelautomaten

8. Wapens

9. Heling

10. Handel van drugs in een inrichting

  • 10.1. horecabedrijf, niet zijnde een coffeeshop

  • 10.2. coffeeshop

11. Sluitingsuur

  • 11.1 Sluitingsuur horecabedrijven

  • 11.2 Ontheffing sluitingsuur discogerelateerde horecabedrijven

12. Verstoring openbare orde

13. Ernstige incidenten

14. Cumulatie van incidenten

15. Wet BIBOB (Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur

  • 15.1 Algemeen

  • 15.2 Stappenplan toepassing Wet BIBOB

1 Inleiding

1.1 Introductie

De aanwezigheid van horecabedrijven in Bladel zorgt mede voor een levendig dorp. Voor vele mensen is de horeca een sociale ontmoetingsplaats. Daarnaast vervult de horeca een ondersteunen­de rol voor activiteiten zoals winkelen en diverse evenemen­ten. De horeca is een belangrijke factor in het economisch en sociaal functioneren van het dorp. Deze positieve bijdrage betekent niet dat er geen grenzen behoeven te worden getrokken ten aanzien van de ontwikkelingsmo­gelijk­heden van de horeca. Immers de exploitatie van horecabedrijven kan leiden tot aantasting van de openbare orde en een bron zijn van overlast voor de omgeving. Tevens geven het gemeentelijk jongerenbeleid en het gezondheidsbeleid grenzen aan. Met name kan dan worden gedacht aan de verkoop van alcohol aan jongeren die nog niet de wettelijke leeftijd van respectievelijk 16 en 18 jaar hebben bereikt.

Een aanpak van horecabedrijven die zich niet aan de regels houden is van belang voor de openbare orde c.q. voor een goed woon- en leefklimaat en de ontwikkelingsmogelijkheden van de bonafide horeca-inrichtingen.

In dit horecastappenplan wordt het handhavinginstrumentarium uiteen gezet. Voor een effectieve en efficiënte handhaving is een integrale benadering en samenwerking tussen de partners –politie Brabant Zuid- Oost, Milieudienst regio Eindhoven (MDRE), brandweer en gemeente - noodzakelijk. In deze notitie is aangegeven wie, wanneer, wat doet. Het doel hiervan is om enerzijds een leidraad te bieden voor functionarissen die betrokken zijn bij de handhaving van de wet- en regelgeving voor de horeca. De handleiding bevordert de praktische oriëntatie en de snelheid waarmee deze functionarissen kunnen optreden. Anderzijds biedt het horecastappenplan ook voor leidinggevenden en derden belanghebben­den meer inzicht in het bestuurs- en strafrechtelijk optreden.

Het toezicht, hoewel zeer belangrijk in de handhavingketen, wordt in dit plan buiten beschouwing gelaten. In het horecastappenplan is zoveel mogelijk aangesloten bij de eerder door het college vastgestelde handhavingstrategie 'Zo handhaven we in Brabant' die in het kader van de professionalisering van de handhaving in 2003 als strategie is vastgesteld. In overleg met de politie is echter bij een aantal overtredingen gekozen voor een ruimer handhavingregiem.

De verjaringstermijn van overtredingen wordt in het kader van dit horecastappenplan gesteld op 13 maanden. Dit betekent dat een tweede of derde overtreding binnen een periode van 13 maanden na de eerste geconstateerde overtreding dient te vallen.Het horecastappenplan zal als een beleidsregel –ingevolge artikel 4:81 van de Algemene Wet Bestuursrecht - worden vastgesteld en gepubliceerd.

1.2 Opbouw horecastappenplan

Eerst zal kort worden ingegaan op een aantal juridi­sche handha­vingmid­delen. Vervolgens wordt het handhavingsbeleid uiteengezet ten aanzien van de meest voorkomende overtre­dingen. De gegeven opsomming is daarom niet limitatief. Niet alle overtredingen uit bijvoor­beeld de Drank- en Horecawet zijn in het stappenplan opgenomen.

Niet genoemde overtredingen – dat wil zeggen overtredingen welke geen specifieke afwikkeling kennen - worden zoveel mogelijk analoog aan dit horecastappenplan afgehandeld. Overtredin­gen van bijvoorbeeld de Warenwet, de Arbo-wet blijven geheel buiten beschou­wing, omdat deze wetten door andere instanties uitgevoerd worden.

2 Juridische handhavingsmiddelen

Er worden twee categorieën handhavingmiddelen gehanteerd, te weten:

- bestuursrechtelijke middelen;

- strafrechtelijke middelen.

Bestuursrechtelijke middelen

  • A.

    Het toepassen van bestuursdwang, zoals dit is geregeld in artikel 125 van de Gemeentewet en afdeling 5.3 van de Algemene Wet Bestuursrecht;

  • B.

    Het opleggen van een dwangsom, zoals dit is geregeld in afdeling 5.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht;

  • C.

    Het overgaan tot sluiting van de inrichting overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening en /of de Drank- en Horecawet;

  • D.

    De toegang tot een ruimte ontzeggen ingevolge artikel 36 van de Drank- en Horecawet indien daar in strijd met de wet alcoholhouden­de drank wordt verstrekt;

  • E.

    Het intrekken van de vergunning of het verbinden van voorschriften aan de vergunning;

  • F.

    Het stellen van nadere eisen ingevolge de Wet milieubeheer en / of het Besluit horeca-, sport en recreatie-inrichtingen milieubeheer.

Strafrechtelijke middelen

De bestuursrechtelijke regelingen die verbods- en gebodsbepalingen bevatten bestempelen die overtredingen als een strafbaar feit. De hantering van strafrechtelijke handhavingmiddelen is geen gemeentelijke aangelegenheid. Het Openbaar Ministerie beslist over de strafvervolging.

2.1 Afstemming juridische handhavingmiddelen

De kracht schuilt soms in de combinatie van verschillende typen handhavingmiddelen. Een goede communicatie tussen de politie, het gemeentebestuur en het openbaar ministerie is daarom van essentieel belang. Strafvervol­ging en een bestuurs­rechtelijke maatregel kunnen zowel los van elkaar, gelijktijdig als na elkaar worden toegepast.

2.2 Overtredingen en handhavingmiddelen

Op de horeca is verschillende wet- en regelgeving van toepassing, die ten doel heeft kwaliteitsei­sen te stellen aan de bedrijven en haar medewerkers en de overlast van de horeca voor de woon- en leefomgeving te voorkomen en te beperken. Een aantal overtredingen en de handhaving­middelen die daarop vervolgens worden toegepast, worden hierna beschreven.

3 Drank- en horecawet en horeca-exploitatievergunning (artikel 2.3.1.2 APV)

Drank- en Horecawetvergunning

Op grond van de Drank- en Horecawet dienen ondernemers van horeca- en slijterbedrijven in het bezit te zijn van een drank- en horecavergunning. Artikel 3 van de Drank- en Horecawet verbiedt het zonder vergunning van burgemeester en wethouders uitoefenen van een horecabedrijf of een slijtersbedrijf. Deze vergunning wordt afgegeven als aan zedelijkheids- en inrichtingseisen wordt voldaan en over kennis van sociale hygiëne wordt beschikt. Wordt niet aan de eisen voldaan, dan wordt de vergunning geweigerd.

Horeca-exploitatie vergunning

Ingevolge artikel 149 Gemeentewet kan de gemeenteraad verordeningen maken in hetbelang van de gemeente. Zo kunnen verordeningen bepalingen voor alle horecabedrijven,dus ook de droge horeca, bevatten, zo lang daarmee andere belangen worden gediend dande Drank- en Horecawet nastreeft. Hier spelen immers motieven vanuit het belang van‘’openbare orde’’ en ‘’bescherming van woon- en leefklimaat’’. Zoals het aan banden leggenvan bepaalde activiteiten in vermaakcentra die overlast bezorgen of de openbare ordekunnen aantasten. Ingevolge artikel 2.3.1.2 eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Bladel is het verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning vande burgemeester.

De burgemeester weigert de vergunning indien vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met het geldend bestemmingsplan. De burgemeester kan de vergunning voorts geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid vanhet horecabedrijf. Daarbij houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straaten de wijk, waarin het horecabedrijf is of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf ende spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen staandoor de exploitatie van het horecabedrijf. Daarnaast wordt de vergunning geweigerd indienniet wordt voldaan aan de zedelijkheidseisen.

De volgende overtredingen op basis van de Drank- en Horecawet en Algemene Plaatselijke Verordening Bladel kunnen worden onderscheiden:

3.1. Exploitatie horecabedrijf zonder vergunning artikel 3 van de Drank- en Horecawet en /of artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Bladel in geval van:

  • A.

    een nieuw horecabedrijf;

  • B.

    overname van een bestaand bedrijf;

  • C.

    wijziging van de ondernemingsvorm;

  • D.

    vervallen vergunning i.v.m. tijdsverloop of afgifte vervangende vergunning.

A. Nieuw horecabedrijf zonder bijzondere omstandigheden

Bestuursrechtelijk

De leidinggevende (zie artikel 1, eerste lid van de Drank- en Horecawet) krijgt van het bevoegd bestuursorgaan, een schriftelijke aanschrijving dat de exploitatie met onmiddellijke ingang moet worden gestaakt. Indien de leidinggevende de exploitatie niet beëindigt dan wordt aan het bevoegd bestuursorgaan voor gesteld om, op grond van artikel 36 van de Drank- en Horeca­wet en /of artikel 125, eerste en /of derde lid van de Gemeentewet, mensen de toegang tot de inrichting te ontzeggen, bestuursdwang toe te passen of een dwangsom op te leggen.

Strafrechtelijk

De politie kan bij voortzetting van de exploitatie proces-verbaal opmaken en eventueel na overleg met de officier van justitie de drankvoorraad in beslag nemen. De politie informeert het bevoegd bestuursorgaan.

B. Overname bestaand bedrijf met bijzondere omstandigheden

Bij overname van een bestaand bedrijf wordt rekening gehouden met de continuïteit van het bedrijf. Uitgangspunt is dat de leidinggevende tijdig, dat wil zeggen drie maanden voor de geplande 'opening', een vergunning dient aan te vragen. Er kunnen zich echter bijzondere omstandigheden voordoen dat de nieuwe leidinggevende niet in staat is geweest om een aanvraag in te dienen. In dergelijke gevallen kan door het bevoegd bestuursorgaan een schriftelijk toestemming (gedoogverklaring) afgegeven worden. In het kader van het professionaliseringsproces van de handhaving is een gedoogstrategie (gemeentelijk gedoogbeleid) vastgesteld waarbij aansluiting dient te worden gezocht.

C. Wijziging ondernemingsvorm

De vergunninghouder heeft verzuimd om tijdig een nieuwe vergunning aan te vragen in ve­r­b­and met het wi­jzi­gen van de ondernemingsvorm.

Bestuursrechtelijk

De leidinggevende krijgt van het bevoegd bestuursorgaan, een schriftelijke aanschrijving. In deze aanschrijving wordt een termijn gesteld (in de regel twee weken) waarbinnen een vergunning­aanvraag moet worden ingediend.

Vergunningaanvraag binnen de gestelde termijn ingediend

Wanneer de leidinggevende binnen de gestelde termijn een aanvraag indient, wordt door het bevoegd bestuursorgaan beoordeeld of de leidinggevende het bedrijf mag blijven exploite­ren vooruitlopend op de vergun­ningverlening (gedoogverklaring). Geduren­de deze termijn wordt de exploitatie toegestaan. Indien geen gedoogverkla­ring wordt afgegeven dient de exploitatie van het bedrijf te worden gestaakt. Het bevoegd bestuursorgaan stelt de leidinggevende hiervan schriftelijk op de hoogte. Wanneer de leidinggevende hier geen gehoor aan geeft wordt aan het bevoegd bestuursorgaan voor gesteld om, op grond van artikel 36 van de Drank- en Horeca­wet en /of artikel 125, eerste en /of derde lid van de Gemeentewet, mensen de toegang de ruimte waarin alcoholhoudende drank wordt verstrekt te ontzeggen, bestuursdwang toe te passen of een dwangsom op te leggen.

Strafrechtelijk

Nadat de leidinggevende door het bevoegd bestuursorgaan is meegedeeld dat de exploitatie moet worden gestaakt kan de politie bij voortzetting van de exploitatie proces-verbaal opmaken en eventueel na overleg met de officier van justitie de drankvoorraad in beslag nemen. De politie informeert het bevoegd gezag.

Vergunningaanvraag niet binnen de gestelde termijn ingediend

Bestuursrechtelijk

Wanneer de leidinggevende niet binnen de gestelde termijn een nieuwe vergun­ningaanvraag heeft ingediend en de exploitatie voortzet, wordt aan het bevoegd bestuursorgaan voorgesteld om, op grond van artikel 36 van de Drank- en Horeca­wet en /of artikel 125, eerste en /of derde lid van de Gemeentewet, mensen de toegang tot de ruimte waarin alcoholhoudende drank wordt verstrekt te ontzeggen, bestuursdwang toe te passen of een dwangsom op te leggen.

Strafrechtelijk

Het bevoegd bestuursorgaan stelt de politie op de hoogte indien niet tijdig een aanvraag is ingediend. De politie kan bij het voortzetten van de exploitatie proces-verbaal opmaken en eventueel na overleg met de officier van justitie de drankvoorraad in beslag nemen. De politie informeert het bevoegd bestuursorgaan.

D. Vergunning vervalt door tijdsverloop of afgifte van een vervangende vergunning

Ingevolge artikel 33 van de Drank- en Horecawet vervalt een vergunning wanneer:

  • a.

    sedert haar verlening onherroepelijk is geworden, zes maanden zijn verlopen, zonder dat handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • b.

    gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • c.

    de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.

In het geval er gebruik gemaakt wordt van een vervallen vergunning dient hiertegen te worden opgetreden als ware er geen vergunning afgegeven.

3.2 Intrekking Drank- en Horecawetvergunning

3.2.1 Intrekking vergunning conform artikel 31 eerste lid Drank- en Horecawet

Een vergunning wordt ingetrokken conform het bepaalde in artikel 31, eerste lid indien:

  • -

    de te harer verkrijging verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als op de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

  • -

    niet langer wordt voldaan aan de ingevolge de artikelen 8 en 10 geldende eisen;

  • -

    een niet daarin vermelde persoon leidinggevende is geworden met betrekking tot de inrichting, waarop de vergunning betrekking heeft;

  • -

    zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven der vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid;

  • -

    de vergunninghouder in het in artikel 30 bedoelde geval geen melding als in dat artikel bedoeld heeft gedaan.

3.2.2 Intrekking vergunning wegens overtreding van de Drank- en Horecawet

Een vergunning kan - een en ander conform het bepaalde in artikel 31, tweede lid - worden ingetrokken indien:

a. is gehandeld in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, bedoeld in artikel 4 of artikel 23, derde lid;

Strafrechtelijk

De politie kan bij het constateren van deze overtredingen een proces-verbaal opmaken.

Bestuursrechtelijk

Daarnaast worden – na de constatering door politie of gemeente - in ieder geval de volgende stappen genomen:

Eerste overtreding

De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

Het bevoegd bestuursorgaan beslist behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om een dwangsom op te leggen. De opgelegde dwangsom wordt verbeurd en wordt ingevorderd door het bevoegd bestuursorgaan.

Derde overtreding

Het bevoegd bestuursorgaan trekt de vergunning behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden in.

b. een bij of krachtens de artikelen 2 en 13 tot en met 24 gesteld verbod of bij artikel 29, tweede lid, gesteld verbod wordt overtreden;

Extra aandacht wordt hierbij geschonken aan de overtreding van artikel 20 van de Drank- en Horecawet, waarin is aangegeven dat het verboden is bedrijfsmatig alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt alsmede waarin het verboden is bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Bij gerede twijfel dient aan de hand van een legitimatiebewijs de leeftijd te worden vastgesteld.

De vaststelling geschiedt aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht, dan wel een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen document. Om te voorkomen dat iedereen moet worden gecontroleerd is bepaald dat de leeftijd niet hoeft te worden vastgesteld van personen die duidelijk ouder zijn dan 16, respectievelijk 18 jaar. Bij een overtreding stelt de gemeente Bladel zich op het standpunt dat dit altijd leidt tot het opleggen van een boete. Herhaaldelijke overtredingen leidden tot het intrekken van de vergunning en sluiting van de inrichting.

Strafrechtelijk

De politie kan bij het constateren van deze overtredingen een proces-verbaal opmaken.

Bestuursrechtelijk

Daarnaast worden – na de constatering door politie of gemeente - in ieder geval de volgende stappen genomen:

Eerste overtreding

De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

Het bevoegd bestuursorgaan beslist behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om een dwangsom op te leggen.

Derde overtreding

Het bevoegd bestuursorgaan trekt de vergunning, behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden in. De opgelegde dwangsom wordt verbeurd en wordt ingevorderd door het bevoegd gezag.

c. het reglement bedoeld in artikel 9, eerste lid, niet wordt nageleefd.

Strafrechtelijk

De politie kan bij het constateren van deze overtredingen een proces-verbaal opmaken.

Bestuursrechtelijk

Daarnaast worden – na de constatering door politie of gemeente - in ieder geval de volgende stappen genomen:

Eerste overtreding

De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

Het bevoegd bestuursorgaan beslist behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om een dwangsom op te leggen. De opgelegde dwangsom wordt verbeurd en wordt ingevorderd door het bevoegd bestuursorgaan

Derde overtreding

Het bevoegd bestuursorgaan trekt de vergunning, behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden in.

d. in geval er sprake is van schijnbeheer.

Een vergunning wordt ingetrokken indien er sprake is van schijnbeheer. Ingevolge artikel 24 van de Drank- en Horecawet dient er altijd een leidinggevende in de inrichting aanwezig te zijn tijdens openingsuren van de inrichting voor publiek. Indien bij controle blijkt dat er geen leidinggevende aanwezig is kan hiervan door de politie een proces-verbaalgemaakt. Na twee overtredingen vastgelegd in een proces-verbaal zal de leidinggevende door het bevoegd bestuursorgaan, een schriftelijke waarschuwing krijgen. Als na twee her controles wederom geen leidinggevende aanwezig is, wordt de vergunning op grond van artikel 24, eerste lid, juncto artikel 31, eerste lid, onder a of c, het tweede lid onder b van de Drank- en Horecawet ingetrokken. De controles vinden plaats op verschillende dagen en tijdstippen en binnen een periode van drie maanden.

3.3. Intrekking van de horeca-exploitatie vergunning

Een horeca-exploitatie vergunning kan op grond van artikel 1.6 APV worden ingetrokken:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.

Indien het voornemen bestaat om een horeca-exploitatie vergunning in te trekken indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen dient het navolgende strafrechtelijk en bestuursrechtelijk scenario te worden gevolgd:

Strafrechtelijk

De politie kan bij het constateren van deze overtredingen een proces-verbaal opmaken.

Bestuursrechtelijk

Daarnaast worden – na de constatering door politie of gemeente - in ieder geval de volgende stappen genomen:

Eerste overtreding

De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

Dan beslist het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om een dwangsom op te leggen. De opgelegde dwangsom wordt verbeurd en wordt ingevorderd door het bevoegd bestuursorgaan.

Derde overtreding

Het bevoegd bestuursorgaan trekt de vergunning, behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden in.

Indien als gevolg van de exploitatie ernstige vrees bestaat voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid dan dient de exploitatie met onmiddellijke ingang te worden beëindigd, tenzij de vergunninghouder op grond van artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht een verzoek om een voorlopige voorziening indient bij de voorzieningenrechter. De exploitatie van het horecabedrijf wordt dan toegestaan tot de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening door de voorzieningenrechter.

4. TERRASSEN

Het terras maakt ingevolge de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) deel uit van de exploitatievergunning.  Een terrasvergunning wordt verleend op grond van artikel 2.3.1.2, vijfde lid van de APV. Ten aanzien van terrassen is naast deze vergunning tevens het Besluit horeca-, sport- en recreatie inrichtingen milieube­heer van toepassing. Het terras is onderdeel van de inrichting.  In het besluit zijn voorschriften opgenomen voor terrassen (paragraaf 1.1. en de voorschriften 3.4.3. sub 4 en 4.1.4.). Deze voorschriften richten zich voornamelijk op het voorkomen van (geluid)­hinder.

4.1.Terras zonder vergunning

Strafrechtelijk

De politie kan bij het constateren van een terras zonder vergunning proces-verbaal opmaken.

Bestuursrechtelijk

De constatering dat een terras wordt geëxploiteerd zonder vergunning kan uitgaan van zowel de politie als de gemeente. De leidinggevende krijgt van het bevoegd bestuursorgaan, een schriftelijke waarschuwing dat het terras binnen een bepaalde termijn dient te worden verwijderd.

Indien het terras binnen de gestelde termijn niet wordt verwijderd beslist het bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om bestuursdwang toe te passen of een dwangsom op te leggen.

Daarnaast kan door het bevoegd bestuursorgaan ook de horeca-exploitatie vergunning worden ingetrokken indien de woon- en leefsituatie of de openbare orde en veiligheid in de omgeving van het horecabedrijf op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

4.2. O vertreding voorschriften terrasvergunning

Strafrechtelijk opmaken.

De politie kan bij het constateren van overtredingen van de terrasvoorschriften een proces-verbaal opmaken.

Bestuursrechtelijk

Daarnaast worden – na de constatering door politie of gemeente - in ieder geval de volgende stappen genomen:

Eerste overtreding

De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

Het bevoegd bestuursorgaan beslist behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om een dwangsom op te leggen. De opgelegde dwangsom wordt verbeurd en wordt ingevorderd door het bevoegd bestuursorgaan.

Derde overtreding

Het bevoegd bestuursorgaan trekt de terrasvergunning, behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden in.

Bij herhaling kan het bevoegd bestuursorgaan de exploitatievergunning intrekken.

Spoedeisend karakter

Indien bij eerste constatering de veiligheid in het geding is, wordt in afwijking van het vorenstaande direct aan het bevoegd bestuursorgaan voorgesteld om spoedeisende bestuursdwang toe te passen (fysieke maatregelen treffen) en eventueel de terrasvergunning in te trekken.

5. GELUID

Een horecabedrijf kan geluidsoverlast veroorzaken. Degene die geluidsoverlast ondervindt kan een klacht indienen bij het bevoegd bestuursorgaan. Het bevoegd bestuursorgaan onderzoekt de gegrondheid van de klacht en onderneemt daartoe (zonodig) de volgende stappen:

Stap 1 Onderzoek instellen

Het bevoegd bestuursorgaan doet dossieronderzoek. Bezien wordt daarbij onder andere of er al eens een akoestisch onderzoek is uitgevoerd en of de situatie (onderwijl) is gewijzigd. Hierbij kan eventueel een indicatieve geluidsmeting worden uitgevoerd om vast te stellen of de geldende geluidsnormen worden overschreden.

Stap 2 Termijn stellen voor aanpassingen

Indien een wijziging van de inrichting of overschrijding van geluidsnormen wordt geconstateerd, wordt dit door het bevoegd bestuursorgaan besproken met de leidinggevende. Het bevoegd bestuursorgaan stelt daarbij aan de leidinggevende een termijn om geluidsreducerende maatregelen te treffen of om een akoestisch onderzoek te overleggen waaruit blijkt dat aan de geluidsnorm(en) wordt voldaan.

Stap 3 Beoordelen of de genomen maatregelen voldoende zijn

Indien de aanpassingen het gewenste resultaat hebben en er geen klachten meer zijn ingekomen sluit het bevoegd bestuursorgaan het dossier. Indien er nog steeds sprake is van overlast, gaat het bevoegd bestuursorgaan over naar stap 4.

Stap 4 Geluidsmeting en nadere eis

Namens het bevoegd bestuursorgaan wordt een geluidsmeting uitgevoerd voor het bepalen van het maximaal toelaatbare binnenniveau. Het bevoegd bestuursorgaan legt vervolgens een nadere eis op waarin onder andere een geluidsbegrenzer, welke ingeregeld moet zijn op het maximaal te produceren niveau, verplicht wordt gesteld. De geluidsbegrenzer moet worden verzegeld.

6. B RANDVEILIGHEID

De regels ten aanzien van brandveiligheid in horeca-inrichtingen vinden hun grondslag in artikel 6.1.1 e.v. Bouwverordening gemeente Bladel (BVB) en in verleende gebruiksvergunningen. In artikel 12.1 BVB zijn strafbare feiten met betrekking tot de brandveiligheidsregels omschreven.

Bestuursrechtelijke aanpak

Bij overtreding staan de volgende bestuurlijke middelen ter beschikking: verzoekbrief, zienswijze-brief, dwangsom en bestuursdwang (eventueel spoedeisend).

De bestuursrechtelijke aanpak kenmerkt zich door:

  • -

    nalevinggedrag (‘historie’ van de overtreder) wordt, naast ernst en aard van de overtreding, medebepalend voor het inzetten van sanctiemiddelen (bestuursdwang of dwangsom). Dit betekent dat bij relatief minder ernstige overtredingen toch een zwaardere sanctie (bijv. tijdelijke sluiting) kan volgen om reden van het feit dat bij 2 of 3 achtereenvolgende controles deze overtredingen zijn geconstateerd;

  • -

    snellere procedures. Indien een overtreding na een zienswijze-brief is beëindigd, wordt deze formele stap bij een volgende overtreding overgeslagen (artikel 4:11 Awb) en wordt meteen een beschikking genomen (al dan niet spoedeisend ingevolge artikel 5:24, lid 6, Awb).

Het bestuursrechtelijk beleid bij overtredingen brandveiligheid komt neer op:

Bij niet spoedeisende situaties:

  • -

    eerste overtreding en geen eerdere overtreding (geen historie): regulier handhavingprotocol wordt gevolgd waarbij indien nodig oplegging dwangsom volgt (artikel 5:32 Awb);

  • -

    tweede en / of derde en volgende overtreding: toepassing bestuursdwang ingevolge artikel 5:21 Awb (tijdelijke gehele of gedeeltelijke sluiting om de overtreding ongedaan te laten maken), zo mogelijk zonder voorafgaande zienswijze-fase (artikel 4:11 Awb).

Bij spoedeisende situaties:

Dit betreft het aantreffen van onbruikbare nooduitgangen en / of nooduitgangen die ontbreken en brandgevaarlijke versiering, of een anderszins ernstige en levensbedreigende situatie. In deze gevallen kan gezien de ernst en de mate van de overtreding overgegaan worden tot het uitoefenen van spoedeisende bestuursdwang, zoals (gedeeltelijke) sluiting van het betreffende pand. In de te volgen procedure kan het volgende onderscheid worden gemaakt.

Legalisatie (op zeer korte termijn) is mogelijk (dat wil zeggen in overeenstemming te brengen met artikel 6.1.1. van de BVB)

  • -

    bij de eerste controle wordt de overtreding geconstateerd en krijgt de exploitant een mondelinge aanzegging om de overtreding binnen een zeer korte termijn, doch uiterlijk binnen vier uur ongedaan te maken. Een en ander is afhankelijk van de te treffen voorziening naar beoordeling van de deskundige;

  • -

    er dient duidelijk aangegeven te worden welke voorzieningen er getroffen moeten worden;

  • -

    indien bij de tweede controle wordt geconstateerd dat de overtreding nog steeds voortduurt, wordt door de toezichthouder opgetreden. Dat wil zeggen de inrichting wordt (tijdelijk)gesloten totdat de voorziening is getroffen en/of de versiering wordt door de toezichthouder zelf verwijderd (of een andere maatregel).

Legalisatie (op zeer korte termijn) is niet mogelijk:

  • -

    dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien de nooduitgang helemaal ontbreekt, of een andere ingrijpende voorziening die veel tijd gaat kosten moet getroffen worden. In dat geval kan tot onmiddellijke sluiting worden overgegaan.

In beide gevallen is er echter sprake van spoedeisende bestuursdwang en wordt de beschikking achteraf gestuurd (artikel 5:24, lid 6, Awb). Bij sluiting wordt de openbare bekendmaking gebruikt, middels aanplakking op het betreffende pand.

Strafrechtelijk flankerend beleid

De strafrechtelijke aanpak is nader bepaald in overleg met politie en Openbaar Ministerie (OM). Deze aanpak bestaat uit een proces-verbaal, dat leidt tot een dagvaarding, dan wel een aangeboden transactiebedrag. De keuze tussen dagvaarding of transactie en de hoogte van het transactiebedrag (gedifferentieerd naar soort strafbaar feit met betrekking tot brandonveiligheid) worden door het OM bepaald. Door een lik-op-stuk-beleid wordt de overtreder direct op zijn gedrag aangesproken.

Het flankerend beleid bij overtredingen brandveiligheid komt neer op:

  • -

    eerste overtreding en geen eerdere overtreding (geen historie);

  • -

    tweede overtreding (blijvend na hercontrole): proces-verbaal;

  • -

    eerste overtreding en wel eerdere overtreding (historie): recidive en proces-verbaal;

  • -

    tweede overtreding (blijvend na hercontrole) en wel eerdere overtreding (historie): recidive en proces-verbaal (dagvaarding of hogere transactie).

Bevoegdheden

Medewerkers van de het Handhavingsteam zijn op functie aangewezen als toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 Awb. De aangewezen toezichthouders zijn tevens bevoegd tot uitvoering van bestuursdwang (artikel 5:27 Awb).

Samenwerking

Controles in het kader van de brandveiligheid horeca worden door het Handhavingsteam uitgevoerd. Bij integrale handhavingacties in het kader van controles brandveiligheid horeca wordt samengewerkt met andere diensten en externe instanties. Daarbij wordt, vanuit de optiek van de signaalfunctie, over-en-weer gebruik gemaakt van controle-checklisten, op basis waarvan de andere diensten (bijv. MDRE) hun specifieke handhavingtrajecten kunnen oppakken.

7. SP E E L A U T O M A TEN

De volgende overtredingen worden onderscheiden:

7.1. Exploitatie speelautomaten zonder vergunning

Voor het plaatsen van speelautomaten dient door het bevoegd bestuursorgaan een vergunning te zijn af gegeven. Blijkt bij een controle dat een speelautomaat is geplaatst zonder dat daarvoor een vergunning is afgegeven, dan maakt de politie tegen de leidinggevende een proces-verbaal op en wordt de speelautomaat in beslag genomen.

7.2. Overtreding vergunningvoorschriften

Bij overtreding wordt door het bevoegd bestuursorgaan een schriftelijke waarschuwing gedaan. Bij een volgende geconstateerde overtreding wordt door de politie een proces-verbaal opgemaakt en wordt de speelautomaat in beslag genomen.

Indien een door het bevoegd bestuursorgaan gegeven waarschuwing, niet wordt opgevolgd kan tevens bestuursdwang worden toegepast, een dwangsom worden opgelegd of de aanwezigheidsvergunning worden ingetrokken.

7.3. Exploiteren van niet goedgekeurde speelautomaten

De leidinggevende /exploitatievergunninghouder krijgt van de politie een proces-verbaal. De politie neemt de speelautomaat in beslag.

Wanneer tegen een exploitatievergunninghouder proces-verbaal wordt opgemaakt, wordt het Nederlands Meetinstituut (NMi) op de hoogte gebracht.

8. WAPENS

Bij overtreding van de Wet Wapens en Munitie in de inrichting worden in ieder geval de volgende stappen genomen:

Eerste overtreding

De politie maakt een proces-verbaal op van de overtreding. De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

De politie maakt wederom een proces-verbaal op van de overtreding. Indien er sprake is van het stelselmatig voorhanden hebben van een vuurwapen in de inrichting, waardoor verstoring van de openbare orde wordt verondersteld beslist, na advies van de politie, het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de inrichting op grond van artikel 2.3.1.5 van de APV tijdelijk te sluiten voor een periode van 3 maanden.

Derde overtreding en volgende overtredingen

De stap vermeld onder de tweede overtreding wordt telkenmale herhaald, met dien verstande dat de inrichting wordt gesloten voor een periode van 6 maanden.

Wanneer redelijkerwijs verwacht mag worden dat het van kracht blijven van de Drank- en Horecavergunning of de horeca-exploitatie vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid, dan beslist, na advies van de politie, het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de vergunning op grond van artikel 31, eerste lid onder d, van de Drank- en Horecawet in te trekken. Een horeca-exploitatie vergunning wordt ingetrokken op grond van artikel 1.6 van de APV.

Bij overtreding van de Wet Wapens en Munitie in de inrichting door de ondernemer zelf wordt direct tot stap 2 (tweede overtreding) overgegaan.

Indien er sprake is van een ernstig incident en /of ernstige verstoring van de openbare orde dan wel dreigende ernstige verstoring van de openbare orde dan kan door het bevoegd bestuursorgaan direct tot sluiting van de inrichting en /of het intrekken van de Drank- en Horecavergunning, exploitatievergunning worden besloten. Het horecastappenplan is in zodanig geval niet van toepassing. De duur van de sluiting van de inrichting is gesteld op maximaal 12 maanden.

9. HELING

Eerste overtreding

De politie maakt een proces-verbaal op van de overtreding. De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

De politie maakt wederom een proces-verbaal op van de overtreding. Na advies van de politie, beslist het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de inrichting op grond van artikel 2.3.1.5 van de APV tijdelijk te sluiten voor een periode van 3 maanden.

Derde overtreding en volgende overtredingen

De stap vermeld onder de tweede overtreding wordt telkenmale herhaald, met dien verstande dat de inrichting wordt gesloten voor een periode van 6 maanden.

Wanneer redelijkerwijs verwacht mag worden dat het van kracht blijven van de Drank- en Horecavergunning of een geldend verlof verleend op basis van de Drank- en Horecaverordening of de horeca-exploitatie vergunning, gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid, dan beslist, na advies van de politie, het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de Drank-en Horecavergunning op grond van artikel 31, eerste lid onder d, van de Drank- en Horecawet in te trekken.

Een horeca-exploitatie vergunning wordt ingetrokken op grond van artikel 1.6 van de APV. Indien er sprake is van een ernstig incident en /of ernstige verstoring van de openbare orde dan wel dreigende ernstige verstoring van de openbare orde dan kan door het bevoegd bestuursorgaan direct tot sluiting van de inrichting en /of het intrekken van de Drank- en Horecavergunning, horeca-exploitatie vergunning of het nog geldende verlof worden besloten. Het horecastappenplan is in zodanig geval niet van toepassing. De duur van de sluiting van de inrichting is gesteld op maximaal 12 maanden.

10. HANDEL VAN DRUGS IN EEN INRICHTING

In dit hoofdstuk wordt onder de handel van hard- en softdrugs verstaan het verkopen afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben. Het gebruiken, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, aanwezig hebben of vervaardigen van hard- en softdrugs gelijkgesteld met de handel in hard- of sofdrugs.

Indien uit onderzoek van de politie blijkt dat er sprake is handel van hard- of softdrugs in een horeca-inrichting, niet zijnde een coffeeshop, wordt bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk opgetreden.

10.1. Horecabedrijf, niet zijnde een coffeeshop

Softdrugs, zoals bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet

Indien de handel in softdrugs wordt vastgesteld door de politie worden de volgende stappen genomen:

Eerste overtreding

De politie maakt een proces-verbaal op. De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

De politie maakt een proces-verbaal op. Na advies van de politie beslist het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de inrichting te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet of artikel 2.3.1.5 van de APV. De duur van de sluiting wordt gesteld op 6 maanden. Indien door deze maatregel de leidinggevende niet meer voldoet aan de eisen uit het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999 (zie in het bijzonder artikel 5) dan beslist het bevoegd gezag behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de Drank- en Horecavergunning en de exploitatievergunning in te trekken.

Derde overtreding

De stap vermeld onder de tweede overtreding wordt herhaald met dien verstande dat de sluitingstermijn wordt gesteld op 12 maanden.

Vierde overtreding

De stap vermeld onder de tweede overtreding wordt herhaald met dien verstande dat de inrichting definitief wordt gesloten.

Harddrugs, zoals bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet

Indien er sprake is van een vermoeden van handel in harddrugs krijgt de leidinggevende van het bevoegd bestuursorgaan een schriftelijke waarschuwing, tenzij na overleg met het openbaar ministerie hiervan dient te worden afgezien. .

Indien de handel in drugs wordt vastgesteld door de politie worden de volgende stappen genomen:

Eerste overtreding

Indien de handel in harddrugs wordt vastgesteld krijgt de leidinggevende van de politie een proces-verbaal. Na advies van de politie beslist het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de inrichting te sluiten op grond van artikel 13b Opiumwet of artikel 2.3.1.5 van de APV.

De duur van de sluiting van de inrichting wordt gesteld op 6 maanden. Indien door deze maatregel de leidinggevende niet meer voldoet aan de eisen uit het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999 (zie in het bijzonder artikel 5) dan beslist het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de Drank- en Horecavergunning en de exploitatievergunning in te trekken

Tweede overtreding

De stap vermeld onder de eerste overtreding wordt herhaald met dien verstande dat de sluitingstermijn van de inrichting wordt gesteld op 12 maanden.

Derde overtreding

De stap vermeld onder de eerste overtreding wordt herhaald met dien verstande dat de inrichting definitief wordt gesloten.

10.2. Coffeeshop

Vestiging coffeeshop

Indien een coffeeshop wordt gevestigd in strijd met het beleid ten aanzien van coffeeshops dan wordt de leidinggevende eerst schriftelijk gewaarschuwd door het bevoegd bestuursorgaan. Indien geen gehoor wordt gegeven aan de schriftelijke waarschuwing dan wordt de inrichting definitief gesloten.

11. SLUITINGSUUR

11.1 Sluitingsuur horecabedrijven

Het sluitingstijdstip is geregeld in artikel 2.3.1.4 van de APV. Bij overtreding van het sluitingstijdstip kan de burgemeester op grond van artikel 2.3.1.5 van de APV bevelen tot tijdelijk andere dan de in artikel 2.3.1.4 van de APV genoemde sluitingsuren of tijdelijk algehele sluiting van de inrichting bevelen.

Eerste overtreding

De politie maakt een proces-verbaal op van de overtreding. De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan uitgenodigd voor een gesprek en schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

De politie maakt een proces-verbaal op van de overtreding. Na advies van de politie beslist het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om een dwangsom op te leggen om te waarborgen dat de inrichting niet nogmaals na het in de APV vastgestelde sluitingsuur voor bezoekers geopend is.

Derde overtreding

De politie maakt een proces verbaal op van de overtreding. De opgelegde dwangsom wordt verbeurd en wordt ingevorderd door het bevoegd bestuursorgaan. Tevens beslist het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de inrichting op grond van artikel 2.1.3.5. van de APV tijdelijk te sluiten voor een periode van 3 maanden. Er wordt een dwangsom opgelegd om te waarborgen dat de inrichting niet geopend is gedurende de periode dat zij feitelijk tijdelijk gesloten is.

Vierde overtreding

De politie maakt een proces verbaal op van de overtreding. De opgelegde dwangsom wordt verbeurd en wordt ingevorderd door het bevoegd bestuursorgaan. Het bevoegd bestuursorgaan beslist behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de inrichting op grond van artikel 2.1.3.5 van de APV tijdelijk te sluiten voor een periode van 12 maanden. Er wordt een dwangsom opgelegd om te waarborgen dat de inrichting niet geopend is gedurende de periode dat zij feitelijk tijdelijk gesloten is.

11.2 Ontheffing sluitingsuur discogerelateerde horecabedrijven

Met betrekking tot de op grond van artikel 2.3.1.5. APV aan een discogerelateerde horecabedrijf verleende ontheffing van het in artikel 2.3.1.4 APV vastgestelde sluitingsuur tot 03.00 uur voor de nacht van zaterdag op zondag geldt het volgende sanctiebeleid.

Eerste overtreding

De politie maakt proces verbaal op van de overtreding. De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan uitgenodigd voor een gesprek en schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

De politie maakt een proces verbaal op van de overtreding. Het bevoegd bestuursorgaan trekt de verleende ontheffing voor de duur van 1 maand in. Het bevoegd bestuursorgaan beslist behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om een preventieve dwangsom op te leggen om te waarborgen dat bij het ontbreken van een ontheffing de inrichting toch geopend is na het vastgestelde sluitingsuur.

Derde overtreding

De politie maakt een proces verbaal op van de overtreding. Het bevoegd bestuursorgaan trekt de verleende ontheffing voor de duur van 3 maanden in. Het bevoegd bestuursorgaan beslist behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om een preventieve dwangsom op te leggen om te waarborgen dat bij het ontbreken van een ontheffing de inrichting toch geopend is na het in de APV vastgestelde sluitingsuur.

Vierde overtreding

De politie maakt een proces verbaal op van de overtreding. Het bevoegd bestuursorgaan trekt de verleende ontheffing definitief in. Het bevoegd bestuursorgaan beslist behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om een preventieve dwangsom op te leggen om te waarborgen dat bij het ontbreken van een ontheffing toch bezoekers worden toegelaten na het in de APV vastgestelde sluitingsuur.

12. VERSTORING OPENBARE ORDE

Indien ten gevolge van de exploitatie van een inrichting de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid in of nabij deze inrichting wordt verstoord, of dit op voorhand redelijkerwijs mag worden aangenomen worden op grond van de Gemeentewet, de APV en /of de Drank- en Horecawet de volgende stappen genomen.

Eerste overtreding

De politie maakt een proces-verbaal op van de overtreding. De leidinggevende wordt door het bevoegd bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

Tweede overtreding

De politie maakt wederom een proces-verbaal op van de overtreding. Na advies van de politie beslist het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de inrichting op grond van artikel 2.1.3.5 van de APV tijdelijk te sluiten voor een periode van 3 maanden.

Derde overtreding

De stap vermeld onder de tweede overtreding wordt herhaald, met dien verstande dat de inrichting wordt gesloten voor een periode van 6 maanden.

Daarnaast beslist, na advies van de politie het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de vergunning ingevolge artikel 31, eerste lid onder d van de Drank-en horecawet in te trekken.

Tevens kan worden overwogen om de horeca-exploitatie vergunning in te trekken op basis van artikel 1.6 APV.

Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer

In het besluit zijn een aantal (kapstok)artikelen opgenomen in het kader van de openbare orde, bijvoorbeeld de voorschriften onder 1.8.1., 3.4.2., 3.4.3. en 4.1.4.

13. ERNSTIGE INCIDENTEN

Indien er sprake is van een ernstig incident en /of ernstige verstoring van de openbare orde dan wel dreigende ernstige verstoring van de openbare orde dan kan door het bevoegd bestuursorgaan direct tot sluiting van de inrichting en /of het intrekken van de Drank- en Horecavergunning, horeca-exploitatie vergunning worden besloten. Het horecastappenplan is dan niet van toepassing. De duur van de sluiting van de inrichting is gesteld op maximaal 12 maanden.

Ingevolge artikel 174 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. De burgemeester is bevoegd bij de uitoefening van het toezicht de bevelen te geven die voor de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn. De burgemeester is eveneens belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het hierboven vermelde toezicht.

14. CUMULATIE VAN INCIDENTEN

Bij een cumulatie van incidenten, zoals omschreven in de hoofdstukken 4, 8, 9, 10, 11, 12, en 13 , in of in de nabijheid van de inrichting met een zodanige negatieve invloed op de omgeving dat de openbare orde en /of het woon- en leefklimaat in ernstige mate wordt aangetast, worden de afzonderlijke stappen per incident niet meer gevolgd.

Indien de leidinggevende al in een eerder stadium schriftelijk of mondeling is gewaarschuwd dan beslist het bevoegd bestuursorgaan, behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden om de inrichting ingevolge artikel 2.3.1.5 van de APV te sluiten. Afhankelijk van de ernst van de gepleegde feiten wordt de duur van de sluiting op maximaal 12 maanden gesteld.

Afhankelijk van de ernst van de gepleegde feiten zal het bevoegd bestuursorgaan behoudens (zeer) bijzondere omstandigheden Drank-en Horecavergunning, de horeca-exploitatie vergunning intrekken.

15. Wet BIBOB (Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur)

15.1. Algemeen

De huidige wetgeving biedt gemeenten niet voldoende houvast bij het voorkomen van ongewilde facilitering van illegale praktijken. Er ontbreekt een effectief middel ter bescherming van de integriteit van bestuursorganen. De inmiddels in werking getreden Wet BIBOB en het daaraan gekoppelde besluit BIBOB brengen hierin verandering. In bepaalde aangewezen sectoren –waaronder de horecasector- kunnen overheidsbesturen gebruik maken van een extra weigerings- en intrekkingsgrond. Indien gevaar bestaat dat criminele activiteiten mogelijk worden gemaakt met behulp van overheidsmiddelen, kan een bestuursorgaan op basis van de Wet BIBOB besluiten een bepaalde beschikking (vergunning of subsidie) niet te verlenen of in te trekken.

Het BIBOB-instrumentarium moet worden gezien als een aanvullend middel. Eerst dienen dus de eigen en open bronnen te worden geraadpleegd en de mogelijkheden van reeds bestaande weigerings- en intrekkingsgronden te worden onderzocht, voordat gebruik wordt gemaakt van de Wet BIBOB.

Wanneer gebleken is dat deze niet toereikend zijn en daardoor het misbruik niet kan worden voorkomen, zal toepassing van de Wet BIBOB de logische volgende stap zijn.

Alvorens een besluit genomen wordt op basis van deze wet dient het door het Ministerie van Justitie opgerichte Bureau BIBOB geraadpleegd te worden. Op basis van een diepgaand bronnenonderzoek levert dit bureau kwalitatief hoogwaardige en duidelijke adviezen over het gevaar dat de vergunning of subsidie gebruikt zal worden voor criminele doeleinden. Bestuursorganen kunnen de adviezen gebruiken voor de onderbouwing van hun besluiten.

In artikel 3 van de Wet BIBOB is de bevoegdheid tot weigeren of intrekken neergelegd:

1. Voorzover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

  • a.

    uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

  • b.

    strafbare feiten te plegen.

2. Voorzover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, betreft, wordt de mate van het gevaar vastgesteld op basis van:

  • a.

    eiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a,f

  • b.

    ingeval van vermoeden de ernst daarvan,

  • c.

    de aard van de relatie, en

  • d.

    de grootte van de verkregen of te verkrijgen voordelen.

3. Voorzover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, betreft, wordt de mate van het gevaar vastgesteld op basis van:

  • a.

    feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die zijn gepleegd bij activiteiten die overeenkomen of samenhangen met activiteiten waarvoor de beschikking wordt aangevraagd dan wel is gegeven,

  • b.

    ingeval van vermoeden de ernst daarvan,

  • c.

    de aard van de relatie, en

  • d.

    het aantal van de gepleegde strafbare feiten.

4. De betrokkene staat in relatie tot strafbare feiten als bedoeld in het tweede en derde lid, indien:

  • a.

    hij deze strafbare feiten zelf heeft begaan;

  • b.

    hij direct of indirect leiding geeft dan wel heeft gegeven aan, zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over of vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan een rechtspersoon in de zin van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht die deze strafbare feiten heeft begaan, of

  • c.

    een ander deze strafbare feiten heeft gepleegd en deze persoon direct of indirect leiding geeft dan wel heeft gegeven aan, zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over, vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, of in zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.

5. De weigering dan wel de intrekking, bedoeld in het eerste lid, vindt slechts plaats indien deze evenredig is met:

  • a.

    de mate van het gevaar, en

  • b.

    voor zover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, betreft, de ernst van de strafbare feiten.

6. Een zelfde bevoegdheid tot weigering dan wel intrekking als bedoeld in het eerste lid hebben bestuursorganen, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd. De weigering dan wel intrekking vindt slechts plaats, indien deze ten minste evenredig is met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit.

7. Voor zover uit het advies van het Bureau blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, kan het bestuursorgaan bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijke gevaren.

Voorts is van belang het in artikel 4 gestelde.

Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 30, derde lid, wordt de weigering van betrokkene, niet zijnde de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer, om een formulier als bedoeld in artikel 30, eerste lid, volledig in te vullen, aangemerkt als ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid. Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing, indien de betrokkene, niet zijnde de gegadigde, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer, weigert aanvullende gegevens te verschaffen in het geval, bedoeld in artikel 12, derde lid.

Ingevolge artikel 28 is een ieder die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij deze wet gegeven voorschrift mededelingen toelaat.

Ingevolge artikel 30 worden in de formulieren die dienen voor het aanvragen van een beschikking of die worden gebruikt in het kader van een aanbesteding, vragen opgenomen die erop gericht zijn het Bureau BIBOB in staat te stellen het onderzoek naar feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3, tweede , derde en zesde lid, uit te voeren.

De vragen omvatten in ieder geval die naar:

  • a.

    de naam, het adres en de woonplaats of plaats van vestiging van de aanvrager of gegadigde;

  • b.

    de naam, het adres en de woonplaats van de persoon die het formulier namens de aanvrager of gegadigde invult;

  • c.

    het nummer van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

  • d.

    de rechtsvorm van de aanvrager of gegadigde;

  • e.

    de handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager of gegadigde gebruik maakt of heeft gemaakt;

  • f.

    de natuurlijke personen of rechtspersonen die, voor zover van toepassing:

    • 1e direct of indirect leiding geven leiding geven of hebben gegeven aan betrokkene;

    • 2e direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad over betrokkene;

    • 3e direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan betrokkene;

    • 4e onderaannemer van betrokkene zijn;

  • g.

    de wijze van financiering.

Het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanbestedende dienst, verzoekt de betrokkene tevens om invulling van bedoelde formulieren, indien om advies wordt gevraagd met het oog op een beslissing ter zake van de intrekking van een subsidie of vergunning, onderscheidenlijk de ontbinding van een overeenkomst inzake een overheidsopdracht.

Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt –ingevolge artikel 31- de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de in artikel 15, eerste lid, bedoelde termijn, vermeerderd met de duur van de eenmalige verlenging, bedoeld in artikel 15, derde lid.

Het bestuursorgaan dient betrokkene te informeren dat het om een advies heeft verzocht, aldus artikel 32.

Ingevolge artikel 33 stelt het bestuursorgaan voordat het een voor de betrokkene negatieve beslissing neemt op grond van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, dan wel op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 3, zesde lid, de betrokkene in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen. Indien het bestuursorgaan een beschikking geeft, is in elk geval de persoon die in de beschikking wordt genoemd tot een belanghebbende in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Dienovereenkomstig worden de artikelen 27 en 31 van de Drank- en horecawet gewijzigd en artikel 7a van de Opiumwet.

15.2 Stappenplan toepassing Wet BIBOB

Eerste stap

Door politie en /of gemeente wordt geconstateerd dat er gevaar aanwezig is dat de afgegeven Drank- en horecavergunning mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten dan wel voor het plegen van strafbare feiten, of bij de politie en /of de gemeente bestaat een redelijk vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde vergunning dan wel reeds afgegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

Door het bevoegd bestuursorgaan wordt beoordeeld of de weigerings- c.q. intrekkingsgronden van de Drank- en horecavergunning zoals vermeld in de hoofdstukken 1 tot en met 14 van het stappenplan toegepast dienen te worden. Zo ja dan behoeft het BIBOB-instrumentarium niet toegepast te worden. Zo nee, dan kan het BIBOB-instrumentarium uitkomst bieden.

Tweede stap

Het bevoegd bestuursorgaan geeft een opdracht aan Bureau BIBOB om een onderzoek in te stellen naar de aanvrager van een vergunning c.q. leidinggevende van een horeca-inrichting. Het mag hiervoor gebruik maken van informatie uit politie- en justitieregisters, gegevens van de Belastingdienst, de Kamers van Koophandel en Rijksinspecties. Met de resultaten uit dit onderzoek zal het bureau een advies formuleren over het gevaar dat met de afgifte van de gevraagde beschikking, criminele activiteiten worden gefaciliteerd. Het bestuursorgaan kan dit advies gebruiken als motivering van de beslissing.

Derde stap

Het bevoegd bestuursorgaan neemt een beslissing, op grond van de bevindingen van Bureau BIBOB, de politie en de betrokken gemeentelijke afdelingen. De gevraagde beschikking wordt verleend of geweigerd, de reeds afgegeven beschikking al of niet ingetrokken. Ingevolge artikel 3 lid 7 kunnen er ook voorschriften aan de beschikking worden verbonden. Het bevoegd bestuursorgaan dient te kunnen aantonen dat de toepassing van het BIBOB-instrument proportioneel is. Dat wil zeggen dat het BIBOB-instrument in juiste verhouding dient te staan tot het belang van de gevraagde beslissing.